Omwegen Jlemert van de dierenweide jofferend voedstervader in gemeentelijk kleinvee ^Warmonderbrug: op het oog een zeer solide constructie N/REGIO CeidaeSomq/nt wmDEKERK KAN GERUST ZIJN; DE NIEUWE BEHEERDER TiWT ZIJN ZIEL GELEEND: 19831——— WOENSDAG 16 NOVEMBER 1983 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land I kom ik graag mensen tegen. U kunt I mij telefonisch of schriftelijk vertellen ^gÊ wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 ■BMKd - 12 22 44 op toestel 10. door Ton Pielers is ;cem| de Mare Poort I aat, te geboL voh mocht worden; hoe hij het heeft klaargespeeld om de 33 heipalen tot 1 voet (31,4 centi meter) onder het zomerwater- peil te heien, vermeldt de his torie niet. De brug moest ui terlijk 1 augustus 1665 worden opgeleverd. De ijzeren leunin gen, dit keer geleverd door Jonas van der Poel, telden 42 stijlen en werden tussen 29 juni en 15 september 1667 aangebracht. Uit de achttiende eeuw wordt weinig actie ten aanzien van de brug gemeld, maar uit de negentiende des te meer. Na vernieuwing in 1817, waarbij de brug een slinger ging ver tonen om zo recht mogelijk voor de poort uit te komen, volgde in 1857 een vernieu wing waarbij dat weer onge daan werd gemaakt en de rechte brug drie even wijde openingen kreeg. Pieter van der Kamp nam dat werk voor 5200 aan. Maar reeds in 1864 werd de brug in verband met de sloop van de Marepoort op nieuw onderhanden genomen. Zo snel als de poorten tussen 1664 en 1682 werden ge bouwd, zijn ze ook weer afge broken: te beginnen met de Heerenpoort in 1863 volgden de Marepoort en Koepoort in 1864, de Witte Poort in 1865, de Rijnsburgerpoort in 1867 en tenslotte de Hoogewoerd- spoort in twee gedeelten in 1867 en 1876. De afbraak van de Marepoort werd op 21 maart 1864 door J. Boudri aangenomen; voor de sloop materialen betaalde hij 2450. Van dat bedrag kon J. C. Car- lier tusseri 1 augustus en 10 september 1864 de brug zoda nig verleggen dat dat voor het toenemende verkeer gemak kelijker was. Carlier kreeg daarvoor 1680, zodat het af breken van de poort finan cieel gezien nog profijtelijk was. Maar dan alleen als men op korte termijn kijkt, want al in 1870 werd er nog eens 1934 aan de brug besteed; J. Groenewegen te Haarlem vernieuwde hem toen gedeel telijk. Deze houten brug werd dus in 1892 door Izaak van der Kamp voor 4798 vervan gen door de huidige. Een toe-' komstige renovatie als dat door de bezuinigingen nog kan zal wel iets meer gaan kosten. De naam Warmonderbrug kwam pas na de sloop van de Marepoort in zwang. Mogelijk uit een soort afkeer van de oude benaming Marepoorts- brug is die toen vervangen door de nieuwe naam (War monderbrug) die aanduidde dat dit de toegang tot de kort ste* wegen naar Warmond was. De weg via de Rijnsbur- gerweg en Warmonderweg was een omweg vergeleken met de andere, maar was wel licht in de slechte seizoenen beter te berijden dan de Ma- redijk en het jaagpad langs de Mare, de huidige Haarlem merweg. Ook bij andere afge broken poorten is dit ver schijnsel van naamsverande ringen te zien. Rijnsburger- poortbrug werd ingekort tot Rijnsburgerbrug. Koepoorts- brug werd (zij het tijdelijk) Doezabrug en Hooge woerd- spoortbrug veranderde in Utrechtsebrug. Het is merkwaardig dat ge meentearchivaris Overvoor- de, de geestelijke vader van. de meeste nog heden gebruik te brugnamen, in 1914 de naam Warmonderbrug als een „moderne benaming, waarte gen geen bezwaar bestaat" be schreef, maar in 1916 voor de naamloze brug ernaast, over de Korte Mare. de naam Ma- repoortsbrug, naar de hier ge staan hebbende Marepoort, voorstelde. Zijn historisch be sef heeft toen wel enigszins te wensen overgelaten. De Ge meenteraad kan men het niet kwalijk nemen dat die in 1916 de namen conform het voor stel vaststelde. En daardoor zit nu de Marepoortsbrug met een naam opgescheept die hoort bij zijn naaste buur. De Warmonderbrug zal zich er wel niet om bekreunen. Die kreunt wel onder iets anders. De huidige brug dateert al van 1892. Toen werd het ver nieuwen van de Warmonder brug over de Maresingel- gracht aanbesteed. Daartoe moest de oude houten brug volledig worden weggebroken en de heipalen van de pijlers tot op 1.20 meter onder Am sterdams Peil afgezaagd. Na het inheien van nog eens 18 dennen heimasten van 8 me ter lengte moesten hierop vloerplaten gelegd worden en daarop weer het metselwerk voor de pijlers, bestaande uit rijnklinkers in sterke tras. Tussen de ijzeren liggers, die de overspanningen vormen, werden steekwelven geslagen van halve rijnklinkers met daarover een laag beton. Het voldoende veiligheidsmarge was, is nu natuurlijk totaal onvoldoende. Acht ton is voor een beetje vrachtwagen een niemandalletje. Toen de hele brug in 1949 aanzienlijk werd opgevijzeld, zijn er dan ook tien pijlers extra aangebracht die de twee bestaande pijlers moesten ontlasten. Maar roest is in staat de sterkste con structies volledig te ondermij nen. Op deze plek over de Mare- singel ligt al sedert 1665 een brug. De Maresingel is wel ouder (hij werd in 1611 gegra ven) en er lag vóór 1665 ook wel een brug, maar niet op die plaats. De brug die in of kort na 1611 werd gelegd, lag aan de westkant van de Korte Mare en vormde de verbin ding tussen de Maredijk en de Nieuwe Mare de Haarlem merweg werd immers eerst in 1656 aangelegd. Op de hoek van de Nieuwe Mare (waar vroeger de Leidse broodfa briek stond) moest een poort komen, maar pas in 1627 werd aan de bouw daarvan begonnen. Dit werd een heel eenvoudig gebouw, zonder erg veel opsmuk en niet erg groot. Omdat het verkeer hier niet erg belangrijk was, was dat wel voldoende. Maar dat veranderde na de aanleg van de trekvaart op Haarlem, die in 1657 werd geopend. Aan de oostzijde van de Haarlemmer weg verrees een heel complex gebouwen, ondermeer voor de stallen voor de trekpaarden thans stalt de Elam-garage daar zijn Renault-paradepaar- tjes. Voor de in korte tijd tot voor die tijd enorme aantallen oplopende reizigers vormde de poort niet meteen een visi tekaartje van Leiden, in die tijd op Amsterdam na de Gezicht op de brug tijdens de werk zaamheden bij het opvijzelen. Foto 1950. grootste en machtigste stad van Holland. Op geld hoefde toen bovendien niet zo nauw gekeken te worden en op 26 oktober 1664 werd dan ook besloten een nieuwe poort te bouwen aan de oostkant van de Mare, recht tegenover de Haarlemmerweg. Stadsarchi tect Willem van der Helm kreeg opdracht hiervoor de plannen te maken en al op 7 november van dat jaar volgde de aanbesteding van de poort en de ervoor gelegen brug. Overigens leidde de bouw van de Marepoort een bouw- stroom van poorten in: de Zijlpoort werd in 1667 ver nieuwd, de Blauwe Poort in 1667 verbouwd, de Morspoort en de Hoogewoerdspoort in 1669 gebouwd en de Koepoort in 1671; in 1682 volgde nog de Heerenpoort. De nieuwe brug voor de poort werd door Lieven Theunisz. gebouwd. Inclusief al het tim merwerk aan de poort en de twee wachthuizen ontving hij daarvoor 850 gulden. Ter ver gelijking: Bruyn Jansz. van Hogerwaert vernieuwde de brug op de oude plaats in 1642 voor 205 gulden. Hoeveel het timmerloon van alleen de brug belopen zou hebben, is niet vast te stellen. In ieder geval moest Lieven werken zonder dat de singel afgedamd 'interl i uur ilere zichzelf res- ?urs ji^e gemeente, „^■^jpok Koudekerk aan haar in een levendig [spul" te bieden. g dan geen die zijn, maar de ieide met de le- vritave zou men in njet graag ^Jjssen in de lande- Just tussen de Ven. De zaak phter wel bijge- worden, en be- Omdat het toe- Dg een tijd gele es weggevallen, zen. L gemeente met iter et*en naar ie- 'erleeie de weide en de Overbevolking graag hoede wilde ers). jjet moest ook wezen die er niet an wilde worden, deel; het zou in open cent moeten aan dDieren houden is vy eeqk, maar dan bui- vanwaar van 's raads Vindt maar verzit n man. je waren er ook nog. wel niets eisende, op pnden zich baseren- jigden, solliciteerden ïceu^uitenbaan, en 56-ja- nd *an Hemert werd de em Weschikte kandidaat rome4ste papieren geacht. Van Hemert, na de e procedure, onlangs eerd als de nieuwe sr op klompen en in opk <die hii zo lane Dank voedstervader van afdek Koudekerks eigen pluim- en ander kleinvee. Het klinkt bijna literair: „Hemert van de Dierenweide".... Jeugdliefde We mogen aannemen, dat B. wist wat hij op zijn hooivork nam. Zelf deelde Van He mert aan de plaatselijke pers mee, dat hij het verzorgen en omgaan met dieren al vanaf zijn prille jeugd fijn werk vindt. Dat was natuurlijk al meteen een pré voor de nieu we weide-opzichter. Sinds zijn 25-ste levensjaar bereids werkte Van Hemert op het boerenland in de omgeving van Koudekerk. Dat zou hij wellicht tot aan zijn gerech tigd AOW hebben volgehou den, ware het niet dat zijn laatste agrarische werkgever in '75 kwam te overlijden. Waarna de erven de boerde rij van de hand deden, zodat B. berooid en onthutst op straat kwam te staan. Van het land naar de Koudekerk- se betonfabriek; een hele stap voor iemand die op het „boerse" georiënteerd is. Zes jaar zat hii die nu dus de „episcopusvan de dieren weide is geworden tegen heug en meug te werken als riem-as-machinist. Toen zei, opeens, z'n gezondheid: „stop", en B. van Hemert moest de betonfabriek vaar wel zeggen. Hij kon de klom pen weer aantrekken. Op het ogenblik (ook al vóór hij beheerder van de weide werd) voelt Van Hemert zich „beter dan ooit; zeg maar ge- rust honderd procent". Maar de medische actualiteit van zijn conditie staat hem slechts tachtig procent inzetbaarheid toe. Dat wil zeggen, dat hij bij de economische status quo nergens zo'n parttime job B. van Hemert, de nieuwe „episcopus" van Koudekerks besloten dierenweide, laat de bokken tot zich komen; maar hij houdt, op de bestrating, de zaak scherp in de gaten. Maaien hoeft hij niet; daar heeft hij voldoende „krachten" voor. meer kan vinden. Daarom was die aanbieding van de dierenweide ook zo welkom voor een man die met bok ken en geiten, met kakelend en kwekkend kleingoed kan omgaan als de beste. Het zijn dotten van hebbedingetjes voor B. Niet dat Van Hemert zich sinds z'n vertrek bij de betonfabriek verveelde, geenszins; hij heeft een grote moestuin, en daar weet-ie wel raad mee. Maar hij kon nu, als Hemert van de die renweide, zijn horizon ver breden, en dat wil zeggen, dat hij eigenlijk z'n geluk niet op kan. Lust en leven Nogmaals: „Je verdient er geen cent extra mee, maar met dieren omgaan is mijn lust en leven". Welnu, B. kan zijn lust op: zeven dagen in de week, de hele week zeg maar, brengt hij tweemaal daags voer naar de gangbare en dankbare dieren, 's Zon dags is er geen sprake van uitslapen. Hij is al uitgesla pen genoeg. Dat voederen is een onderdeel van zijn nieu we taak. Van Hemert zaagt en timmert net zogoed hok ken voor de jonge beesten en de nieuwe aanwas houdt hij, als opziener, scherp in het oog. En dan het onderhoud van de weide hè. Net nog zijn de hekken gerenoveerd, par don, gerepareerd, en op nieuw van een laklaag voor zien. Hij kanaliseert de uit werpselen, dempt eventueel putten voordat er een kalf zou kunnen verdrinken (al thans, symbolisch gezien). Het is liefde geven, over en weer, in zijn nieuwe loop baan van onbezoldigd verzor ger. Maaien hoeft hij niet; hij verzamelt ook niet in schu ren. Daar heeft hij z'n grazi ge „medewerkers" voor. Maar Van Hemert gaat ver der; verder dan zijn dienstbe toon zou mogen vergen. Hij is pas begonnen, maar nu al is Van Hemert een paar keer naar de markt geweest ik hoor ze al, opgelucht, zingen, op het gemeentehuis: „B. van Hemert is gelukkig naar de markt geweest de markt geweest de markt geweest. B. van Hemert is verdraaid weer naar de markt geweest dat scheelt ons al weer duuuiii-ten". B. heeft nü al een naam opgebouwd. Op die markt koopt hij dan van ganserharte en voor eigen re kening dus wat nieuwe dieren voor zijn groene, hier en daar wat geteisterde wei de. Laatst nog een paar pron kende korhoenders, kocht-ie. Cor en Cora Hoender. Daar is hij dan weer de beste maatjes mee, B. Schenkingen Maar het grootste gedeelte van de weidedieren wordt uitgemaakt door schenkin gen. Bij wijze van „legaat" draagt men soms dieren over aan Koudekerks hoogsteigen dierenshow. Er zijn, evenwel, ook mensen die bij wijze van „schenking" dieren zomaar over het hek tillen cn ze op die spontane manier (of ze willen misschien wel een beest kwijt) aan het leven en de troetellust van Van He mert overleveren. Dat is geen schenking meer. „Dat kunnen ze beter niet doen", zegt Van Hemert na zo'n force majeure met enige klem; „Als ze het dier eerst aan mij geven, kan ik het aan het buitenleven laten wennen. De meeste huisdie ren want daar komen ze dan vandaan, van thuis zijn zoveel soortgenoten in eens niet gewend. Je gooit ook niet zomaar een wille keurige vis bij andere vissen in een aquarium. We hebben hier een commune die aan regels gebonden is. De kans, dat een dier wordt doodgebe ten door anderen, die hier hun territorium hebben, is niet gering". Nee, liever neemt Van He mert het nieuwe Koudekerk- se diertje zelf in ontvangst „Dan zet ik het eerst een paar dagen in de schuur om het te laten gewennen aan de nieuwe omgeving". Daarna schijnt de nieuwkomer zelf te bepalen wanneer het er aan toe is om naar buiten te gaan. Hoe zo'n geitje dat doet (kloppen of zo, knipogen, of popelen om uit te breken) zou ik niet weten, maar Van Hemert kent die signalen al. In elk geval houdt hij de boel in de gaten en ziet toe of de aanpassing onder dat volkje goed verloopt. „Er is maar één helaas", aldus B. „En dat is, dat onze dierenweide niet af en toe opengesteld kan worden voor de kinderen uit de buurt. Die zouden dol graag erin willen. Jammer, maar we hebben geen kin derboerderij, omdat de weide niet groot genoeg is daarvoor. We hebben geen enkele mo gelijkheid om de dieren die rust of extra bescherming no dig hebben apart te zetten, terwijl de kinderen zich met de rest zouden kunnen ver maken". Maar ach, wie weet kan de raad van Koudekerk toch nog een gaatje in de be groting vinden voor een wat meer gedisponeerde (afge scheiden) behuizing van de dieren, zodat de jeugd even tueel „over de heining" kan komen. B. van Hemert zou niets liever willen. Bruggen, we maken er allemaal ge bruik van. Zeker in een waterrijke stad als Leiden zijn het onmisbare schakels in het wegennet. Veel aan dacht is er nooit aan de Leidse brug gen besteed. Toch zijn er een hoop interessante vragen te stellen. Waarom bijvoorbeeld heet de Bostel- brug Bostelbrug? Wanneer en door wie is deze brug gebouwd? De stilte rond de Leidse bruggen wordt over enkele maanden 'verstoord'. In april 1984 (en niet op 28 november zoals eerder werd aangekondigd) gaat in het Gemeentearchief aan de Boisot- kade de tentoonstelling „De Leidse bruggen" van start. Tevens ver schijnt dan een Leids bruggenboek. Dit boekje dient ook als catalogus voor de tentoonstelling. Als inleiding op de expositie ver schijnt in deze krant een serie arti kelen over Leidse bruggen. Het zijn geen technische verhandelingen, maar historische verhalen waarin een Leidse brug als leidraad dient. De gegevens zijn verzameld door een werkgroep van historisch geïnteres seerden, die veel van de geschiedenis van de Leidse bruggen heeft uitge zocht. Samensteller is de begeleider van de werkgroep, de heer P. J. M. de Baar van het Gemeentearchief. Kees van Herpen tekent voor de eindredactie. De reprodukties zijn van fotograaf Wim van Noort Gravure voor derand- versiering van de zogenaamde Grote Kaart van Hagen, 1675. er nog, de paaltjes hinderen dat auto's eind van de Korte stad in of uit kun- is openlijke' twijfel fer/oifken over de nood- g woWarmonderbrug voor lenfeffkeer af te sluiten en lelijks verholen drei- lit deze wederrechte- r open te stellen. Het hter weinig waar-- ,t dat gemeenteambte- vondf wethouders er een genoegen in zouden om bruggen onno- auto-s te siuiten. De in ieder geval oud ge- heeft een voldoende geschiedenis om een niet onlogisch te ma- vond is een van de eerste keren dat beton in Leiden werd ge bruikt voor bruggenbouw. Als men de (vele) bepalingen over het gebruik van ijzer leest, dan komt men toch wel onder de indruk van de soliditeit van de brug. Ook de op drachtgevers gingen niet over één nacht ijs. De ijzeren lig gers van de middelste over spanning mochten bij een lengte van 9.90 meter en een belasting van 8000 kilo in het midden slechts een weinig doorbuigen, welke doorbui ging na verwijdering van de belasting geheel moest zijn verdwenen. Er werden proe ven gedaan in aanwezigheid van de opdrachtgevers. Maar wat voor 1892 een meer dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 5