Gruwelverhalen uit de vorige eeuw hoonheid van ons land uitkomst voor uitgevers CeidaeSowumt NGELUKKIGZUN - OOK EEN KUNST „De jongen met de gele ogen' nu eens geen probleemboek Kraambed vroeger geen pretje KOM, HOE HEET'IE NOU. ZATERDAG STOND ERNOG EEN HEEL VERHAAL OVER'M INDE KRANT. VRIJDAG 28 OKTOBER 1983 PAGINA 9 r ee"uwe lessen uit de psychologie: nogej P he »enw) iou toch waarachtig prachtig zijn als na alle eeuwen van t Beie en geworstel eindelijk het inzicht zou doorbreken hoe kgnllukkig kunnen worden. Natuurlijk: over dat onderwerp is vanfioeg zinnigs gezegd en geschreven. Hoeveel mensen lazen mleiP standaardwerken „Ik ben OK, jij bent OK" of: „De elanr van ^et Pos'tie* denken". Maar toch blijft het een beetje ■schcren' s^kken nog steeds grote doses tranquillizers, hu-, ten gaan onverminderd aan diggelen en hele volksstam- ir e(gunnen elkaar nog steeds het licht in de ogen niet »et het maar", zegt de Amerikaanse psycholoog Paul Wat- k. Na tientallen jaren psychotherapeutische praktijkuitoe- ïn Carlifornië is hij tot de conclusie gekomen dat het ons h/3(l lukken. De mens is gedoemd ongelukkig te zijn. Dat we- Lv^Jkunnen we er beter maar het beste van maken. Watzla- rertelt in zijn boek: „Geluk is ook niet alles", hoe dat moet. zo meent de psychotherapeut: echt ongelukkig zijn is ook 1 rnst. Het voordeel van Watzlawicks spitsvondige doe-het- |bsen in het verwerven van ongeluk is: de school is overal, -/*fool is het leven zelf. Hoe hij dat bedoelt? Een voorbeeld, lien was het u al opgevallen dat stoplichten de hardnekki- ging vertonen om net zo lang op groen te blijven tot u er Ent en dan alert op rood springen. Nu kun je luisteren naar 3 nieverstanc* Je influistert, namelijk datje minstens even vaak "we^n als op rood licht stuit. Maar nee, dat is volstrekt fout. totPwlc^ drukt de lezer op het hart dat hier magische krach- moni het spel zijn. Machten, waarop men geen greep heeft, rte ojeesten die je overal achtervolgen en slechts tot doel heb- elijk? automobilist het bloed onder de nagels vandaan te halen. s tgilie denktrant, en het succes is verzekerd. Je ergert je ,eve(Jen geel. Ad' het ongeluk schuilt in een klein hoekje. Er zijn vol- ongelukscheppende muizenissen in het dagelijks leven lgens de psycholoog weet een echt talent al na enige we- efening feilloos hoe hij uit alle situaties hoe opwelckend sitief ook diep trieste, verontwaardigde, verongelijkte, ietige, teleurgestelde gevoelens kan putten. Uiteindelijk is ïlfs mogelijk echt gedeprimeerd te raken. Hoera: je bent 2 fed. ier nastrevenswaardige doel kan in theorie ieder mens in- ieel bereiken, zo belooft Watzlawick. Maar om een en an- at eenvoudiger te maken is er nog altijd de grote hel van ïlijke relaties. Daar zijn legio mogelijkheden om jezelf echt in t»voeien zo meent de auteur. En het moet gezegd: de kan- danje verkeerde of verwarrende communicatie biedt voor on- 'e ^ïsde ellende zijn onbeperkt. totaleawick: „Volg alleen maar het voorbeeld van een getrouw- d. nnis van mij. Na terugkeer van de huwelijksreis zette zijn jaar \r bij het eerste ontbijt een groot pak cornflakes voor hem in tfel, in de veronderstelling dat ze hem daar niet alleen een oductr mee deed, maar ook dat hij die graag lustte. Hij wilde in hehiet kwetsen en nam zich voor die „rommel" in vredes- ane 1 maar naar binnen te werken en haar, zodra het pak leeg arenljn, te vragen geen nieuwe cornflakes meer te kopen. Als prodi echtgenote zorgde ze er echter voor dat het tweede pak er thamd voor het eerste leeg was. Nu, na zestien jaar, heeft hij de versdaten varen dat hij haar ooit nog tactisch zou kunnen ver- litenó dat hij cornflakes haat", de p«' pnxbovengeschetste omkering weet Watzlawick niet alleen op en humoristische manier, maar ook glashelder te vertellen et bede schoen tijdens onze hopeloze levenswandel steeds weer t te wringen. Geeft daarmee evenwel meteen aan, hoe we oorspilen en valstrikken op het levenspad kunnen vermijden. .200,-»t is natuurlijk mooi meegenomen. andhjlassiek voorbeeld van zo'n valstrik, dat ook in het boek I f 4.Watzlawick opduikt, is het „wees spontaan"-dictaat. Een Dndeerende paradox, want geen mens kan natuurlijk spontaan nvlois dat van hem geëist wordt. Toch worden nog heel wat gaatirtjes naar de zolder gestuurd met de vermaning: „Je mag s meteer naar beneden komen als je weer een goed humeur bijna l Of verwijtend: „Kun je nu niet spontaan de tafel afrui- Tf. Vooral doen, adviseert de psycholoog. Het frustreert niet f 9i uw kinderen, u houdt er zelf ook een heerlijk veronge- og stlevoel aan over. Twee vliegen in één klap. anbia je nu gelukkig als je het boek van Watzlawick hebt gele- dse £fi uit alle aanwijzingen voor het verwerven van het uitein- e ongeluk de omgekeerd evenredige les kunt trekken? De a hetr zelf beantwoordt die vraag met twee citaten, die we hier- itoriebhalen. Dostojevski: „De mens is ongelukkig omdat hij niet t in plat hij gelukkig is" en het ludieke aforisme van de Ameri- i 35";e psycholoog Alan Watts: „Het leven is een spel waarvan van Jrsie spelregel luidt: het is geen spel maar dodelijke ernst", euniija'wick speelt dit spel in ieder geval met grote begaafdheid. Iet \tfeeft hij ervan gemaakt: „De situatie is hopeloos, en de op- aer gg hopeloos eenvoudig". arna PAUL KOOPMAN aande Watzalwick: Geluk is ook niet alles. Uitg. Van Log- ten. Slaterus. Prijs 17,50 Byron, Edgar Allen Poe, Hoff man zijn beroemde schrijvers uit de vorige eeuw, die het genre van het gruwelijke, het angstaanjagende en fantasti sche beoefenden. De vampiers, Frankenstein, al die vreesaan jagende hoofdpersonen in ver schrikkelijke verhalen, stam men uit ae vorige eeuw. Wel allemaal uit het buitenland, Nederland blonk toen uit in de literatuur door vaderlandslief de, burgerlijkheid, „de kop- ieerlust van het dagelijkse le ven" (zoals de „Camera Obscu- ra") en een enkele recalcitran te of kritische auteur als Mul- tatüli of Conrad Busken Huet. Het typisch romantisch-fantas- tische leek hier geen weer klank te vinden, in de hand boeken over de literatuurhis torie kom je er niets van te gen. Het genre blijkt wel bestaan te hebben. De Neerlandicus Jan Bcrvoets heeft een boekje sa mengesteld onder de titel „Ne derlandse gruwelverhalen uit de negentiende eeuw". Hij ontrukt daarin een zeventien verhalen aan de nationale ver getelheid, voor de overgrote meerderheid van de hand van auteurs, die zich geen eeuwige faam hebben kunnen verwer ven. De enige van hen, die we nu nog wel kennen is J. Kneppelhout, de auteur van „Studententypen". Hij is met twee verhalen in deze bundel opgenomen, verder treffen we auteurs aan met namen als Boudewijn, Alexander V. H., Isaac van Rennes, Carel van Nievelt. Het lijkt allemaal een beetje pastiche-werk: naboot sing van grote en succesvolle buitenlandse auteurs. Zoals het openingsverhaal van deze bundel: „No. 470, Hooge- woerd" door Alexander V. H., waarin een Leidse student het hoofd steelt van een gehange ne. daar wetenschappelijke ex perimenten mee uitvoert in het diepste geheim: hij sluit het hoofd aan op een machine, zodat alles blijft functioneren: hij kan spreken met de „ge storvene". Alles loopt natuur lijk ijselijk af. Een wat simpele en voor de hand liggende ver telling, naar het voorbeeld van diverse buitenlandse succes sen. Uit de alleraardigste toelich ting van samensteller Bervoets blijkt, dat het genre in Neder land eigenlijk niet geliefd kon worden. De officiële kritiek uit die dagen bestreed het, om dat vrouwelijke lezers niet te gen zodanige gruwelen zouden kunnen. Alleen in typische mannengemeenschappen (de studentenwereld bijvoorbeeld) kon dit soort verhalen een be scheiden rol gaan spelen. Opvallend is overigens in en kele verhalen de nuchtere Hollandse humor, die vaak haaks staat op de gefantaseer de engheden. Bijvoorbeeld het verhaal „De legende van de Domtoren" van Isaac van Rennes, waarin een ijselijk verhaal wordt verteld over moord en doodslag in de Utrechtse binnenstad, dat ein digt op de Domtoren. Het be gin van het verhaal is een ko misch bedoelde Hildebrand- achtige beschrijving van grote drommen mensen die zich re gelmatig in Utrecht verzame len aan de voet van de Dom, om daar met zijn allen in de lucht te gaan staren. Ook wat ontregelende zinsneden in de rest van het verhaal geven het gevoel, dat de schrijver een loopje neemt met zijn ver schrikkelijke gebeurtenissen. Een horrorsituatie waar de schrijver zelf gaat zitten mees muilen om zijn verhaal, dat is iets unieks. Daarmee maakt de auteur zichzelf ongeloofwaar dig. Gruwelverhalen moeten bloedserieus verteld worden. Deze bundel verhalen uit een randgebied van de literatuur heeft zijn aardige kanten. Van een herontdekking van groot en belangrijk werk is uiter aard geen sprake, die pretentie heeft het boek ook niet. JAN VERSTAPPEN „Nederlandse gruwelverha len uit de negentiende eeuw" samengesteld door Jan Bervoets. Uitgave Veen. Prijs ƒ14,90. Kort nadat uitgeverij Ploegs- ma de rechten van het jeugd boek „Haunting" van de Nieuw-Zeelandse schrijfster Margaret Mahy had aange kocht werd dit boek, dat in het Nederlands de titel „De jongen met de gele ogen" meekreeg, bekroond met de Carnegie Medal in Engeland en de Es ther Glen Award in Nieuw- Zeeland. Met name het bijzon der oorspronkelijke en beel dende taalgebruik had tot de bekroningen geleid. Margereth Mahy, die reeds als kind verhalen en gedichten schreef, is een schrijfster van wereldallure. Haar grote ver dienste is, dat ze realitiet en magie prachtig met elkaar weet te verweven. „De jongen met de gele ogen", vertaald door Ank van Wijngaarden, is dan ook een heel bijzonder, wonderlijk boek. Een heel an der boek dan de talloze jeugd boeken waarin de kinderen vertrouwd worden gemaakt met maatschappelijke en socia le vraagstukken, de zogenaam de „probleemboeken". Een feest Zonder deze „probleemboe ken" meteen als humbug af te doen veel probleemboeken kunnen wel degelijk een heel wezenlijke bijdrage leveren aan de vorming van kinderen moet gezegd worden dat dit boek als geen ander recht doet aan het kind. Voor een kind namelijk is magie, hoe onzin nig en zweverig dat ook mag klinken, een heel echt onder deel van het leven. Een soort „jus", die het leven voor hen tot een feest maakt en waar van heel wat pedagoochelaars van tegenwoordig menen dat een kind er verre van gehou den moet worden. Kabouters en feeën zijn uit den boze, hoor je tegenwoordig vaak. Waarmee volstrekt wordt voorbijgegaan aan het feit dat kinderen de behoefte hebben aan dergelijke fantasieën. En zich daarvan ook niet laten depriveren. Sint Nicolaas toont dat duidelijk aan. Heel wat kinderen blijven, nadat hen is verteld dat de Goedheiligman niet echt bestaat, toch in het geloof in deze kindervriend volharden. Johan, de hoofdfiguur uit het boek, is een jongen die dingen ziet, die een ander niet kan zien. Geen dingen om bang van te worden, integendeel zelfs. Johan ziet fraaie land schappen met bloemen en vlinders, een poppenkast en ga zo maar door. Wanneer hij echter een stem hoort, die hem meedeelt dat hij een meester- tovenaar is, wordt hij wel een beetje bang. Johan begrijpt, dat de geest van zijn overleden oud-oom vriendschap met hem wil sluiten, maar hij wil dat niet. Als hij er met zijn zusjes over wil praten, nemen ze hem niet au serieux. Ze herin neren zich nog heel goed dat hij als klein kind al fantasie vriendjes had. Maar op zekere dag hoort zijn zus Saskia, die steeds alles over zijn verschij ningen wil weten, ook stem men en geluiden. Hun groot ouders zijn erg ongerust wan neer dit hen te ore komt. Verrassend Vroeger waren er immers ook al familieleden geweest die buitengewonen gaven hadden. Die hadden net als Johan gele ogen en men zag hen liever gaan dan komen. Saskia, een meisje met een erg praktische instelling, speurt na wie die oud-oom nu eigenlijk was. Het resultaat is een merkwaardige ontdekking. De ontknoping van het verhaal is heel verras send, hoewel toch niet alle twijfel wordt weggenomen. „De jongen met de gele ogen" is een voortreffelijk boek beslist geen griezelverhaal maar het is niet uitgesloten dat sommige kinderen er een beetje bang van worden. Ten slotte komen er spoken en geesten in voor en niet ieder een kan daar even goed tegen. Wanneer deze kinderen het boek toch willen lezen is het verstandig dat ze dat niet vlak voor het slapen doen. Een. woord van lof is overigens nog'" op zijn plaats voor Alex de Wolf, die de meesterlijke illus traties maakte en het omslag tekende. Het boek is, zoals alle nieuwe Ploegsma-uitgaven, voorzien van de Leeswijzerkaart, die het mogelijk maakt in één oogopslag te zien voor welke kinderen het boek geschikt is en om wat voor soort boek het gaat. LEO HENNY Margaret Mahy: De jongen met de gele ogen. Uitg. Ploegsma; bestemd voor kin deren vanaf 9 jaar; paper back, 126 bladzijden; prijs 17,90. Een wel heel typisch boek in de onuitputtelijke reeks over bevallingen, is „Rond het kraambed van toen", geschre ven door Maria van Lamoen. Het is in feite één aaneenscha keling van aardige en minder aardige bijzonderheden over zwangerschap en geboorte uit de tijd waarin de zwangere vrouw van vandaag niet graag geleefd zou hebben. Want tus sen veel opmerkelijke en ze ker ook leuke wetenswaardig- J heden door, blijkt uit dit boek toch vooral, dat bevallen toen allesbehalve een pretje was. De steriele, veelal onpersoon lijke bevallingen in het zie kenhuis van tegenwoordig mogen dan al weer hevig ter discussie staan, vergeleken met de gebeurtenissen waaro ver de Voorburgse verpleeg kundige verhaalt, is het een hemel. De enorme onwetend heid. angsten en preutsheid maakten van elke bevalling een ware martelgang. Wat te denken van de arts die soms bij een barende vrouw onder een laken „in den blinde" moest werken, of, zoals bij pri mitieve volken, een moeizame baring die op gang werd ge bracht door spugen, slaan, schoppen, laten schrikken en uitroken. Dergelijke verhalen kunnen nu misschien met eni ge ironie bekeken worden, er is een tijd geweest, dat het do delijke ernst was. In de meest letterlijke zin van het woord. Sint Nicolaas „Het kraambed van toen" heeft gelukkig ook nog wel plezierige dingen uit die ver vlogen tijd voorhanden. Zoals de onthulling dat Sint Nicolaas niet de „goed heiligman" is waarvoor hij altijd wordt aan gezien. „Goed hylikman", waar deze benaming van afge leid is, betekent namelijk „goed huwelijksman". Het boek vertelt het als volgt: De arme koopman Thumiatos had drie dochters die van armoede fïen man konden krijgen, oen zij gevaar liepen door de tempeldienaar Pafos meegeno men te worden om dienst te doen als tempelmaagden (d.w.z. tempelprostitutie) kwam Sint Nicolaas te hulp. In de nacht ging hij naar de woning van de koopman en zag een venster open staan. Hij wierp drie goudstukken naar binnen, die als door een won der in de schoenen van de meisjes terechtkwamen. Bij het eerste goudstuk sprak hij: „Dit is om jullie van de armoe de te verlossen, ik doe dit uit de naam van God!". Bij het tweede goudstuk: „Deze is be doeld als bruidschat om te kunnen trouwen met de man van jullie dromen". Dat hij bij de derde zei dat de meisjes er uit naam van God goed mee moesten doen, is in dit ver band niet zo van belang. Wel, dat „Sinterklaas goed heilig man trek je beste tabberd an" niets anders betekent dan „Sinterklaas goed huwelijks man, trek je beste pak aan voor de bruiloft". W etenswaardigheden En dat is dan nog maar het be gin van het boek. Bijna 129 bladzijden lang wordt de lezer vergast en soms ook wel dege lijk verrast met vergelijkbare, geheel op zichzelf staande we tenswaardigheden. Als basis dienden maar liefst 46 andere publikaties, maar dat zal na le zing van „Rond het kraambed van toen" geen verbazing meer wekken. Zoveel staat er in. Een willekeurige greep. Het kraamhuis was verboden terrein voor politie, deurwaar ders en vergelijkbaar onge wenst bezoek. Vaders telden niet mee. De aanstaande moe der mocht de kelder niet in „om niet door de kwade hand te worden aangeraakt", zij zou behekst kunnen worden. Bij sommige volkeren werd de moeder na baring ter zuive ring gedurende een dag en een nacht van voren en van achte ren op een halve meter af stand blootgesteld aan hitte en vuur. Allemaal heel aardig om door te nemen, veel te veel om te onthouden. Maar als alter natief voor het gebruikelijke huisje-boompje-beestje- bevallen weer eens iets totaal anders. DICK HOFLAND Maria van Lamoen: „Rond het kraambed van toen". Uitg. Servire, Katwijk. Prijs 19,90. Goed boek voor slechte slapers Met name de rustige, vertrou wenwekkende toon waarop Peter Tyrer slechte slapers toespreekt is al een weldaad. Hij doet dat in het boek „Beter slapen", bestemd voor ieder een die slecht slaapt of dit denkt en daar last van heeft. Of weer: dat denkt te hebben. Tyrer is op de eerste plaats een nuchter denkend, maar wel erg intelligent mens die vooral de waarheid niet wil ontlopen. Zonder te kwet sen maakt hij duidelijk dat er ook denkbeeldige slapeloos heid bestaat en welke kant van de zaak hij ook aanpakt, hij werkt alles uitstekend af. tot niets te raden overblijft. De man die beweert de hele nacht wakker te zijn geweest en ten bewijze daarvan aan voert dat hij alle torenslagen heeft gehoord, krijgt het com mentaar van een partner die weet dat de man elk heel uur even wakker werd maar met een weer insliep. Hij kreeg voldoende nachtrust, maar denkt de hele nacht gewoeld te hebben. Tyrer werkt zijn stof helder en in goede volgorde af. Wat is slaap, wat zijn de gevolgen van te weinig slaap, de redenen van slapeloosheid. Hij legt in enkele hoofdstukken uit wat je eraan kunt doen, nog afgezien van de slaappillen, die hij be hoorlijk omschrijft en voor zichtig ontraadt. Waar mogelijk werkt hij idee ën uit; Tyrer stuurt zijn lezer niet met veel theorieën, maar met lege handen naar huis. Hij leert de lezer wat de noodza kelijke ontspanning is. hoe ontspanning valt te bereiken en zelfs werkt hij een plan voor zelfhypnose uit. Tyrer is de eerste om toe te ge ven dat sommige dingen nu eenmaal wat raar lijken, zoals het zichzelf suggereren dat men slaperig is. „Geeft niet", zegt hij, „misschien moeten we het eens proberen". Dat doet hij dan ook. Bepaald geestig wordt Tyrer aan het eind van zijn boek. als hij de slaappillen heeft ontra den en hij alles heeft gedaan om van de slapeloze een slaper te maken. Hij legt zich welwif- lend bij het slaapprobleem neer. maar blijft ervan over tuigd dat slapen een natuurlij ke zaak is. „Drink sloten kof fie, ga wat werken en ga naar buiten, ga vooral niet naar bed", adviseert hij. Ervan overtuigd dat degene die dit advies opvolgt, de volgende nacht uitstekend zal slapen, „mits men overdag niet smok kelt". En de meest verstokte slapeloze moet er het beste van maken, door te lezen, te brei en, vakantieplannen te maken, terwijl andere sukkels hun tijd verslapen. En mocht men in slaap vallen, dan moet dat niet worden opgevat als een red ding, maar als iets dat de be zigheden ergerlijk onderbrak. Want dat is dan de enige mo gelijkheid om niet meer bang voor slapeloosheid te worden, integendeel. Onderhand heeft Tyrer allang goed duidelijk ge maakt, dat slaap bij ieder mens altijd zal komen, als het echt nodig is en in de goede porties. Ook al is men bang van niet. Een uitstekende en geruststel lende handleiding die voor ve len de taak van de slaappil kan overnemen. FRITS BROMBERG Peter Tyrer: Beter slapen. Uitg. Bosch en Keuning, prijs 18.50. GRATIS ELKE WOENSDAG DE verzinnen steeds Jiieuwe manieren om de- van de onuitputtelijke Ifiheid van ons tand in !orm te presenteren. In )ene kijk-serie van Else- jerschenen laatstelijk o.a. 'over Zeeland en Gelder- lallebei met de terechte k vanzelfsprekende ver duld iging, dat er slechts ieuze is gedaan. Sietzo fcizen schrijft de teksten, (en Mariska) Scherer n de meeste kleurenfo- e zien er schitterend uit. Uizen heeft een eigen III! van keuvelen, waarin riformatie is verwerkt en ook wel wat herhaling van zichzelf. Aan de mooie boeken is tel kens een zestiental pagina's toeristische tips toegevoegd, waarmee men „op stap in het groen" kan gaan. Dat is aardig en ook wat chaotisch, maar enige echte kritiek verdient het kaartmateriaal. De boeken verschaffen dit dubbel-op, met foutjes in de gekleurde versie en een te klein formaat voor het toerisme. Een combinatie zou wellicht de duidelijkheid hebben gediend. Aardige kleurenfoto's staan er ook in het Spectrumboek „Ne derland terzijde van de auto weg", zijnde „bezienswaardig heden langs onze snelwegen De presentatie doet nogal ge forceerd aan en de keus is ar bitrair. Langs de A7 naar Wognum verwijzen en Hoorn en Schellinkhout vergeten is onzin en de tekst laat ook ste- .ken vallen. Zo was het kerkje in het Oosterbeekse beneden- dorp helemaal geen „laatste steunpunt van de geallieer den". Een zinvoller benadering is te vinden in het „Historisch reis boek voor Nederland" van Huub Blankenberg en Klaas Taselaar voor Fibula-Van Dis- hoeck. Het begint met een kort overzicht van de Neder landse geschiedenis en biedt vervolgens per provincie een stukje historie, aangevuld met vooral geschiedkundige alfa betische plaatsbeschrijvingen. Er zit veel aardige informatie in dit zwart-wit geïllustreerde boek, al is de opzet wat te am bitieus. De vaderlandse histo rie laat zich nauwelijks in een twintigtal bladzijden adequaat samenvatten en de actuele plaatsbeschrijving blijkt een etappe te ver. Zo ging Arnhem in 1944 (gelukkig) niet „gro tendeels in vlammen op", een „rustoord" was die stad al lang niet meer en industrie- en be stuurscentrum reeds ver vóór de oorlog. Maar we willen om wat wormstekigheid deze ap pelboom zeker niet vellen. Een speciaal onderwerp wordt door dr. Godfried C. M. Egelie aangesneden in zijn dissertatie, waarvan de Walburg-Pers een handelseditie verzorgde: „Gie tijzeren wegkruisen in Lim burg". Bij wegkruisen denkt men aan markante, pittoreske punten in een fraai landschap, maar Egelie benadert zijn on derwerp hier even puur we tenschappelijk als uitputtend en zo draagt zijn proefschrift voor een flink deel het catalo giserend karakter van een overigens in grote verschei denheid van uitvoering en verwerkte motieven interes sante gietijzer-produktie, een modellenboek. Wie echter door die droge schil heen bijt, komt heel wat boeiende in houd tegen, bijvoorbeeld met betrekking tot de in de krui sen verwerkte profane en christelijke symbolen, orna menten en gestalten. Het heeft de vrome ijzergieters eertijds noch aan ambachtelijke ken nis, noch aan fantasie en han delsgeest ontbroken; hun krui sen (in Limburg 192 in 64 ty pen, allemaal door Egelie na gemeten en geclassificeerd) moeten zeker blijven naast de 800, die er bovendien nog staan in steen of ander materi aal. JAN ONSTENK „Kijk op het groene Gelder land", id.Zeeland; 136 blz. Uitgeverij Elsevier. Per boek 32,50 (bij intekening 29.50). „Nederland terzijde van de autoweg"; 160 blz. Uitgeverij Het Spectrum. „Historisch reisboek voor Nederland"; 120 blz. Uitgeve rij Fibula-Van Dishoeck. 44,50. „Gietijzeren wegkruisen in Limburg"; 224 blz. Uitgeve rij Walburg Pers. 39,50. BIJLAGE BH UW KRANT MET INFORMATIE OVER FILMS, MUZIEK THEATER. RECREATIE.EXPOSITIES EN EEN COMPLETE AGENDA Kampioen in videospelletjes Het kon natuurlijk niet uit blijven dat met de golf van videospelletjes die wekelijks op de markt komen, er ook een boekje verschijnt waarin enige tips gegeven worden om de „spelgigant" de baas te kunnen blijven. Het boekje gaat enigszins voorbij aan het gegeven dat de meeste ge bruikers van videospelletjes het liefst impulsief de joys ticks bedienen en zich niet eerst gaan verdiepen hoe te handelen bij een van de zes tien meest populaire video spelletjes die in het werkje van Ken Uston uitgebreid en begeleid met tekeningen aan bod komen. Voor de liefheb bers van PacMan, Space In vaders etc. misschien wel aardig, voor de jonge kinde ren te moeilijk. De 16 populairste video spelletjes, door Ken Uston. Uitgeverij H.J.W. Brecht. Prijs: ƒ19,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 9