1
finale
ij AN DE CLER:
kunstenaar onder
le huisartsen
I
W°k"'
l',n9en
„Ik ben dankbaar
dat ik dokter
ben geworden"
ZATERDAG 28 JANUARI 1964
I
jlgende maand is het precies twintig jaar geleden, dat eabaretier-
nger, schilder en beeldhouwer Jan de Cler op 48-jarige leeftijd z'n
iktersbul behaalde. Na z'n succesvolle KRO-periode met onder meer
legen heit de klok" begon hij een nieuw leven: als huisarts in
nsterdam.
,n. Eigt
m'n 1
;|uw b
3rtiect
'i(r
C
K oi aj
hter en
n die
ik tik
[STERDAM
bij ons eerste,
ifonische con-
t verbond hij
.1 z'n aarzelende
'temming tot een
«rview de voor-
'jarde. dat er
0*n fotograaf aan
lig mocht zijn.
maal in z'n
ekkamer aan
Amsterdamse
Lairessestraat,
klaart hij zich,
;t verontschul-
-nd, nader,
ik twintig
geleden m'n
ktersbul haalde,
was inmiddels al
atenveertig, ging
or mij alsnog een
jgensdroom in
J-vulling. Arts,
^t wilde ik van
pds af aan wor-
Eigenlijk is
leven op-
begonnen,
artiest Jan de
'5r bestond, al-
|ns naar buiten,
langer. Dus
jjj ik in 1964 on-
j-tJdellijk m'n ui-
v|ijk veranderd,
arretje er af, m'n
anders. Ik
ste niet langer
;end te worden
de man van
egen heit de
<k" of als tekst
en zanger
rijmpjes,
.ijdens de
.jt en direct na
>op van inter-
'.Jdwedstrijden
de radio zong.
Holland hup,
de leeuw niet
!c( z'n hempie
'jn. En, het
jkte. Nog maar
^aen herkent
,ii mij van vroe-
Toevallig vori-
week. In een
kei zegt de man achter de toon-
ik plotseling: „Bent u niet Jan
~!ler van de KRO?" Hij had het
m'n stem gehoord. Best knap
nlijk na zoveel jaar. En een
tje vleiend ook wel. Maar
jibegrijp je nu waarom ik
Jgeen fotograaf bij wilde heb-
i?"
"[spreekkamer is een curiositei-
abinet. Een onder bergen pa-
schuilgaand antiek bureau
er centraal. Schilderijen en te
lingen van hemzelf, maar ook
J Cees Bantzinger, hoorspel-ac-
Wam Heskes en z'n dochter
nneke beheersen met een
ital duidelijk hoorbare klokken
^evenveel zwijgende, maar toch
kende beelden het decor,
(jeen uit z'n krachten gegroeide
Sldersezel staat een doek met
nde beeltenis van een sol-
3ezeten op een bankje, de
'°bi weergegeven handen ineen
jjouwen. staart de man doelloos
jr zich uit. „Zie je dat witte drie-
Jkje op z'n uniform? Dat was een
Jen van krijgsgevangenschap,
^danks de Duitsers kwam hij in
'jvaak bij me. Toen ook heb ik 'm
ajchilderd. Uit pure broodnood
ik in de oorlog dat schilderij
a\r een paar tientjes moeten ver-
Zes jaar geleden hing het
•erwacht en duidelijk verdwaald
(een veiling bij Mak van Waay.
:ft een kennis het voor me te-
'ekocht. Voor zevenendertig
?[pen vijftig. Mij is het oneindig
il meer waard. Zoals dat zelf-
:ret, daar linksboven in die
k. Heb ik getekend toen ik een
of twaalf was. Een bleek, ma-
jongetje, met een brilletje op,
ervan droomde arts te worden
•Jon de Cler fa.
de 'n
op "ér
i n 9 naar
"'iegbrevei.
Me» A*exa
De geijkte artiestenfoto van Studio Heno bij de Amsterdamse Munt:
met of zonder handtekening voor bewonderaars.
izendpoot
de Cler, sedert 1965 gevestigd
irts in Amsterdam, maar daar-
•r vooral bekend als schilder, il-
ator, beeldhouwer, cabaretier,
[er, componist en tekstdichter.
1947 tot 1952 was hij leider
de amusementsprogramma's
de KRO, voor welke omroep
met Alexander Pola het popu
laire radioprogramma „Negen heit
de klok" verzorgde. Daarna voor
diezelfde omroep als free-lancer ac
tief, totdat hij in februari 1964 zijn
doktersbul behaalde.
Als ik hem vraag of ik een sigaret
mag opsteken, staat hij op, pakt een
asbak en zegt: „Normaal wordt er
nooit gerookt in m'n spreekkamer.
Alleen voor mijn dochter heb ik
hier een asbak staan". Accepteert
niettemin de -hem aangeboden siga
ret, inhaleert diep en vervolgt: „Ik
heb in m'n spreekkamer ook geen
telefoon. Tijdens gesprekken met
m'n patiënten wil ik niet, dat we
gestoord worden. Is er toch iets ur
gents, och dan roepen ze me wel".
Alsof de duivel er mee speelt, rin
kelt op hetzelfde moment de tele
foonbei in een nevenvertrek. „Dat
zal tijdens ons gesprek nog wel va
ker gebeuren, sorry", excuseert hij
zich en verdwijnt.
Tegenstrijdig
Even krijg ik de gelegenheid de
werkelijkheid van nu naast zijn ar
tistieke verleden te leggen. Jan de
Cler komt terug op m'n netvliezen
als het evenbeeld van Craucho
Marx. Een slanke man, een intelli
gent overkomend brilletje, een ge
cultiveerd snorretje en de zwarte,
halflange haren, sterk gepomma-
deerd, met een kaarsrechte schei
ding in het midden. Een artiest zo
als we die kennen van de foto's
van Studio Heno in de Kalverstraat
vlak bij de Munt. Louter en alleen
afgedrukt om ze al dan niet voor
zien van een handtekening uit te
delen aan bewonderaars. Kortom,
een vrijwel volledig afwijkend
beeld van het heden.
Dokter De Cler, 68 jaar inmiddels,
is een fiks uit de kluiten gewassen
man met zeer kort geknipt en naar
voren gekamd grijs haar, dat op het
nu en dan gegroefde voorhoofd uit
mondt in een wat ondeugend krul
letje. Twee zwarte borstels van
wenkbrauwen accentueren de wel
haast even donkere, maar uiterst
vriendelijk gestemde ogen. die zijn
open gezicht niettemin iets tegen
strijdigs geven. Zoals ook zijn op
treden dat in feite wel een beetje is.
Via een foto van nu wenst Jan de
Cler immers niet herkend te wor
den als de artiest van weleer, maar
als gesprekspartner blijft dat verle
den tellen terwijl het medische he
den vrijwel onbesproken blijft.
„Artsen mogen geen reclame voor
zichzelf maken", luidt steeds weer
zijn vrijwel niet te doorbreken
dooddoener.
Als geboren Hagenaar verloor hij
in het ouderlijk huis de schoolstrijd
van zijn kennelijk nog meer be
gaafde broer. Vader De Cler kon
het zich financieel niet veroorloven
beide zoons te laten studeren en
dus luidde het credo destijds: „Wie
de beste cijfers behaalt, die mag
naar de universiteit". Jan legde het
met één tien voor tekenen af tegen
broerlief, die maar liefst vijfmaal
dat aan uitmuntend gelijkwaardige
cijfer op zijn eindlijst van de mid
delbare school noteerde. In plaats
van op de gewenste medische fa
culteit belandde Jan de Cler op het
Rotterdamse reclamebureau Nijgh
en van Ditmar, waar hij zich als il
lustrator en tekenaar vooral ver
dienstelijk maakte voor adverten
tiecampagnes van Ford Nederland.
Vervalser
„In m'n vrije tijd studeerde ik op
de Haagse kunstacademie, maar na
het bombardement op Rotterdam
en de capitulatie raakte onder onze
Duitse bezetters het papier al snel
op. Geen werk dus meer, maar ook
geen Kunstacademie. Bovendien
was het op die leeftijd gevaarlijk
om opgepakt te worden. Een
vriend van me, de kunstschilder
Veltkamp, haalde me over om naar
Amersfoort te verhuizen. Daar zou
het veiliger zijn Ik kwam op ka
mers bij de drukkerij van Van
Wijngen. Een prima man, die mij al
snel meer vertrouwde dan z'n ei
gen personeel".
„Ik werd lid van het Amersfoorts
Kunstenaars Gilde en later ook van
de Kultuurkamer. Niet omdat ik
die instelling van de Puitsers een
goed hart toedroeg, maar om in het
bezit te komen van een lidmaat
schapskaart. Kunstenaars, die lid
waren van de Kultuurkamer, wer
den immers door de Duitsers met
rust gelaten. Aan de hand van m'n
eigen lidmaatschapskaart heb ik er
bij Van Wijngen honderden ver
valst. Nagemaakt. Compleet met de
vereiste handtekening erop. Ik be
schikte over een pil van een boek
over vervalsingsgrafologie. Dus
werden er ook Ausweissen ver
valst".
„Toen er eens een heel stel arbei
ders opgepakt werd, liet de Duitse
commandant ze prompt allemaal
weer vrij. Hij moest wel. Mijn Aus
weissen waren niet van echt te on
derscheiden. Zelfs z'n eigen hand
tekening maakte ik perfect na".
„Die drukker, die Van Wijngen,
die durfde werkelijk alles. Die man
had een onvoorstelbaar godsver
trouwen. Met hem en bij hem deed
ik van alles. Fietsenmaker, loodgie
ter, kunstschilder, elektricien en
vervalser. Ook bracht ik door ons
opgeladen accu's weg. Naar men
sen, die geen stroom meer hadden.
Konden ze toch naar Radio Oranje
luisteren, Jaren later, ik denk in
1949, tijdens een receptie van de
KRO, hoor ik ineens een oudere
dame roepen: „Monseigneur, mon
seigneur, daar heb je de man van
de accu's!". Bleek ik tijdens die
donkere periode maandenlang ac
cu's te hebben bezorgd bij de latere
hoofdaalmoezenier van het leger,
monseigneur Haenen
Muzikaliteit
Pas in de laatste oorlogsjaren kwa
men z'n veelzijdige artistieke talen
ten echt boven drijven. Op het Am
sterdams Instituut voor Kunst Nij
verheids Onderwijs inmiddels
opgegaan in de Rietveld Acade
mie leerde hij niet alleen beeld
houwen, maar raakte tevens be
vriend met de toenmalige directeur
Mart Stam. Een volbloed commu
nist, wiens „liefde" voor de bezet
ter tot allerlei ondergrondse daden
inspireerde.
„Samen maakten we liedjes op en
tegen de Duitsers èn daaraan dank
ik in feite mijn latere succes als ca
baretier. Mart Stam ondekte m'n
muzikaliteit, gaf me een gitaar en
leerde me wat akkoordjes. Zo be
gon ik liedjes te maken. Tekst, mu
ziek en uitvoering. Op die manier
kwam ik in aanraking met Herbert
Perquin, die me onmiddellijk uit
nodigde om deel uit te gaan maken
van een cabaretgroep, die hij na de
oorlog wilde beginnen".
„Uiteindelijk kwam ik met Perquin
bij de KRO-radio terecht. Een ont
zettend plezierige tijd. „Negen heit
de klok" met Alexander Pola, Dico
van der Meer, Emile Lopez en
Wam Heskes. Later „Buffalo Bill",
„De Wadders", allerlei kleine caba-
retjes. Hoorspelen. „Rottumeroor".
En natuurlijk, die gezongen com
mentaartjes in de rust en na afloop
van de interlandvoetbalwedstrij
den. Met verslaggever Leo Pagano
had ik de afspraak, dat hij na het
rust- en na het eindsignaal nog der
tig seconden door zou praten, zodat
ik nog even de gelegenheid kreeg
om m'n tekst af te maken".
„Ik was een soort sneldichter, die
in feite heel gewone rijmpjes maak
te. Maar juist door die snelheid
sloeg dat enorm aan. Het is zeker
niet het beste werk, dat ik heb af
geleverd, maar het is wel de basis
geweest voor m'n populariteit.
Maar echt, na zo'n voetbalwedstrijd
was ik uitgeknepen. Veel vermoei
der dan de spelers. Toch heb ik in
1952 bewust afscheid van m'n
dienstbetrekking bij de KRO geno
men. Als freelancer zag ik moge
lijkheden om naast m'n werk als
cabaretier alsnog voor arts te gaan
studeren. Met Pola bleef ik pro
gramma's voor de KRO maken,
maar ook deden we samen voor de
VARA „Loeren aan de hor". In
1955 kon ik me inschrijven op de
Amsterdamse Gemeente Universi
teit".
„Acht en een half jaar later was ik
arts. En dat is eigenlijk het enige in
m'n leven, waar ik écht trots op
ben. Dat ik ondanks m'n werk als
cabaretier er toch in slaagde zo snel
die doktersbul te behalen. Ik deed
er in feite maar een half jaar lan
ger over dan, als ie tenminste in
één ruk wilde en kon afstuderen,
mogelijk was. Na wat assistent
schappen ben ik uiteindelijk in
1966 hier in De Lairessestraat als
huisarts neergestreken".
Rijk leven
Bijna twintig jaar is z'n jongens
droom dus werkelijkheid, maar ik
denk dat z'n leven heel wat minder
rijk verlopen zou zijn als niet z'n
broer, maar hijzelf indertijd met
vijf tienen van de middelbare
school was gekomen. Dan zou z'n
spreekkamer er ongetwijfeld heb
ben uitgezien als zo vele andere:
koud, kil, wit en klinisch. Nu
werkt hij vanuit een atelier, dat in
feite de spiegel van z'n eigen leven
vormt. Met welke kwaal je ook bij
hem komt, in de wachtkamer ga je
je al geconfronteerd met een
speels aquarelletje van Jersey en
een stilleventje in olieverf beter
voelen. Eenmaal in de spreekka
mer vergeet je bij wijze van spre
ken ook nog het receptje, waar ie
voor gekomen bent. Wat is zo n
klein wit papiertje vergeleken met
al dat moois, dat er hangt, staat en
tikt?
We roken nog een sigaretje en
zwijgen. Dan pakt hij de draad
weer op: „Als huisarts heb ik m'n
patiëntenbestand altijd dusdanig op
peil gehouden, dat ik nog voldoen
de tijd voor m'n liefhebberijen over
houd. Duizend patiënten heb ik.
Meer niet. Ik wil prettig leven. Ik
hoef geen tonnen te verdienen. Ik
wil schilderen, aan klokken prut
sen en zo nu en dan eens vliegen.
Ja, ik heb een vliegbrevet en dan
moet je jaarlijks wel je uren maken
om het te behouden. En reizen.
Stilzitten is er niet bij".
Plotseling staat hij op en pakt me
bij m'n rechterarm. „Kom eens
mee. Zal ik je wat laten zien". En
hij gaat me voor naar een ander,
heel wat somberder vertrek. „Zie je
die kast? Heb ik zelf gemaakt. Niet
omdat ik zonodig een kast moest
maken, maar omdat ik een zo mooi
met de hand gemaakt antiek pa
neeltje kreeg en ik dat stukje am
bacht een verdiende eindbestem
ming wilde geven".
Terwijl ik er nog vol bewondering
naar kijk, roept hij vanuit een an-
dere hoek van de kamer alweer:
„Dit is m'n meest recente werk", -
en wijst op een serie aquarellen.
Vrouwelijk naakt. Jan de Cler
staart er vertederd naar. Ik denk,
maar durf 't hem niet te vragen,
dat het z'n dochter is. Krijg er bo
vendien de tijd niet voor, want tien
tellen later bevinden we ons in de
keuken. „Helemaal zelf verbouwd.
Betegeld. De schouw getimmerd.
Het aanrecht. Die oorlogsjaren in
Amersfoort zijn niet voor niets ge
weest. Ik ben er ontzettend hand
vaardig door geworden".
Dankbaar
Waarom dan niet doorgegaan voor
chirurg?
„Had ik graag gewild, ja. Maar als
je op je achtenveertigste afstudeert
als arts is het er wel wat laat vooj.
Nog eens zeven jaar blokken en
dan meteen de vut in. Nee, zoals
het verlopen is, zo is het goed. Ik
ben dankbaar, dat ik uiteindelijk
m'n grootste wens heb kunnen in
lossen. Dat ik arts geworden ben". -
Terug in z'n spreekkamer zoekt hij
op mijn verzoek wat foto's uit z'n
cabaretverleden op. Op eentje err
van staat hij zingend met Alexan-
der Pola achter de radiomicrofoon
in de KRO-studio. Met een brede
glimlach kijkt hij er naar en zegt:
„Ik luister tegenwoordig nog maar'
zelden naar de radio. En als ik hel
doe, dan alleen naar Hilversum
vier, naar de klassieke zender".
Nadat de doos met foto's weer is
opgeborgen, pakt hij van z'n bu-
reau een gedrukte nieuwjaarskaart'
en geeft me die. Zelf getekend. Zelf
geschreven.
En weer is er een jaar voorbij
Van onverdroten bakkeleien
Van meningen en van partijen
Met beiderzijdse averij
Toch wens ik keren van 't getij
Opnieuw met voorspoed en vrede
Met wat saamhorigheid en rede
Dan zullen er voor U en mij
Rondom ons op de oude aard
De nieuwe bloesems blijven bloeien
En nieuwe loten blijven groeien
In een verdord gewaande gaard
Ik wens U dat U wordt gespaard
Voor velerlei onzekerheden
Ga weer op pad met vaste schreden
Dan komt ook dit jaar wel geklaard
Hij brengt me naar de deur en
zwaait me vanuit het grote portiek
van z'n statige huis uit. Een grote,
grijze man in een blauwe schip
perstrui. Ik kijk nog eenmaal om
en denk: iedere Nederlander mocht
willen dat hij zo'n vriend ais huis
arts of zo'n huisarts als vriend had.
KEES JïGERS