Gruwelverhalen
uit de vorige eeuw
hoonheid van ons land uitkomst voor uitgevers
CeidaeSowumt
NGELUKKIGZUN
- OOK EEN KUNST
„De jongen met de gele ogen'
nu eens geen probleemboek
Kraambed vroeger
geen pretje
KOM, HOE
HEET'IE
NOU.
ZATERDAG
STOND
ERNOG
EEN HEEL
VERHAAL
OVER'M
INDE
KRANT.
VRIJDAG 28 OKTOBER 1983 PAGINA 9
r ee"uwe lessen uit de psychologie:
nogej
P he
»enw)
iou toch waarachtig prachtig zijn als na alle eeuwen van
t Beie en geworstel eindelijk het inzicht zou doorbreken hoe
kgnllukkig kunnen worden. Natuurlijk: over dat onderwerp is
vanfioeg zinnigs gezegd en geschreven. Hoeveel mensen lazen
mleiP standaardwerken „Ik ben OK, jij bent OK" of: „De
elanr van ^et Pos'tie* denken". Maar toch blijft het een beetje
■schcren' s^kken nog steeds grote doses tranquillizers, hu-,
ten gaan onverminderd aan diggelen en hele volksstam-
ir e(gunnen elkaar nog steeds het licht in de ogen niet
»et het maar", zegt de Amerikaanse psycholoog Paul Wat-
k. Na tientallen jaren psychotherapeutische praktijkuitoe-
ïn Carlifornië is hij tot de conclusie gekomen dat het ons
h/3(l lukken. De mens is gedoemd ongelukkig te zijn. Dat we-
Lv^Jkunnen we er beter maar het beste van maken. Watzla-
rertelt in zijn boek: „Geluk is ook niet alles", hoe dat moet.
zo meent de psychotherapeut: echt ongelukkig zijn is ook
1 rnst. Het voordeel van Watzlawicks spitsvondige doe-het-
|bsen in het verwerven van ongeluk is: de school is overal,
-/*fool is het leven zelf. Hoe hij dat bedoelt? Een voorbeeld,
lien was het u al opgevallen dat stoplichten de hardnekki-
ging vertonen om net zo lang op groen te blijven tot u er
Ent en dan alert op rood springen. Nu kun je luisteren naar
3 nieverstanc* Je influistert, namelijk datje minstens even vaak
"we^n als op rood licht stuit. Maar nee, dat is volstrekt fout.
totPwlc^ drukt de lezer op het hart dat hier magische krach-
moni het spel zijn. Machten, waarop men geen greep heeft,
rte ojeesten die je overal achtervolgen en slechts tot doel heb-
elijk? automobilist het bloed onder de nagels vandaan te halen.
s tgilie denktrant, en het succes is verzekerd. Je ergert je
,eve(Jen geel.
Ad'
het ongeluk schuilt in een klein hoekje. Er zijn vol-
ongelukscheppende muizenissen in het dagelijks leven
lgens de psycholoog weet een echt talent al na enige we-
efening feilloos hoe hij uit alle situaties hoe opwelckend
sitief ook diep trieste, verontwaardigde, verongelijkte,
ietige, teleurgestelde gevoelens kan putten. Uiteindelijk is
ïlfs mogelijk echt gedeprimeerd te raken. Hoera: je bent
2 fed.
ier nastrevenswaardige doel kan in theorie ieder mens in-
ieel bereiken, zo belooft Watzlawick. Maar om een en an-
at eenvoudiger te maken is er nog altijd de grote hel van
ïlijke relaties. Daar zijn legio mogelijkheden om jezelf echt
in t»voeien zo meent de auteur. En het moet gezegd: de kan-
danje verkeerde of verwarrende communicatie biedt voor on-
'e ^ïsde ellende zijn onbeperkt.
totaleawick: „Volg alleen maar het voorbeeld van een getrouw-
d. nnis van mij. Na terugkeer van de huwelijksreis zette zijn
jaar \r bij het eerste ontbijt een groot pak cornflakes voor hem
in tfel, in de veronderstelling dat ze hem daar niet alleen een
oductr mee deed, maar ook dat hij die graag lustte. Hij wilde
in hehiet kwetsen en nam zich voor die „rommel" in vredes-
ane 1 maar naar binnen te werken en haar, zodra het pak leeg
arenljn, te vragen geen nieuwe cornflakes meer te kopen. Als
prodi echtgenote zorgde ze er echter voor dat het tweede pak er
thamd voor het eerste leeg was. Nu, na zestien jaar, heeft hij de
versdaten varen dat hij haar ooit nog tactisch zou kunnen ver-
litenó dat hij cornflakes haat",
de p«'
pnxbovengeschetste omkering weet Watzlawick niet alleen op
en humoristische manier, maar ook glashelder te vertellen
et bede schoen tijdens onze hopeloze levenswandel steeds weer
t te wringen. Geeft daarmee evenwel meteen aan, hoe we
oorspilen en valstrikken op het levenspad kunnen vermijden.
.200,-»t is natuurlijk mooi meegenomen.
andhjlassiek voorbeeld van zo'n valstrik, dat ook in het boek
I f 4.Watzlawick opduikt, is het „wees spontaan"-dictaat. Een
Dndeerende paradox, want geen mens kan natuurlijk spontaan
nvlois dat van hem geëist wordt. Toch worden nog heel wat
gaatirtjes naar de zolder gestuurd met de vermaning: „Je mag
s meteer naar beneden komen als je weer een goed humeur
bijna l Of verwijtend: „Kun je nu niet spontaan de tafel afrui-
Tf. Vooral doen, adviseert de psycholoog. Het frustreert niet
f 9i uw kinderen, u houdt er zelf ook een heerlijk veronge-
og stlevoel aan over. Twee vliegen in één klap.
anbia je nu gelukkig als je het boek van Watzlawick hebt gele-
dse £fi uit alle aanwijzingen voor het verwerven van het uitein-
e ongeluk de omgekeerd evenredige les kunt trekken? De
a hetr zelf beantwoordt die vraag met twee citaten, die we hier-
itoriebhalen. Dostojevski: „De mens is ongelukkig omdat hij niet
t in plat hij gelukkig is" en het ludieke aforisme van de Ameri-
i 35";e psycholoog Alan Watts: „Het leven is een spel waarvan
van Jrsie spelregel luidt: het is geen spel maar dodelijke ernst",
euniija'wick speelt dit spel in ieder geval met grote begaafdheid.
Iet \tfeeft hij ervan gemaakt: „De situatie is hopeloos, en de op-
aer gg hopeloos eenvoudig".
arna PAUL KOOPMAN
aande Watzalwick: Geluk is ook niet alles. Uitg. Van Log-
ten. Slaterus. Prijs 17,50
Byron, Edgar Allen Poe, Hoff
man zijn beroemde schrijvers
uit de vorige eeuw, die het
genre van het gruwelijke, het
angstaanjagende en fantasti
sche beoefenden. De vampiers,
Frankenstein, al die vreesaan
jagende hoofdpersonen in ver
schrikkelijke verhalen, stam
men uit ae vorige eeuw. Wel
allemaal uit het buitenland,
Nederland blonk toen uit in de
literatuur door vaderlandslief
de, burgerlijkheid, „de kop-
ieerlust van het dagelijkse le
ven" (zoals de „Camera Obscu-
ra") en een enkele recalcitran
te of kritische auteur als Mul-
tatüli of Conrad Busken Huet.
Het typisch romantisch-fantas-
tische leek hier geen weer
klank te vinden, in de hand
boeken over de literatuurhis
torie kom je er niets van te
gen.
Het genre blijkt wel bestaan te
hebben. De Neerlandicus Jan
Bcrvoets heeft een boekje sa
mengesteld onder de titel „Ne
derlandse gruwelverhalen uit
de negentiende eeuw". Hij
ontrukt daarin een zeventien
verhalen aan de nationale ver
getelheid, voor de overgrote
meerderheid van de hand van
auteurs, die zich geen eeuwige
faam hebben kunnen verwer
ven. De enige van hen, die we
nu nog wel kennen is
J. Kneppelhout, de auteur van
„Studententypen". Hij is met
twee verhalen in deze bundel
opgenomen, verder treffen we
auteurs aan met namen als
Boudewijn, Alexander V. H.,
Isaac van Rennes, Carel van
Nievelt. Het lijkt allemaal een
beetje pastiche-werk: naboot
sing van grote en succesvolle
buitenlandse auteurs. Zoals het
openingsverhaal van deze
bundel: „No. 470, Hooge-
woerd" door Alexander V. H.,
waarin een Leidse student het
hoofd steelt van een gehange
ne. daar wetenschappelijke ex
perimenten mee uitvoert in
het diepste geheim: hij sluit
het hoofd aan op een machine,
zodat alles blijft functioneren:
hij kan spreken met de „ge
storvene". Alles loopt natuur
lijk ijselijk af. Een wat simpele
en voor de hand liggende ver
telling, naar het voorbeeld van
diverse buitenlandse succes
sen.
Uit de alleraardigste toelich
ting van samensteller Bervoets
blijkt, dat het genre in Neder
land eigenlijk niet geliefd kon
worden. De officiële kritiek
uit die dagen bestreed het, om
dat vrouwelijke lezers niet te
gen zodanige gruwelen zouden
kunnen. Alleen in typische
mannengemeenschappen (de
studentenwereld bijvoorbeeld)
kon dit soort verhalen een be
scheiden rol gaan spelen.
Opvallend is overigens in en
kele verhalen de nuchtere
Hollandse humor, die vaak
haaks staat op de gefantaseer
de engheden. Bijvoorbeeld het
verhaal „De legende van de
Domtoren" van Isaac van
Rennes, waarin een ijselijk
verhaal wordt verteld over
moord en doodslag in de
Utrechtse binnenstad, dat ein
digt op de Domtoren. Het be
gin van het verhaal is een ko
misch bedoelde Hildebrand-
achtige beschrijving van grote
drommen mensen die zich re
gelmatig in Utrecht verzame
len aan de voet van de Dom,
om daar met zijn allen in de
lucht te gaan staren. Ook wat
ontregelende zinsneden in de
rest van het verhaal geven het
gevoel, dat de schrijver een
loopje neemt met zijn ver
schrikkelijke gebeurtenissen.
Een horrorsituatie waar de
schrijver zelf gaat zitten mees
muilen om zijn verhaal, dat is
iets unieks. Daarmee maakt de
auteur zichzelf ongeloofwaar
dig. Gruwelverhalen moeten
bloedserieus verteld worden.
Deze bundel verhalen uit een
randgebied van de literatuur
heeft zijn aardige kanten. Van
een herontdekking van groot
en belangrijk werk is uiter
aard geen sprake, die pretentie
heeft het boek ook niet.
JAN VERSTAPPEN
„Nederlandse gruwelverha
len uit de negentiende eeuw"
samengesteld door Jan
Bervoets. Uitgave Veen.
Prijs ƒ14,90.
Kort nadat uitgeverij Ploegs-
ma de rechten van het jeugd
boek „Haunting" van de
Nieuw-Zeelandse schrijfster
Margaret Mahy had aange
kocht werd dit boek, dat in het
Nederlands de titel „De jongen
met de gele ogen" meekreeg,
bekroond met de Carnegie
Medal in Engeland en de Es
ther Glen Award in Nieuw-
Zeeland. Met name het bijzon
der oorspronkelijke en beel
dende taalgebruik had tot de
bekroningen geleid.
Margereth Mahy, die reeds als
kind verhalen en gedichten
schreef, is een schrijfster van
wereldallure. Haar grote ver
dienste is, dat ze realitiet en
magie prachtig met elkaar
weet te verweven. „De jongen
met de gele ogen", vertaald
door Ank van Wijngaarden, is
dan ook een heel bijzonder,
wonderlijk boek. Een heel an
der boek dan de talloze jeugd
boeken waarin de kinderen
vertrouwd worden gemaakt
met maatschappelijke en socia
le vraagstukken, de zogenaam
de „probleemboeken".
Een feest
Zonder deze „probleemboe
ken" meteen als humbug af te
doen veel probleemboeken
kunnen wel degelijk een heel
wezenlijke bijdrage leveren
aan de vorming van kinderen
moet gezegd worden dat dit
boek als geen ander recht doet
aan het kind. Voor een kind
namelijk is magie, hoe onzin
nig en zweverig dat ook mag
klinken, een heel echt onder
deel van het leven. Een soort
„jus", die het leven voor hen
tot een feest maakt en waar
van heel wat pedagoochelaars
van tegenwoordig menen dat
een kind er verre van gehou
den moet worden. Kabouters
en feeën zijn uit den boze,
hoor je tegenwoordig vaak.
Waarmee volstrekt wordt
voorbijgegaan aan het feit dat
kinderen de behoefte hebben
aan dergelijke fantasieën. En
zich daarvan ook niet laten
depriveren. Sint Nicolaas toont
dat duidelijk aan. Heel wat
kinderen blijven, nadat hen is
verteld dat de Goedheiligman
niet echt bestaat, toch in het
geloof in deze kindervriend
volharden.
Johan, de hoofdfiguur uit het
boek, is een jongen die dingen
ziet, die een ander niet kan
zien. Geen dingen om bang
van te worden, integendeel
zelfs. Johan ziet fraaie land
schappen met bloemen en
vlinders, een poppenkast en ga
zo maar door. Wanneer hij
echter een stem hoort, die hem
meedeelt dat hij een meester-
tovenaar is, wordt hij wel een
beetje bang. Johan begrijpt,
dat de geest van zijn overleden
oud-oom vriendschap met hem
wil sluiten, maar hij wil dat
niet. Als hij er met zijn zusjes
over wil praten, nemen ze
hem niet au serieux. Ze herin
neren zich nog heel goed dat
hij als klein kind al fantasie
vriendjes had. Maar op zekere
dag hoort zijn zus Saskia, die
steeds alles over zijn verschij
ningen wil weten, ook stem
men en geluiden. Hun groot
ouders zijn erg ongerust wan
neer dit hen te ore komt.
Verrassend
Vroeger waren er immers ook
al familieleden geweest die
buitengewonen gaven hadden.
Die hadden net als Johan gele
ogen en men zag hen liever
gaan dan komen. Saskia, een
meisje met een erg praktische
instelling, speurt na wie die
oud-oom nu eigenlijk was. Het
resultaat is een merkwaardige
ontdekking. De ontknoping
van het verhaal is heel verras
send, hoewel toch niet alle
twijfel wordt weggenomen.
„De jongen met de gele ogen"
is een voortreffelijk boek
beslist geen griezelverhaal
maar het is niet uitgesloten dat
sommige kinderen er een
beetje bang van worden. Ten
slotte komen er spoken en
geesten in voor en niet ieder
een kan daar even goed tegen.
Wanneer deze kinderen het
boek toch willen lezen is het
verstandig dat ze dat niet vlak
voor het slapen doen. Een.
woord van lof is overigens nog'"
op zijn plaats voor Alex de
Wolf, die de meesterlijke illus
traties maakte en het omslag
tekende.
Het boek is, zoals alle nieuwe
Ploegsma-uitgaven, voorzien
van de Leeswijzerkaart, die
het mogelijk maakt in één
oogopslag te zien voor welke
kinderen het boek geschikt is
en om wat voor soort boek het
gaat.
LEO HENNY
Margaret Mahy: De jongen
met de gele ogen. Uitg.
Ploegsma; bestemd voor kin
deren vanaf 9 jaar; paper
back, 126 bladzijden; prijs
17,90.
Een wel heel typisch boek in
de onuitputtelijke reeks over
bevallingen, is „Rond het
kraambed van toen", geschre
ven door Maria van Lamoen.
Het is in feite één aaneenscha
keling van aardige en minder
aardige bijzonderheden over
zwangerschap en geboorte uit
de tijd waarin de zwangere
vrouw van vandaag niet graag
geleefd zou hebben. Want tus
sen veel opmerkelijke en ze
ker ook leuke wetenswaardig-
J heden door, blijkt uit dit boek
toch vooral, dat bevallen toen
allesbehalve een pretje was.
De steriele, veelal onpersoon
lijke bevallingen in het zie
kenhuis van tegenwoordig
mogen dan al weer hevig ter
discussie staan, vergeleken
met de gebeurtenissen waaro
ver de Voorburgse verpleeg
kundige verhaalt, is het een
hemel. De enorme onwetend
heid. angsten en preutsheid
maakten van elke bevalling
een ware martelgang. Wat te
denken van de arts die soms
bij een barende vrouw onder
een laken „in den blinde"
moest werken, of, zoals bij pri
mitieve volken, een moeizame
baring die op gang werd ge
bracht door spugen, slaan,
schoppen, laten schrikken en
uitroken. Dergelijke verhalen
kunnen nu misschien met eni
ge ironie bekeken worden, er
is een tijd geweest, dat het do
delijke ernst was. In de meest
letterlijke zin van het woord.
Sint Nicolaas
„Het kraambed van toen"
heeft gelukkig ook nog wel
plezierige dingen uit die ver
vlogen tijd voorhanden. Zoals
de onthulling dat Sint Nicolaas
niet de „goed heiligman" is
waarvoor hij altijd wordt aan
gezien. „Goed hylikman",
waar deze benaming van afge
leid is, betekent namelijk
„goed huwelijksman". Het
boek vertelt het als volgt: De
arme koopman Thumiatos had
drie dochters die van armoede
fïen man konden krijgen,
oen zij gevaar liepen door de
tempeldienaar Pafos meegeno
men te worden om dienst te
doen als tempelmaagden
(d.w.z. tempelprostitutie)
kwam Sint Nicolaas te hulp.
In de nacht ging hij naar de
woning van de koopman en
zag een venster open staan. Hij
wierp drie goudstukken naar
binnen, die als door een won
der in de schoenen van de
meisjes terechtkwamen. Bij
het eerste goudstuk sprak hij:
„Dit is om jullie van de armoe
de te verlossen, ik doe dit uit
de naam van God!". Bij het
tweede goudstuk: „Deze is be
doeld als bruidschat om te
kunnen trouwen met de man
van jullie dromen". Dat hij bij
de derde zei dat de meisjes er
uit naam van God goed mee
moesten doen, is in dit ver
band niet zo van belang. Wel,
dat „Sinterklaas goed heilig
man trek je beste tabberd an"
niets anders betekent dan
„Sinterklaas goed huwelijks
man, trek je beste pak aan
voor de bruiloft".
W etenswaardigheden
En dat is dan nog maar het be
gin van het boek. Bijna 129
bladzijden lang wordt de lezer
vergast en soms ook wel dege
lijk verrast met vergelijkbare,
geheel op zichzelf staande we
tenswaardigheden. Als basis
dienden maar liefst 46 andere
publikaties, maar dat zal na le
zing van „Rond het kraambed
van toen" geen verbazing
meer wekken. Zoveel staat er
in. Een willekeurige greep.
Het kraamhuis was verboden
terrein voor politie, deurwaar
ders en vergelijkbaar onge
wenst bezoek. Vaders telden
niet mee. De aanstaande moe
der mocht de kelder niet in
„om niet door de kwade hand
te worden aangeraakt", zij zou
behekst kunnen worden. Bij
sommige volkeren werd de
moeder na baring ter zuive
ring gedurende een dag en een
nacht van voren en van achte
ren op een halve meter af
stand blootgesteld aan hitte en
vuur. Allemaal heel aardig om
door te nemen, veel te veel om
te onthouden. Maar als alter
natief voor het gebruikelijke
huisje-boompje-beestje-
bevallen weer eens iets totaal
anders.
DICK HOFLAND
Maria van Lamoen: „Rond
het kraambed van toen".
Uitg. Servire, Katwijk. Prijs
19,90.
Goed boek
voor
slechte slapers
Met name de rustige, vertrou
wenwekkende toon waarop
Peter Tyrer slechte slapers
toespreekt is al een weldaad.
Hij doet dat in het boek „Beter
slapen", bestemd voor ieder
een die slecht slaapt of dit
denkt en daar last van
heeft. Of weer: dat denkt te
hebben. Tyrer is op de eerste
plaats een nuchter denkend,
maar wel erg intelligent mens
die vooral de waarheid niet
wil ontlopen. Zonder te kwet
sen maakt hij duidelijk dat er
ook denkbeeldige slapeloos
heid bestaat en welke kant
van de zaak hij ook aanpakt,
hij werkt alles uitstekend af.
tot niets te raden overblijft.
De man die beweert de hele
nacht wakker te zijn geweest
en ten bewijze daarvan aan
voert dat hij alle torenslagen
heeft gehoord, krijgt het com
mentaar van een partner die
weet dat de man elk heel uur
even wakker werd maar met
een weer insliep. Hij kreeg
voldoende nachtrust, maar
denkt de hele nacht gewoeld
te hebben.
Tyrer werkt zijn stof helder en
in goede volgorde af. Wat is
slaap, wat zijn de gevolgen van
te weinig slaap, de redenen
van slapeloosheid. Hij legt in
enkele hoofdstukken uit wat je
eraan kunt doen, nog afgezien
van de slaappillen, die hij be
hoorlijk omschrijft en voor
zichtig ontraadt.
Waar mogelijk werkt hij idee
ën uit; Tyrer stuurt zijn lezer
niet met veel theorieën, maar
met lege handen naar huis. Hij
leert de lezer wat de noodza
kelijke ontspanning is. hoe
ontspanning valt te bereiken
en zelfs werkt hij een plan
voor zelfhypnose uit.
Tyrer is de eerste om toe te ge
ven dat sommige dingen nu
eenmaal wat raar lijken, zoals
het zichzelf suggereren dat
men slaperig is. „Geeft niet",
zegt hij, „misschien moeten we
het eens proberen". Dat doet
hij dan ook.
Bepaald geestig wordt Tyrer
aan het eind van zijn boek. als
hij de slaappillen heeft ontra
den en hij alles heeft gedaan
om van de slapeloze een slaper
te maken. Hij legt zich welwif-
lend bij het slaapprobleem
neer. maar blijft ervan over
tuigd dat slapen een natuurlij
ke zaak is. „Drink sloten kof
fie, ga wat werken en ga naar
buiten, ga vooral niet naar
bed", adviseert hij. Ervan
overtuigd dat degene die dit
advies opvolgt, de volgende
nacht uitstekend zal slapen,
„mits men overdag niet smok
kelt". En de meest verstokte
slapeloze moet er het beste van
maken, door te lezen, te brei
en, vakantieplannen te maken,
terwijl andere sukkels hun tijd
verslapen. En mocht men in
slaap vallen, dan moet dat niet
worden opgevat als een red
ding, maar als iets dat de be
zigheden ergerlijk onderbrak.
Want dat is dan de enige mo
gelijkheid om niet meer bang
voor slapeloosheid te worden,
integendeel. Onderhand heeft
Tyrer allang goed duidelijk ge
maakt, dat slaap bij ieder mens
altijd zal komen, als het echt
nodig is en in de goede porties.
Ook al is men bang van niet.
Een uitstekende en geruststel
lende handleiding die voor ve
len de taak van de slaappil
kan overnemen.
FRITS BROMBERG
Peter Tyrer: Beter slapen.
Uitg. Bosch en Keuning,
prijs 18.50.
GRATIS ELKE WOENSDAG DE
verzinnen steeds
Jiieuwe manieren om de-
van de onuitputtelijke
Ifiheid van ons tand in
!orm te presenteren. In
)ene kijk-serie van Else-
jerschenen laatstelijk o.a.
'over Zeeland en Gelder-
lallebei met de terechte
k vanzelfsprekende ver
duld iging, dat er slechts
ieuze is gedaan. Sietzo
fcizen schrijft de teksten,
(en Mariska) Scherer
n de meeste kleurenfo-
e zien er schitterend uit.
Uizen heeft een eigen
III! van keuvelen, waarin
riformatie is verwerkt en
ook wel wat herhaling van
zichzelf.
Aan de mooie boeken is tel
kens een zestiental pagina's
toeristische tips toegevoegd,
waarmee men „op stap in het
groen" kan gaan. Dat is aardig
en ook wat chaotisch, maar
enige echte kritiek verdient
het kaartmateriaal. De boeken
verschaffen dit dubbel-op, met
foutjes in de gekleurde versie
en een te klein formaat voor
het toerisme. Een combinatie
zou wellicht de duidelijkheid
hebben gediend.
Aardige kleurenfoto's staan er
ook in het Spectrumboek „Ne
derland terzijde van de auto
weg", zijnde „bezienswaardig
heden langs onze snelwegen
De presentatie doet nogal ge
forceerd aan en de keus is ar
bitrair. Langs de A7 naar
Wognum verwijzen en Hoorn
en Schellinkhout vergeten is
onzin en de tekst laat ook ste-
.ken vallen. Zo was het kerkje
in het Oosterbeekse beneden-
dorp helemaal geen „laatste
steunpunt van de geallieer
den".
Een zinvoller benadering is te
vinden in het „Historisch reis
boek voor Nederland" van
Huub Blankenberg en Klaas
Taselaar voor Fibula-Van Dis-
hoeck. Het begint met een
kort overzicht van de Neder
landse geschiedenis en biedt
vervolgens per provincie een
stukje historie, aangevuld met
vooral geschiedkundige alfa
betische plaatsbeschrijvingen.
Er zit veel aardige informatie
in dit zwart-wit geïllustreerde
boek, al is de opzet wat te am
bitieus. De vaderlandse histo
rie laat zich nauwelijks in een
twintigtal bladzijden adequaat
samenvatten en de actuele
plaatsbeschrijving blijkt een
etappe te ver. Zo ging Arnhem
in 1944 (gelukkig) niet „gro
tendeels in vlammen op", een
„rustoord" was die stad al lang
niet meer en industrie- en be
stuurscentrum reeds ver vóór
de oorlog. Maar we willen om
wat wormstekigheid deze ap
pelboom zeker niet vellen.
Een speciaal onderwerp wordt
door dr. Godfried C. M. Egelie
aangesneden in zijn dissertatie,
waarvan de Walburg-Pers een
handelseditie verzorgde: „Gie
tijzeren wegkruisen in Lim
burg". Bij wegkruisen denkt
men aan markante, pittoreske
punten in een fraai landschap,
maar Egelie benadert zijn on
derwerp hier even puur we
tenschappelijk als uitputtend
en zo draagt zijn proefschrift
voor een flink deel het catalo
giserend karakter van een
overigens in grote verschei
denheid van uitvoering en
verwerkte motieven interes
sante gietijzer-produktie,
een modellenboek. Wie echter
door die droge schil heen bijt,
komt heel wat boeiende in
houd tegen, bijvoorbeeld met
betrekking tot de in de krui
sen verwerkte profane en
christelijke symbolen, orna
menten en gestalten. Het heeft
de vrome ijzergieters eertijds
noch aan ambachtelijke ken
nis, noch aan fantasie en han
delsgeest ontbroken; hun krui
sen (in Limburg 192 in 64 ty
pen, allemaal door Egelie na
gemeten en geclassificeerd)
moeten zeker blijven naast de
800, die er bovendien nog
staan in steen of ander materi
aal.
JAN ONSTENK
„Kijk op het groene Gelder
land", id.Zeeland; 136 blz.
Uitgeverij Elsevier. Per
boek 32,50 (bij intekening
29.50).
„Nederland terzijde van de
autoweg"; 160 blz. Uitgeverij
Het Spectrum.
„Historisch reisboek voor
Nederland"; 120 blz. Uitgeve
rij Fibula-Van Dishoeck.
44,50.
„Gietijzeren wegkruisen in
Limburg"; 224 blz. Uitgeve
rij Walburg Pers. 39,50.
BIJLAGE BH UW KRANT MET
INFORMATIE OVER FILMS, MUZIEK
THEATER. RECREATIE.EXPOSITIES
EN EEN COMPLETE AGENDA
Kampioen in
videospelletjes
Het kon natuurlijk niet uit
blijven dat met de golf van
videospelletjes die wekelijks
op de markt komen, er ook
een boekje verschijnt waarin
enige tips gegeven worden
om de „spelgigant" de baas te
kunnen blijven. Het boekje
gaat enigszins voorbij aan het
gegeven dat de meeste ge
bruikers van videospelletjes
het liefst impulsief de joys
ticks bedienen en zich niet
eerst gaan verdiepen hoe te
handelen bij een van de zes
tien meest populaire video
spelletjes die in het werkje
van Ken Uston uitgebreid en
begeleid met tekeningen aan
bod komen. Voor de liefheb
bers van PacMan, Space In
vaders etc. misschien wel
aardig, voor de jonge kinde
ren te moeilijk.
De 16 populairste video
spelletjes, door Ken Uston.
Uitgeverij H.J.W. Brecht.
Prijs: ƒ19,90.