Dagblad is
nog steeds
een bijzonder
sterk produkt
Ie
|?issen in
het Spui
RODE DRAAD DOOR 75 JAAR NDP
ZATERDAG 12 NOVEMBER 1983
Als die man ophaalde, gleed de
dobber pijlsnel langs de lijn tot op
die loodverzwaring. Logisch, niet
waar? En als hij uitwierp, gebeurde
krek hetzelfde: aas en lood pijlsnel
naar de diepte Ja, inderdaad, zo
is dat: ik zei al dat het water ter
plaatse zeer snel kan stromen en de
man kreeg op deze wijze zijn aas
sneller naar de diepte (4,5 meter
ongeveer ter plaatse) dan bij het
gebruik van een vaste dobber.
Daardoor werd als ik het zo
mag uitdrukken de „waarneem
baarheid van zijn drift" groter.
Immers: als u met een vast tuig vist
in zulk snelvlietend water, kunt u
het best voor mekaar krijgen (dat is
een kwestie van loodbezwaring)
dat de beaasde haak snel zakt,
maar de beet kunt u normaliter pas
waarnemen als de dobber zich
heeft gericht. Nu, hoe harder het
stroomt, hoe langer de drift moet
zijn die de dobber maakt om met
succes te kunnen vissen. Ik zag in
deze vismanier inderdaad als een
groot voordeel dat de dobber zich
zeer snel nadat de man had inge
worpen alweer richtte. Enne
herhaaldelijk onmiddellijk daaron
der met mooie, driftige rukjes on
der water werd getrokken! Want
tjongejonge, wat had die man een
partij vis naar zich toe gelokt.
Gelokt? Ja. hij voerde zwaar. En
ook letterlijk zwaar: omdat het wa
ter daar zo snel stroomt moest hij
gewichtige ballen fabrieken. Het
recept was eenvoudig: zand, een
beetje klei, want dat plakt lekker,
zemelen en twee oude broden, bij
de bakker te bekomen tegen hall
geld. Dat spul weken en kneden tot
een taaie brij, en daarvan ballen
maken, iets forser uitgevallen dan
een tennisbal. Een paar meter
stroomopwaarts werpen van de vis-
plaats, en de stroom moest er dan
wel voor zorgen dat die bal ten
naaste bij voor des hengelaars voe
ten de bodem bereikte. Kennelijk
deden die ballen dat, want de man
ving slag op slag. Nu moet ik zeg
gen dat hij me bekende in het dorp
achter de dijk te wonen, Gouds
waard heet dat, en dat hij al vele
jaren een goed deel van zijn vrije
tijd aan dit water zat.
Oh ja, hij viste met maden. Een
hele klus, wel vier of vijf, op de
haak. En hij tikte pas als de dobber
goed ver onder was. Toch viel het
me op dat hij bijna alle vis keurig
in het lipje had gehaakt.
Ikzelf was bezig daar op baars te
spinnen; het is daar casueel mooi
baarswater, nu en dan althans
maar die dag niet nu, maar dan. Ik
kon er maar een paar pakken. Dus,
door jaloezie en afgunst gedreven,
wilde ik net zo gaan doen als die
beschreven manspersoon, maar ui
teraard had ik geen vaste stok tot
mijn beschikking. Dus gewoon op
de werphengel een schuifdobber
gemonteerd.
Ja, natuurlijk ging dat. Waarom
toegepaste viswijze hier even heb
beschreven. En om nog een reden
trouwens: ik vind dat de laatste ja
ren de aandacht die aan de vaste
hengel wordt besteed ten onrechte
terugloopt. Vroeger begonnen jon
gens voorntjes te vangen met eeh
goedkoop vast stokkie', een bam-
boedingsigheidje met een dik snoer
en een dobber als een boei. Ze leer
den er best mee vissen. Tegenwoor
dig zie je her en der langs de va
derlandse wateren jongens bezig
met werphengels, vaak van die wa
renhuisdingetjes, met molentjes
erop die al roesten in de catalogus,
maar toch ook heel vaak met spul
len waarvan je als toeschouwer
denkt: nou nou, meneertje, gij staat
daar wel met een handel van vele
geeltjes te stoeien Die ontwikke
ling (zij hangt natuurlijk met de
welvaart samen) plus de grote aan
dacht die over het algemeen in pu-
blikaties aan werphengels, swing-
tips, quivertips, en ga zo maar door,
wordt besteed, kunnen leiden
e« leiden tot wat veronachtza
ming van de doodgewone vaste
stok.
De doodgewone vaste stok behoort
ons dierbaar te blijven. Het is nog
altijd een verrukkelijk, sportief,
prettig ding om mee te hengelen.
En zoals die man aan het Spui in
dit verhaal bewees: ook met de vas
te stok kun je experimenteren en
zeer leuke dingen uithalen.
A. C W. v.d. VET
'ERDAM Hoe ster-
ggevers en razende re
's aan het begin van deze
te werk gingen, valt in
:hieven simpel na te bla-
Zo ongeveer; „Als een
jjnde stroom rolden de
reten de trein met de
gasten vooruit toen deze
"Hm der gemeente binnen-
Een trein? Nee, een
lenwagen waarin de kin-
Flora's aan veelkleurige
dusdanig opgestapeld
dat zij veeleer deden
emin aan een lusthof dan
lat ipet gerieflijk comparti-
tjdat dp Staatsspoorweg-
ih°(|chappij den eerbied-
jSfgfligen bezoeker vanaf de
1 ihad aangeboden".
7+ I
6+ jvat moet men zich voorstel-
I de broodheren van die pen-
raaglders-de courantendirec-
;hlDat laat zich aanzienlijk
zwjr traceren. Waar journalisten
tnetPan n'et vermeend aan de
:6 fes van het maatschappelijk
Db4|en trokken, daar frunnikten
lazen voornamelijk met het
tsbijvan de buidel en zoiets doet
12) p het verborgene. Een bijko-
J moeilijkheid is dat Neder-
ircjjiooit het verschijnsel van de
ooljronnen heeft gekend. Een
i. lïorthcliffe in Engeland, een
t. Thomsoneen lord Beaver-
I vervaardigden niet alleen
g3en met nieuwsZij waren
a3 B. Door hun flamboyante le-
9 Bjl, hun politieke manipula-
»l'jhun markante uitspraken,
il fen zij zelf de stof aan voor de
'd7 '6 van ^un Pag'na s Kom
!n jbij de Nijghs, de Sijthoffs, de
c4 vinkels eens om.
vcyaren zij? Eindelijk gaat hun
e pfi worden ingekleurd. De Ver
meng De Nederlandse Dagblad-
pj'heeft ter gelegenheid van haar
b6 rig bestaan (op 1 december in
ic5 rezigheid van koningin Beatrix
2 pren) opdracht gegeven tot de
vatïedschrijving van drie kwart
„samenwerking en samenle-
De pershistoricus dr. Joan
klaart de klus. Zijn kroniek
Ie emancipatie van een dag
bij het 60-jarig bestaan van
kskrant verschenen, is ken-
in de smaak gevallen. Voor
ziend °P de jubileumpublikatie
r alvast een gesprek met drs.
jvan der Zandè, sinds 1970 al-
fen secretaris van de NDP.
zei van handeling een stemmig
mjnabij het Amsterdamse Con-
ziejbouw. De dempende ambian-
sjotten houten lambrizeringen.
afb4met een k°ekje- Tegen de
j in verschoten slagorde de
js jngen waarin de „Mededelin-
fl^an de NDP" sinds 21 decem-
/erjtttö gebundeld zijn. „Ik heb
|de met de hand geschreven
pn van de eerste vergade-
n j zegt Van der Zande, berich-
fatj|eersprekend als zou een be-
yeiJjk deel van de boekstaving in
posf'og 'eloor zijn f
Sta)
4e discussie
P-igewce is", mijmert Van der
- de fletse rij boekenruggen
„ïhouwend, „het verrassende
a| mij tenminste is dat de proble-
k van de vooroorlogse tijd
dezelfde is als de huidige. Er
tQ{ t heb ik iemand op een heel
ïle vismanier, die ik evenwel
cende, een prachtige partij uit
luiten gewassen blankvoorns
"hfi lnm'nn'6e brasems zien van-
Plaats van handeling: het
een groot en breed, en nu en
:eer pittig stromend, water. U
het iets ten zuiden van Rot-
m, bij Oud-Beijerland, en dat
r loopt van daar tot het Ha-
'liet. Zeer visrijk, de laatste ja-
ai fc'eer; je ziet in zulke wateren
dat de miljoenen die worden
een &even aan waterzuivering zo
amerhand toch positieve ef-
op de visstand gaan krijgen,
bene: tegenwoordig worden
er en der in de havens van
■rdam weer leuke vangsten ge-
Voor 1940 werd daar best
en witvis gevangen; na 1960
je er bij wijze van spreken ei
genlijk alleen met de neus dichtge
knepen langs wandelen, nu zwemt
er weer vis. Laatst zag ik op e
steiger, genaamd het Charloisse
Hoofd, een man knoeperds van
voorns pakken).
Genoeg afgedwaald nu en snel te
rug naar die vismanier. Gemelde
persoon hanteerde een vrij lange
vaste stok, 9 meter. Daaraan had
hij (tot zover is het dus doodnor
maal) een snoer dat krek zo lang
was als die stok, een doodgewone
brasemhaak daaraan, twintig cm
daarboven een zéér aanzienlijke
loodverzwaring, wel zes fikse ha
gelkorrels, en een stevige En
gelse pen, een schuifpen dus, waar
bij de draad alleen door één oogje
onderaan de pen loopt. Die schuif
pen werd tegengehouden door een
gewoon plastic stoppertje.
Wat was het effect?
zou dat niet gaan? Er zijn plaatsen
genoeg waar ik blankvoorn belaag
met werphengel en schuifdobber,
met name daar waar het zeer diep
is. In de koude maanden en die
lijken sneller dichterbij dan ons lief
is trekt met name de blank-
voorn naar diep water. In de IJs-
selmeerhavens en bijvoorbeeld in
de diepe wateren van het Volkerak
en het Hollandsch Diep wordt zij
door velen dan met succes bevist
met lichte werphengel en schuif
dobber.
Maar iedereen die graag op die
manier vist, weet dat je met een
zeer groot aantal missers rekening
moet houden. Er gaat altijd iets van
tijd zitten in het aantikken, het zet
ten van de haak. want je kunt met
een werphengel je dobber nooit
echt scherp op „tik-en-gij-hangt-al"
zetten.
Dat heb ik daar die dag aan het
Spui weer ervaren. Zeker ging ik
ook aardig beet krijgen met mijn
montage, niet veel minder dan de
persoon die ik beschreef, maar ik
pakte nog geen derde van wat hij
pakte! Vandaar dat ik de door hem
ze
Drs. K. J. van der Zande: „Een directeur die alleen advertentieboer is, kan niet functioneren".
loopt een rode draad door onze ge
schiedenis. De scheiding tussen
commercie en redactie, dat zie je
telkens weer opduiken. Het is alle
maal een zeer oude discussie. Die
heeft sinds enige jaren geresulteerd
in het zogenaamde redactiestatuut
waarbij de journalistieke onafhan
kelijkheid gewaarborgd is, maar ik
denk dat het anders precies zo ge
lopen zou zijn. Er is 'weinig mee uit
de kast gehaald. Daarvoor is het sa
menspel tussen commercie en re
dactie veel te logisch. Zonder dat
kan een krant eenvoudig niet func
tioneren".
Herinnert zich (blik en toonsoort
verraden een vaag misprijzen) de
jaren zestig waarin de afkalving
van de Nederlandse dagbladpers
dramatische vormen dreigde aan te
nemen. Loonstijgingen, investerin
gen in nieuwe technieken en dalin
gen van de inkomsten groeiden een
aantal uitgevers boven het hoofd.
Een deel van de kranten moest
worden opgeheven. Andere zagen
zich overgenomen door meer
draagkrachtige bedrijven en gingen
een bestaan als kopblad leiden of
degradeerden tot editie van het
blad waarin ze waren opgenomen.
In cijfers: Het aantai zelfstandige
dagbladondernemingen smolt weg
van 60 tot 24. het aantal dagbladti
tels van 115 tot 82. De pluriformi
teit van informatie en meningsui
tingen kwam in het geding. Een
belangrijke pijler onder de demo
cratie leek door betonrot aangetast.
„In die tijd was het ondernemings
klimaat bij de dagbladbedrijven
niet optimaal", zegt Van der- Zande
boven zijn onaangeroerde koekje.
„Er heerste een sterke polarisatie
tussen directie en redactie. Ik heb
dat heel intens gevoeld. Ik kom
zelf uit een links nest. Mijn vader
was lid van de toenmalige Katho
lieke Arbeiders Beweging. Ik had
veel begrip voor de factor arbeid
en dat wisten ze bij de NDP toen ze
me in 1965 in dienst namen. Maar
wat me onmiddellijk opviel van die
club het waren helemaal geen
ondernemers die louter zoveel mo
gelijk winst probeerden te maken.
Wat ze wilden, was een zo goed
mogelijk produkt. Hun trots op de
krant was even groot als die van de
journalisten. Ze moesten natuurlijk
zakelijk blijven. Maar dat ze het
symposium ter gelegenheid van het
jubileum op 1 december in de
Amsterdamse RAI als noemer
„de verantwoordelijkheid van de
uitgever" hebben meegegeven, is
niet toevallig. Ze zijn niet louter
boekhouders".
Drukinkt in de aderen
Wie beweert dat het oude type cou
rantier de directeur met druk
inkt in de aderen heeft opge
houden te bestaan, vergist zich vol
gens Van der Zande. „Een direc
teur die alleen advertentieboer is,
kan niet functioneren. Dat geldt
voor vandaag, nu de directeuren
veelal van buiten aangetrokken
managers zijn, maar die echte dag
bladeigenaren van vroeger wisten
het ook al. Zo'n Nijgh van de NRC
heeft indertijd geweldige ruzie met
de adverteerders geriskeerd wan
neer ze invloed op zijn krant pro-,
beerden uit te oefenen. Men reali
seert zich heel goed: als adverteer
ders de dienst uit gaan maken is
dat niet alleen slecht voor de maat
schappij, maar ook voor de adver
teerders zelf. Dan wordt immers de
geloofwaardigheid van een krant
aangetast en hoe kan een adverten
tie geloofwaardig overkomen in
een krant die ongeloofwaardig is?".
Er leven nog een paar van die oude
eigenaren. „En het valt me altijd op
hoe sober ze leven", zet Van der
Zande zijn speurtocht naar de psy
che van de Nederlandse dagbladon
dernemer voort. „Hoe ze betrokken
zijn bij hun krant. Hoe ze er uit ei
gen middelen in investeren. Hun
grote verantwoordelijkheidsgevoel
voor de ideële kant van hun pro
dukt. Voor de maatschappelijke
functie. Toen ik hier kwam, was
dat minder. Het is een ontwikke
ling geweest, in gang gezet door de
invoering van de etherreclame met
zijn nadelige invloed op de adver-
tentie-inkofhsten. Ter compensatie
van de geleden schade kregen de
dagbladen ruim 105 miljoen uit de
STER-pot, gelijkelijk te verdelen,
of het nu een rijk concern betrof
dan wel een noodlijdende krant".
Ook de draagkrachtigen streken de
compensatie handenwrijvend op.
„Maar toen het met die schadever
goedingen steeds moeilijker ging",
reconstrueert Van der Zande, „is
dat liberale standpunt van ieder
voor zich losgelaten en- heeft men
gezegd: Ach, het is zo gek nog niet
om het geld te laten gaan naar wie
er het meest om zit te springen.
Men ging inzien dat het algemene
belang van een pluriforme dag
bladpers als groot maatschappelijk
goed uitsteeg boven individuele be
langen. Laat ons als bedrijfstak col
lectief uit de problemen zien te ko
men die filosofie. Ik moet zeg
gen, het is een ontwikkeling waar
mijn buitenlandse collega's met
verbazing naar kijken".
Hetgeen de blik richting toekomst
dwingt. „We mogen voor zo'n klein
land niet ontevreden zijn", zegt
Van der Zande, eindelijk de koud
geworden thee beroerend. Drieën
twintig ondernemingen die 48 dag
bladen met een zelfstandige hoofd
redactie uitgeven. Een gemiddelde
produktie van 4,56 miljoen kranten
per dag. Plus het commercieel in
onderzoekscijfers vastgelegde gege
ven, dat inhoudelijke verschraling
van dat pakket ten koste zal gaan
van het abonneebestand. „Ik denk
niet dat er nog veel verschuivingen
zullen komen. De totale oplage van
de Nederlandse dagbladen daalde
vorig jaar met slechts 0,6 procent.
De aanzienlijke prijsstijgingen van
de abonnementen in de afgelopen
twee jaar, die bovendien nog sa
menvielen met het teruglopen van
het besteedbaar inkomen, hebben
nauwelijks invloed gehad. Kenne
lijk is het dagblad nog steeds een
bijzonder sterk produkt".
Optimistisch
In de Randstad baren de abonne
menten enige zorg. „Er is leegloop
en waar de leemte wordt opgevuld,
gebeurt dat door buitenlanders die
onze taal niet lezen", denkt Van
der Zande. Maar: „Dat komt wel
weer goed bij de tweede generatie
buitenlanders. In dit opzicht ben ik
zeer optimistisch over de toekomst.
Het heeft me verbaasd hoezeer de
lezersmarkt onze prijsverhogingen
heeft geïncasseerd. De krant heeft
daarmee bewezen tot de eerste le
vensbehoeften te behoren. Hij staat
in het lijstje van mogelijke bezuini
gingen bij de Nederlander op een
van de laatste plaatsen. En zodra de
bestedingen aantrekken, zal het
abonneebestand zich zeker herstel
len. De Nederlander en zijn lijf
blad zo'n hechte band vind je
nergens ter wereld".
Ondanks de advertenties echter
waaruit kranten globaal 60 procent
van hun inkomsten moeten zien te
halen, willen ze niet tornen aan
hun journalistieke kwaliteit of aan
de mogelijkheid om zo snel moge
lijk bij de lezers op de deurmat te
liggen. „De advertentiemarkt is in
elkaar gedonderd", zegt Van der
Zande met bijpassende mimiek.
Vervolgens, opklarend: „Maar als
je naar het gemiddelde rendement
van het dagblad kijkt, doen we het,
vergeleken bij andere bedrijfstak
ken, lang niet zo gek. En dit jaar
wordt een keerpunt. We gaan weer
bergopwaarts. Er moet nog een he
leboel gebeuren en er zullen ach
terblijvers zijn, maar ik ben rede
lijk optimistisch".
Dagbladondernemers in Nederland
zijn goede ondernemers, looft Van
der Zande. Wiens koekje men eet,
diens woord
„Nee, serieus. Ik noem ze goed om
dat ze in de kosten hebben durven
snijden zonder het redactionele
produkt aan te tasten. Het gemid
delde aantal redactionele pagina's
is vorig jaar niet verder afgeno
men. Integendeel, er was sprake
van een lichte stijging met 0.8 pro
cent, terwijl de advertenties een
daling van 9,5 procent te zien ga
ven. Daardoor steeg het aandeel
van de redactionele pagina's in de
totale omvang van de dagbladen tot
ruim 59 procent, hetgeen het hoog
ste percentage van de afgelopen
tien jaar is. Hieruit blijkt duidelijk
dat de dagbladen ondanks de sterk
teruggelopen rendementen alles in
het werk stellen om hun redactio
nele informatie op peil te houden.
Vrees voor tweede klap
Nou, ik vind het van goed onder
nemerschap getuigen als je tegen
de economische stroom in de kwa
liteit van je produkt handhaaft en
zelfs verbetert".
„Maar het evenwicht blijft deli
caat", heft Van der Zande zijn vin
ger richting Den Haag. „Het zal
verstoord worden wanneer de
plannen voor uitbreiding van de
STER-reclame doorgaan. De eerste
klap van de etherreclame hebben
we nog min of meer kunnen goed
maken door het aanboren van
nieuwe advertentiemarkten; denk
aan de rubrieksadvertentie. Bij een
tweede klap zijn er geen compensa
tiemiddelen meer. Dan moeten we
het ergste vrezen, zeker voor de
dagbladen die het toch al moeilijk
hebben. Wij klampen ons dus vast
aan de hoop dat Den Haag niet zal
kiezen voor uitbreiding van de
STER. maar voor verhoging van de
omroepbijdrage, die, vergeleken bij
het buitenland, toch al krankzinnig
laag is. De televisie gaat helemaal
de amusementskant uit, zeker wan
neer er straks geconcurreerd moet
worden met satelliet- en abonnee-
tv. Het frustreert ons dat de over
heid zich zo druk maakt over de fi
nanciering van een medium dat 80
procent amusement en 20 procent
informatie biedt, en daaronder de
dagbladen wil laten lijden die 80
procent informatie bieden tegen 20
procent amusement. Nogmaals: ik
ben op het ogenblik helemaal niet
ontevreden. De NDP gaat zijn jubi
leum in met aanzienlijk minder
zorgen dan we een jaar geleden
dachten. Maar dan moet de over
heid wel voor een klimaat zorgen,
waarin de kranten kunnen gedijen.
Dan moet de overheid niet einde
loos dwars liggen. Want het is niet
de plicht van onze vereniging om
de pluriformiteit van de pers te
handhaven dat is de plicht van
de overheid. Gelukkig heb ik de
indruk dat de huidige minister
Brinkman dit scherp ziet".
PIET SNOEREN
Vroeger begonnen de jongens met een goedkoop vast stokkie en
leerden er best mee vissen!