Boeiend tijdsdocument
over Leidse studentenwereld
Gereed
schap
„Ik ben met mijn volk geweest in deze tijd
Daar waar zich mijn volk bevond - Tot zijn verdrief'
C&idaetSotvuwt
HET DAGBOEK VAN NICOLAAS BEETS
Kunnen Zeevaartschool en
Sociale Academie onder één dakjj
PRISMA
II
I
I'
1
BOEKEN
VRIJDAG 3 FEBRUARI 1984PAGINpC
lus
,OS
De bijzonder mooie reeks lite-
rair-historische informatie, die
uitgegeven wordt door het Ne
derlands Letterkundig Mu
seum onder de verzamelnaam
„Achter het boek", is verrijkt
met een editie van het dag
boek van Nicolaas Beets, die
bekend werd als Hildebrand,
de auteur van een van de wei
nige werkelijk klassieke wer
ken in onze literatuur, de „Ca
mera Obscura". Dit dagboek is
bijgehouden van 1833-1836, ja
ren waarin hij in Leiden theo
logie studeerde.
Een dagboek is doorgaans veel
meer dan een weergave van
persoonlijke ervaringen. Het
lezen van al die dagelijkse no
tities geeft natuurlijk veel in
zicht in wat een persoon, die
een schrijver van aanzien
werd. heeft bewogen, bezigge
houden en gestimuleerd. Daar
ligt in dit Beets-dagboek in
hoge mate het accent op. Heel
aardig is echter, dat de Leidse
studentenwereld van die da
gen (die vele literatoren van
naam voortbracht, die in de
schoolboeken en de historie
een grote rol spelen) op een
ADVERTENTIE,
BI) DE BOEKHANDEL
VAN DE MAAND
FEBRUARI
WAT U NODIG HEBT
VOOR
DOE-HET-ZELF KARWEITJES
ALLEEN
DEZE MAANP
heel nieuwe manier aandacht
krijgt. De lezer van het dag
boek maakt mee hoe de jonge
student, Beets, kennis maakt
met mensen als Kneppelhout,
Bakhuizen van den Brink,
Aernout Drost, Jan Pieter
Heye, Isaac da Costa, zodat al
deze historische gestalten uit
de dagboekaantekeningen tot
leven komen.
Zo moet Nicolaas Beets, die als
Haarlemse apothekerszoon op
negentienjarige leeftijd in 1833
in Leiden aankomt voor zijn
universiteitsstudie, een vers
schrijven als onderdeel van
zijn ontgroening. Het onder
werp daarvan is „Bilderdijk"
en de rijmwoorden voor dit
vers worden voorgeschreven.
Ze zijn bedacht door „den
Theol Candidaat Van de Lin
de", de man die tijdens Hilde-
brands eerste studiejaar om
amoureuze en financiële peri
kelen uit Leiden het veld moet
ruimen, waarna hij naar Enge
land vertrekt, om later bekend
te worden als de humoristische
dichter De Schoolmeester.
In deze jaren is Beets heel in
tensief bezig met de Engelse
romantische dichter pur sang,
Lord Byron, voor wie hij een
geweldige bewondering ont
wikkelt. Veel van de dagelijk
se notities beslaan slechts en
kele regels en vaak komt de
naam van Byron daarin voor:
„Weder drukproeven van de
Byronniana", of (in juni 1835):
„Eerste drukproef van de By
ronniana. Kinderachtig ge
luk". De Byronniana zijn door
hem voor een bloemlezing ge
kozen gedichten van Lord By
ron.
Boeiend is ook het dagelijks le
ven van een student uit die
tijd, zoals je dat kunt aflezen
uit deze pagina's. Leiden telde
toen zo'n zeshonderd studen
ten. het wereldje was beperkt
tot de stad, die nog in de
avond werd afgesloten, als de
stadspoorten dicht gingen. De
volgende morgen was de stad
weer open, 's nachts kon je er
niet uit. De studenten volgden
college in de ochtend, van acht
uur tot het middaguur. Daarna
ging men ter sociëteit, waar
het middagmaal om een uur of
drie werd genuttigd. Later in
de middag ging men naar huis
om te studeren of om „zich te
kleden teneinde bij de hoogle
raar op de thee te gaan". Ver
der vertier vond men in de
schouwburg, het aloude thea
tertje aan de Oude Vest, dat
nu nog de Leidse Schouwburg
heet. Naargelang de herkomst
van het gezelschap dat er een
voorstelling bracht, werd het
toen ook wel de Fransche of
de Hollandsche Schouwburg
genoemd. Ideaal was het thea
tertje ook toen niet, Beets uit
enige wrevel over het gebouw
in zijn wat pikante aanteke
ning van donderdag 5 juni
1834, als hij de uitvoering van
Racine's drama „Phedra" daar
heeft gezien. Hij schrijft: „Me
vrouw Muller, geb. Wester
man vervulde uitmuntend de
titelrol. Een schoone, slanke
figuur voor de hooge tragedie.
Stellig had ik met Knep
pelhout Mevr. Muller ons com
pliment gaan maken, hadden
wij niet geweten, dat in deze
Leidschen Schouwburg de ge
legenheid tot zoo iets zoo aller
slechtst is ingericht".
Beets vermaakt zich verder in
Nicolaas Beets, Hildebrand, de
schrijver van „Camera Obscu
ra".
de omgeving van Leiden, waar
hij over de Rijn roeit en daar
heel genoeglijke uren door
brengt in de Rijnse Kom bij de
Haagsche Schouw, een plekje
waar menig student verloren
uurtjes vulde. Ook heeft hij al
leraardigste notities in zijn
dagboek staan over de augus
tusdagen van 1935, wanneer
hij een vakantie doorbrengt in
Nijmegen en daar mooi schrijft
over een tocht naar Cleve en
een verblijf in het heuvelach
tige plaatsje Beek.
Deze dagboekuitgave eindigt
met een notitie uit Heiloo, de
allerlaatste bijdrage, daterend
van dinsdag 21 juni 1936. Beets
hoopt daar een paar weken te
vertoeven, hij zal daar logeren
ten huize van een studie
vriend. Dat leidt tot de relatie
met de zuster van deze vriend,
de jonge freule Aleide van Fo-
reest, met wie Beets vier jaar
later in het huwelijk zal tre
den. Het is wellicht niet zon
der diepere betekenis, dat zijn
dagboek op het moment van
die ontmoeting wordt afgeslo
ten.
In de gewetensvolle, uiterst
verzorgde en fraai toegelichte
en geïllustreerde uitgave van
het Letterkundig Museum (on
der verantwoordelijkheid van
Peter van Zonneveld) is dit
Nicolaas Beets-dagboek veel
meer dan een interessant lite
rair document. Deze uitgave
is een belangrijke bijdrage tot
onze kennis en ons beeld van
de negentiende eeuwse litera
tuur en de wijze van leven
van personen van gegoede af
komst in toenmalige studen
tenjaren. Een beeld ook van
een stad vol literair leven, zo
als Leiden geweest is.
JAN VERSTAPPEN
„Het dagboek van de stu
dent Nicolaas Beets 1833-
1836", uitgave in de reeks
„Achter het Boek" van het
Nederlands Letterkundig
Museum. Uitgegeven, inge
leid en toegelicht door Peter
Zonneveld.
„Een zeevaartschool samen
met een opleiding voor wel
zijnswerk kan misschien de
vondst van de iaren '80 wor
den, maar ik heb mijn twijfels.
Als je daarentegen bijvoor
beeld een hts, een laboratori-
umschool, een zeevaartschool
en een heao onder één dak
brengt, dan verruim je ontzet
tend de keuzemogelijkheden
van de studenten".
Aan het woord is ex-onder
wijsminister Pais in het boek
„25 jaar onderwijsbeleid in
beeld gebracht", dat deze
week door de HBO-raad is uit
gebracht ter gelegenheid van
het afscheid van zijn voorzit--
ter, dr. Th. Stoelinga.
De uitspraak van de voormali
ge onderwijsminister uit het
VVD-kamp is erg actueel, ge
zien de plannen van minister
Deetman voor schaalvergro
ting, taakverdeling, en concen
tratie in het Hoger Beroeps
Onderwijs. In het kort komt
die operatie erop neer, dat er
fors gesaneerd moet worden in
het totaal van 413 HBO-instel-
lingen, zodat er uiteindelijk
veel minder, maar in omvang
veel grotere HBO-instellingen
overblijven. Dat moet gebeu
ren via samenvoeging van ge
lijke en aan elkaar verwante
opleidingen en door meer be
stuurlijke samenwerking tus-.
sen HBO-instellingen. Ge
streefd wordt naar HBO-scho-
len met zo'n tweeduizend stu-
.denten, in elk geval niet-
minder dan 600 studenten. Die
ingrijpende reorganisatie zal
worden gecoördineerd door de
HBO-raad en het is dus niet zo
verwonderlijk dat een aantal
daartoe uitgenodigde (ex-) on
derwijsministers (Deetman,
Van Kemenade en Pais) ruime
aandacht schenkt aan de toe
komst van het HBO.
Minister Deetman ziet de
schaalvergroting voor het
HBÖ als noodzaak om in het
gezelschap van universiteiten
en hogescholen serieus geno
men te worden: „Voor het Ho
ger Beroepsonderwijs is
schaalvergroting een voor
waarde om een gelijkwaardige
plaats in het Hoger Onderwijs
in de nemen". Een grotere om
vang van de HBO-instellingen,
liefst met meer opleidingen
onder één dak, geeft de stu
denten meer kansen en boven
dien kan soepeler gereageerd
worden op de eisen die de
^maatschappij (het bedrijfsle
ven) aan een beroepsopleiding
'stelt.
Pais is het wat dat betreft vol
komen met de huidige be
windsman eens: „Op die ma
nier ontstaat er ook een goede
uitgangspositie om samenwer- richting van het gehele H&erui
kina tP 7nol/on mo» per, nni. r\1
king te zoeken met een
versiteit of een andere hoge
school. Dan kun je landelijk
taken verdelen en hoef je niet
overal het wiel uit te vinden".
Pais deelt overigens nog een
waarschuwing uit naar de re
gerende minister Deetman: hij
moet oppassen met zijn bezui
nigingswoede als het om het
Hoger Onderwijs gaat: „Een
land met hoge cultuur en
technologische ontwikkeling
kan niet ongestraft snoeien op
het Hoger Onderwijs". Het
HBO is van grote waarde als
het gaat om de bevordering
van de economische groei,
vindt Pais.
Parallel aan de taakverde
lingsoperatie in het HBO loopt
de discussie over de wettelijke
status van deze sector. Nog al
tijd is het HBO wettelijk on
dergebracht bij....de Wet op
het Voortgezet Onderwijs. Een
ontwerp HBO-wet werd al in
'81 door minister Pais inge
diend, maar wacht nog steeds
op goedkeuring van het parle
ment. In zijn bijdrage zegt Pais
weinig begrip te hebben voor
het feit dat bijna drie jaar (en
drie kabinetten) later de HBO-
wet nog steeds niet van kracht
is. Het wetgevingsproces zou
naar zijn opvatting versneld
moeten worden. Ook andere
schrijvers in de HBO-publika-
tie wjjzen op de veel te trage
gang van onderwijsvernieu
wingen, vooral als daarvoor
een wet gemaakt moet wor
den. Anders is de kans groot
dat een wet alweer verouderd
is als zij wordt ingevoerd.
Oud-minister Van Kemenade
schenkt in zijn bijdrage veel
aandacht aan net ontstaan van
één stelsel van Hoger Onder
wijs, waarbij het WO en HBO
bij elkaar worden gevoegd.
Een afzonderlijke HBO-wet
beschouwt hij weliswaar als
een belangrijke verbetering
van de huidige situatie „maar
ook dan zou het Hoger Onder
wijs nog steeds bestaan uit
twee gescheiden stromen met
alle nadelen van dien".
De „wellicht meest ingrijpende
ontwikkeling" in het Neder
landse Hoger Onderwijs vindt
Van Kemenade de oprichting
van de Open Universiteit.
„Een geheel nieuwe dimensie
in het Hoger Onderwijs" zo is
zijn inschatting. Hij doelt daar
mee op het feit dat de Open
universiteit (met een poten
tieel van maar liefst 40.000 stu
denten) een onderwijsaanbod
presenteert, waarbij de gren
zen tussen Wetenschappelijk
Onderwijs en HBO al niet
meer te trekken zijn. De Open
Universiteit kan, onderwijs
kundig gezien, als voorbeeld
dienen voor de toekomstige in-
Onderwijs.
Populaire versie
sche
n(
n
Naast het boek „25 jaar on<^s
wijsbeleid in beeld gebrai^ er
heeft de HBO-raad het aan^c
durfd nog een tweede, nLr t
populaire versie te prese^rce
ren: „Hoger Beroepsonder|m e
in woord en beeld". Het eeLrt>j
genoemde boek gaat volgre
over het onderwijsbeleid eL
gevuld met bijdragen van pL^ t
tici en onderwijsdeskundig
Enige voorkennis van de ge
teresseerde lezer is hier l..
vereist. 17
„HBO in woord en beeld
daarentegen volgeschrei
door journalisten en behan<
in goed lopende artikelen f~
groot aantal onderwerpen I
het HBO raken: studiekei
de arbeidsmarkt voor afgel
deerden, emancipatie, het F
centschap, het studentenlel
en nog veel meer. De ruim
pagina's zijn gevuld met
beste artikelen uit het maai
blad HBO-journaal, een van
betere tijdschriften in dit gprvc
re. Niet alleen analyses en
schouwingen, maar ook levj
dige reportages en intervi^HC
bieden een aardig overziud'
van datgene wat zich in
rondom deze onderwijssec
afspeelt en heeft afgespejl
De lezer hoeft niet te vreiggj
voor een saaie artikelenreé
waar het vreemde woordt^
boek en een acroniemen! v(
uitkomst moeten bieden. „j
De honderden studierichr
gen maakt het HBO tot <an
van de boeiendste sectoi^(-
van ons onderwijsbestel,
wordt in het voorwoord
dit boek gesteld. De meeste
tikelen, die in „HBO in wol i
en beeld" zijn opgenomen, ifu*
ken die uitspraak waar. Ij
boek is bovendien verluchtLesi,
met vele foto's en rake <\,ec|
toons. Een aanrader voor dn
dereen die zich betrokl^arr
weet bij, of geïnteresseerd i%en<
het wel en wee van deze)0pt
sterk in beweging zijnde (,op,
derwijssector. Al zal de no^du
pittige prijs van bijna 50 gjru
den voor menig student of |n a)
der wel een belemmering k^ncji
nen vormen. ,n a
FRANS WEERj,tst(
'Set
Beide boeken zijn uitge'^
ven door de voorlichtiir®er
dienst van de HBO-R^°,r
(VUGA-uitgeverijen zG?^
verkrijgbaar in de boekhf" 0
del.,,25 jaar onderwijsbelfesi
in beeld gebracht" kfna
34,50, „Hoger Beroepsf"
derwijs in woord en beet1,
f4950. >bb€
e moderne Russische poëzie vanaf de Anna Achmatova voelde zich als dichte- stond indruk maakte door de klare taal, gesmoord". Anna Achmatc
>uwwiscplino ma a 7i<-h mot namp Hp res hnvpndipn verwant met Osin Mandei- de heldere beelden. Penaard aan de in an- 'i ffw"' had trouwens Erote bewonderine Vi
De moderne Russische poëzie vanaf de
eeuwwisseling mag zich met name de
laatste jaren verheugen in een opmerke
lijke (publicitaire) belangstelling. Er
wordt opvallend veel over geschreven,
doorgaans naar aanleiding van vertalin
gen van onder anderen Charles B. Tim- -
mer, die al sinds mensenheugenis verta
ling na vertaling het licht doet zien en
Hans Boland als „goede tweede". Natuur
lijk was er voor die tijd ook wel het nodi
ge te krijgen over de Russische literatuur,
maar over met name de belangrijke dich
tersgroep de Acmeïsten toch niet zo bar
veel. En als ie je gedegen wilde verdiepen
in het werk van deze groep moderne
Russen diende je al gauw je heil te zoe
ken buiten ons taalgebied, bij de Engelse
historicus Isaiah Berlin bijvoorbeeld. Hij
kent de 19e eeuwse Russische geschiede
nis en literatuur, verdiepte zich uit dien
hoofde ook in die van de 20e eeuw en-,
hij kende Anna Achmatova persoonlijk,
hij bezocht haar, samen met de zoon van
Churchill, in Leningrad. Bij zijn werk is
het overigens ook nu nog goed toeven als
het om die Russische literatuurgeschie
denis) gaat.
Maar de laatste jaren is de kentering op
vallend. Wie zelfs maar vluchtig zoekt
vindt wel wat van en/of over Osip Man-
delstam, Anna Achmatova, Boris Paster
nak, Marina Tsvetajeva, Goemilev, Maja-
kovski. Qua stijl staat laatstgenoemde wat
apart in dit rijtje, omdat hij tot de futuris
ten behoorde, maar zijn leven is zo ver
weven met de anderen dat zijn naam
toch veelvuldig opduikt tussen de ge
noemden. De „bijbel" en daarom ver
plichte literatuur om inzicht te krijgen in
verbanden en omstandigheden voor
de liefhebber zijn natuurlijk de twee dik
ke delen Memoires van Osips vrouw:
Nadjezda Mandelstam (uitg. Van Oir-
schot, vertaling deel 1 Kees Verheul, deel
2 Hans Leerink). Verheul, Hengeloër van
geboorte, promoveerde in 1971 op een be
langrijke studie: „The theme of time in
the poetry of Anna Achmatova". Zelf
vertaalde hij gedichten van Osip Mandel
stam (de bundel: „Wie een hoefijzer
vindt") en schreef hij artikelen over Ach
matova: in 1974 in NRC bijvoorbeeld
(Vertaalproblemen bij Anna Achmatova)
en in 1979 in Tirade. De Memoires lagen
trouwens ook ten grondslag aan het stuk
van „Poëzie Hardop" uit 1980: „Als een
bontmuts in een mouw", gespeeld door
Jan van Eijndthoven, Mies de Heer en
Wendela de Vos. Ir de gebruikte Memoi-
res-fragmenten waren ook gedichten van
Osip Mandelstam en Anna Achmatova
verwerkt. Van Osip Mandelstam is dat
natuurlijk te begrijpen. Van Anna Ach
matova, omdat Nadjezda en Anna levens
lang bevriend met elkaar waren.
Anna Achmatova voelde zich als dichte
res bovendien verwant met Osip Mandel
stam. Acmeïsten werden en wor
den ze genoemd, net als Boris Paster
nak, Marina Tsvetajeva en Goemilev.
Een stroming of beweging, die zich afzet
te tegen de mystiek en de vaak zware es
thetische lading van de symboliek, die
rond de eeuwwisseling welig tierde. Het
Acmeïsme viel terug op de eenvoud en
de helderheid van het woord en zijn
grondbetekenis-zonder-bijbedoelingen en
kende een voorliefde voor de (strenge)
klassieke rijmschema's, strofe-indeling en
metrum. Wat natuurlijk niet zonder diep
te of intensiteit betekende, zoals de lief
deslyriek van Anna Achmatova in het al
gemeen en een geweldige cyclus als „Re
quiem" in het bijzonder bewijst. Ze werd
in 1889 in Odessa geboren en ze stierf in
1966 in Leningrad. Daartussen lag een le
ven dat de diepste dalen kende die een
menselijk leven maar kunnen overval
len. Maar ook hartstocht, liefde en vere
ring door 'gans een volk, het Russische,
dat haar gedichten „en masse" uit het
hoofd kende, ondanks het feit dat het
door Stalin verboden, nee: verguisde, lite
ratuur was, ten dele zelfs nooit was gepu
bliceerd en derhalve slechts van mond op
mond kon zijn doorgegeven.
Anna Gorenko
Haar eerste jeugdjaren bracht Anna Dre-
nejevna Gorenko aan de voor die tijd
nqgal on-Russische Zwarte Zee door. In
de omgeving van Petersburg volde ze
hetgymnasium en in Kiev studeerde ze
vervolgens rechten. Daar leerde ze Goe
milev kennen, toen al de woordvoerder
van de Acmeïsten. Ze trouwde met hem
in 1910 en scheidde van hem in 1918.
Enkele keren reisde ze naar Frankrijk,
zoals toen bon ton was in gegoede Russi
sche kringen met culturele belangstel
ling. In de burgeroorlog werd Goemilev
gefusilleerd, omdat hij meegedaan zou
hebben aan een monarchistische samen
zwering.
Direct na deze scheiding hertrouwde
Anna Achmatova met een archeoloog die
ze enkele jaren later verliet voor de
kunstcriticus Poenin. Dat betekende een
driehoeksverhouding, omdat Poenin al
getrouwd was. Aan het pseudoniem Ach
matova kwam Anna omdat haar vader,
Andrei, niet wilde hebben dat de naam
Gorenko in verband met de poëzie werd
gebracht. Het was min of meer gênant
om zich in betere kringen over te geven
aan het schrijven. Dat diende men over
te laten aan mensen uit lagere klassen.
Anna koos voor Achmatova, de tartaarse
naam van haar grootmoeder van haar
moeders kant. Haar eerste gedichtenbun
dels (ze verschenen tussen 1912 en 1921)
bevatten zuivere liefdeslyriek, die ter
stond indruk maakte door de klare taal,
de heldere beelden, gepaard aan de in an
dere talen o zo moeilijk over te brengen
subtiele effecten van ritme en rijm. Haar
naam was gevestigd. Meer nog: haar in
tieme liefdespoëzie sprak onmiskenbaar
vanuit het perspectief van de vrouw,
gaf daardoor voedsel aan drang tot
identificatie en Russische vrouwen gin
gen haar imiteren, met name wat be
treft haar pony-kapsel.
„Volksvijandig"
Ondanks het geweld en de verschrikkin
gen van de burgeroorlog en de daarmee
gepaard gaande chaos bloeien de kunsten,
de literatuur niet in het minst. In het be
gin van de jaren dertig wordt de Schrij
versbond opgericht om greep te krijgen
op de schrijvers en hen op het rechte pad
van de revolutie te houden. Kort daarna
walst de eerste golf van terreur over het
toch al bloedende Russische volk heen.
Poenin wordt gearresteerd. Hij zou in een
kamp omkomen. Terreur kortom, die ook
Anna Achmatova treft bij partijde--
creet wordt ze uitgeroepen tot „volksvij
andig element" vanwege haar „ideeloze
en antivolkse" werk en tot 1940 publi
ceert de dan al populaire dichteres niet.
Ze telde officieel gewoon niet mee. Van
die terreur geeft de gedichtencyclus „Re
quiem" overigens een even schrijnend
(inhoudelijk) als prachtig (poëtisch) beeld,
zonder tot politieke gedichten te worden,
want Anna Achmatova is zelfs onder de
moeilijkste omstandigheden uitdrukking
blijven geven aan eeuwige thema's in de
poëzie als liefde, dood, natuur. „Requi
em", dat Anna schreef tussen 1935 en
1940, is de weerslag van het feit, dat ze
zeventien maanden lang met andere
vrouwen bij de gevangenis bijeen kwam
in de hoop op enig teken over het lot van
gearresteerde zoon of echtgenoot. Anna
Achmatova ging het om haar gearresteer
de zoon Lev. Dat „Requiem" in onze
ogen toch duidelijk politiek geladen heet,
komt dan ook door de directe relatie met
de door politieke besluiten veroorzaakte
„consequenties" voor de Russische bur
ger. Kortom, door de betrekking van
deze poëzie op de gevolgen van de Stalin-
terreur. „Requiem" vindt men onder
meer in de vertaling van Hans Boland in
de Meulenhoff-bundel In andermans ve
ren, met het schitterende motto (van
haarzelf): „Ik ben met mijn volk geweest
in deze tijd Daar waar zich mijn volk
bevond Tot zijn verdriet". Het zegt
niet alleen veel over Achmatova (en haar
poëzie), maar ook over de grondslag van
haar populariteit bij een volk-in-ver-
drukking.
Hoewel ze, ook na de oorlog, onbeschrij-'
felijk veel heeft meegemaakt, wilde ze
absoluut geen medelijden en nimmer
heeft ze zich werkelijk negatief uitgela
ten over het ook haar verkreukelende re
gime. Maar haar verzet was van een
zo is het wel genoemd „literaire pas
siviteit" en die heeft haar groot gemaakt.
In 1940 begint een opleving, tot uitdruk
king komend in erkenning en daar
mee gepaard gaande nieuwe mogelijkhe
den tot publikaties. De Duitsers vallen
Rusland binnen. In opvallend korte tijd
vergeten de Russen nun problemen en
sluiten de rijen in een snel groeiend pa
triottisme, waarin Stalin de dwangteugels
wat kan laten vieren. Dichters (met
name) die hardnekkig werden gewan
trouwd door de autoriteiten „mogen" po
pulair worden bij volk zowel als leger.
Met name Anna Achmatova en Boris
Pasternak profiteren er van de Prav-
da maakt handig gebruik van haar Russi
sche gezindheid en bekendheid en gezag
bij een groot publiek door de publikatie
van het gedicht Moed. Of profiteren?
Volk en leger blijken al hele gedichten te
kunnen citeren die tot dan toe nooit
mochten worden gepubliceerd.
Isaiah Berlin verklaart Achmatova's po-
pulariteit-tegen-de-verdrukking in als
volgt: „In zekere zin waren Achmatova
en haar tijdgenoeten Goemilev en Marina
Tsvetajeva de laatste grote vertegenwoor
digers van de negentiende eeuw, van iets
dat we de tweede Russische renaissance
kunnen noemen: ze werden niet wezen
lijk geraakt door modernen als Picasso,
Strawinsky, Eliot, Joyce en Schönberg,
ook al hadden ze bewondering voor hen,
want de moderne beweging werd in Rus
land door de politieke ontwikkelingen in
de kiem gesmoord". Anna Achmatova
had trouwens grote bewondering voor
Hemingway, Dostojevski, Poesjkin en By
ron. Meeslepende schrijvers, kortom.
Na de oorlog
De erkenning duurt slechts een oorlog
lang. In 1946 treft Stalins terreur haar
opnieuw. Ze wordt uit de Schrijversbond
gestoten en publiceren wordt voor haar
opnieuw onmogelijk. Op dat moment is
juist haar verzameld werk in druk. Op
één exemplaar na wordt het vernietigd.
Na de dood van Stalin opnieuw een ken
tering. En nog in de eerste helft van de
jaren vijfig mag ze weer publiceren, det
beroemde cycli „Requiem" en „Vertelling
Zonder Geld" verschijnen officieel. In
1964 kan Anna Achmatova weer lid van
de Schrijversbond worden. Ze wordt kort
daarop officieel gehuldigd en zelfs lid
van het presidium van de bond. En ze
mag naar het buitenland. De Italianen
eren haar met een literaire prijs en Ox
ford met een eredoctoraat. Ze reist naar
Rome en vervolgens naar Oxford, waar
Isaiah Berlin haar (voor het laatst)
spreekt. De Arbeiderspers heeft in de
reeks Privédomein een boek met essays
en andere stukken op dit onderwerp be
trekking hebbend van Berlin. Ze ligt be
graven in Komarovo, dicht bij Lenin
grad.
„De laatste roos"
De jongste in Nederland verschenen bun
del, gewijd aan Anna Achmatova, ver
scheen in vertaling (en keuze) van Kris-
tien Warmenhoven bij Uitgeverij De Ar
beiderspers en is getiteld „De Laatste
Roos". De opzet was „in de eerste plaats
een aantal gedichten van Achmatova,
die in Lidija Tsjoekovskaja's „Ontmoe
tingen met Achmatova" (privé-domein
nr. 82, ABtB) ter sprake komen toegan
kelijk te maken voor de Nederlandse le
zer' Dat verklaart waarom in de rang
schikking op geen enkele wijze van
chronologie sprake is. De titel is ont
leend aan het laatste gedicht in de bun
del, dat stamt uit 1962:
Buigen mei Morozova tot de vloer
Dansen met Herodes' stiefdochter,
In rook opvliegen van Dido's brandstapel,
En weer in vlammen staan met Jeanne d'Arc.
Mijn God! Je ziet dat ik doodop ben
Van herrijzen, sterven en van leven.
Neem mij alles af, maar laat mij nog één keer
De frisheid ondergaan van deze rode roos.
Een poging om Achmatova na te dichten
zag Kristien Warmenhoven met gepaste
eerbied niet zitten. Ze streefde daarom
naar een letterlijke weergave, waar mo
gelijk met behoud van het metrum. Op
>ofd
zich al een dappere poging: Miriam van K
Hee, die voor het Masereelfonds Poèzirfee
Gent (België) een keuze en vertaling le^
verde, thematisch gegroepeerd rond lief^8°
de en verdriet („En de nacht belooft geerf
dageraad", 1981), is er zelfs van uitgegaarfsio
dat de vertaling rijm èn metrum noodgej"e:
dwongen moet ontberen. Zij herdich.r^11
wel. Twee tegenover elkaar staande uitph
gangspunten, waar je nooit over uit gefif®*
losofeerd raakt, zoals ook blijkt uit d#™
vertalingen van Timmer (een „herdich*rai
ter", van zijn hand is „Kwartet", gedicht»
ten van Osip Mandelstam, Anna Achma^jv
tova, Marina Svetajeva en Boris Paster-.'^
nak. Arbeiderspers) en Boland (een)
„weergever") en de kritieken daar om-
heen.
Tot wat voor verschillen dat leidt in de»
vertalingen, daarvan getuigen de hieron^TI
der naast elkaar gezette voorbeelden van IT
Warmenhoven uit „De Laatste Roos" en
van Van Hee uit „En de Nacht beloofde'
geen Dageraad". Overigens zijn zulkeorj
vergelijkingen ook te maken of uit t#n
breiden als men de hier genoemde bun-»vje
dels van Charles B.Timmer en Hans Bo*sPr
land er bij neemt. Ze leveren hoogst intejn
ressante technische en interpretatieve
verschillen op. iel
rs 1
[itz
Van Hee (1):
Waarom is deze eeuw slechter dan de vorige'lge
Is het misschien omdat zij in een roes van droefstdt
Hier echter merkt de witte dood de huizen n
kruisen
En wenkt de kraaien, en de kraaien vliegen 0
Warmenhoven (1):
V 'II LI
K 4
Waarom is deze eeuw slechter dan de vorige'fde
Misschien omdat zij in een roest van angst en pijrf^h
Met haar vingers aan een zwarte zweer geraakt un'
heeft. i C
Maar niet wist hoe haar te genezen. v jd
In het westen schijnt nog een aardse zon, 'dei
De daken van de steden glanzen in haar licht. uid
Maar hier zet de dood al kruisen op de deuren Ir,d
En wenkt de raven, en de raven vliegen al. nlei
Van Hee (2):
LJ
Wij dachten, arm zijn wij. niets bezitten wij, d
Maar toen begonnen wij het een na het ander tdsl€
verliezen, v
Zo. dat elke dag 43
Er een van herinneringen werd. '"j 1
En wij begonnen liederen te dichten j|"e
Over de grote mildheid van God fns
En over onze vroegere rijkdom.
Warmenhoven (2):
Wij dachten: wij zijn arm, wij hebben niets,
Maar toen we het een na het ander verloren.
Zodat elke dag een
Gedenkdag werd,
Gingen we liederen dichten
Over de goedertierendheid van God
En over onze vroegere rijkdom.
ALPHONS B. TER BRAKEL