Omwegen Ook het gouden eeuwse Leiden versmalde wegens het onderhoud Thvsiana De Groenhazenbrug: oude buurman van de Bibliotheca NA DE BREDE WEGEN WORDT AAN INKRIMPING GEDACHT Vakonderwijs vanuit Voorschoten voor wie waard, discothecarius of kantinebeheerder wil worden pagdEN/REGIO EcidócSoiruvnt WOENSDAG 7 DECEMBER 1983 PAGINA S moet het heen met 1 i te straten en wegen? is een vraag, die me- H|r P. de Baar, cons- „no nonsense" dewerker aan het Ge- ente Archief Leiden, i zichzelf gesteld had. teelt i heeft er in elk geval De en genuan- trodard over nagedacht en n gu) uiteenzetting van 8956A gedachten (op een jatfonalle basis", want het een |t over wegversmallin- nd °h) heeft hij mij, via de ;erne post, doen toeko- in. Hartelijk dank arvoor. Nu vindt me er De Baar, dat „men vrfy denken, dat het ver- van wegen een medische gril uit deze tijd besftjin de loop der eeuwen 'r ird immers steeds ge spen om meer en bre- re wegen". Ik volg nu [•der meneer De Baar /jdiens uitgewerkte ge- iichtengang. w wt begon, heel, heel vroeger rrati& aapmens al), met een Hdje dat zichzelf vormde, de fer er tientallen jaren maar rr en?rheen te blijven lopen. De meinen deden het anders: legden in onze natte stre- ti meteen stevig gefun- erde „heirwegen" (soms chts van een paar meter 3ar]jred) aan; met palen als on- /77e?°ronc*- ^ie praktische jkerlpsl ging eni£e lijd' na de Bel irkomst van trekkende trajjgken, verloren. Maar lang- arkj£-maan begon het verzor- 'riidb van de ..infrastructuur" tienrT vat °P onze voorouders 'krijgen. Gaandeweg werd 9? alles „groter en breder". Dus ook de wegen. Tenslotte in onze dagen was tweebaans en vierbaans niet meer ge noeg voor de verkeersstro men: er kwamen autosnelwe gen, zoals in de Haarlemmer meer, waar een zeer groot aantal rijstroken naast elkaar ligt. Echter, in het streven om de snelheid van het ver keer op bepaalde, tot racen uitnodigende wegen wat te beperken, is de laatste jaren weer een tegenovergestelde beweging waar te nemen. Maar, zoals meneer De Baar ook wel weet, „overal waar iets moet verminderen, roept dat weerstanden op". Weinig geestdrift Hij zegt dan: „Vooral het ver smallen van de rondweg door de Merenwijk werd niet be paald onverdeeld als een zin volle daad ervaren". Ook over de versmalling van Lei- dens nieuwe „boulevard" de Langegracht was niet ieder een even geestdriftig. Vooral aan de winkelende dagjes mensen ontlokt deze manier van „paal en perk" stellen heel wat weinig parlementai re uitdrukkingen. Dan zou er ook nog sprake zijn van een versmalling van de enige, „uitheems" mooie, Leidse avenue: de Lammenschans- weg, invalsweg van allure. Ook daar zijn al de nodige stemmen tegen opgegaan. „Toch blijkt", aldus De Baar, „ook op dit gebied, dat er niets nieuws onder de zon is; de geschiedenis herhaalt zich vaker dan men denkt. Uiter aard zijn de achterliggende redenen niet steeds dezelfde; de tijd is nu eenmaal niet te rug te draaien. Een wegvers malling in vroeger tijd heeft dart ook een voor die tijd be ter denkbare reden dan snel heidsbeperking, namelijk: be zuiniging op onderhoud ofschoon juist bezuiniging thans een zeer moderne re den is!" Archiefman De Baar zit ui teraard heel dicht bij het nog nasmeulende vuur van het Leidse verleden. Hij kan zich daar nog intellectueel aan warmen. Archiefmensen conserveren niet alleen, ze pluizen ook graag soms op verzoek in alle stilte de dingen van de vergangen- heid na. Zo lijkt archiefwerk op catacombenwerk; men duikt ergens in, en komt er, na lang zoeken vaak, weer stralend uit met een resul taat. Dat dan weer „onder ons" moet blijven. Soms, een enkele keer, loopt men te. koop met de uitkomsten. Dan wordt er een tentoonstelling ingericht, en Jan en alleman opgetrommeld voor een blik op de „historie op een rijtje". Ditmaal geen expositie, maar een verklaring, van meneer De Baar, die in april 1653 (ook Gouden Eeuw voor deze lakense Sleutelstad) even op stap ging met de vier burge- meesteren van Leiden. De rekening werd nog wel opge maakt, want er werd aardig wat verteerd door die gasten. „Op inspectie gingen ze, zoals in die tijd gebruikelijk was. Wellicht in gezelschap van „de fabryc" wij zouden nu zeggen directeur van Ge meentewerken, of hoofd van de directie Civiele Werken" (ik denk hierbij aan de nog steeds gebruikte uitdruk king „Vaticaanse kerkfa briek", instelling voor de al daar voorkomende klussen, T.P.). Wel, toendertijd was „de fa bryc" de bekende architect Arent van 's Gravesande. Enfin, de vroedschap en „de fabryc" deden, al inspecte rende, ook de „Leyderwech" aan. Dat is tegenwoordig de Stationsweg en een stukje Rijnsburgerweg, destijds bui ten de Rijnsburgerpoort. De stadssecretaris (een soort me neer Lodder, met een kanten kraag) noteerde nadien, na even bijgekomen te zijn, het oordeel van de burgemees ters: inkrimpen, terugnemen, versmallen. De vroede vade ren hadden in achting geno men, dat die Leyderwech jaarlijks de stad veel kwam te kosten door het onder houd. En dat kwam voorna melijk door de „al te grote breedte". (Ze zeiden en schreven het natuurlijk wel anders, maar de reproduktie daarvan zou een te grote in spanning voor u en mij wor den). Leyderwech En de afwatering was door die breedte ook niet al te best. Daarom vond het ge meentebestuur, na ampel be raad, dat de Leyderwech maar versmald moest wor den, en met een sloot van bij na twee meter (zes voet) breed afgezoomd, en daar naast weer een „bequaemen acker". De zaak ware verder met „eist te bepooten". De „fabryc" kon z'n gewaardeer de gang gaan. Volgens me neer De Baar zal het besluit „wel binnen de kortste ke ren" zijn uitgevoerd. Leiden had zo moet u weten destijds, in die enige bloeipe riode, bijna geld te veel; geld speelde toen (het is ten hemel schreiend) nauwelijks een rol, maar men wenste het niet over de railing te gooien. Aan verkwisting had men een broertje dood. Een ons ingeprente vaderlandse deugd luidt, onveranderlijk: zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen. En in spraak bestond in die dagen nog helegaar niet. Zelfs het woord was nog niet uitgevon den. Je had hooguit je verte genwoordigers (en zelfs die niet) die het werk deden, en daar hoefde je verder niet tussen zien te komen. Het „lag" even anders. Maar me neer De Baar zit, intussen, te gniffelen; als hij denkt aan die snelle concretisering van een gouden eeuwse versmal ling: „Iets waarop het huidige wethoudersteam misschien jaloers is?", vraagt De Baar zich olijk af. Op mijn omwegen door stad en land I kom ik graag mensen tegen. U kunt I mij telefonisch of schriftelijk vertéllen wie u graag in deze rubriek zou willen ^BB tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 tuBBI - 12 22 44 op toestel 10. door Ton Piclers Een vreemde eend in de bijt, vandaag. Hoewel, vreemd? Eigenlijk niet: niets, de hore ca betreffende, is mij vreemd. Het is zo menselijk. Met„vriendelijke groeten" verzocht de directeur van „Eurodidakt", een landelijk instelling voor vakonderwijs in Voorschoten, mij toekom stige caféhouders en disco- ondernemers te willen wijzen op het feit, dat dezulken bij hun praktijken in bezit die nen te zijn van het Vakbe kwaamheidsdiploma Cafébe drijf. De belangstelling schijnt toe te nemen, on danks het tegenwerken door de malaise. Daarom al lijkt het begrijpelijk, dat dit diplo ma zo „fel begeerd" wordt door iedere aspirant-waard, aankomend discothecarius en toekomstig kantinebeheer der. Eerst je bekwamen, zegt de drank- en horecawet, daarna mag je aan de voeder bak zien te komen. De Keu ringsdienst van Waren vindt niet voor niets, dat de bierlei dingen niet goed genoeg wor den doorgespoeld, waardoor er te veel bacteriën in de ge tapte pilsjes zitten. Daar moet de kroegbaas ook op letten. „Eurodidakt" zich graag aan in de warme belangstelling van toekomstige distribue- renden van alcoholische, zwak-alcoholische en non-al- coholischê dranken. De in stelling voorziet in een be hoefte en ze zegt dat er ook cursisten zijn die niet „ver derop" willen, maar alleen al uit pure interesse in de be handelde leerstof de cursus Cafébedrijf volgen. Wat leert men zoal? er zal, helaas, niet geschonken of geproefd kunnen worden; tenzij de docent net toevallig jarig is. De lesstof bestaat (zo lang het nog „stof" is) voor de helft uit drankenkennis en het serveren van dranken. Dat is voor de didakten al een verrukkelijk wereldje apart. Zo wordt, bijvoorbeeld, de bereiding van bier en wijn besproken en de (strenge) eti ketteringsvoorschriften voor wijn behandeld. Men leert, aan de hand van het etiket te zien of men met een tafel wijn, een landwijn of een kwaliteitswijn of een nep- sherry te maken heeft. Nu kan men uitroepen: ik kan toch lezen wat er op het eti ket staat! Maar dat is niet voldoende, beste kandidaten; immers, er schuilen allerlei addertjes onder het gras van de etikettering. Het andere gedeelte van de lesstof be treft gezondheidsleer (hygië ne) en kennis van apparatuur daar heb je nou die bier leidingen. De cursus Cafébedrijf, die onder leiding van ervaren en bevoegde en beproefde leer krachten staat, begint in de laatste week van februari '84. De cursus Handelskennis start in de laatste week van januari. In juni is het „schrif telijk". Daarbij let het Minis terie van Economische Zaken fel op de gang van zaken. Dat examen wordt afgeno men volgens het systeem van meerkeuzevragen (multiple choice): achter elke vraag, dus, zijn verschillende niet „meerdere", o „Eurodidakt" antwoorden vermeld, waaruit het juiste antwoord gekozen moet worden. De cursussen worden gege ven in een lokaliteit van de Rembrandt Scholengemeen schap. B.M.Noachstraat, Lei den, en in Alphen a.d.Rijn, in het Kerkelijk Centrum „De Bron", Troubadourweg 2. Voor informatie belle men: 01717 - 8544, of schrijve aan „Eurodidakt", Sir Winston Churchillweg 2, 2251 CX Voorschoten. Proost, en dat het u wel mogfe bekomen! ber opleveren: indien hij deze datum overschreed, kostte hem dat een tientje per dag. Dat lijkt' niet veel wanneer dat bedrag met de huidige uurlonen wordt vergeleken, maar dat wordt anders als men ziet dat het weggraven of aanvullen van één kubieke meter aarde, waarmee een po tige arbeider toch wel even bezig is, slechts 30 cent kostte, met inbegrip van kosten van vervoer, winst en dergelijke. Uiteraard moest Mooten bin ten van „getrokken ijzer" aanbrengen, geheel volgens de mode van die tijd. De brug werd eveneens volgens de mode aanzienlijk verlaagd. De scheepvaart was daar toch te verwaarlozen en voor het verkeer kan een brug nooit laag genoeg zijn. Bij de huidi ge vernieuwing is de door- vaarthoogte echter weer wat ruimer genomen, omdat het plan bestaat om rondvaartbo ten door het Rapenburg te la ten varen. Groen Hasen De Groenhazengracht is in 1389 gegraven toen het stads deel tussen Rapenburg en Witte Singel bij de stad werd getrokken. Wellicht was de gracht toen nog naamloos, maar omdat een paar decen nia later rond de Sliksteeg een rosse buurt ontstond (dicht bij het vertrekpunt van de koetsen en wagens naar Den Haag) kreeg de prostitué Groen Hasen (Haasje is een vrouwennaam) de eer dat er een gracht naar haar werd ge noemd. Namen die toen door de volksmond werden gege ven, waren niet aan het oor deel van het stadsbestuur on derworpen. In 1389 zal, recht tegenover de uitmonding van de Voldersgracht (thans Lan- gebrug) een eenvoudige hou ten brug over de Groenhazen gracht gelegd zijn. Het Rapenburg was toen een gracht als zovele andere en keer met de uit Zierikzee af komstige Elysabeth Pietersdr. Crijger, werd zijn naam ge schreven als Van Sonnendael. Als men dan ook nog ziet dat bij het derde huwelijk in 1674 van zoon Evert diens naam als Van Sonnenbruch ove rigens buitengewoon toepasse lijk gezien hun vele werk aan de bruggen geschreven wordt, rijst de vraag of ze zelf wel wisten hoe hun naam luidde. Zoon "Thomas, die kleermaker werd, komt ech ter steeds onder de naam Van Sonnenberg(h) voor en daar houden we het dan ook maar op. Naamsverhaspelingen zo als hier komen in die tijd maar al te vaak voor en zijn helaas eerder regel dan uit zondering. Uit latere eeuwen is er niet veel activiteit ten aanzien van de Groenhazenbrug bekend. Wel werd op 4 mei 1835 door Jean Antoine Henri de l'Eclu- se, metselaar op de Oude Rijn, voor 620 aangenomen het binnen één maand afbreken en weer opmetselen van de „vleugels", de in het zicht ko mende muren aan de zijkant van de brug. Aan de ene zijde moesten er 28 a 30 lagen ste nen worden weggebroken, maar aan de andere zijde moest tot op de waterlijn, of indien nodig tot op de funde ring gegaan worden. Wanneer zelfs de fundering slecht zou blijken te zijn, zou ook die nog vernieuwd moeten wor den. Overigens wordt in 1891 niet over nieuwe funderingen gesproken, zodat die ook toen nog wel in blakende toe stand verkeerd moeten heb ben. Eeuwenlang heeft de brug dus vrij ongestoord mogen schuilen in de schaduw van de Bibliotheca Thysiana. Die buurman had hij in 1655 ge kregen, zoals ook nu nog op de gevel staat te lezen. Johan of Jan Thijs, of in het latijn Joannes Thisius, was in 1621 in Amsterdam geboren als zoon van de niet onbemiddel de koopman Anthony Thijs en diens volle nicht Elisabeth Hedwich de Bacher. Zijn moeder overleed toen hij zes i'aar oud was en zijn vader ïertrouwde met Magdalena Belten, die hem in het zich nog uitbreidende gezin liefde vol heeft opgevoed. Blijkens de correspondentie tussen stiefzoon en stiefmoeder was de relatie althans heel wat be ter dan bij de familie Asse poester Als jongeling van goede af komst ging hij vanzelfspre kend in Leiden studeren. Hij woonde bij zijn oom professor Constantijn l'Empereur; ove rigens waren een oom en neef van zijn vader, Anthonius Thysius I en II, eveneens hoogleraar in Leiden en de laatste zelfs ook bibliothecaris. Johannes zal naar deze ver want geaard hebben, want na de gebruikelijke rondreis door Frankrijk en Italië ter afslui ting van zijn studie omringde hij zich in zijn woonhuis op de Papegracht met boeken. Na een promotie in de rechten in 1652 had hij alle tijd voor stu die en als de dood hem niet op 3 oktober 1653 weggerukt zou hebben, was een professoraat voor hem niet ondenkbaar ge weest. Kort voor zijn dood maakte hij zijn testament en na goed voor zijn halfzuster en de enige dochter van zijn oom l'Empereur gezorgd te hebben, bepaalde hij dat de Bruggen, we maken er allemaal ge bruik van. Zeker in een waterrijke stad als Leiden zijn het onmisbare schakels in het wegennet. Veel aan dacht is er nooit aan de Leidse brug gen besteed. Toch zijn er een hoop interessante vragen te stellen. Waarom bijvoorbeeld heet de Bostel- brug Bostelbrug? Wanneer en door wie is deze brug gebouwd? De stilte rond de Leidse bruggen wordt over enkele maanden 'verstoord'. In april 1984 gaat in het Gemeentearchief aan de Boisotkade de tentoonstel ling „De Leidse bruggen" van start. Tevens verschijnt dan een Leids bruggenboek. Dit boekje dient ook als catalogus voor de tentoonstel ling. Als inleiding op de expositie ver schijnt in deze krant een serie arti kelen over Leidse bruggen. Het zijn geen technische verhandelingen, maar historische verhalen waarin een Leidse brug als leidraad dient. De gegevens zijn verzameld door een werkgroep van historisch geïnteres seerden, die veel van de geschiedenis van de Leidse bruggen heeft uitge zocht. Samensteller is de begeleider van de werkgroep, de heer P. J. M. de Baar van het Gemeentearchief. Kees van Herpen tekent voor de eindredactie. De reprodukties zijn van fotograaf Wim van Noort. rest van zijn vermogen moest worden besteed aan de bouw en het onderhoud van een bi bliotheekgebouw. Dit werd door zijn aange trouwde neef Marcus baron du Tour verwezenlijkt. Door stadsarchitect Arent van 's Gravesande werden de plan nen gemaakt en timmerman Willem van der Helm voerde die uit. In het pand, waar ook een „custos" (een oppasser, conciërge) woonde en nog steeds woont, werd de boven zaal ingericht voor het bergen van de boekenschat van Thy sius en de correspondentie en administratie van hem, zijn voorgeslacht, dat van zijn moeder en dat van zijn oom l'Empereur. Een van de kos telijkste archieven, het koop mansarchief van de families Van der Meulen, Pierens en l'Empereur, is daardoor be waard gebleven. Toch is de zorg voor de boe ken wel eens zeer gering ge weest het Leids Jaarboekje van 1934 geeft een uitstekend verslag van de perikelen rond het beheer van de bibliotheek in de achttiende eeuw. Nog steeds is de bibliotheek een afzonderlijke stichting, al is het boekenbezit via de catalo gus van de Universiteits-bi- bliotheek ontsloten. De Groenhazenbrug zal zich er wel niets van aantrekken, evenmin als van die paar au to's. Van de vele bezoekers van de Ioannis Thysii Biblio theca zal hij in ieder geval niet verslijten, want een on bekendere instelling is in Lei den haast niet te noemen. On bekend maakt onbemind. Nu de onbekendheid weer wat is verminderd, komt de bemind heid mischien ook nog wel. rkje F rzo/^rkeerplaatsen rijker. Hijjat dit nog niet op de '"'«toorpagina van deze toch Cöltijd goed geïnformeerde rant te lezen is geweest, gt aan het tijdelijke ka- akter van die plaatsen, taal-paaltjes zullen het /a^rkeren overigens niet •voitimogelijk gaan maken. het is de bedoeling ^"jat straks verkeer over ZoAie parkeerplaatsen gaat s dijden. Die plaatsen lig- namelijk op een Hqrug, de Groenhazen- vet kug. Nu deze voorheen Irakkemikkige brug 'met ]zeren liggers uit 1891 fervangen is door een loogbrug van gewapend leton, wacht de openstel- ing hiervan nog op het {ereedkomen van de Werkzaamheden aan de groenhazengracht. Zo- L0ang dat niet het geval is, tan er prima op de vlak evrej het Kantongerecht ge- speegen brug worden ge- ans»arkeerd. Gevaar voor ^4istorten is er immers terrCh n*et meer- tt, a i pit n uftp zeven jaar na, is de brug niaen eeuw oud geworden. De -lf ®atste decennia was hij ont- •erd door een dikke buis aan itaale kant van de Groenhazen- ïrsojracht. Thans is voor alle lei- indringen plaats gemaakt in het tenlrugdek. Dat het stadsschoon krjjaardoor gewonnen heeft, is I tijintegenzeglijk. Toch was de ian»ude brug niet echt lelijk, zo- dals ook wel blijkt uit de foto indait zijn beginjaren. Hij was srwjebouwd door J. Mooten, die ;r obij de aanbesteding op 6 juli lph(891 met ƒ979 laagste in- thrijver was. Hij moest de ude brug afbreken en de iakhieuwe op of vóór 15 septem- beslist niet voornaam. Dat voorname karakter is eerst la ter in de vijftiende eeuw ont staan en kreeg pas zijn bekro ning in de zeventiende eeuw, toen kolossale gevels verrezen als van Rapenburg 48, de pan den op de plaats van het voor malige klooster Roma (de nummers 51-57) en op de plaats van het Prinsenhof (de nummers 4-10). Maar toch woonden ook in het begin van de vijftiende eeuw al wel eens voorname lieden aan de west zijde van het Rapenburg, zoals bijvoorbeeld de secretaris van het Hof van Holland (dat toen tijdelijk te Leiden was geves tigd) en van de stad, mr. Jan Rosa. Wanneer de eerste Stenen brug op deze plaats is ge bouwd, blijft in de nevelen der tijd verborgen, al is het niet onmogelijk dat dat ooit nog eens wordt gevonden. In ieder geval is al op de oudste betrouwbare kaart van Lei den, die van Liefrinck uit 1576, een stenen brug afge beeld. Deze verkeerde in goe de staat, want in 1578 hoefde er blijkens een inspectierap port niets aan te gebeuren. Ook in 1609/1610, toen haast alle bruggen over en naast het Rapenburg en alle walmuren en bestratingen werden ver nieuwd, schijnt hij niet onder handen genomen te zijn. Stenen bruggen hoeven nu eenmaal niet zo vaak gereno veerd te worden. De stenen borstweringen („zonnewach- ters" in technisch jargon) van de brug verdwenen in 1669. Op 23 juli van dat jaar nam Evert Jansz. van Sonnenberg voor 52 gulden aan om de ij zeren leuningen te leveren. Een kolfje naar de hand van de zoon van de hofleverancier van ijzeren „baliën" of poppe- leuningen. In de acte van aanbesteding wordt zijn naam als Van Sonnenburch ge schreven. Eigenlijk is het een beetje vreemd gesteld met zijn naam en die van zijn vader. Zijn va der, Jan Evertsz. van Sonnen berg, kwam zonder familie naam voor toen hij in 1637 De Groenhazen brug na de ver nieuwing, ca. 1900. De eerste fietsen, nog zon der spatborden en verlichting, hebben hun intre de in het stads beeld gedaan. Fo tograaf onbekend. voor de eerste keer trouwde met Maertgen Abrahamsdr. van Waelwijck, zodat hij die naam mogelijk nog niet eens had. Toen zijn zoon Evert op 20 juli 1642 in de Hooglandse kerk werd gedoopt, werd zijn naam geboekstaafd als Van Sanenbeeck en bij de doop van een dochter in 1648 als Van Sonnenburch. Toen hij in 1650 hertrouwde met de we duwe Jaecquemintgen Tho- masdr. van Chimay werd zijn naam gespeld als Van Son- nenberch. Dit gebeurde ook bij de dopen van enkele kinderen uit dit huwelijk. Maar bij zijn in 1659 gesloten derde huwelijk, dit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 5