en
Studerende directrice Hendriks
laat het er niet bij zitten
overstroming
tegen
EIDEN/REGIO
EcidócSoiwmvt
WOENSDAG 1 FEBRUARI 1984 PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land
kom ik graag mensen tegen. U. kunt
mij telefonisch of schriftelijk vertellen
wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Ik beh bereikbaar via. 071
- 12 22 44 op toestel 10.,
(loer Ton Pietcrs
kapt, grote lichtbakken aan
gelegd, en de bar van de ma
nege werd omgebouwd tot
een soort disco. Herrie, bijna
elk weekeinde". De politie
reageerde nauwelijks op haar
alarmerende telefoontjes. Ja,
één keer; „Toen zei ik door
de telefoon het was half
drie 's nachts als jullie nu
niet komen, bel ik burge
meester Staab persoonlijk uit
z'n bed". Welnu, de politiebe
ambten, die hun chef alle
rust gunden, kwamen toen in
het holst van de nacht op de
Horsten af. Maar de onvree
van mevrouw Hendriks was
niet te stillen. Aan de over
kant van de sloot werden
„mooie, ja zelfs fraaie bomen
gekapt". En vlak bij haar
Paapje legde Boze Buurman
een vuilnishoop aan, en er
reden sloop- en loopwagens.
En dan die lichtbakken:
„Mijn huis staat 's nachts in
een gloed van licht. Alleen
daardoor al kan ik geen oog
dichtdoen". De gemeente
Wassenaar lachte zich heime
lijk een puist, moet je maar
denken. Twee wethouders
(hun namen lijken geen en
kele verbroedering toe te
staan; ze heten Dijkstal en
Cocheret de la Morinière; dat
is zoiets als de commune con
tra 1' Ancien Regime) gaven
vrouwe Hendriks wel toe, dat
veel overlast werd veroor
zaakt door illegale activitei
ten van BBB. Er was zelfs
een brug over een sloot ge
legd zonder de nodige ver
gunningen. Volgens me
vrouw Hendrjks doet BBB
maar een eind weg. En het
college van B en W zou niet
schromen „alsnog achteraf de
bouwvergunningen te verle
nen", geheel passend in het
bestemmingsplan Landelijk
Gebied.
Selectief beleid
Het is een landelijk gebied,
geplaveid met onbegrip. Me
vrouw Hendriks is des dui
vels: „Als je op andere plaat
sen in de gemeente (in de vil
lawijk De Kieviet zou dit
nooit kunnen gebeuren) een
dakgoot drie centimeter bre
der maakt, krijg je een last
geving dat ongedaan te ma
ken. Maar hier lapt iemand
alle voorschriften aan zijn
laars en dat mag dan wel. De
gemeente Wassenaar voert
een enorm selectief beleid".
En het is nog veel erger ge
worden, voor mevrouw Hen
driks: het weiland aan de
overkant bij BBB is met een
dikke laag vuilverbrandings
slakken herschapen in een
parkeerterrein. Madame kan
niet uit een venster kijken, of
ze ontwaart een grijze vlakte
waarop auto's tot vlak bij
haar huis parkeren. Er ging
een telegram uit naar De
Paauw: „Overlast ondrage
lijk. Gelieve eindelijk eens in
te grijpen. Stop". De provin
cie kroop in haar schulp en
vond, dat de afvalslakken ge
deeltelijk verwijderd moes
ten worden en „gedeelt.Eük
afgedekt, b.v. rr_i een asfalt-
laag".
Maar nu heeft de eigenaar
van al die aangroeiende el
lende, BBB, (die een doorge
winterde olijkerd en volhou
der moet zijn), van de nood
een deugd gemaakt. Op het
geasfalteerde stuk heeft Boze
Buurman Boordevol een ten
nisbaan aangelegd, op nog
geen tien meter van me
vrouw Hendriks' huis. „De
ballen vliegen, bij wijze van
spreken, door mijn voortuin".
En „Wassenaar" maar kijken
of een en ander strookt met
het bestemmingsplan Lande
lijk Gebied.
De juriste, met muziek in het
achterhoofd, heeft zich ten
einde raad, in haar strijd te
gen het verval van haar uit
zicht, gewend tot prinses
Juliana. Ze bracht haar brief
zelf naar paleis Soestdijk. En
wacht nu op ingrijpen door
de rentmeester van de Ko
ninklijke Landgoederen. En
dan hoopt ze maar dat de
rentmeester uitgeslapen is.
Want recht en onrecht vindt
mevrouw Hendriks niet met
elkaar te rijmen. Tenslotte:
„Ik verzet me keihard tegen
legalisatie van die troep. Ze
zullen een harde aan me heb
ben. Ik kom op voor mijn be
langen", zegt mevrouw „Har
de" Hendriks.
BOZE BUURMAN BOORDEVOL MAAKT ER TUSSEN HET GROEN EEN LUSTIG BEDRIJFJE VAN
schijnen zich in de daarop
volgende eeuwen zo goed mo
gelijk te hebben beschermd
door middel van ommedijken,
wendeldijken, landscheidin
gen, zijdwinden of hoe die al
niet werden genoemd. De be
grippen Lage Zij en Hoge Zij
herinneren daar misschien
nog aan. Een van de eerste
hoeken die zich beschermd
heeft, schijnt de zuidwesthoek
te zijn geweest. Door in alle
openingen in de Rijndijk van
Katwijk tot aan de Grote Pol
der keersluizen te leggen en
de Ommedijk van Zoeterwou-
de via Zoetermeer naar de
Leidschen Dam te benutten,
konden vloeden van enig ka
liber worden getrotseerd.
Wanneer echter de Zeedijk bij
Spaarndam of Halfweg door
brak was er natuurlijk ook
hier geen houden aan. Al heel
snel heeft het Hoogheemraad
schap zich de zorg voor de
Hoge Rijndijk als waterkering
aangetrokken. Reeds in 1330
werden gedetailleerde voor
schriften gegeven.
Toen de dijk bij geweldige
stormvloeden in het begin
van de zestiende eeuw zo lek
als een mandje bleek te zijn,
werd in 1514 de hele lengte
Katwijk-Bodegraven opge
hoogd en waar nodig van
nieuwe keersluizen voorzien.
Deze sluizen werkten alleen
als de waterstand in de Rijn
hoger was dan die in de vaar
wegen ten zuiden ervan; bij
een bepaald boezempeil wer
den ze gesloten. Omdat de te
hoge waterstand in de Rijn
soms zeer lang duurde, zou
zonder een echte sluis met
twee stellen deuren geen
scheepvaart mogelijk zijn.
Daarom werd op het drukst
bevaren punt, dicht bij de stad
Leiden in de Vliet, zo'n sluis
gebouwd. Wanneer dat heeft
plaatsgevonden, kan niet met
zekerheid worden gezegd. In
ieder geval lag de sluis er al
toen de stad in 1386 werd ver
groot: het was toen zelfs een
hele opgave om de stadssingel
tussen de sluis en de bebou
wing waar thans de Kamper-
steeg is te wurmen.
De toen nieuw aangelegde
dijk langs de singel, ^e huidi-
,,'s Buurmans lust en leven";
mogelijk ook „Al te goed is
buurmans gek", ofwel „De
gepijnigde dagen en nachten
van een muziekschooldirec-
trice". Ze zou er een boek
over kunnan schrijven, mr.
M.H.A.W. Hendriks, die een
dame is. Maar dat zal ze niet
doën; ze kijkt wel mooi uit:
Ik heb trouwens wel wat
anders te doen, al is het al
leen maar het schrijven van
bezwaarschriften". Als ze er
de tijd voor kon vinden, zou
mevrouw Hendriks wellicht
kunnen toekomen aan het
opstellen van „gedragsregels
voor een gemeentelijk be
leid". Maar niets van dat al
les; ze komt amper toe aan
haar „dirigerende" arbeid en
verdere studie (teneinde de
doctorstitel in de wacht te
kunnen slepen): „En dat
komt allemaal door een wan
beleid dat van gemeentewege
wordt gevoerd".
De meeste tijd van haar da
gelijks bestaan schijnt me
vrouw Hendriks te besteden
het constateren van za
ken die haar onwelgevallig
zijn, en aan het, consequent,
geweldig boos worden. Zo
goed als elk ogenblik is ze in
staat tot briesen. Dat is dan
niet zo muzikaal, maar ze
móet wei-
Precies drie jaar geleden
meende mevrouw Hendriks,
directrice van de Stedelijke
Muziekschool in Den Haag,
het" gevonden te hebben.
Haar ..pied a terre". „Begin
ging ik op zoek naar een
rustig, landelijk gelegen, niet
al te groot huis. Daarbij ging
'k niet over één nacht ijs: pas
in februari '81 dacht ik ge
slaagd te zijn. Ik was hele
maal weg van dat voormalige
boerderijtje ,,'t Paapje" aan
de Papeweg, op de grens tus
sen Wassenaar en Voorscho
ten. Maar het is Wassenaars
grondgebied. Daar zit ik dan
Een prachtig huis, hoor, met
vorstelijk uitzicht op een ko
ninklijk domein. De Horsten;
landgoed van de oude konin
gin, prinses Juliana zeg maar.
Het was er, toen mevrouw
Hendriks de definitieve stap
zette, alom groen, van wei
den en bossen. Het gevogelte
kwinkeleerde er, of schoot
weg tussen de struiken, tiere
lierde op de takken der bo
men. Het was er ongestoorde
rust en natuur, een puik zij
tuintje van de randstad, ge-
distancieerd van het verderf
der naderbij sluipende Leidse
en Voorschotense bebouwing.
Er valt in de buurt geen paap
of paapje meer te bekennen,
maar, volgens mevrouw
Hendriks, zijn er des te meer
duivelse praktijken waar
neembaar. Als juriste was de
directrice, alvorens tot aan
koop over te gaan, bijkans
eindeloos bezig met het na
pluizen van de voorwaarden
die haar in staat zouden stel
len om ongestoord en vrije
lijk woon- en leefgenot te
kunnen consumeren. Ze wil
de rust, nietwaar? Haar ver
dere rechtenstudie, met het
oog op de bul, vereiste zulks.
En als muziekschooldirectri
ce nam ze bovendien veel
overwerk mee naar huis. Die
taak gaat nu eenmaal door,
naar het lijkt; ook na school
tijd.
Zo was er, bijvoorbeeld, het
Bestemmingsplan (dat is,
doorgaans, een vooruitge
schoven plan waar de meeste
gemeenten bij nader inzien
geen raad mee weten, omdat
het voor allerlei tekst en uit
leg vatbaar is). Enfin, me
vrouw Hendriks toetste haar
toekomst kritisch aan het
plan. Ze verslond de acte van
vestiging voor de nabij gele
gen manege op het landgoed,
verdiepte zich netzogoed in
de desbetreffende stukken in
het kadaster. Tenslotte meen
de ze, dat niets, noch iemand,
Mevrouw Hendriks.
haar geluk in ,,'t Paapje" in
de weg kon staan. Excentriek
in d'r eentje? Okee, dan maar
excentriek en ongenaakbaar.
Kloek en moedig vestigde zij
zich, after all. Maar toen
sloeg Satan toe.
Vandaag zit en staat me
vrouw Hendriks te sidderen
van toorn. Ze is woedend. Ze
blaast, als het ware, haar ver
ontwaardiging uit. Er zijn
momenten, dat mevrouw
Hendriks als een wraakengel
haar vuisten balt in de rich
ting van De Paauw; dat is
dan het gemeentehuis van
Wassenaar, waar de verwas-
senaarde kleine maar goede
Heer Staab, burgemeester,
nog wel andere zaken aan
zijn hoofd heeft. Niet dat me
vrouw Hendriks niet uit haar
woorden zou kunnen komen.
Dat kan ze best. Ze is stem
hebbend, alleen vanwege
haar school al. Maar ze puft
van boosheid, bij tijd en wij
le. Ze is kwaad, woest, pisnij
dig. Ze gromt en slaat met de
vuisten op elke tafel. En haar
overbuurman... Praat me niet
over die overbuurman. Die
kan ze wel schieten. Als een
spreeuw, plof, van het dak
harer ellende.
De overbuurman dan. Ik ken
hem niet. Wil hem wel leren
kennen, want het lijkt me
een moordvent. Mevrouw
Hendriks kent hem. Door en
uit zijn werken. Een man
van „soil und haben", van
credit en debet. Hij was de
eigenaar van een kleine ma
nege, toen mevrouw Hen
driks drie jaar terug tegen
over hem kwam wonen. Ze
knikten elkaar nog vriende
lijk toe. Neem ik aan. Maar
sindsdien heeft die Boze
Buurman Boordevol z'n tan
den laten zien. Volgens me
vrouw Hendriks heeft hij
maling aan elk soort burger-
mansgevoel. „Zijn manege
waar ik in het geheel geen
bezwaar tegen had is hij
gaan uitbouwen tot een soort
recreatie-oord, compleet met
tennisbaan en disco. En dat
alles zonder de vereiste ver
gunningen en in strijd met
het recht van opstal voor dit
landgoed van H.K.H. Prinses
Juliana. En de gemeente
Wassenaar staat dit alles oog
luikend toe. Men luikt ge
woonweg de ogen
Dekens over de oren
De weekeinden, vooral, zijn
een doorn in het slapeloze
oog van mevrouw Hendriks.
„Het is al meermalen ge
beurd, dat ik 's nachts mijn
Paapje ontvluchtte en naar
m'n kantoor in Den Haag
ben gegaan om daar in een
stoel te slapen. Dat doe ik
echt niet voor m'n plezier".
Had er dan misschien geen
hotelletje vanaf gekund? Dat
zou je je toch kunnen voor
stellen. Een hele nacht in een
stoel; voor een muziekschool-
directrice. Maar ach, ik ken
dat. Ze heeft het met zachte
hand geprobeerd: „Dan tele
foneerde ik, belde ik: het is
nu half drie, kan die installa
tie niet wat zachter? Nou,
kreeg ik als antwoord: dan
trekt u uw dekens maar wat
verder over uw hoofd...!!"
Mevrouw Hendriks kan het
nog niet verwerken. Haar
hele rechtsgevoel komt tril
lend in opstand. En dan moet
je promoveren ook, ook nog.
„Ik zat hier net een paar
maanden, en toen kwamen
aan de overkant de eerste
uitbreidingen aan de manege,
met silo's, schuren en stallen.
Opstallen, mag ik wel zeg
gen. Er werden bomen ge
ren niet altijd erg zachtzin-
ning: zo werd op 26 mei 1806
Cornelis Bleis, trekker aan de
Naakte Sluis, veroordeeld om
„geduurende den tijd van vier
eerstkomende en agtereenvol-
gende weken op 's Graven-
stein alhier alleenlijk met wa
ter en brood te worden ge
spijsd" wegens het op de
openbare straat kwetsen met
een mes van een voorbijgan
ger.
De in 1556 gelegde brug moet
zeer deugdelijk zijn geweest.
Eerst in 1779 was algehele
vervanging nodig. De kolk
werd tussen 29 mei en 26 juni
helemaal afgedamd en leegge-
hoosd. Het graafwerk werd in
twee partijen gegund aan
Dammas Vreeburg en Claas
van Heusden. Op 22 mei werd
het metselwerk aanbesteed
voor 26 respectievelijk 22 stui
vers per 1000 verwerkte ste
nen aan Arnoldus Hellenus
en Jan Spieringh. Het leveren
van natuursteen werd aan
Gijsbert van Rooyen gegund
en de rest van de werkzaam
heden aan Jan Voorwindt.
In 1864, toen het verkeer toch
niet druk was door de dem
ping van de Koepoortsgracht
(Doezastraat), de sloop van de
Koepoort en de vernieuwing
van de Koepoortsbrug, werd
ook de Neksluisbrug onder
handen genomen. Op 12 sep
tember werd aan Figee te
Haarlem voor 1585 het ver
vangen van het tongewelf
door een van gietijzeren seg
menten aanbesteed. De sluis
deuren werden vier jaar later
vernieuwd door Pieter van
der Kamp voor f 1290 en op 2
augustus 1877 kreeg S. van
Leeuwen de opdracht om eni
ge renovatie-werkzaamheden
te verrichten. Hij ontving
daar 520 voor.
Trekvaart
Tussen 1633 en 1636 werd de
trekvaart op Delft aangelegd.
Voor de passagiers werd de
Trekvliet naar de Haagweg
gegraven, maar de vracht
vaart ging via het jaagpad dat
nu Jan van Goyenkade heet
naar de Naakte Sluis en ver
der de stad in. Dit bleef zo
ook nadat het passagiersver
voer in 1843 was gestaakt in
verband met de aanleg van de
spoorlijn Leiden-Den Haag.
Wel werd de trekvaart van
winst- tot verliesgevend, zo
dat zoveel mogelijk op het on
derhoud werd bezuinigd. In
1884 besloten Provinciale Sta
ten tot een vaartverbetering
tussen Rijn en Schie voor de
drukker wordende (stoom-
)scheepvaart. Daartoe was de
Neksluis een blijvend strui
kelblok, zodat werd gekozen
voor het traject Trekvliet,
doorgraving van de Haagweg,
Galgewater, Oude Vest, Ha
ven.
Op 12 september 1885 vond op
het Stadhuis in Leiden een
conferentie plaats met B W
van Delft (de mede-eigenaar
van de trekvaart) en Gedepu
teerde Staten. Overeengeko
men werd alle eigendommen
van de trekvaart aan de pro
vincie over te dragen, inclu
sief de kolk van de Naakte
Sluis, echter zonder de Neks
luisbrug. Maar natuurlijk ont
stond er alsnog onenigheid
over een rij bomen en een
stuk nog te dempen sloot, zo
dat taxateurs nodig waren en
de zaak lekker lang traineer
de. Ook vond men het nodig
de rekeningen van de afgelo
pen 25 jaar nog eens na te kij
ken, waarna na halsbrekende
berekeningen met logaritmen
de afkoopsom nog een paar
gulden kon worden gedrukt.
De gemeenteraad geloofde het
allemaal wel en maakte er
geen woord aan vuil. De akte
van eigendomsoverdracht
werd eerst op 27 apTil 1887 ge
passeerd.
Al snel kreeg men spijt dat
niet ook de Neksluisbrug aan
de provincie was overgedra
gen. Nadat het achterstallig
onderhoud was getaxeerd,
volgde de overdracht van de
brug in 1888. Het brugdek en
de leuningen bleven echter in
eigendom en beheer bij de ge
meente. De provincie ver
nieuwde de brug in 1891 ge
deeltelijk, waarbij ook de zui
delijke deuren van de kolk en
het jagershuis met stallen bij
de Witte Singel verdwenen.
In 1922 volgde de overdracht
van de brug aan de gemeente,
die hem in 1936 geheel reno
veerde en verlaagde. Vorig
jaar werd zeer groot onder
houd gepleegd en de gedenk
stenen uit 1936 kregen toen
weer een verfje. Aldus kan de
Neksluis, sinds 1891 alleen
nog keersluis, bij een al te
hoge waterstand in de Rijn
wat God verhoede zijn
dienst nog steeds bewijzen en
het lage zuidelijke deel van
Rijnland beschermen tegen
overstroming.
Bruggen, we maken er allemaal ge
bruik van. Zeker in een waterrijke
stad als Leiden zijn het onmisbare
schakels in het wegennet. Veel aan
dacht is er nooit aan de Leidse
bruggen besteed. Toch zijn er een
hoop interessante vragen te stellen.
Waarom bijvoorbeeld heet de Bos-
telbrug Bostelbrug? Wanneer en
door wie is deze brug gebouwd? De
stilte rond de Leidse bruggen is
met de presentatie van het uitver
kochte Bruggenboek al gedeeltelijk
'verstoord'. In april 1984 gaat in het
Gemeentearchief aan de Boisotka-
de de tentoonstelling „De Leidse
bruggen" van start. Dan verschijnt
naar alle waarschijnlijkheid ook
de herdruk van het Bruggenboek.
Als inleiding op de expositie ver
schijnt in deze krant een serie arti
kelen over Leidse bruggen. Het zijn
geen technische verhandelingen,
maar historische verhalen waarin
een Leidse brug als leidraad dient.
De gegevens zijn verzameld door
een werkgroep van historisch geïn
teresseerden, die veel van de ge
schiedenis van de Leidse bruggen
heeft uitgezocht. Samensteller is de
begeleider van de werkgroep, de
heer P. J. M. de Baar van het Ge
meentearchief. Kees van Herpen te
kent voor de eindredactie. De re-
produkties zijn van fotograaf Wim
van Noort. Vandaag verschijnt het
zeventiende artikel in deze serie.
n oveDe Neksluisbrug na het verdwijnen van de sluiswachterswoning; links is onder
jes on gevel van het in 1893 gebouwde gemeentearchief nog juist zichtbaar. Foto ca.
de bomen de
1900.
De Naakte
Sluis met
links de
sluiswach
terswoning;
foto ca. 1885.
ge straat Witte Singel, liep
dood op de sluis: er lag geen
weg op en de dijk diende al
leen als wandelgebied voor de
melaatsen, de leprozen uit de
St. Anthoniskapel aan de
Haagweg waar nu het Noord-
eindeplein is. Eenmaal in het
jaar werden er planken over
de sluis gelegd en kon een
processie passeren. Nadat de
sluis in 1452 was vernieuwd,
werd er in 1556 een stenen
boogbrug gelegd in de Witte
Singel-weg over de Vliet, zo
dat de deuren aan de brug
scharnierden. Aan de andere
kant van de schutkolk werd
toen een windwerk gemaakt,
waarmee een groot schot
rechtstandig omhoog kon
worden gewonden. De door-
vaarthoogte moet toen wel
sterk zijn beknot, maar om de
stad in te komen moesten
schepen ook de Vlietbrug,
Molensteegbrug en St. Je-
roensbrug passeren, zodat ze
toch al niet hoog mochten
Dit windwerk werd kort na
1600 vervangen door normale
sluisdeuren. De in die jaren
sterk toegenomen scheepvaart
zal er wel dankbaar voor zijn
geweest. Tenslotte waren er
vele maanden, vooral in de
zomer, dat er geen peilver-
schil bestond, zodat schepen
ongehinderd konden doorva
ren. Als er echter wel moest
w-jrden geschut, was dat vaak
een moeizaam werk. Er wa
ren zelfs trekkers, potige ke
rels die schepen met hand
kracht door de sluis konden
slepen; overigens gebruikte
men daar ook wel iaagpaar-
den voor. Deze trekkers wa-
Men zal zich afvragen wat
een sluis, naakt of niet, mid
den in het territorium van het
Hoogheemraadschap van
Rijnland voor zin had en nog
steeds heeft. Om dat duidelijk
te maken moeten we hèèl ver
terug in de historie. Al in de
tijd van de Romeinen was de
Hoge Rijndijk een waterke
ring tegen al te hoge standen
van de Oude Rijn. In latere
eeuwen is veel van die functie
verloren gegaan, maar wel
licht zo rond het jaar 1000,
toen de kolonisatie van de
veengebieden die wat verder
van de Rijn afliggen werd
aangevat, is de Rijndijk weer
in ere hersteld. Omdat een
.dijk met bruggen over alle
„zijriviertjes" van de Rijn en
later gegraven weteringen al
leen een garantie was voor
droge voeten bij het berijden
van de dijk, maar verder wa
terstaatkundig niets beteken
de, liep bij iedere hoge water
stand al het land onder water.
Dam
En hoge waterstanden waren
er maar al te vaak! Talloze
malen moeten de bewoners
hun lager gelegen landen
hebben ontruimd. Als maatre
gel daartegen werd bij Zwam-
merdam een dam door de
Rijn gelegd, zodat het water
ten oosten daarvan maar
moest zien ergens bij de zee te
raken via bijvoorbeeld de
Hollandse IJssel. Omdat de
bewoners ten oosten van die
dam, toen grondgebied van de
„vijand", de bisschop van
Utrecht, vaak natte voeten
-kregen, bemoeide keizer Fre-
derik Barbarossa zich met
deze zaak en beval in 1165 dat
de dam moest worden opge
ruimd.
De meeste delen van Rijnland
Waar de Vliet- de Witte
Singel kruist, ligt thans
de Neksluisbrug. Het
woordje brug is eerst toe
gevoegd toen over de
Neksluis of Naakte sluis
een brug werd gelegd.
Een naakte sluis is name
lijk een sluis waarover
geen landverkeer kan
passeren. De Naakte Sluis
bij de Witte Singel is ook
zo'n barrière voor het
landverkeer geweest,
vandaar zijn naam. Eerst
in de vorige eeuw met
zijn Victoriaanse afkeer
van onkiese woorden is
Naakte Sluis verbasterd
in Neksluis eigenlijk
wel terecht, want het was
werkelijk een bottle
neck, ook voor de scheep
vaart.