Omwegen
Ook het gouden eeuwse Leiden
versmalde wegens het onderhoud
Thvsiana
De Groenhazenbrug: oude buurman van de Bibliotheca
NA DE BREDE WEGEN WORDT AAN INKRIMPING GEDACHT
Vakonderwijs vanuit Voorschoten voor wie waard, discothecarius of kantinebeheerder wil worden
pagdEN/REGIO
EcidócSoiruvnt
WOENSDAG 7 DECEMBER 1983 PAGINA S
moet het heen met
1 i te straten en wegen?
is een vraag, die me-
H|r P. de Baar, cons-
„no nonsense"
dewerker aan het Ge-
ente Archief Leiden,
i zichzelf gesteld had.
teelt i heeft er in elk geval
De en genuan-
trodard over nagedacht en
n gu) uiteenzetting van
8956A gedachten (op een
jatfonalle basis", want het
een |t over wegversmallin-
nd °h) heeft hij mij, via de
;erne post, doen toeko-
in. Hartelijk dank
arvoor. Nu vindt me
er De Baar, dat „men
vrfy denken, dat het ver-
van wegen een
medische gril uit deze tijd
besftjin de loop der eeuwen
'r ird immers steeds ge
spen om meer en bre-
re wegen". Ik volg nu
[•der meneer De Baar
/jdiens uitgewerkte ge-
iichtengang.
w wt
begon, heel, heel vroeger
rrati& aapmens al), met een
Hdje dat zichzelf vormde,
de fer er tientallen jaren maar
rr en?rheen te blijven lopen. De
meinen deden het anders:
legden in onze natte stre-
ti meteen stevig gefun-
erde „heirwegen" (soms
chts van een paar meter
3ar]jred) aan; met palen als on-
/77e?°ronc*- ^ie praktische
jkerlpsl ging eni£e lijd' na de
Bel
irkomst van trekkende
trajjgken, verloren. Maar lang-
arkj£-maan begon het verzor-
'riidb van de ..infrastructuur"
tienrT vat °P onze voorouders
'krijgen. Gaandeweg werd
9?
alles „groter en breder". Dus
ook de wegen. Tenslotte in
onze dagen was tweebaans
en vierbaans niet meer ge
noeg voor de verkeersstro
men: er kwamen autosnelwe
gen, zoals in de Haarlemmer
meer, waar een zeer groot
aantal rijstroken naast elkaar
ligt. Echter, in het streven
om de snelheid van het ver
keer op bepaalde, tot racen
uitnodigende wegen wat te
beperken, is de laatste jaren
weer een tegenovergestelde
beweging waar te nemen.
Maar, zoals meneer De Baar
ook wel weet, „overal waar
iets moet verminderen, roept
dat weerstanden op".
Weinig geestdrift
Hij zegt dan: „Vooral het ver
smallen van de rondweg door
de Merenwijk werd niet be
paald onverdeeld als een zin
volle daad ervaren". Ook
over de versmalling van Lei-
dens nieuwe „boulevard" de
Langegracht was niet ieder
een even geestdriftig. Vooral
aan de winkelende dagjes
mensen ontlokt deze manier
van „paal en perk" stellen
heel wat weinig parlementai
re uitdrukkingen. Dan zou er
ook nog sprake zijn van een
versmalling van de enige,
„uitheems" mooie, Leidse
avenue: de Lammenschans-
weg, invalsweg van allure.
Ook daar zijn al de nodige
stemmen tegen opgegaan.
„Toch blijkt", aldus De Baar,
„ook op dit gebied, dat er
niets nieuws onder de zon is;
de geschiedenis herhaalt zich
vaker dan men denkt. Uiter
aard zijn de achterliggende
redenen niet steeds dezelfde;
de tijd is nu eenmaal niet te
rug te draaien. Een wegvers
malling in vroeger tijd heeft
dart ook een voor die tijd be
ter denkbare reden dan snel
heidsbeperking, namelijk: be
zuiniging op onderhoud
ofschoon juist bezuiniging
thans een zeer moderne re
den is!"
Archiefman De Baar zit ui
teraard heel dicht bij het nog
nasmeulende vuur van het
Leidse verleden. Hij kan zich
daar nog intellectueel aan
warmen. Archiefmensen
conserveren niet alleen, ze
pluizen ook graag soms op
verzoek in alle stilte de
dingen van de vergangen-
heid na. Zo lijkt archiefwerk
op catacombenwerk; men
duikt ergens in, en komt er,
na lang zoeken vaak, weer
stralend uit met een resul
taat. Dat dan weer „onder
ons" moet blijven. Soms, een
enkele keer, loopt men te.
koop met de uitkomsten. Dan
wordt er een tentoonstelling
ingericht, en Jan en alleman
opgetrommeld voor een blik
op de „historie op een rijtje".
Ditmaal geen expositie, maar
een verklaring, van meneer
De Baar, die in april 1653
(ook Gouden Eeuw voor deze
lakense Sleutelstad) even op
stap ging met de vier burge-
meesteren van Leiden. De
rekening werd nog wel opge
maakt, want er werd aardig
wat verteerd door die gasten.
„Op inspectie gingen ze, zoals
in die tijd gebruikelijk was.
Wellicht in gezelschap van
„de fabryc" wij zouden nu
zeggen directeur van Ge
meentewerken, of hoofd van
de directie Civiele Werken"
(ik denk hierbij aan de
nog steeds gebruikte uitdruk
king „Vaticaanse kerkfa
briek", instelling voor de al
daar voorkomende klussen,
T.P.).
Wel, toendertijd was „de fa
bryc" de bekende architect
Arent van 's Gravesande.
Enfin, de vroedschap en „de
fabryc" deden, al inspecte
rende, ook de „Leyderwech"
aan. Dat is tegenwoordig de
Stationsweg en een stukje
Rijnsburgerweg, destijds bui
ten de Rijnsburgerpoort. De
stadssecretaris (een soort me
neer Lodder, met een kanten
kraag) noteerde nadien, na
even bijgekomen te zijn, het
oordeel van de burgemees
ters: inkrimpen, terugnemen,
versmallen. De vroede vade
ren hadden in achting geno
men, dat die Leyderwech
jaarlijks de stad veel kwam
te kosten door het onder
houd. En dat kwam voorna
melijk door de „al te grote
breedte". (Ze zeiden en
schreven het natuurlijk wel
anders, maar de reproduktie
daarvan zou een te grote in
spanning voor u en mij wor
den).
Leyderwech
En de afwatering was door
die breedte ook niet al te
best. Daarom vond het ge
meentebestuur, na ampel be
raad, dat de Leyderwech
maar versmald moest wor
den, en met een sloot van bij
na twee meter (zes voet)
breed afgezoomd, en daar
naast weer een „bequaemen
acker". De zaak ware verder
met „eist te bepooten". De
„fabryc" kon z'n gewaardeer
de gang gaan. Volgens me
neer De Baar zal het besluit
„wel binnen de kortste ke
ren" zijn uitgevoerd. Leiden
had zo moet u weten
destijds, in die enige bloeipe
riode, bijna geld te veel; geld
speelde toen (het is ten hemel
schreiend) nauwelijks een
rol, maar men wenste het
niet over de railing te gooien.
Aan verkwisting had men
een broertje dood. Een ons
ingeprente vaderlandse
deugd luidt, onveranderlijk:
zuinigheid met vlijt bouwt
huizen als kastelen. En in
spraak bestond in die dagen
nog helegaar niet. Zelfs het
woord was nog niet uitgevon
den. Je had hooguit je verte
genwoordigers (en zelfs die
niet) die het werk deden, en
daar hoefde je verder niet
tussen zien te komen. Het
„lag" even anders. Maar me
neer De Baar zit, intussen, te
gniffelen; als hij denkt aan
die snelle concretisering van
een gouden eeuwse versmal
ling: „Iets waarop het huidige
wethoudersteam misschien
jaloers is?", vraagt De Baar
zich olijk af.
Op mijn omwegen door stad en land I
kom ik graag mensen tegen. U kunt I
mij telefonisch of schriftelijk vertéllen
wie u graag in deze rubriek zou willen ^BB
tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 tuBBI
- 12 22 44 op toestel 10. door Ton Piclers
Een vreemde eend in de bijt,
vandaag. Hoewel, vreemd?
Eigenlijk niet: niets, de hore
ca betreffende, is mij
vreemd. Het is zo menselijk.
Met„vriendelijke groeten"
verzocht de directeur van
„Eurodidakt", een landelijk
instelling voor vakonderwijs
in Voorschoten, mij toekom
stige caféhouders en disco-
ondernemers te willen wijzen
op het feit, dat dezulken bij
hun praktijken in bezit die
nen te zijn van het Vakbe
kwaamheidsdiploma Cafébe
drijf. De belangstelling
schijnt toe te nemen, on
danks het tegenwerken door
de malaise. Daarom al lijkt
het begrijpelijk, dat dit diplo
ma zo „fel begeerd" wordt
door iedere aspirant-waard,
aankomend discothecarius en
toekomstig kantinebeheer
der. Eerst je bekwamen, zegt
de drank- en horecawet,
daarna mag je aan de voeder
bak zien te komen. De Keu
ringsdienst van Waren vindt
niet voor niets, dat de bierlei
dingen niet goed genoeg wor
den doorgespoeld, waardoor
er te veel bacteriën in de ge
tapte pilsjes zitten. Daar moet
de kroegbaas ook op letten.
„Eurodidakt" zich graag aan
in de warme belangstelling
van toekomstige distribue-
renden van alcoholische,
zwak-alcoholische en non-al-
coholischê dranken. De in
stelling voorziet in een be
hoefte en ze zegt dat er ook
cursisten zijn die niet „ver
derop" willen, maar alleen al
uit pure interesse in de be
handelde leerstof de cursus
Cafébedrijf volgen.
Wat leert men zoal? er zal,
helaas, niet geschonken of
geproefd kunnen worden;
tenzij de docent net toevallig
jarig is. De lesstof bestaat (zo
lang het nog „stof" is) voor
de helft uit drankenkennis
en het serveren van dranken.
Dat is voor de didakten al
een verrukkelijk wereldje
apart. Zo wordt, bijvoorbeeld,
de bereiding van bier en wijn
besproken en de (strenge) eti
ketteringsvoorschriften voor
wijn behandeld. Men leert,
aan de hand van het etiket te
zien of men met een tafel
wijn, een landwijn of een
kwaliteitswijn of een nep-
sherry te maken heeft. Nu
kan men uitroepen: ik kan
toch lezen wat er op het eti
ket staat! Maar dat is niet
voldoende, beste kandidaten;
immers, er schuilen allerlei
addertjes onder het gras van
de etikettering. Het andere
gedeelte van de lesstof be
treft gezondheidsleer (hygië
ne) en kennis van apparatuur
daar heb je nou die bier
leidingen.
De cursus Cafébedrijf, die
onder leiding van ervaren en
bevoegde en beproefde leer
krachten staat, begint in de
laatste week van februari '84.
De cursus Handelskennis
start in de laatste week van
januari. In juni is het „schrif
telijk". Daarbij let het Minis
terie van Economische Zaken
fel op de gang van zaken.
Dat examen wordt afgeno
men volgens het systeem van
meerkeuzevragen (multiple
choice): achter elke vraag,
dus, zijn verschillende niet
„meerdere", o „Eurodidakt"
antwoorden vermeld,
waaruit het juiste antwoord
gekozen moet worden.
De cursussen worden gege
ven in een lokaliteit van de
Rembrandt Scholengemeen
schap. B.M.Noachstraat, Lei
den, en in Alphen a.d.Rijn, in
het Kerkelijk Centrum „De
Bron", Troubadourweg 2.
Voor informatie belle men:
01717 - 8544, of schrijve aan
„Eurodidakt", Sir Winston
Churchillweg 2, 2251 CX
Voorschoten. Proost, en dat
het u wel mogfe bekomen!
ber opleveren: indien hij deze
datum overschreed, kostte
hem dat een tientje per dag.
Dat lijkt' niet veel wanneer
dat bedrag met de huidige
uurlonen wordt vergeleken,
maar dat wordt anders als
men ziet dat het weggraven of
aanvullen van één kubieke
meter aarde, waarmee een po
tige arbeider toch wel even
bezig is, slechts 30 cent kostte,
met inbegrip van kosten van
vervoer, winst en dergelijke.
Uiteraard moest Mooten bin
ten van „getrokken ijzer"
aanbrengen, geheel volgens
de mode van die tijd. De brug
werd eveneens volgens de
mode aanzienlijk verlaagd.
De scheepvaart was daar toch
te verwaarlozen en voor het
verkeer kan een brug nooit
laag genoeg zijn. Bij de huidi
ge vernieuwing is de door-
vaarthoogte echter weer wat
ruimer genomen, omdat het
plan bestaat om rondvaartbo
ten door het Rapenburg te la
ten varen.
Groen Hasen
De Groenhazengracht is in
1389 gegraven toen het stads
deel tussen Rapenburg en
Witte Singel bij de stad werd
getrokken. Wellicht was de
gracht toen nog naamloos,
maar omdat een paar decen
nia later rond de Sliksteeg
een rosse buurt ontstond
(dicht bij het vertrekpunt van
de koetsen en wagens naar
Den Haag) kreeg de prostitué
Groen Hasen (Haasje is een
vrouwennaam) de eer dat er
een gracht naar haar werd ge
noemd. Namen die toen door
de volksmond werden gege
ven, waren niet aan het oor
deel van het stadsbestuur on
derworpen. In 1389 zal, recht
tegenover de uitmonding van
de Voldersgracht (thans Lan-
gebrug) een eenvoudige hou
ten brug over de Groenhazen
gracht gelegd zijn.
Het Rapenburg was toen een
gracht als zovele andere en
keer met de uit Zierikzee af
komstige Elysabeth Pietersdr.
Crijger, werd zijn naam ge
schreven als Van Sonnendael.
Als men dan ook nog ziet dat
bij het derde huwelijk in 1674
van zoon Evert diens naam
als Van Sonnenbruch ove
rigens buitengewoon toepasse
lijk gezien hun vele werk aan
de bruggen geschreven
wordt, rijst de vraag of ze zelf
wel wisten hoe hun naam
luidde. Zoon "Thomas, die
kleermaker werd, komt ech
ter steeds onder de naam Van
Sonnenberg(h) voor en daar
houden we het dan ook maar
op. Naamsverhaspelingen zo
als hier komen in die tijd
maar al te vaak voor en zijn
helaas eerder regel dan uit
zondering.
Uit latere eeuwen is er niet
veel activiteit ten aanzien van
de Groenhazenbrug bekend.
Wel werd op 4 mei 1835 door
Jean Antoine Henri de l'Eclu-
se, metselaar op de Oude Rijn,
voor 620 aangenomen het
binnen één maand afbreken
en weer opmetselen van de
„vleugels", de in het zicht ko
mende muren aan de zijkant
van de brug. Aan de ene zijde
moesten er 28 a 30 lagen ste
nen worden weggebroken,
maar aan de andere zijde
moest tot op de waterlijn, of
indien nodig tot op de funde
ring gegaan worden. Wanneer
zelfs de fundering slecht zou
blijken te zijn, zou ook die
nog vernieuwd moeten wor
den. Overigens wordt in 1891
niet over nieuwe funderingen
gesproken, zodat die ook toen
nog wel in blakende toe
stand verkeerd moeten heb
ben.
Eeuwenlang heeft de brug
dus vrij ongestoord mogen
schuilen in de schaduw van
de Bibliotheca Thysiana. Die
buurman had hij in 1655 ge
kregen, zoals ook nu nog op
de gevel staat te lezen. Johan
of Jan Thijs, of in het latijn
Joannes Thisius, was in 1621
in Amsterdam geboren als
zoon van de niet onbemiddel
de koopman Anthony Thijs
en diens volle nicht Elisabeth
Hedwich de Bacher. Zijn
moeder overleed toen hij zes
i'aar oud was en zijn vader
ïertrouwde met Magdalena
Belten, die hem in het zich
nog uitbreidende gezin liefde
vol heeft opgevoed. Blijkens
de correspondentie tussen
stiefzoon en stiefmoeder was
de relatie althans heel wat be
ter dan bij de familie Asse
poester
Als jongeling van goede af
komst ging hij vanzelfspre
kend in Leiden studeren. Hij
woonde bij zijn oom professor
Constantijn l'Empereur; ove
rigens waren een oom en neef
van zijn vader, Anthonius
Thysius I en II, eveneens
hoogleraar in Leiden en de
laatste zelfs ook bibliothecaris.
Johannes zal naar deze ver
want geaard hebben, want na
de gebruikelijke rondreis door
Frankrijk en Italië ter afslui
ting van zijn studie omringde
hij zich in zijn woonhuis op de
Papegracht met boeken. Na
een promotie in de rechten in
1652 had hij alle tijd voor stu
die en als de dood hem niet op
3 oktober 1653 weggerukt zou
hebben, was een professoraat
voor hem niet ondenkbaar ge
weest. Kort voor zijn dood
maakte hij zijn testament en
na goed voor zijn halfzuster
en de enige dochter van zijn
oom l'Empereur gezorgd te
hebben, bepaalde hij dat de
Bruggen, we maken er allemaal ge
bruik van. Zeker in een waterrijke
stad als Leiden zijn het onmisbare
schakels in het wegennet. Veel aan
dacht is er nooit aan de Leidse brug
gen besteed. Toch zijn er een hoop
interessante vragen te stellen.
Waarom bijvoorbeeld heet de Bostel-
brug Bostelbrug? Wanneer en door
wie is deze brug gebouwd? De stilte
rond de Leidse bruggen wordt over
enkele maanden 'verstoord'. In april
1984 gaat in het Gemeentearchief
aan de Boisotkade de tentoonstel
ling „De Leidse bruggen" van start.
Tevens verschijnt dan een Leids
bruggenboek. Dit boekje dient ook
als catalogus voor de tentoonstel
ling.
Als inleiding op de expositie ver
schijnt in deze krant een serie arti
kelen over Leidse bruggen. Het zijn
geen technische verhandelingen,
maar historische verhalen waarin
een Leidse brug als leidraad dient.
De gegevens zijn verzameld door een
werkgroep van historisch geïnteres
seerden, die veel van de geschiedenis
van de Leidse bruggen heeft uitge
zocht. Samensteller is de begeleider
van de werkgroep, de heer P. J. M.
de Baar van het Gemeentearchief.
Kees van Herpen tekent voor de
eindredactie. De reprodukties zijn
van fotograaf Wim van Noort.
rest van zijn vermogen moest
worden besteed aan de bouw
en het onderhoud van een bi
bliotheekgebouw.
Dit werd door zijn aange
trouwde neef Marcus baron
du Tour verwezenlijkt. Door
stadsarchitect Arent van 's
Gravesande werden de plan
nen gemaakt en timmerman
Willem van der Helm voerde
die uit. In het pand, waar ook
een „custos" (een oppasser,
conciërge) woonde en nog
steeds woont, werd de boven
zaal ingericht voor het bergen
van de boekenschat van Thy
sius en de correspondentie en
administratie van hem, zijn
voorgeslacht, dat van zijn
moeder en dat van zijn oom
l'Empereur. Een van de kos
telijkste archieven, het koop
mansarchief van de families
Van der Meulen, Pierens en
l'Empereur, is daardoor be
waard gebleven.
Toch is de zorg voor de boe
ken wel eens zeer gering ge
weest het Leids Jaarboekje
van 1934 geeft een uitstekend
verslag van de perikelen rond
het beheer van de bibliotheek
in de achttiende eeuw. Nog
steeds is de bibliotheek een
afzonderlijke stichting, al is
het boekenbezit via de catalo
gus van de Universiteits-bi-
bliotheek ontsloten.
De Groenhazenbrug zal zich
er wel niets van aantrekken,
evenmin als van die paar au
to's. Van de vele bezoekers
van de Ioannis Thysii Biblio
theca zal hij in ieder geval
niet verslijten, want een on
bekendere instelling is in Lei
den haast niet te noemen. On
bekend maakt onbemind. Nu
de onbekendheid weer wat is
verminderd, komt de bemind
heid mischien ook nog wel.
rkje
F
rzo/^rkeerplaatsen rijker.
Hijjat dit nog niet op de
'"'«toorpagina van deze toch
Cöltijd goed geïnformeerde
rant te lezen is geweest,
gt aan het tijdelijke ka-
akter van die plaatsen,
taal-paaltjes zullen het
/a^rkeren overigens niet
•voitimogelijk gaan maken.
het is de bedoeling
^"jat straks verkeer over
ZoAie parkeerplaatsen gaat
s dijden. Die plaatsen lig-
namelijk op een
Hqrug, de Groenhazen-
vet kug. Nu deze voorheen
Irakkemikkige brug 'met
]zeren liggers uit 1891
fervangen is door een
loogbrug van gewapend
leton, wacht de openstel-
ing hiervan nog op het
{ereedkomen van de
Werkzaamheden aan de
groenhazengracht. Zo-
L0ang dat niet het geval is,
tan er prima op de vlak
evrej het Kantongerecht ge-
speegen brug worden ge-
ans»arkeerd. Gevaar voor
^4istorten is er immers
terrCh n*et meer-
tt, a
i pit
n uftp zeven jaar na, is de brug
niaen eeuw oud geworden. De
-lf ®atste decennia was hij ont-
•erd door een dikke buis aan
itaale kant van de Groenhazen-
ïrsojracht. Thans is voor alle lei-
indringen plaats gemaakt in het
tenlrugdek. Dat het stadsschoon
krjjaardoor gewonnen heeft, is
I tijintegenzeglijk. Toch was de
ian»ude brug niet echt lelijk, zo-
dals ook wel blijkt uit de foto
indait zijn beginjaren. Hij was
srwjebouwd door J. Mooten, die
;r obij de aanbesteding op 6 juli
lph(891 met ƒ979 laagste in-
thrijver was. Hij moest de
ude brug afbreken en de
iakhieuwe op of vóór 15 septem-
beslist niet voornaam. Dat
voorname karakter is eerst la
ter in de vijftiende eeuw ont
staan en kreeg pas zijn bekro
ning in de zeventiende eeuw,
toen kolossale gevels verrezen
als van Rapenburg 48, de pan
den op de plaats van het voor
malige klooster Roma (de
nummers 51-57) en op de
plaats van het Prinsenhof (de
nummers 4-10). Maar toch
woonden ook in het begin van
de vijftiende eeuw al wel eens
voorname lieden aan de west
zijde van het Rapenburg, zoals
bijvoorbeeld de secretaris van
het Hof van Holland (dat toen
tijdelijk te Leiden was geves
tigd) en van de stad, mr. Jan
Rosa.
Wanneer de eerste Stenen
brug op deze plaats is ge
bouwd, blijft in de nevelen
der tijd verborgen, al is het
niet onmogelijk dat dat ooit
nog eens wordt gevonden. In
ieder geval is al op de oudste
betrouwbare kaart van Lei
den, die van Liefrinck uit
1576, een stenen brug afge
beeld. Deze verkeerde in goe
de staat, want in 1578 hoefde
er blijkens een inspectierap
port niets aan te gebeuren.
Ook in 1609/1610, toen haast
alle bruggen over en naast het
Rapenburg en alle walmuren
en bestratingen werden ver
nieuwd, schijnt hij niet onder
handen genomen te zijn.
Stenen bruggen hoeven nu
eenmaal niet zo vaak gereno
veerd te worden. De stenen
borstweringen („zonnewach-
ters" in technisch jargon) van
de brug verdwenen in 1669.
Op 23 juli van dat jaar nam
Evert Jansz. van Sonnenberg
voor 52 gulden aan om de ij
zeren leuningen te leveren.
Een kolfje naar de hand van
de zoon van de hofleverancier
van ijzeren „baliën" of poppe-
leuningen. In de acte van
aanbesteding wordt zijn naam
als Van Sonnenburch ge
schreven.
Eigenlijk is het een beetje
vreemd gesteld met zijn naam
en die van zijn vader. Zijn va
der, Jan Evertsz. van Sonnen
berg, kwam zonder familie
naam voor toen hij in 1637
De Groenhazen
brug na de ver
nieuwing, ca.
1900. De eerste
fietsen, nog zon
der spatborden
en verlichting,
hebben hun intre
de in het stads
beeld gedaan. Fo
tograaf onbekend.
voor de eerste keer trouwde
met Maertgen Abrahamsdr.
van Waelwijck, zodat hij die
naam mogelijk nog niet eens
had. Toen zijn zoon Evert op
20 juli 1642 in de Hooglandse
kerk werd gedoopt, werd zijn
naam geboekstaafd als Van
Sanenbeeck en bij de doop
van een dochter in 1648 als
Van Sonnenburch. Toen hij in
1650 hertrouwde met de we
duwe Jaecquemintgen Tho-
masdr. van Chimay werd zijn
naam gespeld als Van Son-
nenberch.
Dit gebeurde ook bij de dopen
van enkele kinderen uit dit
huwelijk. Maar bij zijn in 1659
gesloten derde huwelijk, dit