Flora van Hendrik Heukels na honderd jaar actueler dan ooit Sportvissers verdedigen wereldtitel Plukken van beschermde planten: 1000 gulden ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1933 Meeste bloemengidsen voldoen in de praktijk toch niet Wie wil weten wat er zoal groeit en bloeit om hem of haar heen heeft tegenwoordig de keuze uit een veertigtal naslagwerkjes om daar achter te komen. Voor 99 procent betreft het zogeheten plaatjesflora's, waarmee aan de hand van fraaie kleurenafbeel dingen de gewenste bloem of plant kan worden thuisgebracht. Het zijn veelal vertaalde buiten landse uitgaven, die in de meeste gevallen maar een deel van het oto Nederlandse plantenrijk beschrij- H Voornamelijk die bloemen, nen ook aantreft in Duits land, Denemarken of Groot-Brit- tannië. Elseviers Bloemengids een bewerkte versie van The Wild Flowers of Britain and Northern Europe van Richard en Alastair Fitter. Beukers Plantenboek is regelrechte kopie van Chris tiansens Taschenbuch einheimi- scher Pflanzen en het encyclope- n Europa een Tsjechoslo- i de hand van J. dische Flora vertaling van waaks werk v; Triska. Deze uitgaven en er zijn er meer met deze achtergrond zijn voldoende voor de leek die tijdens fiets- of wandeltocht snel wil kunnen opzoeken wat hij aantreft in berm of beemd. De determinatie geschiedt via kleu- rentabellen of via een seizoensge- wijze indeling van de flora. Maar het komt niet zelden voor dat de gezochte bloem of plant in die boeken niet te vinden is, om dat zij slechts een deel van de toch nog omvangrijke vaderland- plantenwereld beschrijven. Er zijn twee uitzonderingen en toevallig zijn dat oorspronkelijke Nederlandse uitgaven: De Geïl lustreerde Flora van Nederland E. Heimans, H. W. Heinsius Jac. P. Thijsse die in 1899 in i omvang van 1182 pagina's >r het eerst verscheen en De Flora van Nederland van Hen drik Heukels die in 1883 bij de eerste druk 432 pagina's telde. Beide uitgaven zijn voorzien van zwart-wittekeningen maar kun nen desondanks bogen op de re putatie de enige wetenschappelijk verantwoorde flora's van Neder land te zijn. Met enig feestvertoon werd de twintigste druk van Heukels' Flo ra onlangs in 's-Graveland gepre senteerd. In het zeventiende eeuwse buiten „Schaep en Burg", sinds 1975 hoofdvestiging van de Vereniging tot Behoud van Na tuurmonumenten in Nederland, nam minister Braks van land bouw en visserij het eerste exem plaar in ontvangst. Hij memo reerde bij die gelegenheid dat de vaderlandse flora in toenemende, mate wordt bedreigd door bo dem-, water- en luchtverontreini ging en kondigde een stringenter beleid aan ten aanzien van het gebruik van chemische bestrij dingsmiddelen in de landbouw. Daarnaast stak hij een pluim op de hoed van al die deskundige amateurs en professionals die sa men het wel en wee van de Ne derlandse plantenwereld nauw lettend in de gaten houden. „Zon der hen geen goede flora: in boekvorm noch te velde", aldus de minister. Volgens een berekening van prof. dr. Victor Westhoff, die is verbonden aan de Vereniging tot Behoud van Natuurmonu menten in Nederland gaat het bepaald slecht met de flora in ons land. Tussen 1900 en 1970 zijn er, zo is hem gebleken, van de 1400 soorten inheemse wilde planten 87 uitgestorven. Bijna vierhonderd zijn in aantal sterk achteruitgegaan en 260 worden in de nabije toekomst in hun voortbestaan bedreigd. Dit bete kent, dat ruim de helft van de Nederlandse flora is verdwenen of op het punt staat te verdwijnen. Alarmerende cijfers, die er dan ook toe hebben geleid dat in 1973 bij wet 35 planten en bloemen tot beschermde soorten werden verklaard. Zij mogen, op straffe van een gevangenisstraf van maximaal drie maanden of een geldboete van duizend gulden, niet worden geplukt of afgesneden, te koop aangeboden of voor particulier genoegen uitgestekt worden. Een en ander staat in de Natuurbescher mingswet, die ook een aantal bedreigde diersoorten beschermt. Overal in het land zijn indertijd door het toenmalige ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk onbezoldigde controleurs aangesteld, die gerechtigd zijn proces-verbaal op te maken tegen overtreders van deze wet. Ónder de Natuurbe schermingswet vallen de volgende plantensoorten: daslook, wolverlei, zwanebloem, alle soorten klokjes, Spaanse ruiter, hersttijloos, Zwolse anjer, wilde kaardebol, alle soorten zonne dauw, moeraswespenorchis, blauwe zeedistel, kievitsbloem, alle soorten gentiaan, grote muggenorchis, jeneverbes, aardaker, zo merklokje, waterdrieblad, beenbreek, vleeskleurige orchis, ge vlekte orchis, breedbladige orchis, harlekijn (ook een orchi dee), rietorchis, wilde marjolein, knikkende en gewone vogel- melk, koningsvaren, parnassia, welriekende nachtorchis, alle soorten sleutelbloemen (primula's), veldsalie, langbladige ere prijs, maagdenpalm en zinkviooltje. Kraailook, niet beschermd, vrij zeldzaam. 'S-GRAVELAND Nog maar zo'n honderd jaar gele den was de botanische weten schap een uiterst beperkt vak gebied en vaak louter een ex clusieve liefhebberij van beter gesitueerden. Immers, zij had den de tijd om op hun blote knieën door het gras te krui pen, op zoek naar parnassia, daslook, - hersttijloos, Zwolse anjer, klokjes en gentianen, orchideeën, beenbreek, vogel- melk, zinkviooltje, maagden- palm, sleutelbloemen, veldsa lie en natuurlijk de zonnedauwachtige Drosera X obovata. Allemaal bloemen, die inmiddels zo zeldzaam zijn dat ze bij wet voor uitsterven moeten worden behoed. Sa men met nog een twintigtal andere planten komen ze voor op de lijst bij het Besluit be schermde inheemse planten soorten van 6 augustus 1973. Honderd jaar geleden taalde de werkende klasse niet naar natuur behoud. Flora en fauna in de direc te omgeving waren er gewoon. Ar beiders en handwerkslieden had den hun handen vol aan het ver dienen van genoeg geld om het veelal omvangrijke kroost te voe den en te kleden. Zij stonden er niet bij stil dat elementen uit de na tuur om hen heen wel eens voor goed verloren zouden kunnen gaan. Wie zich wel bezig hield met het vaderlandse plantenrijk had echter behoefte aan literatuur. Boeken, waarin nieuw ontdekte bloemen en planten opgezocht konden worden. Dat kon toen nog. De vreugde van het botanische gehobby was in die jaren vooral de ontdekking van nieuwe soorten. Tegenwoordig is de constatering dat een bepaalde bloem tegen de verwachting in nog niet is uitgestorven een hoogtepunt in het leven van de floraliefhebber. Voorbeeld Toch waren er een eeuw geleden mensen die er het belang van inza gen hun waarnemingen op schrift te stellen. Een zeer bekende was Jac. P. Thijsse (van de Verkade-al- bums), een ander was Hendrik Heukels, leraar aan de Rijkskweek school voor Onderwijzers in Nijme gen en een groot plantenliefhebber. Hij besefte net als Thijsse de nood zaak om kennis op de volgende ge neratie over te dragen, opdat het zo unieke Nederlandse plantenrijk niet verloren zou gaan. Een mogelijkheid daartoe kreeg hij in handen in de vorm van Otto Wünche's Schulflora von Deutsch- land. Heukels, toen 29 jaar oud, be sloot naar het model van dit boek een flora samen te stellen van de Nederlandse plantenrijkdom. „Om dat", zo vond hij, „mij dat werk toescheen en bij gebruik bleek uit te munten door kortheid en goede keuze van de in het oog vallende kenmerken en ook omdat daarin zoowel het natuurlijk stelsel als het stelsel van Linnaeus bij de determi nering gevolgd was". Linnaeus, die medicijnen en na tuurwetenschappen studeerde, pro moveerde in 1735 in Harderwijk. Hij geldt nog steeds als een van de belangrijkste plantenontdekkers van Europa en publiceerde meer malen handboeken voor de botani sche wetenschap. Zijn herbarium, brieven en bibliotheek zijn in het bezit van de Londense Linnaean Society. Geen wonder dus, dat de jonge Heukels juist vanwege de gebruikte determinologie van Linnaeus be sloot Wünche's boek als voorbeeld te nemen voor het samenstellen van een op Nederland toegesneden flora voor zijn leerlingen. Deze Schoolflora van Nederland ver scheen in 1883 bij uitgeverij Noord- hoff in Groningen en telde toen 432 pagina's. Het boek sloeg aan. Niet alleen scholieren gebruikten het om hun kennis van bloem en plant te ver rijken, ook natuurliefhebbers han teerden de flora tijdens hun om zwervingen. De respons die hij kreeg was voor Heukels reden om geregeld het boek te bewerken en zo kon het gebeuren dat bij de ze ventiende druk in 1927 deze Schoolflora al ruim achthonderd pagina's telde. Na de dood van Heukels in 1936 zette Willem Hendrik Wachter de bewerking voort. Hij was, net als Heukels, leraar en daarnaast ont wikkelde hij zich tot een weten schappelijk botanicus van naam en een uitstekend kenner van de Ne derlandse flora. Zijn wetenschappe lijke publikaties leidden in 1946 tot een officieel erkend eredoctoraat aan de Rijksuniversiteit van Lei den. De ontwikkeling van Schoolflora tot een boek van wetenschappelijke betekenis werd voortgezet door dr. Simon Jan van Ooststroom, die dit werk overnam na het overlijden van Wachter in 1946. Van Oost- stroom was wereldspecialist op het gebied van de familie Concolculae- ceae (de windefamilie). Hij over leed vorig jaar. Honderd jaar na het verschijnen van Heukels' Schoolflora is deze sleutel tot het plantenrijk nog M @38888 A-.S.7 rjx- Duizendblad, vrij algemeen in berm en beemd. steeds wetenschappelijk verant woord. Ook de nu uitgebrachte twintigste druk verdient dit predi kaat, hoewel de opzet van het boek volgens prof. dr. C. Kalkman revo lutionair is veranderd en ver nieuwd. Ondanks de korte be schrijvingen en de spaarzame in formatie die over de verschillende soorten worden verstrekt. „Dat kan men betreuren", aldus prof. Kalkman, „maar anderzijds zou het opnemen van gegevens over bestuiving, zaadverspreiding, standplaatseisen, voortplantingsge drag en variatie binnen de soort de Schoolflora een heel stuk lijviger en dus minder goed te velde han teerbaar hebben gemaakt. Bij deze „Flora" staat het determineerdoel voorop en dat is heel geen bezwaar. Men vindt met dit boek immers de naam van de plant en die naam is de sleutel tot alle literatuur over de soort die er ooit is gepubliceerd". Heel team Het is ook voor het eerst dat de be werking van Heukels' geesteskind niet ter hand is genomen door één wetenschapper, maar door een heel team van kenners. Botanici van het Rijksherbarium in Leiden, een in stituut dat doorgaans in bescheiden stilte belangrijker werk doet, heeft zich er ditmaal onder leiding van dr. Ruud van der Meijden aan gezet zonder echter het oorspronkelijke karakter van de Schoolflora c Prof. ir. Th. Quené, de voorzitter van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland hierover: „Als je mavo hebt is deze Flora uitstekend te gebruiken. Je moet wel een beetje weten hoe je met zo'n determineerboek moet omgaan, maar dan is vlot elke in Nederland voorkomende soort te rug te vinden. Het voordeel van deze Flora vind ik, dat het is toege sneden op de soorten die hier te lande voorkomen en dat het geen kopie is van een of andere buiten landse uitgave. Meestal is dat bij de zogeheten plaatsjesflora's wel het geval. Bovendien hebben die het nadeel, dat ze hooguit vijfhonderd soorten beslaan; ruim een derde van wat er aan bloemen en planten in Nederland voorkomt". Dat verklaart volgens hem ook de grote aandacht, die aan het ver schijnen van de twintigste druk is gegeven: aanbieding van het eerste exemplaar aan minister Braks van landbouw en visserij en een uitge lezen gezelschap genodigden voor die gelegenheid. Prof. Quené: „Er zijn in Nederland twee wetenschappelijk verantwoor de flora's. Die van Heimans, Hein sius en Thijsse en deze van Heu kels. De flora van Heukels is ver nieuwd in herdruk verschenen, de andere niet. En daarom deze aan dacht, zo simpel ligt het". De waarde van het in eerste aanleg voor scholieren bedoelde handboek van Heukels wordt ook onder schreven door voorzitter Gorter van de Natuurbeschermingsraad. Tijdens de bijeenkomst in 's-Grave- land zei hij daarover: „Terwijl de flora's in boekvorm dikker en uit gebreider worden zien we dat de groeiplaatsen van de daarin be schreven planten leger en schaar ser worden. Steeds mooier zijn de geïllustreerde populaire planten boeken, maar de vraag is wel of de op uitgelezen plaatsen genomen fo to's niet een vertekend beeld van de realiteit oproepen". „Alleen al omwille van de levens vreugde, die het waarnemen van de vormenrijkdom der plantenwe reld ons schenkt, mogen wij echter het vertrouwen in de toekomst niet verliezen. De natuurbescherming is paraat om alles op alles te zetten teneinde de onheilspellende ont wikkelingen te stuiten of af te rem men. En daaraan kan deze flora een bijdrage leveren, door onze kennis van de Nederlandse flora te vergroten en het onderzoek daar van te stimuleren". KLAAS SNIJDER „Flora van Nederland", auteur Heukels Van der Meijden, uit gave Wolters-Noordhoff bv, Gro ningen, prijs 59,-. Tijdens de wereldkampioen schappen sportvissen die op zaterdag 17 en zondag 18 sep tember zullen worden gehou den in het Amsterdam-Rijn kanaal nabij het Gelderse dorp Zoelen zal het Neder landse team moeten proberen of het de beker die vorig jaar bij de wereldkampioenschap pen in Noord-Ierland werd gewonnen binnen de grenzen kan houden. Vooral de Fran sen (die vorig jaar de Neder landers dicht op de hielen za ten), de Westduitsers en de Belgen komen met sterke ploegen. Er nemen 21 landen aan deze we reldkampioenschappen deel. Elk team bestaat uit vijf man. Er zullen op 17 september om 10.30 uur dus 105 aasjes te water worden gelaten. Dat wil zeggen: voor de landen- wedstrijd. De volgende dag is be stemd voor de wedstrijd der indivi- duelen. En de dag ervoor, op vrij dag 16 september dus, kunnen de deelnemers van 9 tot 12 uur trai nen aan de waterkant. Want vprnis u ni°t- vnrm vnn sportvissen is iets heel anders dan de gebruikelijke. De man die in zijn eentje ergens langs de water kant zit of stapt of ergens een roei bootje prinsheerlijk tegen een riet kraag heeft vastgelegd: deze vorm van vissen (laten we zeggen: het, „gewone" recreatieve hengelen) lijkt net zo veel op wedstrijdvissen als het maken van een autoritje door de Ardennen op de Rally van Monte Carlo. Wedstrijd vissers hebben een heel andere instelling en werken met heel andere materialen en spullen. Een grootmeester als de Italiaan Bassi die in 1976 in Bulgarije we reldkampioen is geworden, ving toen in de drie uur dat de wedstrijd duurde zeshonderd vissen ofwel drie en een derde vis(je) per mi nuut! Een minuut, dat is de tijd die een „gewone" visser soms nodig heeft om zijn aasje op te halen, te weer te water te la- Wedstrijdvissers vissen over het al gemeen ultra-licht. Ik heb groot meesters bezig gezien (zoals de oud wereldkampioen Hubert Janssen uit Limburg) die een lijn van 0,06 dikte gebruikten, aan een onvoor stelbaar licht, dun, fragiel hengeltje Een grootmeester als de Italiaan Bassi, die in 1976 in Bulgarije wereld kampioen werd, ving toen in drie uur tijd zeshonderd vissen dobbertje zo klein dat de toeschou wer geneigd zou zijn de visser een verrekijker aan te bieden. En van gen, niet te weinig! Met zo'n draad je van 0,06, dat ik en andere grof- besnaarde wezens al stuk trekken als ze het maar beetpakken, haalt zo'n man rustig vorens van een half pond binnen. Bij de wereldkampioenschappen in het Amsterdam-Rijnkanaal is heel veel toegestaan. Bijvoorbeeld: de keuze van de hengel is vrij. Vaste stok, gewone lichte werphengel, matchhengel, swingtip, alles. Idem aas: maden, deeg, muggenlarven (de zogenaamde vers-de-vase die met name in België en Zuid-Neder land zeer populair zijn), hennep zaadjes enzovoort. Idem voer: en daarvoor heeft iedere wed strijdvisser zijn eigen, zorgvuldig behoede, „geheim" recept. Maar natuurlijk is het dan ook nog heel belangrijk welke plaats aan de wa terkant men loot. De ene stek is nu eenmaal beter dan de andere. Wat dat aangaat is natuurlijk het Am sterdam-Rijnkanaal een goede keus, niet alleen omdat het een be hoorlijk visrijk water is, maar ook omdat het een kanaal met rechte, strakke oevers is en overal nage- deel nemers zo veel mogelijk eende re kansen hebben. Als het op de wedstrijddagen hard zou waaien, raken aan een dergelijk groot wa ter met name de lieden die ultra- ultra-licht vissen misschien in de problemen, maar dan nemen ze ge woon iets zwaarder materiaal. Wie aan dit soort wedstrijden deelneemt en het tot lid van een nationale ploeg brengt, heeft wel iets anders en iets meer bij zich dan een stokje uit een warenhuis en een dobbertje van een gulden. De organisatie van de wedstrijden is in handen van de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfedera ties (NVVS) en staat onder auspici ën van de internationale organisa tie, de Confédération Internationa le de la Pêche Sportive (CIPS). Er nogal ingewikkeld stelsel van klassementspunten. De vis be hoeft na de vangst dus niet te wor den gemeten (wat nogal tijdrovend zou kunnen zijn, dus schadelijk voor de vis) maar wordt in een zeer licht netje gewogen en krijgt direct de vrijheid weer. In tegenstelling tot de situatie in andere landen telt bij deze wed strijd gevangen ondermaatse vis niet mee, althans voor die soorten waarvoor een maat geldt, w^nt zo wil de Nederlandse Visserijwet het en uiteraard houdt de NVVS zich aan die wet. Het Nederlands vijftal dat de vorig jaar in Noord-Ierland gewonnen beker moet verdedigen bestaat uit de heren Piet van Gooi (39 jaar) uit Tilburg, wedstrijdvisser sinds 1976, ven, die vist sinds 1969, Nederlands kampioen werd in 1977 en al aan drie wereldkampioenschappen heeft deelgenomen, Rob Heens (39 jaar) uit IJsselstein, Nederlands kampioen in 1976 en 1978, Jelle Schrijver (37 jaar) uit Utrecht, die pas vijf jaar aan wedstrijdvissen doet maar al een keer aan een we reldkampioenschap deelnam, en Gerrit Broeren (42 jaar) uit Beugen, al 20 jaar wedstrijdvisser, Neder lands kampioen in 1965 en ook een man die al drie keer aan wereld kampioenschappen heeft deelgeno men. Bepaald een ervaren en ster ke ploeg maar zoals gezegd: ook menige ploeg uit andere lan den heeft zeer veel kennis, erva ring en techniek in huis. Natuurlijk heeft ook bij het sport wedstrijd zijn voordelen. Men kent het soort water, de problemen die de wind kan oproepen, de vissoor ten in dat water en de gewoonten van die vissoorten beter dan een vreemdeling in dit Jeruzalem. De Italianen, onder wie zéér veel ul- tra-lichtspecialisten, hebben bij voorbeeld nogal eens succes gehad met het vangen van alvers, heel kleine visjes (maximaal 15 cm) die in de bovenste waterlagen leven. Aangezien er voor de alver in Ne derland géén wettelijke minimum- maat is zou aan het Amsterdam- Rijnkanaal elke alver kunnen mee tellen Maar de Italianen zullen, denk ik, ontdekken dat de alver ter plaatse niet in grote scholen zwemt. De Britten, onder wie fantastische brasemvissers, hebben (als 't weer goed is) ook beste kansen, want een brasem, dat kan een heel beste knul zijn. Hoeveel er wordt gevangen is na tuurlijk nooit van tevoren te zeg gen. Vorig jaar in Noord-Ierland won de Nederlandse ploeg de beker met 20 klassementspunten en 6640 gram vis. Wie dat niet veel vindt bedenke, dat zo'n wedstrijd maar drie visuren lang is. De eerste dag van half elf tot half twee, de twee de dag van tien tot één. En, oh ja, wie zo onaardig zou zijn „even" de vis voor de neus der kampioenen weg te willen vangen, dient te weten dat het parcours waar zal worden gestreden van 4 tot en met 16 september voor de sportvisserij gesloten zal zijn. In de twee weekeinden vooraf gaande aan het wereldkampioen schap worden de nationale kampi oenschappen gevist. Zaterdag 3 sep tember wordt in het Voedingska naal tussen Geervliet en de Hartel- brug het Nederlands kampioen schap zoetwater individueel gehou den en een week later in het Mark- kanaal in Oosterhout het kampi oenschap voor korpsen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 15