inaie 'et goud van _ën jonge keel "SL PEE VOL )CALE PARELTJES -ildagen De langspeelplaat „Hör mein bitten" van de jongenssop raan Dirk Jan van der Kooy bevat zes tien werken. Het is een sfeervol en door dacht opgebouwde el pee, die de pure, na tuurlijke jongensstem in al zijn facetten laat horen. Niet alleen in echte klassieke wer ken van componisten als Mozart, Purcell, Bach, Schubert, Re- ger, Haydn en Men delssohn, maar ook in bewerkte volks liedjes en composities van Catharina van Rennes. Dirk Jan van der Kooy zingt enkele duetten met zijn leermeester Pie- ter Vis, die men hoort als bas-bariton maar ook (hoe lenig is diens stem) als counter-tenor. Aan de plaat wordt verder medewerking verleend door het Menorah-koor uit Papendrecht onder leiding van Jelte VÊenhoven, Marieke Lindeman (dwars fluit), Martin Hak (viool), Nancy van der Eist (piano) en Wout van Andel (or gel en piano). De plaat werd in de studio van Mirasound te Wilp bij Deventer opgenomen en ver schijnt in de handel onder het label Mira sound SGLP 20.6227. ZATERDAG 15 OKTOBER 1983 EL Heintjes-in-spe die tussen de schuif- J aardig een liedje kunnen zingen en daarmee tedering opwekken van oma's, opa's en de W'in de familie zijn er genoeg in Nederland, jchte jongenssopranen heeft men door de ja- sn in onze toch rijkelijk met zangtalent geze- 'j laagvlakte aan de Noordzee met een lan- moeten zoeken. In de jaren zestig waren er £p>ngelieden die de baard in de keel dapper Tpden en het goud van hun stembanden ook iM* grenzen lieten schitteren. Leo Derksen en maais zijn inmiddels royale dertigers geworden stralende coloratuur van hun jongelingsjaren i moeten inruilen voor heel wat lagere voca- —|pters, maar zij hebben thans eindelijk een op- öfeekregen. iih van der Kooy is een veer- e gymnasiast uit het Gel- li rakel, die behalve zijn goe- 'ëjalprestaties hij zit in de J^tlas opmerkelijke ver- 'f ken in de schone zangkunst J ^tijn vocaal vermogen is zo rtdat hij een langspeelplaat ^•Hfclgezongen met een reper- I 6aar de „Heintjes" in de ver- <e niet aan toe komen. Mo- rint. ich, Schubert, Haydn, Men- en andere klassieken ,iken in hun volle glorie. «4 r waaroP Dirk Jan van iy ze met een intelligente q n'ht en een soms verrassen- ~^id vertolkt, levert het be- Jiij geen kleurige, kortston- cea ^fladderende eendagsvlin- jaar een muzikale persoon- die nog lang niet aan het in zijn mogelijkheden staat. !rstem zich verder zal ont- ''6 sch is natuurlijk de grote - r*Xiaar de kiem voor een mu- i 5. ^rrière is ruirrtschoots aan- )e eerste jaren kan hij in rijkelijk profiteren van ^^Hende jongensgeluid. leester .s daarvoor werd gelegd |||||j$ leraar Piet Vis, een opera- fgfc itoriumzanger uit het Houten, die ook activitei- |*a§|)Iatenproducer aan de dag onder meer de initiatief- paST^in het ambitieuze Cathari- Pfl&jRen nesproject, een cassette platen waarin werk van rluch*ende Nederlandse compo se niste en haar tijdgenoten tot leven wordt gewekt. Dirk Jan van der Kooy heeft hierin ook een groot aandeel gehad. Pieter Vis Hij is inderdaad de zelfde Piet Vis, die in de jaren zes tig furore maakte als jongensso praan en dus in alle opzichten het klappen van de zweep kent. Hij nam Dirk Jan van der Kooy onder zijn hoede toen deze bijna elf jaar oud was. Sindsdien heeft hij het ta lent zorgvuldig begeleid en gekoes terd. Pieter Vis houdt er ge steund door zijn eigen jeugderva ringen uitgesproken meningen op na over deze bijzondere vocale categorie. Hij is ervan overtuigd en heeft dat ook met zijn pupil aangetoond dat de kinderstem tot veel meer in staat is dan men tegenwoordig in het algemeen pleegt aan te nemen. De oude com ponisten van barokmuziek van vroeger wisten dit reeds lang en maakten er intensief gebruik van. Door allerlei oefeningen met Dirk Jan van der Kooy te doen ontdekte hij dat de grens bij zijn leerling heel flexibel is. Pieter Vis gelooft niet in het alom verbreide verhaal van de baard in de keel, die plotse ling toeslaat en van de heldere jon gensstem een onbeduidende brom mer maakt. Natuurlijk ondergaat de stem mutaties, maar deze kun nen door het beoefenen van adem halingstechnieken in de hand ge houden en als het ware geëgali seerd worden, waardoor de jon genssopraan zijn specifieke lied ja renlang kan blijven zingen. Pieter Vis was daarvan zelf het le vende bewijs. Tot zijn twintigste jaar kon hij een hoge sopraan zin gen Tegenwoordig staat hij als bas/bariton op de podia. Goed gezelschap Pieter Vis is niet de enige die grote verwachtingen van zijn leerling heeft. Hij is in goed gezelschap van de bekende zangeres Marie Cécile Moerdijk en zelfs van Jo Vincent. Dit legendarische zangidool heeft het tweetal uitgenodigd om haar op te komen zoeken in haar woning in Zuid-Frankrijk, ergens tussen Nice en Monte Carlo, en met haar van gedachten te wisselen. Dirk Jan en Pieter hebben de uitnodiging met graagte aangenomen en vertrekken in de herfstvakantie voor een paar dagen naar de Cöté d'Azur. Er is een aardige overeenkomst tussen de ruim tachtigjarige sopraan van vroegere wereldallure en de veer tienjarige jongenssopraan. Een van de populairste grammofoonplaten van Jo Vincent was het in degelijk ouderwetse schellak en 78 toeren geperste lied „Madonnakindje" van Catharina van Rennes. Ditzelfde pareltje van nationale zangkunst staat ook op de langspeelplaat van Dirk Jan van der Kooy. Marie Cécile Moerdijk heeft zich eveneens enthousiast uitgelaten over het talent van de jongensso praan uit Brakel. Ze vertelde onder de indruk te zijn van de muzikale, zuivere en intelligente manier waarop hij zijn sololiederen zingt. Ze kent Pieter Vis van het Cathari- na-van-Rennesproject waaraan ze heeft meegedaan: „Hij heeft de Dirk Jan van der Kooy en Pieter Vis hebben een jaar lang gewerkt aan de totstandkoming van de langspeelplaat. De titel is „Hör mein bitten" naar een van zijn lie velingswerken, het beroemde mo tet van Mendelssohn, dat op de plaat voorkomt. Na deze plaat, na enkele radio-op tredens die in het verschiet liggen, na een kerst-elpee, die hij samen met zijn leermeester heeft gemaakt en na een aantal concerten in ker ken en zalen, gaat Dirk Jan van der Kooy het een poosje wat rusti ger aandoen en zich op zijn school werk concentreren. Hij geeft de indruk van een nuch tere knaap, die zich door zijn pres taties beslist niet over het paard laat tillen. „Ik ben al zo vroeg be gonnen", zegt hij. „Meestal houden jongenssopranen het maar een jaar of anderhalf vol, maar ik zing al drie jaar achtereen. Mijn stem on dergaat nu veranderingen en dat moet in alle rust gebeuren. Ik wil niets forceren". Dit wordt nadruk kelijk beaamd door zijn leermeester Pieter Vis. „Er zijn nog meer din gen die ik leuk vind", zegt Dirk Jan,, „ik ben op school goed in exacte vakken en ik houd van sport. Ik weet op dit ogenblik nog absoluut niet of ik helemaal voor de muziek zal kiezen. Dat hangt van de ontwikkeling van mijn stem af. Eerst wil ik maar eens proberen het gymnasium af te maken". Hoe denken zijn klasgenoten op het Culemborgse gymnasium over zijn ongebruikelijke liefhebberij? Dirk Jan van °fr1K°°y heeft veel te danken aanzijn leraar P'eter V/s die elfin de jaren zestig een pekende longens S0Praan was. „Ze vinden het wel een beetje vreemd. Meer dan de helft van mijn klas doet wel op de een of an dere manier aan muziek, maar nie mand zingt. Er is een beetje durf voor nodig om je zo te uiten, want het staat een beetje aanstellerig. Maar ze mogen denken wat ze wil len. Ik doe het toch". Hij onderscheidt zich ook van de meeste van zijn leeftijdgenoten door het merkwaardige feit dat hij als tiener absoluut niet van popmu ziek houdt. „Ik luisterde al heel jong naar klassieke muziek. Dat kwam door mijn ouders die grote liefhebbers zijn en me op allerlei dingen opmerkzaam maakten. Als kleuter probeerde ik al bepaalde soorten van klassieke muziek te herkennen Popmuziek zegt me niets. Iedereen is vrij te doen waar hij zin in heeft, maar ik wil er niet naar luisteren. Ik hou van klassiek, 't mag best een beetje licht zijn. Ook volksliedjes vind ik leuk om te horen en nog meer om te zingen". Dirk Jan van der Kooy die op zijn zesde al in een Brakels kinderkoor zong, besteedt dagelijks tenminste een half uur aan de zangstudie. „Soms loopt het wel eens uit tot een uur. maar meer beslist niet. Daar heb ik het geduld niet voor". Groot aandeel Er breken nog enerverende dagen aan voor Dirk Jan en zijn leer meester. Eerst in de herfstvakantie dat reisje naar Zuid-Frankrijk waar ze Jo Vincent zullen ontmoe ten, daarna op 5 november het pre sentatieconcert van de solo-elpee in Papendrecht en vervolgens op 13 november het grote concert in de kathedraal van Utrecht, dat ter ge legenheid van het Catharina-van- Rennesproject wordt gegeven. Dirk Jan van der Kooy heeft hierin een groot aandeel gehad. Van de vier platen die deze cassette bevat heeft hij er tenminste één bijna alleen volgezongen. En dat voor een jo chie dat eigenlijk pas komt kij ken WILLEM V. D. VEEN Of ik wel eens niks vang, wil ie mand weten. Of ik nou nooit eens zo'n dag heb waarop niks wil luk ken. De makke ligt erop, de vis is in wilde staking, je trapt de doos met maden om en die knoop waar mee je een haakje aan de lijn zet en die je duizenden en duizenden ke ren hebt gemaakt wil ineens niet. Je krijgt het lijntje niet door dat lusie, en als ie eindelijk bent geïn stalleerd blijkt dat je je schepnet hebt vergeten. Ligt het nou nog in de auto, die trouwens 600 meter ver weg staat of ligt dat net thuis in de kast, en, en, en Het antwoord is kort: Ja. Zulke dagen ken ik. Zulke dagen kent iedereen, veronderstel ik. Eens viste ik met een man die ik beschouw als een van de knapste hengelaars van dit waterland. Vele malen ben ik in de loop der jaren met hem mee geweest en herhaal delijk heb ik het beleefd dat hij al een vis stond te drillen als wij, een voudig voetvolk, nog maar amper hadden opgetuigd. Maar eens zat ik dan toch met hem in een bootje, dat was op een water waar zeer veel snoek zit, en hij kon ze niet pakken en ik kon ze wel pakken. Ik had er al zes gevangen toen hij nog geen bewijsje had gehad en ik wéét dat hij veel beter vist dan ik, dat is gewoon zo, maar wat hij deed deed hij, ze wilden bij hem niet wezen. Nee nee nee, dat was uw vraag niet, dat besef ik. U wilde weten of ik zelf ook van die dagen heb, waarop totaal niets wil lukken alles zit tegen, anderen vangen wel, je wordt er helemaal daas van, je zweert dat dit de laatste keer is, morgen nog wordt een kleine ad vertentie opgegeven waarin alle hengelspullen te koop worden aan geboden, jawel, de hele sante- kraam, jawel, óók die prachtige spinhengel, ik ga over op dammen of postzegels verzamelen... Of ik zulke dagen zelf ken? ke tekeningen van haarzelf in 1979 uitgaf onder de titel „Days on sea, loch and river" (zij was een Schotse) had dagen dat er niks, niks, niks te beleven viel. En dan heb ik het over de meesterklasse. Mensen die „altijd" vis vangen be staan niet en als er iemand is die zegt dat ie altijd vangt, heet ik hem een leugenaar. Zegmaar. Pats-boem. Nu zijn er twee oorzaken voor niets vangen. De eerste ligt in de visser zelf. Er zijn op elk gebied in 's mensen le ven dagen dat niets lukken wil. Za kenlui zien soms transacties waar ze voor honderd procent al op had den gerekend de mist ingaan, zon der dat ze een oorzaak kunnen noemen. Een minnaar ziet zijn vu- rige-droom-van-maanden ineens pruilend het lieve kopje van hem afwenden en hij weet waarachtig niet wat hij heeft misdreven. Enzo voort. Nu, zulke dagen kent iedere henge laar. En het begint onveranderlijk zo goed: opgewekt het bed uit. flui tend de spullen ingepakt, ja, allicht, wat is er heerlijker dan een daagje er op uiten dan aan de water kant, daar begint de ellende. Dit vergeten en dat valt om, dit te klein en dat te groot, dit breekt en dat gaat stuk, en wat doe je eraan? In feite maar één ding: inpakken en wegwezen. Een andere keer be ter. Maar wie doet dat? Niemand, denk ik. De meesten gaan, zij het tandenknarsend, door. Want inpak ken en wegwezen, dat is eigenlijk een nederlaag toegeven en daar zijn de meeste mensen niet sterk in. De tweede oorzaak ligt aan de vis. Zeker. Er zijn dagen dat de vis een voudig niet tot bijten te verleiden is. Niet omdat ze er niet zou zijn, want ook in de visrijkste wateren Komt dat verschijnsel voor. Muriel Foster die vooral op forel en zalm, en op zee ook wel op kabel jauw en schelvis viste geeft daar in haar boekje voorbeelden van. Denk erom: die dame beviste jaar in jaar uit dezelfde wateren. Zij wist dus van de hoed en de rand en nog waren er dagen dat zij in haar dagboek schreef: „Veel forel steeg naar de oppervlakte, maar niet één pakte de vlieg" (Natuurijk. als rechtgeaarde Schotse viste zij met de kunstvlieg), of: „Veel te Icalm, niks te doen", of: „Er kwam on weer op, overal sprong vis boven water, maar geen animo". Over het algemeen zijn er voor het niet vangen (dus buiten het hierbo ven beschreven klunzen, de sofdag, de klungeldag) deze oorzaken: plotselinge weersverandering op til. Een week was het mooi, de wind uit dezelfde hoek, de vis beet goed. Ineens: afgelopen. Reken erop dat dan het weer schielijk zal veranderen, vanavond al of mor gen. Met name als die weersveran dering snelle daling van de baro meter met zich meebrengt; draaiende wind. Ik heb al vele jaren bemerkt dat stabiele wind (zelfs als die in de verkeerde hoek zit) beter is dan draaiende wind; wind in de verkeerde hoek, dat is in de meeste wateren (ook aan en op zee trouwens) de Noordenwind. Uitzondering: er zijn zeedijken die naar de Noordenwind toegekeerd liggen. Daar wil bij die wind de aal het nogal eens goed doen; overvloedige regenval. Vooral witvis laat het dan vaak afweten. Ennevermoedelijk nog vele, vele redenen meer. Want al is vis sen de meest beoefende actieve sport in ons land. het leven van de vissen is nog altijd met mysteries omgeven. Er zijn reeksen theorieën over. Zon- en maanstand worden erbij gehaald, magnetisme, weet ik veel. Ik houd 't maar op de eenvou dige uitspraak van mijn visvriend de kunstschilder Toon Koster: „Als ze niet bijten, bijten ze niet". Zo simpel is dat. Dus om nogmaals die vraag aan het begin te beantwooren: Ja, iedereen kent van die dagen. Laat het u er nooit van weerhou den de volgende keer weer opge wekt naar uw geliefde stek te tij gen. En bedenk als troost: sofdagen zijn snel vergeten, maar de dagen met briljante vangsten staan onuit wisbaar in de herinnering des vis sermans. A. C. W. v.d. Vet De veertienjarige Dirk Jan van der Kooy, een muzi kale persoonlijk heid die nog lang niet aan het ein de van zijn mo gelijkheden staat. Ja iedereen kent van die dagen Het antwoord is andermaal kort: Ja. Maar als u me vraagt of ik er enig idee van heb wat daarvan nu wel de oorzaak zou kunnen zijn. sta ik met de mond vol tanden. Geen idee. Mensen die „altijd" vangen, die zijn er niet. Izaak Walton, die je in Europa gevoeglijk als de vader van de edele hengelsport kunt be schouwen, want hij schreef in 1653, ruim drie eeuwen geleden dus, het boek „The Compleat Angler" dat niet alleen het klassieke hengel- boek is maar ook een klassiek boek uit de Engelse literatuur, deze Izaak Walton zelfs gaf toe dat er dagen waren waarop hem alles, al les tegen zat. En Muriel Foster, die van 1913, tot 1928 een visdagboek bijhield en dat me£ verrukkelij- bap a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 23