m Snijdewind: een dichteres bij het leven
Omwegen
fbfsmederijbrug:herinnering aan een roemrucht bedrijf
EeidU&Qowumt
lOUDSE HUISMOEDER HEEFT DE WOORDKUNST IN HAAR BLAZOEN
a
WOENSDAG 30 NOVEMBER 1983 PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land I
kom ik graag mensen tegen. U kunt I
mij telefonisch of schriftelijk vertellen xB
wie u graag in deze rubriek zou willen I
tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 MBBKs toSH
- 12 22 44 op toestel 10. door Ton Piclers
Als Mirjam Snijdewind ervoor gaat zitten, komt er wat...
mijn sociaal gevoel gaf de
doorslag. In Breda studeerde
ik maatschappelijk werk aan
de sociale academie. Later, in
'73, werd ik leidster bij ge
zinszorg en gezinshulp. Dat
heb ik volgehouden tot zeven
weken vóór de geboorte van
ons nu 6-jarig dochter
tje Nuriye. Ons zoontje Faruk
is ruim een jaar. Mijn man is
Turk, moet u weten; van Is-
tamboel. Ik woonde destijds
in de Haagse binnenstad, in
de Oude Molstraat. Tegen
over mij ging een antiquair
uit z'n zaakje, en er kwam
een Turks restaurant in. Bij
de opening ontmoette ik
Emin Atèsh, die op een ac
countantskantoor werkte. In
'76 zijn we getrouwd. Ik ben
nu begonnen aan een cursus
Turks voor gevorderden. Bij
na elke vakantie gaan we
naar Turkije. Mijn schoonva
der is imam, godsdienstle
raar; hij is, tijdelijk, gebeds
voorganger in de Haagse
moskee. We spreken hier
thuis veel Engels met elkaar;
mijn mans werk gaat voorna
melijk in 't Engels". Mirjam
Snijdewind is, rechtuit, een
jonge vrouw der lage landen;
„but, still, there's something
Turkish in you". Gewenning,
reeds; een transformatie naar
de geest en expressie.
„Op school al was ik bezig
met het opschrijven van mijn
ervaringen. Nee, het was
geen fantaseren; ik ben niet
zo'n fantast. Het was een
noodzaak om me te kunnen
uiten. Als je op kamers gaat
wonen, heb je ook meer te
verwerken als meisje. Het
waren de dingen die me
raakten; daarvan moest ik af
stand nemen door ze op te
schrijven. Soms in proza,
soms in poëzie. Ik heb geen
voorkeur, al blijft het mijme
ren vaak. Het zoeken naar:
wie ben ik? Of het zoeken
naar andermans identiteit. Zo
schreef ik „De oude man",
die mijn vader was toen hij
79 was geworden, vlak vóór
zijn dood. Het was mijn ma
nier waarop ik hem zag".
Een overleden vader, de
oude man, die in een regel-
.v.-
vorm is gegoten door zijn
dochter.
Mirjam Snijdewinds zeg
gingskracht ging, en gaat
nog, als een gloeiend rnes
door de verbale boter De
naam heeft al iets van een
trek naar andere sferen. Ze
plukte in '80 specimina uit
haar gedichtjes en bundelde
die tot „Ontmoeten". Een ge
raadpleegde Haagse schrijf
ster zag dat Mirjams werkjes
goed waren: „Zoek maar een
uitgever", adviseerde zij. „In
Voorburg trof ik De Zonne
bol, een marginale uitgeverij.
Marginale uitgevers hebben
als hobby kleine dingetjes in
een kleine oplage te drukken
en te verspreiden. Bundeltjes
voor de aardigheid, kun je
wel zeggen. Na een paar
maanden was ik al toe aan
een herdruk, maar daarvoor
moest ik toch naar een ander
toe".
Die „ander" werd Mirjam
Snijdewind zelf. „Ik stelde
meteen een paar bundeltjes
samen; dan lijkt het meer. Ik
gaf ze uit onder eigen beheer
en ze werden, een paar jaar
terug, „marginaal" gedrukt
in het Belgische Achel. In
een oplage van 300 exempla
ren. Ik had mijn eigen kleine
uitgeverijtje, voor drie bun
deltjes: „Ontmoeten", „De
oude man" en „Bestaan, een
mysterie van liefde". Haar
uitgeverijtje noemde ze „de
Vuurvogel": „Atèsh betekent
vuur, en vogels zoeken naar
vrijheid. En Snijdewind is
een vogel in de wind..." Haar
bundeltje „Ontmoeten" be
gint met „Dichter":
„DICHTER"
Sta me toe
je dit te laten lezen
want wat ik schrijf
is iets van
wat ik wordende ben,
of ook wel: zijnde word.
Jij bent in mijn gedachten
in mijn hart
Jij, de mens die ik in mijn
voortdurend nieuw.
Nu je dit leest
zie je mii
wat betekent
dat ik mij toegelaten weet in
jouw wezen...
...en daarom wil ik dichter
worden,
dichter bij jou zijn.
Hier is mijn hand,
ga mee
als je mijn taal met je hart
kunt beluisteren
en blijf een ogenblik.
We zijn niet langer vreem
den:
Kom over de drempel.
Een gedicht over „Je geboor
te". nadat Nuriye gekomen
was, werd een aparte kaart,
met envelop. Een kaart om
in te lijsten, of om voor te le
zen bij een doopviering, zoals
ook eerder gebeurd is. Als
„Mas" illustreerde Mirjam
Snijdewind zelf haar werkjes.
Zoals bij „Jij":
„JU"
Je gebeurde me zo bizonder
daf in de stilte der verwon
dering
mijn ontroering
werd geboren
teer
als een veelkleurige zeepbel
die ik bewaren wil.
Met onzichtbare draden
spin ik mijn gedachten er
omheen,
bevreesd
dat de wereld
haar beschadigen zal
of dat de tijd
haar tintelen zal
Tekenen is nog altijd een
liefhebberij van Mirjam
Atèsh-Snijdewind. Ze is be
stuurslid van de Zoeterwoud-
se schildersvereniging „De
Kameleon", met een stuk of
vijftien leden. Men „schept"
in ,,'t Buitenbeentje" aan de
Jan van Banningstraat, expo
seert doorlopend in het ge
meentehuis. „De Kameleon"
onderhoudt ook prettige con
tacten met de gemeente,
waarvoor, onder andere, de
nu gesloopte woning
van oud-burgemeester Det-
mers werd gecon terfeit,
evenals de verdwenen „oude
Spar" (van Janson) aan de
Dorpstraat en het interieur
van de dorpskerk. Kijk, dat
doet die club ook, met een
kleine subsidie van 150 gul
den 's jaars.
Hoe concipiëert de kloek
moedige Snijdewind haar te
keningen? „Mijn techniek
voor de bundeltjes was: stip
pelen, met oostindische inkt.
Ik maak ook portrettekenin
gen en werk in olieverf. Kin
deren, die trekken me
enorm, überhaupt portretten;
mensen boeien me. Boetseren
doe ik, voorlopig, niet meer.
Met vieze kleihanden kun je
geen kinderen verzorgen".
Inmiddels zit Miijam Atèsh-
Snijdewind, alias „Mas", met
een voorraadje uitgegeven,
maar nog niet gesleten, ge
dichten in de maag. „Ik kan,
met m'n zorg voor 't jonge
grut, geen boekenmarkten
meer aflopen, maar toch wil
ik graag wat kwijt. Het zijn
erg leuke boekjes. De laatste
tijd ben ik weer wat nieuws
aan het brouwen, door mijn
gesprekken met mensen.
Mijn man werkt veel voor de
Turkse gemeenschap. Dan
krijg je een dagproces dat je
ook moet kunnen verwer
ken".
Het moet groeien, ook bij
Mirjam Snijdewind, Zoeter-
woudse huisvrouw, de kleu
terspeelzaal in 't dorp voor
zittend. Ze zegt, dat ze geen
keus kan maken tussen
schrijven en tekenen. Mirjam
doet gewoon wat ze niet laten
kan. En dat is de beste me
thode, als je zo veel kwijt
wilt. Haar gedichtjes, in de
„kleur" der taal, markant ge
schakeerd, getuigen van lief
de en ontzag voor het jonge
leven, voor het oude leven;
ze zijn de neerslag van een
intense hang naar het leven,
dat ze zelf heeft ontvangen
en door wil geven. De dicht-
sels zijn niet alleen ontroe
rend, maar ook herkenbaar.
Verkrijgbaar (ook de kaar
ten) bij Mirjam thuis: Burge
meester Slicherstraat 12, Zoe-
terwoude, en bij Ollie's Bou
tique, Watertje 40, eveneens
Zoeterwoude.
trug9e
Bruggen, we maken er allemaal ge
bruik van. Zeker in een waterrijke
stad als Leiden zijn het onmisbare
schakels in het wegennet. Veel aan
dacht is er nooit aan de Leidse brug
gen besteed. Toch zijn er een hoop
interessante vragen te stellen.
Waarom bijvoorbeeld heet de Bostel-
brug Bostelbrug? Wanneer en door
wie is deze brug gebouwd? De stilte
rond de Leidse bruggen wordt over
enkele maanden 'verstoord'. In april
1984 gaat in het Gemeentearchief
aan de Boisotkade de tentoonstel
ling „De Leidse bruggen" van start.
Tevens verschijnt dan een Leids
bruggenboek. Dit boekje dient ook
als catalogus voor de tentoonstel
ling.
Als inleiding op de expositie ver
schijnt in deze krant een serie arti
kelen over Leidse bruggen. Het zijn
geen technische verhandelingen,
maar historische verhalen waarin
een Leidse brug als leidraad dient.
De gegevens zijn verzameld door een
werkgroep van historisch geïnteres
seerden, die veel van de geschiedenis
van de Leidse bruggen heeft uitge
zocht. Samensteller is de begeleider
van de werkgroep, de heer P. J. M.
de Baar van het Gemeentearchief.
Kees van Herpen tekent voor de
eindredactie. De reprodukties zijn
van fotograaf Wim van Noort
herinneringen pijnlijk nauw
keurig in het geheugen ge
grift. Maar. over de vroegste
geschiedenis en over de doden
niets dan goeds. Hoewel, het
bedrijf en de werknemers
(van directeur tot jongste
knecht) hebben in de loop der
jaren genoeg teleurstellingen
te verwerken gekregen.
Artillerie
Dat begon al met de stichting
van de Grofsmederij in 1838.
De drijvende kracht daarach
ter en tevens eerste directeur
was de 53-jarige luitenant-ko
lonel bij de artillerie William
Archibald Bake. Zijn zoon
Herman Adriaan werd onder
directeur en werd met de da
gelijkse leiding belast, zeker
nadat de vader in 1837 was
benoemd tot directeur der
eerste Artillerie Directie te
Den Haag en verplicht was
daar te gaan wonen. Begon
nen werd met een kapitaal
van 200.000; onder de aan
deelhouders was koning
koopman Willem I met twaalf
aandelen de voornaamste.
Op 18 juli 1836 stelden B W
van Leiden een deel van de
vestwal aan de Zijlsingel tus
sen de Asschuur en de lijm
en zeemleerfabriek van J.G.
van Wensen ter beschikking
tegen een jaarlijkse erkente
nis van 20 gulden. De ven
nootschap (toen heette dat So-
Alsr®
Niet-uitgevoerd ontwerp voor een draaibrug voor de As-
schuur, ca 1859. Tekening in kleur. Boven een zijaanzicht.
Onder een bovenaanzicht.
ciëteit of Maatschappij) werd
op 31 augustus 1836 opgericht
en bij Koninklijk Besluit van
7 september werden de statu
ten bekrachtigd. Al op 15 sep
tember volgde de aanbeste
ding van de bouw van de fa
briek; de ook uit de bruggen
bouw bekende aannemer Ca-
rel Blansjaar werd dit voor
f 23.000 gegund. Er werd voor
f 14.000 een stoommachine
van 47 PK geïnstalleerd door
de fabriek van Bögel en Din-
nendahl te Iselburg in Duits
land. Deze firma leverde te
vens de walsmachinerie.
Begin januari 1839 werden de
eerste staven ijzer gefabri
ceerd en vanaf dat moment
begon de fabriek met haar
ook nog thans imponerende
produktie. De eerste grote or
der, die op het laatste nipper
tje en tegen afbraakpriis werd
verworven, was het leveren
van de rails voor de spoorlijn
Amsterdam-Haarlem. Deze
liep uit op een nachtmerrie
voor directie en commissariss-
sen (en dus ook de aandeel
houders): er werd zo'n
f 50.000 op het kapitaal verlo
ren. Ook de fabricage op
proef van een ketting voor de
Marine mislukte, terwijl an
kers nog niet gemaakt kon
den worden. Toch was er van
de zijde van de Marine wel
belangstelling, omdat die dan
minder afhankelijk van het
buitenland zou worden. Maar
eerst nam in maart 1839 ad
junct-directeur H.A. Bake
ontslag en zijn vader W A.
Bake deed dat op 30 juni 1840.
Als nieuwe adjunct-directeur
werd W. Wolters aangesteld.
Hij werd in 1841 tot directeur
benoemd. Daarna nam het be
drijf een grote vlucht; vooral
op het gebied van anker-fa-
bricage verwierf het bedrijf
een goede naam, later zelfs
een wereldnaam. En nadat in
1844 de order voor een ijzeren
trekschuit voor de gemeente
Leiden in de wacht was ge
sleept, begon een geregelde
bouw van schepen de
„Grof" zou er honderden afle
veren tot ingewikkelde en
Gezicht op het
fabriekscomplex
vanaf de
Zijlsingel, vóór
1898. Fotograaf
onbekend.
grootschalige constructies als
baggermolens, onderlossers,
zuigers en allerlei baggerma-
teriaal toe. In 1851 werd be
gonnen met de produktie van
kettingen en dat het bedrijf
met dat produkt wereldbe
roemd zou worden, is bekend.
Om meer indruk te maken op
buitenlandse opdrachtgevers
werd op 31 maart 1850 het
recht verkregen de naam te
wijzigen in Koninklijke Ne-
derlandsche Grofsmederij. In
die jaren waren ook alle ver
liezen weer ingehaald en kon
voor het eerst dividend (0,2%)
worden uitgekeerd. Het divi
dend steeg in de volgende ja
ren, maar over 1861, 1862 en
1863 werd geen dividend uit
gekeerd. Het bleek dat de op 5
november 1861 overleden di
recteur de inventaris steeds te
hoog had gewaardeerd, zodat
de balans voortdurend een te
optimistisch beeld had gege
ven. Bovendien constateerde
de nieuwe directeur, D.L.
Wolfson, dat er een nieuwe
stoomhamer met toebehoren
en ruime kettingsmederij ge
bouwd zou moeten wprden
om het bedrijf levensvatbaar
te houden. Hiertoe werd be
sloten, evenals tot het ver
nieuwen van het dak en de
voorgevel van de oude smede
rij en de bouw van een nieuw
magazijn en een overkapping
voor de bouw van bruggen en
dergelijke.
Soerabaja
Vooral in de zestiger jaren
van de vorige eeuw nam de
bruggenbouw een grote
vlucht; naast bruggen voor di
verse gemeenten, tientallen
spoorbruggen, waaronder een
spoorbrug voor de Ned. Indi
sche Spoorwegen in de lijn
Semarang-Vorstenlanden met
een overspanning van 54,5
meter en de draaibrug in de
spoorbrug over het Hol-
landsch Diep, werden ook
draaischijven en kapconstruc
ties voor spoorwegen gele
verd. Aan het feit dat zowel
Wolfson als zijn opvolger se
dert 1868, P. van Bleiswijk
Ris, directeur van de fabriek
voor de Marine en het Stoom
wezen te Soerabaja waren ge
weest, is wellicht een aantal
orders voor Ned. Indië te dan
ken, zoals de levering van een
viertal vuurtorens.
In 1873 werd de walserij ge
sloten, maar in 1875 kwam
een dwarshelling tot stand, in
1883 gevolgd door een zwaar
dere. Voor de bouw van sche
pen werd in 1881 ook een tim
mermanswerkplaats en hou
topslagruimte gebouwd en de
tekenkamer vergroot. Onder
directeur C. Bonger (1896-
1901) werd in 1889 een ijzer
gieterij in gebruik genomen,
zodat voortaan alle onderde
len voor de scheepsbouw in
het bedrijf gemaakt konden
worden. In 1867 was de grond
waarop het bedrijf stond van
de gemeente gekocht en die
verkocht nu ook het terrein
waar de Asschuur had ge
staan. Op dat terrein werd
meteen een centraal magazijn
en overdekte brandstoffen-
bergplaats gebouwd en in
1898 een nieuw administratie
gebouw met tekenzaal en een
constructiewerkplaats met ke
telmakerij, uiteraard alles hy
permodern uitgevoerd.
Maar toen in 1897 zich de mo
gelijkheid voordeed het pa
tentrecht voor een nieuwe
wijze van fabriceren van ket
tingen te verwerven, was er
voor een nieuwe fabriek geen
ruimte. Daarom werd een
deel van het Waardeiland ge
kocht, waar in 1899 een nieu
we kettingfabriek en (later)
eep ijzergieterij werden ge
bouwd. Onder ir. B.J.H. Hai-
tink (1901-1920) bereikte het
bedrijf een nog grotere omzet,
speciaal in de baggermateri-
aalsfeer. Hieraan kwam ech
ter in de oorlog (1914-1918)
een tijdelijk einde.
De nieuwe directeuren A.M.
Touw (1920-1930) en N.C.F.
van Ginkel (1920-1942) kre
gen met de crises van de
twintiger en dertiger jaren te
maken. Directeur ir. M.C. de
Jong (1941-1971) zag kans het
bedrijf de oorlog 1940-1945
vrij onbeschadigd door te
loodsen en daarna weer op te
bouwen. Volgens een nieuw
procédé electnsch gelaste ket
tingen, krukassen, flenzen,
blokvormen voor de staalgie-
terijen en uiteraard ankers
vonden weer in steeds groter
getale hun weg naar binnen-
en buitenlandse afnemers.
Maar aan het eind van de zes
tiger jaren begon de neergang,
eindigend in het faillissement
van 1978. In dat jaar werd de
fabriek, waar nu het Anker-
park ligt, gesloopt.
Asschuur
In dit verhaal is al enige ma
len sprake geweest van de As
schuur. Die stond op het bol
werk ten zuiden van de Ha
ven en was daar wellicht niet
lang na 1659 gebouwd. Het
was een groot gebouw waar
karrelieden en asophaalders
het afval van de bevolking
opsloegen, uitzochten (half
verbrande stukken werden
opnieuw verkocht) en het res
tant verkochten aan boeren,
die dit als meststof op het
land strooiden. „Poortaarde",
zoals die compost toen wel
werd genoemd, was zeer ge
zocht. Ter verbinding van de
Zuidsingel met het terrein
van de toenmalige „Reini
ging" is toen een brug gelegd.
Over deze brug, de Asschuur-
brug, is maar weinig bekend.
Tossen 1 en 14 augustus 1763
werd die brug volgens de nog
bestaande tekeningen van
stadstimmerman Jan van Wa-
rendorp vernieuwd door Hen
drik Berkhout voor 130. Op
7 juli 1820 nam J. van der
Gaag aan de brug nogmaals te
renoveren en op 19 juli 1860
was Simon van der Kamp de
gene die aannam dat te her
halen. Indien hij de brug op
23 juni zou opleveren, kreeg
hij de volle aanneemsom,
f 2390, uitbetaald. Aan de
bloei van de „Grof" zal die
vernieuwing niet vreemd zijn
geweest: de brug vormde de
enige toegang tot de fabriek.
Blijkens de hier afgebeelde
plannen voor een draaibrug
moet er toen over gedacht zijn
hem als zodanig uit te voeren,
maar daar is blijkbaar toch
van afgezien. De brug schijnt
het tot 1981 uitgehouden te
hebben, maar was toen aan
vernieuwing toe. Deze nieuwe
brug kreeg de naam Grofsme-
derijbrug.