ZATERDAG 8 OKTOBER 1983 tasch Perlemoer op vakantie"; was enige jaren directeur van het vermaarde Centraal Theater; sti muleerde het volkstoneel; was be trokken bij de oprichting van een kring van schilderende artiesten en ontwikkelde zich tegelijkertijd tot cabaretier. Dat laatste begon in feite al zo'n jaar of tien geleden. „Een van m'n eerste optredens was in de bajes van Breda, samen met Joke Bruijs. Het werd geen succes. Een tweede poging, met de goochelaar Richard Ross en Joke in Klein Bellevue, mislukte eigenlijk ook. Ik begreep niet waarom. Maar pianist Clous van Mechelen wist het wel. Jan, zei hij, je moet alléén de planken op, helemaal alleen! Toen mijn vrouw Elsa met eenzelfde advies kwam, heb ik de gok gewaagd, teksten ge schreven en het theater Tingel- Tangel gehuurd. Tijdens de pre mière zaten er twaalf mensen in de zaal; de tweede avond werden er veertien kaarten verkocht. Maar net toen ik dacht, Blaaser stop er maar mee, zat de zaal plotseling vol. Ongelooflijk, maar waar". Gouden hekken Blaaser heeft met zijn solo-cabaret inmiddels naam gemaakt. Bruin- Brood, Bramen Zoeken, Man Al leen, Jan Blaaser, alle voorstellin gen vonden gretig aftrek. Elk sei zoen was een beter seizoen. „Blaa ser groeit naar een eenzame hoog te", beweerde een recensent, „de moppentapper van weleer is een theaterpersoonlijkheid van de eer ste orde geworden". Jan haalt z'n schouders op, nfpt be dachtzaam van een dampend hete kop thee en maakt een balansje op: „Het loopt voortreffelijk, daar niet van. Maar ik ben m'n vrijbuitersle ven wel kwijt. Ik heb soms het ge voel een beetje gevangen te zitten achter de gouden hekken van het succes. Enerzijds leuk, anderzijds wat beangstigend. Het moet boven dien steeds beter en dat is geen simpele zaak". Angst dat de creatieve bron opge droogd raakt, kent Jan niet. „Dan moet ik me eerst moe gaan voelen en ik ben niet moe. Ik ken, wat dat betreft, ook geen vrees, dat m'n creativiteit morgen plotseling uit verkocht blijkt, of iets dergelijks. Ziek worden is het enige wat me kan nekken. Voor die mogelijkheid ben ik wel beducht." Eenenzestig jaar, waarvan vijfen veertig jaar „in het vak". En Jan heeft het razend druk. Wie najaar 1983 door Amsterdam rijdt komt Blaaser „bij bosjes" tegen: affiches op honderden reclamezuilen, lan taarnpalen en bomen maken mel ding van zowel zijn jubileum-voor stelling in Carré als zijn optreden (vier avonden per week) in het sfeervolle hoofdstedelijke Lido. Tussen al die beslommeringen door werkt Jan aan zijn volgende one- manshow. De titel is er al: „Weer Wat Nieuws!" De première moet januari volgend jaar zijn in het knusse Roestbak- theater in Almere-haven. „Zal wel lukken", laat Jan weten. „Gewoon een kwestie van hard werken. De elektrische schrijfmachine op tafel en teksten op papier zetten. Schif ten, schrappen, stukjes tekst inspre ken op de recorder om te kunnen horen hoe het klinkt en opnieuw selecteren. Ik doe niet anders, mo menteel. En inderdaad, ik denk ook zelf wel eens, waar haalt die Blaaser het vandaan". Brutaliteit In huize Blaaser stapelen zich rond het jubileum de knipsels steeds ho ger op. Echtgenote Elsa: „Ik moet nodig aan de slag met de plakboe ken, want ik heb al een jaar achter stand en met deze nieuwste publici teitsgolf wordt het er niet beter op". Je bent beroemd Jan, stellen we vast. Story, Weekend en Privé rui men voor jou evenveel plaats in als voor Prins Rainier van Monaco, Lady Di en roddels over prins Claus. „Fout", komt Jan tussenbei de. „Beroemd zijn, dat is overal ter wereld in een vol stadion kunnen .optreden. Of zeker weten dat ze je later met een standbeeld zullen eren. Ik ben niet beroemd; ik ben hooguit bekend. En dat is wel goed zo. Ik kan tenminste een normaal bestaan leiden. Ik sta gewoon in het telefoonboek en ik kan winke len met mijn gezin wanneer ik wil. Kortom, ik doe waar ik zin in heb. De enige overlast waar ik af en toe mee te maken heb is de „opdrin- ger" die ongevraagd je kleedkamer binnenstormt. Telkens als dat ge beurt sta ik perplex van andermans brutaliteit. Aan dat soort inciden tjes ben ik na vijfenveertig jaar nog steeds niet gewend. Maar verder ach, verder went 't wel aardig on derhand". )e telefoon in huize Blaaser, een maakvol, met veel schilderkunst an de muur, ingericht rijtjeshuis c tn een groene Lelystadse woon- c rijk, rinkelt herhaaldelijk. De neeste gesprekken echter worden no ivergeheveld naar het toestel op de ileferste etage, waar echtgenote Elsa ■en.in het geheim" met talloze vrien- délen en bekenden overlegt hoe Jan aaKnjdag de zevende oktober „het best" gehuldigd kan worden. Want xrtiat staat vast: vijfenveertig jaar Jan geBlaaser op de planken mag niet on- ïngemerkt voorbij gaan. Wél van inSan! Niet van zijn vrienden. Willy mdMberti, Bert Haanstra, Simon Car- jespggek, Lou Lap, Gerrie Knete- dtfUan, burgemeester Hans Gruijters ten ran Lelystad, voetbaltrainer Barry oo'flughes, de Amsterdamse wethou- ar-Mer Jan Schaeffer en wielerploe- jaifaeider Peter Post, om enkele pro- faipinenten te noemen, zijn zéér vast- zafesloten in hun voornemen om de heifrtistieke duizendpoot Blaaser in ►enlheater Carré even waardig als uit- cai»undig te huldigen. En Jan, non- erfhalant weggezakt in een ruime faïauteuil, zucht. „Gelukkig duurt o'sto'n jubileumfeest hooguit een paar miurtjes. Daarna gaan we gewoon 3yerder, alsof er niks gebeurd is", ilt- Jat geTijf en veertig jaar in het vak! Als je jgoten baas had gehad, wagen we te «ei/eronderstellen, wachtte er ver- [erjtnoedelijk een envelop met inhoud, ,enten waarderend woord van de di- uijjectie en mogelijk nog een konink lijke onderscheiding. Blaaser gnif- jelt: „Je moest eens weten hoeveel ariazen ik al heb gehad. Regisseurs, jJheaterdirecteuren plus al die eefhensen in al die zalen. En ik steeds igjiaar weer proberen om hen alle- erjtaal de baas te blijven!" [epPf het gelukt is? Jan relativeert: or^Ik ben tevreden en gelukkig,' ^tiaar ik realiseer me hoe betrekke- de*Jk juist in dit vak succes en popu lariteit is. Toen ik me ooit, samen hijbet enkele collega's, eens vreselijk ,0g|ruk heb gemaakt om in de sociale i0jt>mstandigheden van ons artiesten ,rtJen en ander verbeterd te krijgen, ;n>erd ik geruime tijd door vrijwel [en|lle impresario's geboycot... Blaaser elJf geen Blaaser. En het publiek, dat §andaag voor me applaudisseert an me morgen laten vallen. Wat at betreft moet ik altijd denken het(an dat trieste verhaal van wiel renner Piet Moeskops: vier keer jkejchtereen bejubeld als wereldkam pioen, maar toen hij voor de vijfde hjieer z'n titel niet kon verdedigen 'egens nota bene een blessure, •erd hij weggehoond. Zó kan het k!" ppelen ■e'nien i an Blaaser werd 17 juli 1922 gebo- in de Amsterdamse Pijp; in de weede Van der Helststraat. Vader ^jt^as humorist, conferencier van rofessie en trad op onder de naam flet-ex Berlé („zonder een Franse ia. aam ging het niet, in die tijd"). vat én enkele keer mocht Jan mee. ik Het was sappelen", verhaalt hij net ver die echt niet zo héél goeie en uwe tijd. „In de weekends werd aar aak tot vier uur 's morgens door- je. ewerkt. Vader, moeder en de pia- 3oriist verdienden dan zo'n vijfen- wintig gulden met z'n drietjes en vat oor die prijs moest pa bovendien er_ e serpentines leveren." bef311 groeide op in vrij armelijke er mstandigheden. „Maar je had er 10. iet echt veel weet van - we woon- cal en per slot ook in een arme re_ uurtGevolg: Jan werd geadvi- ?ns eerd een vak te leren en dóór te tuderen. Hij belandde derhalve op <jq e HBS. „Ik was een tamelijk in- roverte figuur; in de klas durfde k amper een vinger op te steken, 'och kozen ze mij als er een Zwar- Gelder Papier" aan de slag te ko men. Daar zit je gebeiteld voor de rest van je leven. Maar mijn oom, Jan Nooy, dacht er anders over. Het volk verkeerde immers in een feestroes. Overal werd wel iets ge vierd. Artiesten waren in trek. Wie een ei uit een hoge hoed kon tove ren had werk. En oom Nooy zei: Jan, jij hebt toneeltalent. Kom maar bij mij werken. En zó gebeur de het. „Het licht in de nacht" heette mijn eerste stuk. Oom Jan Nooy doopte het om in „Terug van het front". Dat klónk beter, zo net na de oor log. We repeteerden tien dagen en toen, hupsakee, de planken op. Ik in een soldatenpak. Het was een draak van een stuk, maar deson danks was de grote zaal van Kun sten en Wetenschappen in Den Haag tot de laatste plaats uitver kocht". Erg lang bleef Jan niet in het „fa miliebedrijf". In 1946 stapte hij over naar het gezelschap van Johan Kaart en Cor van der Lugt Melsert. „Kleine rolletjes", herinnert hij zich. „In het stuk „Schipper naast God" behoefde ik slechts één zin te zeggen: „Kapitein, een woord van dank!" Maar de kapitein liet me zelfs dat ene zinnetje nooit hele maal uitspreken". Blaaser kreeg méér te vertellen op het toneel, nadat hij door Hans Tobi bij het gezelschap „Puck" was binnengehaald. Hij debuteerde als Geronte in een stuk van Molière en scoorde al snel een recensie van formaat. Elsevier kwalificeerde hem als de grootste ontdekking van na de oorlogen dan te bedenken dat deze Blaaser niet eens de to neelacademie heeft bezocht". De toneelbus Jan was een toneelspeler. Maar hij de meest ideale. Toch heb ik er profijt van gehad. Al die onmogelij ke zaaltjes en gebouwtjes, waarin je onder de meest uiteenlopende om standigheden het publiek moest zien te amuseren. Het was een wonderlijke periode. Je moest altijd en overal heel vroeg aanwezig zijn, want het publiek mocht onder geen beding vóór de voorstelling al een glimp van je opvangen. Dat bete kende doorgaans dat je werd opge sloten in een keukentje of in een keldertje. Kil TL-balkje aan het plafond en als je geluk had wilde er nog wel eens iemand je een slaatje bezorgen... dan had je iets om de tijd te doden". Blaasers ster rees. Hij werd ge vraagd voor een televisiespel van Willy van Hemert. „Aaf Bouber speelde de hoofdrol. Het zou op de avond van 1 mei rechtstreeks wor den uitgezonden - telerecording be stond nog niet, alles ging live. Maar op 't laatste moment bleek Aaf ver hinderd te zijn om 's avonds te spe len. Toen werd de uitzending on aangekondigd naar de middag ver plaatst. Als honderd mensen er iets van gezien hebben, was het veel". Hoewel Jan in het land vooral met zijn komische talenten een boter ham trachtte te verdienen, bleef hij voor „Hilversum" en menig thea terproducent kennelijk toch in de eerste plaats de toneelspeler Blaa ser. Hetgeen onder meer resulteer de in een schitterende rol, naast Ko van Dijk en Ton van Duinhoven, in het tv-stuk „Requiem voor een Zwaargewicht". English style „Ga er maar aanstaan". Voor Jan Blaaser werd dat gezegde zoiets als een beroepsfilosofie En het leidde tot alles. Jos van der Valk wist Blaaser over te halen tot het eerste quizmasterschap op de Nederlandse beeldbuis. Waarna Philips Jan in diezelfde hoedanigheid contracteer de voor 45 quiz-presentaties, her en der in het land. En televisiemaker Fred Rombouts creëerde het luchti ge programma „Jan Alleman", waarin Blaasers vermaarde Eng- lish-Style-Act zou ontstaan. Jan pakte alles aan. Hij speelde in films (Rififi in Amsterdam, Keetje Tip pel, de Vijf van de Vierdaagse), was in tal van tv-creaties te zien .(Plei sterkade en Hollands Glorie) en hield zich met steeds meer facetten van „het theaterwerk" bezig. Zo wel grote K als kleine. Bij een terugblik levert dat alles Blaaser maar zelden spijt en veel vaker voldoening op: „Natuurlijk heb ik me wel eens afgevraagd: Jan wat heb je je allemaal aange haald! Maar berouw van bepaalde aktiviteiten? Zelden, al vond hij de tv-registratie van zijn cabaret „Man Alleen" een verre van volmaakte uitzending. De hoogtepunten zijn gelukkig veel talrijker. Eentje noemen? De film première van Keetje Tippel in Tu- schinski. Na afloop verschenen de hoofdrolspelers stuk voor stuk voor het doek Ik ook, in een keurig zwart pak. „Dames en heren, Jan Blaaser", riep iemand en ik werd naar voren geschoven. De ovatie die toen volgde was eigenlijk mijn eerste gróte applaus. De mensen kwamen overeind uit hun stoelen voor mij. Stel je dat eens voor!" In de bajes Wat deed Jan niet? Hij regisseerde, produceerde, schreef boeken en liedjes, deed radio en tv, vertelde grappen en speelde toneel; hielp collega's als Willy Walden en Piet Muyselaar Jos Brink, Martine Bijl, Cocktail Trio en André van Duin aan teksten: schreef toneel-klassie ke i 1 s „Drie u-we. en ..Pu- Zakken sjouwen De talenten van Blaaser junior, kleinzoon van reizend theaterdirec teur Jan-Dirk Blaaser („die man speelde in één stuk wel drie rollen tegelijk; tripleren noemden ze dat"), bleven niet onopgemerkt. Ju lius Susan, de dirigent van de toen malige Louis Bouwmeester Revue die ook het HBS-feest had bijge woond, zag wel wat in de jeugdige conferencier en nodigde hem uit voor een gesprek. Of Jan er iets voor voelde om in zijn vrije tijd mee te werken aan een reeks voor stellingen voor militairen. Als hu morist. Gage vijf piek per avond. Jan zei ja: „Leuk meegenomen voor een HBS'er". Het was 1938. Hij debuteerde met een aankondiging van „The Vocal Kings": een groep je zingende heren waarin onder an deren Lex Goudsmit z'n partijtje meezong. Vijfenveertig jaar later bekent Blaaser: „Ik was op slag verloren. Ik genóót van dat werk. Maar ik kende de a;moe van het toneel en probeerde met het HBS-papiertje op zak, toch eerst een ordentelijke baan. Óp kantoor bij „Centraal Be heer". Drie weken hield ik het er vol". Het theater bleef trekken. De oor log evenwel kwam er tussen. Jan deed van alles en nog wat. Hij han delde in schilderijen, verkocht stropdassen, maar belandde uitein delijk, als zovelen, in Duitsland. „Meelzakken sjouwen voor de mof fen". De bevrijding kwam. Jan: „Mijn vader zei: jongen, probeer bij „Van Keldertjes Er ontwikkelde zich, wat je zou kunnen noemen, een grillige car rière. Blaaser raakte op de schnab- beltoer. Sprekend over die tijd vraagt hij zich af of hij alles had moeten doen wat hij deed! „Zeker, het was een leerschool maar niet „Soms heb ik het gevoel gevangen te zitten achter de gouden hekken van Van het een kwam het ander. „Mensen ontdekten, dat ik niet on verdienstelijk wat grappen kon vertellen en ik ontdekte, dat daar geld mee te verdienen was". Als zelfstandig conferencier beleefde Jan zijn eerste solo in Vlaardingen: „Ik mocht daar toen een acrobaten- optreden aankondigen van de ge broeders Van Toor - juist ia, de Bassie Adriaan van heden LWeet je: ik heb me altijd te gen iets dergelijks verzet. Een [jubileum is niks voor Jan. Vijfenveertig jaar aan het theater.... nou én, denk ik dan. [De jaartelling is een uitvin ding waar ik niet aan mee (wens te doen. Natuurlijk: ik ben eenenzestig en daar maak ik ook geen geheim van. Maar (wat zégt het nou helemaal: Vijfenveertig jaar en eenenzes tig jaar! Ik bedoel: je hebt piensen van drieënvijftig, die zichzelf nadrukkelijk voor houden, dat ze over zeven jaar diet pensioen gaan en dat ze derhalve elke dag dichter bij lun vastgestelde ouderdom komen. Ik ervaar dat zo niet. Ik voel me lekker en ik werk lekker. En als je mij vraagt: lan, wanneer ga jij in de VUT, leg ik.... niet voordat de fut er lit is". het succes" te Piet nodig was en toen wij op een ouderavond de „Artiesten-Re vue" voor het voetlicht brachten kwam ik op als Flippie, de ko miek". ging „vreemd" nadat wijlen Tom (Dorus) Manders hem had ge vraagd 's avonds wat grapjes te ko men vertellen in zijn nieuwe eta blissement „Saint Germain des Prés" op het Amsterdamse Rem- brandtplein. Beloning: een tientje! En Jan zei ja. Overigens bleef hij aanvankelijk het toneel nog trouw. „Al was dat wel jagen geblazen. Als de artiestenbus ons 's avonds laat weer afleverde op het Frederiks- plein stapte ik op m'n fietsie en reed in sneltreinvaart naar Man ders. Waar ik vooral met een imita tie van Lou Bandy veel succes oogstte". Het lichtvoetiger amusement be koorde Jan: „De sféér sprak me aan; het was gezelliger dan het we reldje van het toneel. Ik dacht, Jan, je kunt wel tot je tachtigste in zo'n toneelbus blijven zitten en geleide- lijkaan naar voren schuiven de hoofdrolspelers namelijk zaten al tijd voorin; ik meestal ergens ach terin, in die tijd maar dat voor uitzicht lokte me niet zo". En Blaaser koos definitief voor Man ders.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 21