Schrijvers
op herhaling
EEN BOEK WAARIN TIENER ZICH KAN HERKENNEN
Deightons
spionageheld
Harry Palmer
terug van
weggeweest
Vijftig „staalkaarten
van monumenten
'Nieuw Amsterdam' herleeft op papie
Als de tekenaar en schrijver
Peter Spier het verre, grijze
verleden weer eens kleurrijk
gaat beschrijven en tekenen
dan weten de liefhebbers van
zijn karakteristieke werk al
wat er komt. Althans hoe het
er ongeveer uitziet en welke
sfeer het ademt. Maar ook, dat
het weer een grote verrassing
is, want dat is zijn grote
kracht. Hij bewijst dat ook nu
weer met het prentenboek
Nieuw Amsterdam, dat „in
1660 al een heel plaatsje was
met driehonderd huizen en ge
bouwen en bijna vijftienhon
derd inwoners".
Het boek leert
de jonge lezers, dat het een
druk en vrolijk oord was, waar
hard werd gewerkt. Dat de
kinderen 's ochtens op de
school van meester Adam Roe-
lantsen zaten en dat er per
kind twee bevervellen per jaar
schoolgeld moest worden be
taald. Peter Spier tekent dat
alles met verve, alsof hij er
zelf bij is geweest. Hij voelt al
tijd zeer goed aan hoe men in
die tijd leefde en tekent daar
zeer bekijkenswaardige tafere
len over. Zoals bijvoorbeeld
het Sint Nicolaasfeest, waarbij
de Sint gezeten op een schim
mel door Nieuw Amsterdam
trekt. Allerlei wetenswaardig
heden worden in een grote,
gemakkelijk leesbare letter in
een taal die voor kinderen
goed verstaanbaar is, gezellig
verteld. Nieuw
werd New York.
werd Broolyn. De
Straet werd Broadway
akkers van de oude
werden de Bronx. En dat
Peter Spier op niet mis te
stane wijze ook zien.
Peter Spier: Nieuw
dam, uitgeverij:
Rotterdam, prijs
LONDEN Harry Pal
mer is terug in de goot
van Berlijn. Deightons
anonieme spion uit de ar
beidersklasse die pas in de
films die later van zijn
boeken werden gemaakt,
van de naam Harry Pal
mer werd voorzien, is nu
39 en getrouwd. Nog
steeds loopt hij te zeuren
•over zijn autovergoeding,
treitert hij zijn in Oxford
opgeleide superieuren en
vermomt hij zich als Ber
nard Samson.
Het is zeven jaar geleden dat
Deighton zijn laatste spionage
roman schreef. Sinds „Twin
kle, Twinkle, Little Spy"
(1976) schotelde hij zijn lezers
andere kost voor. „Bomber",
„Fighter", „Blitzkrieg" en het
vorig jaar verschenen „Good
bye Mickey Mouse" spelen
zich allemaal af in de Tweede-
Wereldoorlog. „Berlin Game",
zijn nieuwste boek, is echter
weer een spionageverhaal ge
worden. De vraag dringt zich
op waarom?
Deighton zelf heeft eens ge
zegd dat schrijvers beginnen te
sterven als ze terugblikken.
Dus waarom is Harry Palmar
dan toch weer van stal ge
haald. Deighton voert als re
den een gesprek aan dat hij
onlangs had. Tijdens dat ge
sprek vroeg hij zich af waarom
een collega-schrijver nooit
meer over India schreef, ter
wijl dat zulke goede boeken
waren. Hij had het nog niet
gezegd of hij realiseerde zich
dat hij zelf ook geen spionage
romans meer schreef.
Brieven van fans en het feit
dat hij het bedenken van spio
nageverhalen en het schrijven
in de ik-vorm altijd erg leuk
had gevonden, gaven hem het
extra duwtje dat hij nodig had.
„Ik was erg benieuwd om te
zien hoe mijn houding ten
aanzien van schrijven was
veranderd. Die is volgens mij
wel veranderd. Mijn eerste
boeken waren erg cryptisch,
erg fragmentarisch, meer als
filmscripts. De mensen gelo
ven tegenwoordig niet meer in
pasklare oplossingen. Ik vond
dit een belangrijke verande
ring in de hoofdpersoon. Bij
Harry Palmer had je altijd het
idee dat er een paleisrevolutie
zou komen en dat hij de zaak
jes wel even op zou knappen.
Bernard Samson is veel wijzer
en veel meer bereid om de
dingen op zijn beloop te laten".
Er is iets jongensachtig aan
Deighton. Hij praat met
smaak, zijn ogen dansen van
plezier en zijn handen voeren'
een eigen gevecht in de lucht
alvorens te landen op een
denkbeeldig toetsenbord. De
zinnen vliegen om je hoofd.
Hij zegt het heerlijk te vinden
met iemand te kunnen praten.
De afgelopen vijf weken had
hij veertien uur per dag achter
een word-processor doorge
bracht. Hij bekent dat hij een
keerpunt in zijn leven heeft
bereikt. Op 54-jarige leeftijd
met 16 bestsellers achter de
rug en in het bezit van een
huis in Engeland en een twee
de huis in Californië wil hij
gaan doen wat hij altijd al
heeft gewild, een paar maan
den naar Berlijn en Hong
Kong. „Als ik het nu niet doe,
kom ik er nooit meer aan toe.
Het zou waarschijnlijk goed
zijn als ik nu op de rem trapte.
Ik zou het liefst eens gewoon
een paar weken niets doen om
over dingen na te denken".
Zijn fans hoeven zich echter
Een drol
een draak
Len Deighton.
geen zorgen te maken. Deigh
ton is bang dat hij als hij stopt
met schrijven misschien nooit
meer begint of zijn vaardig
heid verliest. Die les heeft hij
geleerd toen hij vier jaar gele
den probeerde zijn kinderen te
schetsen. Voordat hij schrijver
werd, was hij tien jaar illustra
tor. „Ik kon het niet", zei hij.
„Nu denk ik dat ik eruit raak
als ik er niet constant met
mijn vingers op blijf zitten".
Met „erop" bedoelt Deighton
zijn computer. In tegenstelling
tot wat vaak wordt gedacht,
gebruikt Deighton die compu
ter pas in tweede instantie
voor het opslaan van informa
tie en ideeën. De computer
dient bij Deighton voorname
lijk ter vervanging van schaar
en lijm. Voor elke uur dat hij
schrijft, is hij minstens drie
uur bezig met het bijschaven
van de opbouw. „Het is net als
het bouwen van een brug.
Volgens mij heeft dat met lite
ratuur niets te maken. Een
schrijver die literatuur schrijft,
zou nooit een lang woord ver
vangen door een korter woord,
want hij is net een advocaat
die een contract voorbereidt;
hij kiest woorden uit een be
trekkelijk kleine woorden
schat. Ik zie het als mijn taak
om woorden te schrappen die
de lezer belemmeren. Ik zou
een alinea liever opnieuw
schrijven dan een lang woord
laten staan".
„Na twaalf uur achter het
beeldscherm ben ik echt hele
maal uitgeteld. Voor ik naar
bed ga, kijk ik nog even waar
ik mee bezig was. Als ik opsta
weet ik dat dan weer en onder
het scheren en het doen van
mijn ochtendgymnastiek denk
ik nergens anders aan. Ik pro
beer in mijn onderbewustzijn
24 uur per dag aan mijn boek
te denken. Ik werk ook op
zondag, maandag vind ik een
verschrikkelijke dag".
.Deighton staat bekend om zijn
obsessie voor details. Voor The
Winds of War, een televisiese
rie die momenteel ook door de
Belgische televisie wordt uit
gezonden, heeft hij geen goed
woord over. „Het is zo weinig
accuraat dat ik er beledigd
door ben. Ze droegen de ver
keerde uniformen en zo. Ik
dacht bij me zelf: je raakt hele
maal van streek, Len, als je
hier naar blijft kijken".
Voor zijn aanhoudende succes
heeft hij een simpele verkla
ring: „Ik schrijf boeken die ik
zelf zou kopen. Zelfs als ik ex
centriek ben, ben ik nooit zo
excentriek dat ik het zelf niet
meer leuk vind. Ik doe nooit
iets om meer boeken te verko
pen, bijvoorbeeld meer geweld
of meer sex erin stoppen. Als
je dat eenmaal doet, word je
nooit meer vertrouwd. Bijna
alles wat ik doe is populair
want ik ben, denk ik, maar
een heel gewoon iemand".
STUART WAVELL
Copyright The Guardian
„De opzet van dit boek is
slechts geweest gelijksoor
tige zaken bij elkaar op
één kaart te zetten, zodat
er wat overzichtelijkheid
ontstond in het artistiek-
cultureel en historisch
erfgoed van Nederland".
Aldus drs. S. de Vries over
zijn „Monumentenwijzer",
een boek, waarvan het eerste
exemplaar onlangs in het
Haagse Nieuwspoort werd
aangeboden aan de direc
teur-generaal Culturele Za
ken van het ministerie van
Welzijn, Volksgezondheid en
Cultuur, mr. R. Hotke.
Hoofdmoot van „Monumen
tenwijzer" is een vijftigtal
kaarten. Elke kaart vermeldt
plaatsen waar een bepaalde
soort monumenten te vinden
is. En naast elke kaart wordt
in het kort iets over die mo
numentensoort gezegd.
Waarbij telkens enige zwart
wit foto's zijn afgedrukt, die
illustratief mogen heten voor
de soort.
Greep uit de soorten: Ro
meinse resten, kloosters,
doopvonten, muur- en pla
fondschilderingen in kerken,
krypten, donjons en woonto
rens, librijes, fraaie dorps- en
stadsplattegronden, kanons
op de wallen, schavotten en
cachotten, vestingwerken,
poorten, waaggebouwen,
markthallen, gevelstenen,
carillons, grafmonumenten,
hofjes, kastelen, havezaten,
watermolens, molens en-
z.enz.
De auteur pretendeert be
paald geen volledigheid,
want hij bekent ruiterlijk:
„Van een complete inventa
risatie is geen sprake, dat
kon ook bezwaarlijk op zulke
kleine kaarten. Graag had
den wij de monumenten na
der gelokaliseerd door adres
sen te geven; plaatsgebrek
heeft dit echter verhinderd".
Drs. De Vries verwijst daar
voor naar het Kunstreisboek,
dat echter in dit opzicht ook
tekort schiet.
Met het signaleren van zijn
eigen beperking en het man
co in het Kunstreisboek on
derstreept hij de hartewens
van veel monumentenmin
naars, dat er nog eens een
echte, grote, volledige atlas
van het roerend en onroe
rend Nederlands kunstbezit
zal verschijnen. De Vries:
„In zo'n atlas dient dan te
vens de twintigste eeuw een
ruime plaats te krijgen".
Die valt helemaal buiten de
„Monumentenwijzer" omdat
de samensteller daarvan
vond: Liever helemaal niet,
dan onvoldoende en te krap
bemeten".
„Monumentenwijzer" bevat
voor de vakman geen
nieuws, maar is zeer beslist
een handig naslagwerkje
voor de belangstellende leek.
DRIES SCHEEPSTRA
Drs. S. de Vries „Monu
mentenwijzer"; uitgeverij:
de Walburg Pers te Zut-
phen; prijs 29.50.
Het zou te ver voeren
een eigentijdse versie van
Joris en de draak" te
Dat is ook niet de
Wim Burkuink met
„Een drol van een
heeft. Het is gewoon een
lijk dol verhaal, geestig en
geschreven.
Hoofdpersoon in het
Joris, een knaapje dat grif? d<
knutselt. Op een dag kra r?.
hij een kiezelsteen, die ech
een drake-ei blijkt te z uwo
waaruit een jonge dritfj a
kruipt. Dan volgen de
dolle verwikkelingen met-
draak, een beest dat zich ecidan
zeer gevaarlijk voordoet, m n, v
dat toch een goede inbc \il ir
blijkt te hebben.
Met dit in jolige taal gescp ■jg L
ven kinderboek schiet de i
geverij Van Holkema
rendorf in de roos. Het is w
eens wat anders dan een „le
zaam boek", waarvan er al
noeg bestaan. Voor de uit^
kende illustraties tekei
Joep Bertrams. n
LEO HEN$
Wim Burkunk: Een drol
een draak; uitgeverij: lit'
Holkema Warendonk; J p
bonden 116 bladzijden; pr
17,90.
De televisieserie „Sesam
straat" heeft behalve een ver
strooiende ook een duidelijke
educatieve waarde, omdat kin
deren spelenderwijs allerlei
nuttige zaken zoals het tellen
wordt bijgebracht. De methode
die wordt gebruikt in de Tel-
len-Als-Spel-Serie van uitge
verij Van Holkema Waren-
dorf doet denken aan de wijze
Spelenderwijs tellen leren
waarop het tellen in de televi- en rekenen. In de serie zijn zes
sieserie onder de aandacht van titels verschenen: Poes+Poes,
de kinderen wordt gebracht. Heel/Stuk, Lees Mee, Plus
Aan de hand van grappige te- Een, Min Een, Tel Mee. De ia
keningen van John Burning- karton uitgevoerde prenten-
ham, waarin dieren de hoofd- boekjes, waarvan de bladen
rol spelen, leert het kind tellen kunnen worden uitgeklapt,
ml
üJfce
zijn zeer geschikt voor peul
en kleuters. Alleen de pi
9,90 gulden per deeltje, is ni leve
al aan de hoge kant.
9r
ill r
Tellen-Als-Spel-Serie; tel l Cc
en illustraties John Biemo
ningham; uitgeverij: Hol nog
ma Warendorf; pifW
9,90 per deeltje.
Het onlangs bij Lemniscaat verschenen boek „Geef het een
kans" is eigenlijk nog maar net een kinderboek. Het is name
lijk „op maat" geschreven voor kinderen die hard op weg
zijn om volwassen te worden. Het is dus bestemd voor late
tieners, die veel van zichzelf en de dingen die hen raken in
dit verhaal zullen herkennen.
Het door Nettie Klein uit het Engels vertaalde boek is het
verhaal van David, een middelbare scholier en zoon van ge
scheiden ouders. David woont bij zijn moeder, maar elke za
terdag gaat hij met zijn vader op stap. Bij zo'n gelegenheid
neemt zijn vader hem mee naar een school voor dwarslesie
patiënten. De kinderen, die vanaf het middel verlamd zijn,
geven een toneelvoorstelling. David wordt door zijn vader
voorgesteld aan de vrouw, die de voorstelling met de kinde
ren heeft ingestudeerd en komt tot de voor hem zeer schok
kende conclusie dat deze vrouw de nieuwe vriendin van zijn
vader is. Meteen haat hij het mens en wil hij tot elke prijs
voorkomen dat zijn vader met haar gaat trouwen.
Niettemin wil hij meer over haar te weten komen. Hij besluit
met dat doel het nuttige met het aangename te verenigen en
besluit voor zijn schoolproject de school voor de dwarslesie-
patiënten te bezoeken. Op die manier kan hij èn zijn scriptie
maken èn meer over zijn vaders vriendin te weten komen.
Dan beginnen de verwikkelingen pas goed: David sluit
vriendschap met een van de scholieren, Bruce, die zijn moe
der niet meer tot last wil zijn en helpt hem uit het tehuis te
ontvluchten. Wat hij niet weet, is dat Bruce daarbij medicij
nen achterlaat, die voor hem van levensbelang zijn.
Behalve dat het verhaal spannend en intrigerend is, is de
verdienste van dit boek vooral dat het volkomen aansluit bij
de denkwereld van tieners en dat het in hun taal geschreven
is. De problemen en conflicten waarmee David te m|
krigt zijn actueel en zijn meningen, ervaringen en gevoia
zo direct overgebracht, dat het boek met recht meeslepl
genoemd kan worden. Dat het verhaal zich niet in Neal
land, maar in Engeland afspeelt, stoort daarbij in het geh(
niet.
LEO HEN
Susan Sallis Geef het een kans; vertaling: Netjj
Klein; uitgeverij Lemniscaat; paperback 109 blz.; pof
14,50.
BOEKEN
EeidaeSowcwt
ZATERDAG 8 OKTOBER 1983 PAGIN
NIEUWE ROMANS VAN HUBERT LAMPO EN MARIJKE HÖWELER
-Het is in alle opzichten
begrijpelijk dat iemand
een oud succes wil herha
len, evenaren of overtroe
ven. Dat geldt ook voor
schrijvers. Uit twee recen
te uitgaven van nieuwe
romans blijkt dat sommige
auteurs zoiets inderdaad
ondernemen, maar of de
polsstok te kort reikt, of
dat het per definitie on
mogelijk is met dezelfde
ingrediënten van het vori
ge succes een nieuwe
triomf te bereiken, het
verwachte resultaat blijft
hier uit.
Hubert Lampo is er weer met
een magisch-realistische ro
man, een Antwerpse liefst ook
nog, zodat de lezer er niet om
heen kan herinneringen op te
halen aan dat oude, aardige
Lampo-succes: „De komst van
Joachim Stiller". Marijke Hö-
weler komt met „Bij ons schijn
de zon", met een direct ver
volg op het grote succes van
vorig jaar, „Van geluk gespro
ken", haar feitelijke debuut.
„Zeg maar Judith"
De nieuwe roman van Hubert
Lampo, „Zeg maar Judith" telt
meer dan vierhonderd pagi
na's. Het boek gaat over van
alles: de hoofddraad van het
verhaal is de geschiedenis van
een Antwerps schrijver, Geert
Claerhout, een alter ego van
Hubert Lampo. De man be
woont de kamer met het meest
pittoreske uitzicht dat over de
binnenstad en haven van Ant
werpen bestaat en hij is op
zoek. Na de dood van zijn va
der zoekt hij naar zijn eigen
waarde en identiteit, de zin
Marijke Höweler.
van zijn leven, vooral ook de
geheimzinnige vrouw die
steeds opduikt en op raadsel
achtige manier weer ver
dwijnt. Intussen zet hij een
boek op, waarover zeer uitvoe
rig bericht wordt. Zo komt de
lezer alles te weten over een
zonderlinge boekenliefhebber,
die met veel details en bewij
zen een nieuwe theorie blijkt
te hebben ontwikkeld over de
ware identiteit van William
Shakespeare.
Magisch realisme? Wat is dat
dan wel? Hubert Lampo heeft
daarover zelf in bloemrijke be
woordingen heel uitvoerig en
heel veel geschreven. In „Zeg
maar Judith" lijkt het niet
meer dan wat toevalligheden
en raadselachtige gebeurtenis
sen, die zich voordoen in een
heel herkenbaar beschreven
Antwerpen. „De komst van
Joachim Stiller" wordt in geen
enkel opzicht geëvenaard, het
lijkt er niet op.
Dat komt mede door een naar
mijn smaak nogctl eigengereide
en zelfingenomen manier van
schrijven, waar Lampo in he
vige mate last van heeft. Over
van alles en nog wat produ
ceert hij uiterst literaire om
niet te zegen bombastische uit
weidingen, heel teer en gevoe
lig bedoeld wellicht, maar
voor de lezer hinderlijke priet
praat. Dat kan gaan over de
belangstelling van de bewo
ners van Antwerpen voor de
scheepvaart, de tweede jeugd
van vrouwen bij de menopau
ze, of het bakken van eieren.
Een kniesoor overigens die
zich aan deze uitweidingen
stoort, want Lampo roept er
gens uit: „Eens te meer heb ik
mij even tot een uitweiding la
ten verleiden. Geen enkele
uitweiding is echter overbodig
in dit verhaal". Zo zie je maar,
hoe je door uitweidingen zelfs
je verhaal overbodig kunt ma
ken.
„Bij ons schijnt de
zon"
Vorig jaar verscheen „Van ge
luk gesproken", ongeveer de
debuutroman van Marijke Hö
weler. Een boek dat veel lof
oogstte, ook ondergetekende
schreef er met veel waarde
ring over in deze krant: het
boek was een verrassende en
indringende doorlichting van
burgerlijke gedragscodes van
mensen die zich daar voor een
deel zogenaamd van hadden
bevrijd, frustraties, psycholo
gie, psychotherapie en de kre
tologie darvan. Ironie, cynisme
en veel humor deden daar de
rest, nog afgezien van een in
telligente plot.
Het nieuwe boek van Marijke
Höweler is net uit. „Bij ons
schijnt de zon" is in bijna alle
opzicten een vervolg op het
vorige boek. Een aantal figu
ren komt terug, het boek heeft
dezelfde constructie (een stuk
of veertig korte hoofdstukjes,
elk met geestige, ironische ti
tel), dezelfde flitsende stijl vol
perspectief-, lokatie- en ge
moedswisselingen. Maar er is
aanmerkelijk minder plezier
aan te beleven.
Leo, de vrouwenversierder uit
het eerste boek, is ook hier
weer op pad. Rosa, die in de
vorige aflevering langzamer
hand een steeds vastere ver
houding kreeg met hem,
woont nu bij hem. Het zoontje
van Leo, dat in het vorige
boek uit een doldrieste sexuele
relatie van Leo met Martje
(die nog zelfmoord pleegde)
overbleef, woont in Italië, met
de vader van Martje, die daar
met zijn vriendin Barbara een
uitermate luxe en leeg leven
leidt.
We ontmoeten nu ook Leo's
moeder, mevrouw De Zeeuw,
die slchtoffer wordt van twee
jonge, homosexuele oplichters,
die het dan toch weer komen
goedmaken. Verder is er Wies-
je, het uitermate truttige en
burgerlijke zusje van Leo, die
met een Hugo is getrouwd
(„Ze fokken als konijnen",
bromt Leo ergens over hun
kinderaanwas). Aan het eind
breekt deze Hugo ook maar op
bij Wiesje. Rosa is dan al weer
bij een ander ingetrokken, me
vrouw De Zeeuw is opnieuw
opgeborgen in het bejaardente
huis, waar zij even uit ontnap-
te. De rondedans staat stil,
maar kan ongetwijfeld weer
verder gaan in steeds nieuwe
delen over de avonturen van
deze Amsterdamse mensen,
van de universiteit nog wel,
hun relaties en frustraties.
niet op met steeds nieuwe ge
beurtenissen te verzinnen, die
weinig voortgang in het ver
haal opleveren, maar die moe
ten tonen, hoe dom, ganzig,
truttig Wiesje wel niet is. Een
ordinaire familieruzie dus,
waar Herman Heijermans
waarschijnlijk zijn neus voor
zou hebben opgehaald, maar
waar hij in ieder geval meer
van zou hebben gemaakt.
De vergelijking met Heijer
mans is niet toevallig: de
standvastigheid warmee Marij
ke Höweler bitter en spottend
het leven in het Hollandse
binnenkamertje beschrijft,
In tegenstelling tot haar de
buut, werkt Höwelers procédé
hier niet. Dat heeft er natuur
lijk in hoge mate mee van
doen, dat de verrassing er he
lemaal van af is in dit op
zicht is géén pas voorwaarts
een enorme zet achteruit.
Maar pök de intrigue is te ma
ger, mist de intelligente opzet
van het eerste boek. Het groot
ste deel beschrijft de toestan
den rond de familiebezittingen
en het kapitaal van Leo's en
Wiesjes moeder, het gekonkel
van Wiesje daarover, Leo's
ogenschijnlijke onverschillig
heid. Marijke Höweler houdt
Hubert Lampo:
Judith", roman.
Meulenhoff. Prijs
Martijke Höweler: „Bij
schijnt de zon", roman,
gave De Arbeiderspers.
24,50.
heeft zeker met een
van realistische
vertelkunst te maken,
een ver verleden begoi
De berichten zijn, dat
Höweler reeds een derde
in deze serie gereed
binnenkort zal
houdt je hart daarvoor
JAN VERST