!,,Ik ben m'n eigen voorstopper, «ik haal mezelf steeds onderuit" finale FC De Vries en de sterke man JAN WAUTERS VAN BRT EN LANGS DE LIJN: 7' luj ZATERDAG 3 SEPTEMBER 1983 Aan de figuur van „een sterke man kleeft doorgaans een etiket, dat is voorzien van een nogal eens twijfelachtig opschrift. Dat geldt zeker voor de politiek. Er hoeft ergens in pak-weg Zuid-Amerika niet weer eens een staatsgreep te worden gepleegd of er is onmid dellijk een sterke man aanwezig. Die op zijn beurt na verloop van al dan niet langere tijd door een nóg sterkere man wordt opge volgd, wie vervolgens hetzelfde lot is beschoren wanneer de stérk ste man een coup pleegt. En dan begint het liedje vaak weer van vooraf aan. Ook de sportwereld kent zijn ster ke mannen. En de voetballerij ze ker. Want in die laatste branche valt publiciteit te verdienen, in vloed te vergaren én uit te oefe nen. En een rechtgeaarde sterke man wil niets liever dan in de schijnwerper van de belangstel ling staan of zoals dat zo populair heet met zijn smoel in de krant". Eén van de laatste exponenten van voornoemde categorie, want we hebben ze nog, die ferme, koe ne knapen, is Ren ze de Vries (foto). Even voor de argeloze le zer: in tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden is Renze Groninger en niet de eerste de beste. De Vries is voorzitter van FC Groningen. En dat is nog niet alles, hij is sinds een paar maan den tevens lid van het hoogste college in voetballand, het sectie- bestuur betaald voetbal. Voorwaar geen geringe prestatie voor De Vries, een Groninger die zich toch maar mooi heeft opgewerkt. Groninger De Vries is, zoals het een waarachtig sterkè man be taamt, niet iemand die kampt met valse bescheidenheid. Bevangen door de nodige eigendunk, maar tevens aangetast door het voetbal- virus dat naar verluidt onze meest noordelijke provincie besmette, had Groninger De Vries al ruim voor de competitie begon hoog van de toren geblazen. FC Gro ningen zou het wel eens eventjes gaan maken dit seizoen. Op een plaats bij de eerste drie moest toch zeker worden gerekend, liet hij de aanhang op nogal opgewonden toon weten. Om er meteen maar een spectaculair bouwplan voor een nieuwe tribune aan vast te koppelen. Hetgeen Groninger De Vries, ondanks eigen ruime finan ciële middelen, natuurlijk niet ge heel uit eigen zak kan betalen daarvoor zou een aandelencon- struct ie worden toegepast. Geïnte resseerde Groningers kunnen voor een paar duizend gulden een aandeel kopen. Dat moet niet al leen het Oosterpark van Noord tot Zuid in alle uithoeken van Eu ropa bekend maken, maar garan deert tevens voor een flink aantal seizoenen een fraaie plaats op de te verrijzen tribune. Groninger De Vries had de voet balkoorts bij zijn streekgenoten tot hoog in de thermometer doen oplopen. Zoals het een sterke man eigen is, geheel in stijl verwach tingen gewekt, die nu al groten deels het karakter hebben aange nomen van een zeepbel. Want zie, hoe staat FC De Vries er na vier competitieronden voor? Toegege ven, de club is nog steeds zeer re delijk geklasseerd. Maar vorig weekeinde heeft het blazoen van Groninger De Vries een stevige knauw gekregen. Landgenoten van rond de Martinitoren wordt doorgaans een zeer grote mate van nuchterheid toegedicht, maar je moet niet de kachel met ze aan maken. En dét gevoel hadden de Groningers afgelopen zondag. Mede dank zij de gezwollen ver halen van Groninger De Vries. Want wat bleek: FC De Vries is een doodgewoon kluppie, dat óók slecht kan spelen. En een paar da gen later zelfs bijna onderuit gaat bij het nietige Helmond Sport. De voorzienigheid voorkwam een dergelijk debacle en niet Gronin ger De Vries. Die zal de hemel op zijn blote knieën hebben gedankt. Want kort vóór de uitschakeling door Atletico Madrid in het Euro pa-Cuptoernooi in het Brabantse land tegen de lamp lopen zou zijn imago van sterke man wel be hoorlijk hebben verzwakt. Maar sterke mannen kunnen doorgaans tegen een stootje. Zeker als ze niet alleen sterk, maar ook vermogend zijn. Een dikke portefeuille wil nog wel eens een stevige rugge steun vormen. Tot er een nóg sterkere man opstaat. Hoewel, Groningen is nog geen Zuid-Ame- BUYS BRUSSEL Geregeld is hij in het NOS-radiopro- gramma „Langs de lijn" te horen met zijn vaak op merkelijk getoonzette karakteristiek van het Belgi sche competitievoetbal: Jan Wauters, 44 jaar en al bijna z'n halve leven actief op de sportredactie van de Vlaamstalige BRT, waar hij momenteel de functie van chef-sport of zoals de Vlamingen dat deftig om kleden, die van redactie-secretaris sport van de BRT-radio vervult. Op de universiteit van Leuven startte hij zijn loopbaan met een studie Germaanse filologie, een puur theoretisch gerichte taalkun dige aanpak van het Nederlands, het Engels en het Duits. Het maak te hem tot een perfectionist in de woordkunst, waarbij overigens zijn angst tot falen zo zeer gegroeid is, •dat Jan Wauters slechts bij hoge uitzondering die vergaarde kennis van vreemde talen in praktische spreektaal durft om te zetten. In de jaren zestig werd hij gevan gen door de progressiviteit, de nieuwe ontwikkelingen, de geeste lijke bevrijding in Nederland, het toen voor hem beloofde land. Nu, rijper, bezadigder en ook veel wij zer geworden, is zijn vanuit België noordwaarts gerichte blik heel wat kritischer. Zoals hij voortdurend als een chirurg doende is zijn eigen ego te ontleden, zo vlijmscherp be ziet hij ook de wereld waarin hij leeft. Bepaald geen gemakkelijke man voor zichzelf. Geen makkelijk object ook voor een interview. Zijn soms wat zwaar op de hand getinte filosofietjes dreigen van hem zo nu en dan een hoogmoedige karika tuur te maken. Vandaar ook dat hij bij herhaling zijn vrij langdurige monologen onderbreekt met ietwat verschrikte opmerkingen als: ,,Maak er alsjeblieft geen hoogdra vend verhaal van, maar zo inge wikkeld zit ik nu eenmaal in el kaar. Ik ben m'n eigen voorstop per. Ik haal mezelf doorlopend on deruit". ner- Metamorfose Veel later, als blocnote en balpen hebben plaats gemaakt voor een glaasje witte wijn, verliest hij zijn krampachtigheid. Is hij onverwacht weer de Jan Wauters, zoals hij bij collega's tijdens het werk bekend is. Vooral als de wielerprestaties van één van zijn drie zoons, de 16- jarige Benno, ter sprake komen is de metamorfose opvallend. Dan verschilt Jan Wauters in bijna niets van al die vaders die hun sportbe- drijvende zoons naar de top wensen te begeleiden. Doet een beenonste- king van zoon Benno vader Jan zo mogelijk nog meer pijn. Warm on derstreept hij dat met: „In het voorjaar won Benno bij de nieuwe lingen vijf, zes koersen. En zo ge makkelijk. Toen kwam die ontste king. Het ging minder even. Benno is rap in de eindsprint. Een paar dagen geleden leek hij eindelijk weer eens te zullen gaan winnen. Op de streep werd hij alsnog ge klopt. Dat doet ook mij pijn ja. Je bent voortdurend bezig met het op sporen van de oorzaak, maar het blijft een raadsel. Toen Benno wil de gaan koersen heb ik hem met al mijn theoretische ervaring als wie- lerverslaggever gewaarschuwd voor het vak. Het is een keihard métier. Maar wel karaktervor mend. Benno heeft die uitdaging opgepakt, zet zich er voor in en leeft er voor. Dat hele gebeuren heeft voor een omwentefing in ons huiselijke leven gezorgd. De com plete familie Wauters moet zich min of meer richten naar het gedis ciplineerde leven van Benno. Daar naast, en dat is zeker ook voor mij een winstpunt, ben ik die vaak erg overtrokken instelling van ouders ten opzichte van hun sport bedrij vende kinderen beter gaan begrij pen. Ik zal nooit een dwaze fanati cus worden. Maar toch, als ik niet oppas, verlies ik tijdens de koers ongemerkt dat afstandelijke dat mij zo eigen is". Umsonst Jan Wauters „off the record". On gecompliceerd en even bevrijd van dat rationele denken en handelen. Dan ook ontluiken er meer illusies, dan de enige die hij voordien stelde nog te bezitten: .Umsonst, trotzdem, voor niets, hoewel „Soms, in een onverschillige bui wil ik dat trotzdem nog wel eens weglaten en denk ik: ach, we eten allemaal beukenootjes Maar dat is gevaarlijk. Wat niet wegneemt dat we na die vernieuwende perio de uit de jaren zestig onze meeste illusies weer hebben kunnen op bergen. Het opbouwende van na de Tweede Wereldoorlog, dat comba* tieve, is verdwenen. Gewenning heeft tot gelatenheid gevoerd. Vroeger, bij zo'n bezetting van het Amsterdamse Maagdenhuis, bij Provo met zijn witte fietsen rond het Lieverdje, had ik graag op de eerste rij gestaan. Nu sta ik er bezij den. De vernieuwende spits is smal geworden, de breedte, te grijs, te verzwakt, groeit nog steeds. Den ken doet pijn en er zijn klaarblijke lijk steeds minder mensen die de moed behouden om dat te doen. De huidige maatschappij voelt zich met dat soort vernieuwende den kers niet langer verwant. Die wijze van denken schept onrust, onze kerheden". „Ik voel me nog wel verwant aan die denkers. Maar je ontkomt niet aan concessies. Ik beweeg, ik leef nu eenmaal niet in de wereld van het denken, maar in die van het doen. En dat ik daar blijf zitten, ja, dat verwijt ik mezelf nog wel eens. De geestelijke discussie blijft voor mij de hoogste vorm van bescha ving. Een rationele discussie, com pleet met menselijke emoties. Goe de communicatie in onze maat schappelijke samenleving is belang rijk, maar helaas zijn dergelijke discussies alleen mogelijk met ver wante geesten. Zodra er ook maar enig niveauverschil optreedt, zodra ook de juiste argumenten ontbre ken, ontstaan er misverstanden. Dat heb ik ook in mijn werk erva ren. In de periode 1970-1980 ben ik erg dominant geweest. Heb ik on getwijfeld collega's weggedrukt zonder dat ik dat zelf voelde. Nu zeg ik, waar blijven de nieuwe ra dioverslaggevers? De mensen die zorgvuldig omgaan met taal, die het woordenspel nog beheersen? Ze zijn er nauwelijks meer. Dat ver wijt ik mezelf. Namen, en ik was en ben er nog steeds één, kunnen immers andere, nieuwe namen ont wikkelen". Zelfbeklag Het zelfbeklag komt bovendrijven. En zoals zo vaak, ook ditmaal ten onrechte. Het is niet alleen de jour nalistiek, die vervlakt, het is een algemeen verschijnsel in vrijwel alle media-yormen. „Akkoord. Ook mij bekruipt af en toe het gevoel dat ïk eigenlijk niets meer te zeg gen heb, maar het gaat mij wel aan het hart dat de journalistiek ook taalkundig verloedert. De ego-trip pers, die zichzelf belangrijker vin den dan het onderwerp waarover zij schrijven of praten, hebben de overhand gekregen. Een algemeen maatschappelijk gegeven overigens. Maar wel een verarming. Nog maals, die gewenning aan het alle daagse niets treedt ook bij mij op. Wat hebben de publieke media me nog te zeggen? Een gevoel van nos talgie naar het verleden, dat blijft. De NRC, Vrij Nederland, De Volkskrant en ook verrassend ge noeg zo maar een regionale Neder landse krant hebben mij echter soms wel degelijk iets te zeggen. Taalkundig en inhoudelijk. Het mogen alle elitaire kranten zijn, ik voel me er mee verwant. Ze den ken en werken op niveau. België worstelt nu met een dergelijke persdoorbraak. Helaas is De Stan daard in de schaduw van het Nieuwsblad gebleven en lijkt ook De Morgen, een soort Vlaamse Volkskrant, het met 50.000 abon nees niet te zullen redden. Het is eigenlijk de omgekeerde wereld. Terwijl men bij ons de traditioneel bestaande vervlakking tracht te doorbreken, keert men in Neder land terug naar diezelfde vervlak king. En dat alles dan met de pre tentie van „In Nederland gebeurt het". Zo'n Veronica bijvoorbeeld. Je bent jong en je wilt wat. Hol ge schreeuw. Men wil niets. Er ge beurt niets. Maar de massa laat zich indoctrineren. Men denkt niet meer zelfstandig, maar en masse. Men laat voor zich denken. Duide lijk een trend van de verburgerlij king. De ontzuiling van Nederland leek aanvankelijk een groot goed, maar heeft tenslotte tot niets ge leid. Een pure VAR A-haan als Wim Bosboom kan geruisloos over stappen naar de TROS. De AVRO, de TROS, Veronica, ik zie geen verschillen meer. De veralgeme ning heeft toegeslagen. Iedereen zit tegenwoordig goed bij de VVD. Van een subtiele en onverschrok ken parlementariër als wijlen Van Riel is men via een goede Geertse- ma afgedaald tot het bedenkelijke niveau van populaire schreeuwers als Nijpels. In algemene zin pure trendvolgers, maar helaas ook he dendaagse trendsetters. En omzien is er niet of nauwelijks bij. Haya van Someren-Downer, Van Riel, Schermerhorn, Marijnen, ik heb ze mogen meemaken. Maar ze zijn dood en dus wordt er niet meer of nauwelijks nog over gepraat. Zoals ook dat voortreffelijke journalis tenforum onder leiding van Maar ten Vrolijk en later Cammelbeeck verleden tijd is. Met een Gerda Brautigam, een Leijendekker, een Luyendijk en een Dick Houwaart met dat halfjoodse stemgeluid. Daar kroop ik voor in de luidspre ker. Op m'n studeerkamer zat ik als het ware met ze aan tafel. Dis cussieerde ik met ze mee. Dat was een geestelijk produkt van hoog ni veau en vol van verkenningsdrift. Onder dezelfde titel zit Houwaart nu voor de TROS een soortgelijk programma vóór. Niveau en ver kenningsdrift zijn echter geheel verdwenen. Natuurlijk zijn er nog lichtpuntjes. Welingelichte kringen van de VPRO met Henk Hofland, Piet Grijs, Joop van Tijn. Mensen met'klasse. Door alles heen. Ook die tv-talkshow van Adriaan van Dis raakt me. Maar die raakvlak ken worden steeds minder. De taal vervlakt, een slordig denk- en for muleringspatroon is er voor in de plaats gekomen. Wie is echter Jan Wauters? Een man, die zichzelf voortdurend voor de voeten loopt. Een midvoor, die wil aanvallen, maar die in feite zijn eigen voor- stopper is. Die zichzelf dan ook steeds weer onderuit haalt". Bastaardtaal Als ik hem zeg dat zijn rationele manier van denken en spreken een beetje in strijd is met dat sappige Vlaams, die voor Nederlanders bloemrijke, haast Bourgondische taal, reageert hij welhaast furieus. „Vlaams is geen taal, het is een verzameling van meer dan hon derd Vlaamse dialenten. Vol galli- lismen, vol germanismen. Bastaard invloeden. De Vlaamse taal kan niet zonder de inbreng van het al gemeen Nederlands. Zonder die normering zijn we nergens met het Vlaams. De meeste journalisten hier weten geen raad met hun taal. Een plastische taal, dat wel, maar een taal die gestructureerd moet worden. Claus, Hugo Claus, heeft bewezen dat het kan. Hij heeft in zijn werken het Nederlands met Vlaamse invloeden verrijkt. Hij is een man van taaistructurering. Het Vlaams lijkt beeldender door het gebruik van vette, volle woorden, lijkt een beetje Bourgondisch ja, maar is in werkelijkheid een schra le taal. We hebben nog een lange weg te gaan". Terug naar het uitgangspunt, de sport, de sportjournalistiek. Twee met elkaar levende grootheden met alle onderlinge conflicten van dien. En ook dan weer steekt aanvanke lijk de nostalgie, dat warm terug denken aan het verleden bij Jan Wauters de kop op. Hij pakt een voorbeeld. Jacques Goddet, hoofd redacteur van het Franse sportdag blad l'Equipe en koersdirecteur van de Tour de France. Een omstreden man. „Ik hou van Goddet. Er wordt wel eens gezegd dat het een oude man is, die pseudo literaire verhalen schrijft. Misschien is het een beetje waar, maar het blijft iroor mij een man die normen aan ae sport stelt. In classicistische zin zijn z'n verha len altijd goed geordend, goed ge structureerd. Velen van ons zijn niet in staat dat te doen. Dat classi cisme van Goddet leidt tot het ge bruik van veel woorden, maar hij blijft overeind ondanks het feit dat hij „zijn" Tour in handen van Lé- vitan ziet verloederen. Hij is beze ten van het Coubertinisme, dat in feite iets militaristisch in zich heeft. Toch verbijstert het mij, dat hij ondanks zijn duidelijk waar neembare normen, zo hard, zo meedogenloos voor de renners kan zijn. De uitvallers. Veelal helemaal kapot. Sommigen ook voor later. Symbolische menselijke wrakken, waarop hij nimmer terugkomt. Kortom, de deemoed ontbreekt bij Goddet. Hij blijft idealiseren. Ik ben dit jaar niet naar de Tour ge gaan. Bewust. Het leek een voor spelbare, dus saaie Tour te worden. Hinault was bij voorbaat een zeke re winnaar. Zoals Anquetil dat was, zoals Merckx dat was. Nadat Hi nault wegviel, bleek ik me vergist te hebben. Toen was het te laat. De Tour was plotseling weer open. Spanning en sensatie, twee in feite banale elementen die zo'n spekta kel levend houden, waren plotse ling terug. Er kwamen nieuwe een dagsvliegen. En die zijn goud waard voor de Tour. De banalise ring, spanning en sensatie dus, maakte er een interessante Tour van. Journalistiek blijft dat trek ken. Sport biedt de mogelijkheid aan iemand om zich uit te drukken. Echte topsporters hoeven voor mij geen politiek standpunt in te ne men. Die hebben die drang naar meer, naar sneller. Naar 2.28 me ter. Die zeggen: „Ik doe dat. Ik neem die alles beslissende penalty". Dat is het menselijk genie. De man of vrouw die intuïtief alle aanwezi ge geestkracht aanwendt om een bepaald doel te bereiken. Dat wil niet zeggen, dat topsporters irratio neel begeleid kunnen worden. Or dening moet er zijn. Trainen, sche ma's, automatismen en dat beetje surplus. Dominante geestkracht kan verscheurend werken. Cruijff, Van Hanegem. Merckx. Die inter ne drang om te willen presteren. Dat verbijsterende, verbazende, schrikbarende, maniakale. Dat zijn de echte toppers. Een Peter Win nen bijvoorbeeld heèft dat niet ge noeg. Die relativeert voor een ech te topsporter te veel. Wat ie leest, wat ie doet en wat ie weet. Als je dat alles mobiliseert, is hij niet de topper, die hij pretendeert te zijn. Sportjournalisten mogen, nee moe ten, relativeren. Een-echte topspor ter mag dat niet". Zoetemelk „Waar ik mij dit jaar het meest aan geërgerd heb is de kwestie-Zoete melk. Waarom krijgt die man zo veel krediet? Bij de Nederlandse sportpers en bij de supporters. Zoe temelk, nooit onverveerd op kop, nooit opkomen voor anderen, nooit echte risico's durven te nemen. Op doping betrapt worden, en niet voor de eerste keer, en dan toch die onechte clementie. De wijze waar-' op in Nederland de tv en de radio ook wel zo'n zaak aanpakken, dat heeft iets van volkskwijl. Natuur lijk dien ie als sportjournalist de kwetsbaarheid van zo'n man en ook zijn aantrekkelijke schuld in ogenschouw te nemen, maar dat zieligeEn Zoetemelk zelf maar de onschuldige Jopie uithangen. Terwijl hij enkele jaren geleden toch één van de eersten was, die de mogelijkheden van bloeddoping uitprobeerde Dat altijd tweede zijn en je toch laten fêteren als eer ste. En je ook als winnaar te laten betalen. Voor echte topsporters is er maar één plaats: de eerste". KEES JAGERS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 21