anos Bekef fy: Karei Jansen en de strijd van de VVCS "eren, wat is het u waard? ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1983 Als afsluiting van de reeks artikelen die betrekking hadden op de dit weekeinde beginnende competitie in het betaalde voetbal aandacht voor een apart fenomeen in het métier, de bemiddelaar. Van de spelersvakbond (de VVCS, vereniging van contractspelers), die zich in alle opzichten inzet voor de belangen van de voetballers, waaronder het bemiddelen bij het onderhandelen over een contract, komt secretaris Karei Jansen aan het woord; namens de makelaars vertelt JanosBekeffy het een en ander over zijn werk. SEL In de voetbal- l®ld lijken ze onuitroei- reeel vaa^ moeilijk te defi- figuren, die steevast t vakken wanneer transacties remten worden afgesloten, dt afstellen ze zich voor als de °du.tygenwoordigers van clubs li5eFe*ers' eroP moeten som|en dat hun cliënt zo voor- i daif mogelijk de besprekin- lat eikan afronden. De enige, eaanjvie ze werkelijk het beste /hebben, zijn zijzelf. Spe- J egJJen verenigingen hebben iratedBvenwel vaak pas door, s helder ze beseffen voor een zaorlijk bedrag in de boot t^jmen te zijn. de echt grote klussen komen kantalrijke beunhazen echter hrj minder toe. Vooral topclubs zaakjes bij voorkeur op- stul^,en door een man, die te boek n als erkend voetbalmanager. Hei|EFA. de Europese voetbal- ij kent er ruim 25. Eén van hen aans60S Bekeffy. Hoewel hij sinds ie d^oorai actief is met het organi- 't ge-, van belangrijke toernooien, mafihij inmiddels de hand gehad deinl vaak grote transfers, komjitroductie: Janos Bekeffy was kt opan de ongeveer 200.000 Hon- ag l die in 1956 hun land ont- treetjtten nadat op 23 oktober de jropstand tegen het commu- rechj;he Russische regime was uk ken. Zijn aardig voetballende Beres en Todor kwam ^^^fy, die later ook nog voor in Amersfoort en het hoofd- aakj^g Blauw Wit zou uitkomen, staalt bij SC Enschede, dat het (1 met graagte contracteerde, (fy: „Het probleem was alleen toen een jaar lang niet 1 mafen spelen. Daardoor waren een gegeven moment meer 'uiktinachtclub dan op het voetbal- fraaie vinden. Je kwam uit een ?rame wereld, kende de waarde heeriet geld niet en de grote vrij- ■r geleek niet goed voor ons". ui| ik, ,^1 moeilijk fdéeldoorn, waar jonge Honga- venWesteuropese talen konden m, leerde Bekeffy de landge- :ennen, die anno 1983 met r meien vier kinderen een gezin aal „Toen hebben we het heel vastfijk gehad", herinnert Bekeffy hdiu, tegen de achtergrond van ooMeisel-stadion en het Atomium itossel. „Toen we trouwden was iet zitien en een half jaar en zaten issereiden op de filmacademie. Ik ngen een studiebeurs, zij een hal- i hef die tijd hebben we meer frie- stolfcgeten dan twee Nederlandse :elfdtgenissen bij elkaar. We leef- mdero een zolderkamertje, ons eer- netejind ging met ons mee naar m: i|, die kleine stond dan in de e opjin de kamer van de directrice. hejristen ook dat we nooit op ie- tje a konden rekenen. Ondanks •landwas het toch een mooie tijd, stofijheid was het waard, die be lt heel veel voor mij". hiaal a*gestuc*eerd, als filmre- nejr, vond hij even werk, bij de wenF. „Niet voor lang, want het vTjJde erg slecht. Mijn vrouw v -kjende op een dag als fotomodel meer dan ik in een maand. Ik ben later ook nog model geweest, maar dat vond ik niet leuk". Bij toeval rolde hij in Brussel de voetballerij weer binnen. „We kwamen daar door het werk van mijn vrouw en het beviel ons daar zo goed dat we er gebleven zijn. In Brussel leerde ik ene Molenaar kennen, ooit trainer van Willem II en Besiktas in Turkije en inmiddels bejaard. Als zestigjarige kwam hij hier en vroeg mij voor hem als tolk op te treden. Ik had toen nog hele maal, niet in mijn hoofd om mana ger te worden. Tot we bij een club kwamen, die zei geen trainer, maar spelers nodig te hebben. We heb ben toen twee Turken gestuurd en één ervan was zo goed, dat hij ge plaatst kon worden. Zo is het in 1969 allemaal begonnen. Ik zag al gauw in dat er met dit werk geld te verdienen viel. maar dan moet je wel met grote namen werken. Die brengen minder het gevaar mee, dat ze later kunnen zeggen dat je een club iets slechts hebt aange smeerd". Dankbaar Janos Bekeffy erkent grif, dat hij dankbaar geprofiteerd heeft van wat hij noemt „de grote Hollandse tijd". Hij had bijvoorbeeld een be langrijk aandeel in de transfer van Wim Suurbier naar Schalke '04, van Johnny Dusbaba, Ruud Geels en Arie Haan naar het Brusselse Anderlecht, een van de grote clubs die dankbaar van zijn diensten ge bruik maakt en van Gerrie Miih- ren (Sevilla), Johnny Rep (Valen cia) en Johnny Metgod (Real Ma drid) naar Spanje. Bekeffy meldt desgevraagd nog nooit zijn hand te hebben opgehou den voor zijn bemiddeling. „Ik doe alles in opdracht van de club, nooit voor een speler, want die is van na ture ondankbaar. De opdrachtgever weet of ik een goede zaak kan doen en wat het hem waard is als mijn missiè slaagt. Als het op afrekenen aankomt, stel ik daarom altijd de zelfde vraag: „Heren, wat is het u waard"? Dat heeft nog nooit pro blemen gegeven. Je moet altijd met beide benen op de grond blijven staan, mag nooit een zakkenvuller zijn. De manager moet zichzelf nut tig maken, bewijzen dat de club met hem verdient. Na elke zaak moet je kunnen vertellen, dat het weer is gelukt. Voor mij is dat iets gemakkelijker dan voor vele ande ren, natuurlijk, omdat ze mij ken nen. Maar niet voor niets proberen elk jaar tientallen mensen vergeefs als manager te gaan werken. Spe lers verkopen is gemakkelijk, maar het vertrouwen krijgen van een club, daar gaat het om. Daarom moet je eerlijk zijn, steeds met iets nieuws komen, verschrikkelijk goed weten wat er gaande is, er precies van op de hoogte zijn welk type speler bij zo'n club past. Dat kost heel veel tijd en moeite. Daar om vind ik ook elke transfer weer een wonder". Voldoening „Bij mijzelf voel ik een zekere vol doening als een speler, die ik heb aanbevolen, inderdaad voldoet. En die is zeer groot als hij zeer goed is. Want een voetballer is voor mij in de eerste plaats een mens, die fami lie heeft. Daarom was ik heel blij dat Arie Haan destijds bij Ander lecht slaagde. Hij was op zijn vijf en twintigste afgeschreven door Hans Kraay, die het ook niet in Johnny Rep en Gerrie Mühren zag zitten". Hetgeen de Hongaar tot de pittige uitspraak verleidt: „Niet de mana gers, die zo vaak met een scheef oog worden aangekeken, zijn een noodzakelijk kwaad in de voetbal lerij, maar de trainers. Met goed materiaal kan iedereen werken". Aldus de man, die onlangs Frank Arnesen bij Anderlecht onder bracht, nadat Ajax de getalenteerde Deen niet meer wenste in te lijven, hoewel Bekeffy aanvankelijk op dracht had hem vanuit Valencia te rug naar Amsterdam te brengen. „Jammer voor Ajax", stelt hij nuchter vast, „dat het geen risico aandurfde, omdat Frank gebles seerd is geweest. Ajax, dat zijn kwaliteiten toch het best kent, durfde niet, Anderlecht wel omdat het weet dat hij een goede voetbal ler is. Medisch gezien is er geen probleem- Met Arnesen kun je trouwens overal aankomen, want hij is gewoon een grote". Ook vergist Janos Bekeffy, vijftig inmiddels, geeft grif toe zich ook wel eens in bepaalde spelers vergist te hebben. Zoals in Attila Ladinsky, toen de Hongaar naar Anderlecht verhuis de. „Niet zo zeer vanwege' zijn voetbalcapaciteiten, maar om de mens. Hij was een zeerover, die niet wist wat de club in ruil voor veel geld van hem mocht verwach ten". Of in Jesper Olsen, de bij Ajax tot een vedette uitgegroeide vlo. „Toen we hem als jeugdspeler bekeken, was hij technisch fantas tisch, maar in onze ogen niet snel genoeg. We hebben toen echter niet de Olsen gezien, die ons gean nonceerd was en die hij nu is. Een kanjer". De zaak die hem recentelijk de meest forse kater bezorgde, was echter de kolderieke vertoning tus sen Real Madrid en FC Twente, die erin slaagden door het onderlinge touwtrekken over de prijs de Span jaard Manuel Sanchez Torres tot op de dag van vandaag van de voet balvelden te weren. Janos Bekeffy: „Dat was een enor me teleurstelling. Vooral van de kant van Real, maar toch ook van Twente. Blijkbaar vergeten de mensen, als het eenmaal zover is, waar het werkelijk om gaat. Dat is in de eerste plaats het individu. Die Spaanse familie had voor altijd ge lukkig kunnen zijn, wanneer de transfer was doorgegaan. Ze had den de zaak kunnen afsluiten op 350.000 dollar, maar dat vond me neer Fransen (voorzitter van FC Twente; red.) niet genoeg. En dat, terwijl de speler zelf de club nooit geld heeft gekost. Daarom ben ik ook voorstander van maximum prijzen voor spelers, voor wie de club zelf geen transferbedrag heeft betaald. Weken later is Fransen weliswaar akkoord gegaan met de 300.000 die Real aanvankelijk al wilde betalen, maar dat is onbe langrijk. Ik ben geen groot zaken man, maar heb in de loop der jaren bepaalde dingen wel geleerd. Vaak terugkomen op een zaak is heel on verstandig". WILLEM PFEIFFER, DEN HAAG Bij het af scheid kan Karei Jansen het toch niet laten. „Zorg je er voor dat er een beetje aardige foto bij het verhaal komt", op pert hij voorzichtig, terwijl hij met de linkerhand een grijze lok in het haar terugduwt. Op de opmerking dat hij toch wel wat ijdel is knikt de topman van de VVCS bevestigend. „Ja", geeft hij toe, „dat denk ik ook wel. Maar het is zó vaak gebeurd dat er een heel slechte foto van mij bij een stuk stond. Vandaar". De ijdelheid van Karei Jansen ging zelfs ooit eens zó ver dat hij sport redacties van de nodige periodie ken een hoogst persoonlijk door hoffotograaf Max Koot vervaardigd conterfeitsel toezond met het ver zoek alle in het archief aanwezig fotomateriaal te vernietigen en voortaan het door hem toegestuur de portret bij publikaties te gebrui ken. „Ja", geeft Jansen nu toe. „dat ging misschien wat ver". Karei Jansen (57 inmiddels) is on danks zijn net iets te ver gaande hang naar uiterlijkheid een inne mende figuur, die zijn tevreden heid over wat hij maatschappelijk heeft bereikt niet onder stoelen of banken steekt. In het vele uren vergende vraaggesprek komt hij te vens naar voren als iemand die weliswaar de barricaden niet schuwt, maar zich ook nogal eens gekrenkt voelt door al of niet ver meende onterechte oppositie. Zo laat hij bijvoorbeeld weten dat het hem de afgelopen 22 jaar ver scheidene keren behoorlijk pijn heeft gedaan als de door hem opge richte spelersvakbond VVCS weer eens werd afgeschilderd als een iet wat dubieus familiebedrijf. Dat naast pogingen om de doelstellin gen na te streven tevens moest functioneren als podium waarop Karei Jansen zelf naar persoonlijke triomfen moest worden geleid, met als oogmerk de landelijke bekend heid van de voetbalvoorman te vergroten. De gekrenktheid blijkt ook uit de wijze waarop Jansen zijn publieke optreden in het nieuwe sectiebestuur betaald voetbal er vaart. Als hij zittend achter de be stuurstafel, vertelt hij, de zaal in kijkt constateert hij geregeld een naar zijn gevoel bijna openlijke af keer van in de zaal zittende clubbe stuurderen. Karei Jansen noemt de wereld, waarin hij zich als vakbondsman nu al ruim twintig jaar beweegt een jungle, waarin de zakkenvul lers legio zijn. Maar waar je van een voorvechter voor de belangen van de spelers een door de wol ge verfde, zijn gevoelens volledig mas kerende bestuurder zou verwach ten blijken er in het pantser van de Hagenaar nogal wat zwakke plek ken te zitten. Wellicht heeft dat iets te maken met het feit dat hij zich als autodidact heeft opgewerkt van captain van het toentertijd in de subtop van het Nederlandse voetbal acterende VIOS tot aan voerder van de voetbal vakbond. En dat heeft, zo geeft Jansen grif toe wel de nodige tijd gekost. „We zijn in 1961 tot de oprichting van de VVCS overgegaan", diept hij op uit zijn geheugen. „Maar je vond in het begin specialisten, op juridisch en sociaal gebied, tegenover je. Om je met hen enigzins op voet van ge lijkheid te kunnen bewegen diende er wel de nodige studie te worden verricht en een spreekvaardig- heidscursus te worden gevold. Voor ik me helemaal thuis voelde in het métier duurde het toch wel een jaar of tien". Klein stapje Dat wil zeggen nog tot na zijn defi nitieve keuze voor de VVCS in 1968, waarvan hij secretaris werd, in plaats van een dagtaak te heb ben als werknemer van Philips in Den Haag op de afdeling planning en organisatie en een job als voet baltrainer bij het Pijswijkse RVC in combinatie mét in de avonduren het vakbondswerk. „Dat bleek sa men niet meer te doen", vertelt de na tien jaar bij RVC gestopte Jan sen, die er aan toevoegt dat hij de toch ietwat onzekere stap durfde te maken op grond van een bepaald financieel verwachtingspatroon en een voor toen klein stapje vooruit. „Maar die prognose bleek wat te optimistisch, er is nooit voldoende geld beschikbaar gekomen om dit kantoor uit te breiden met enige krachten van buiten. Sterker nog, we hebben zelfs in de loop der ja ren bepaalde taken, die we aanvan kelijk graag er bij hadden geno men, moeten afstoten. Daarom ook is de VVCS nooit verder gekomen dan te werken met de mensen die er nu zitten". Waarmee Karei Jansen zichzelf, zijn sedert de oprichting van de VVCS met de boekhouding belaste echtgenote en zijn sinds kort inge schakelde zoon Rob bedoelt. Van wie de laatste is voorbestemd om te zijner tijd zijn positie van betaalde secretaris van de VVCS over te ne men en die inmiddels al een jaar doende is zich in te werken in de materie. Het is die naar zeggen van Jansen om puur financiële redenen noodzakelijke familie-organisatie, die bij tegenstanders in de .jungle" nog wel eens kritiek opriep. Kri tiek die vaak was gericht op de fi nanciële huishouding van de spe lersvakbond. Winstoogmerk Wanneer dat thema ter sprake komt verheft de tot dan rustig pra tende Karei Jansen toch enigszins zijn stem. „De VVCS heeft zich tot doel gesteld een zo goed mogelijke service aan zijn leden te geven zon der winstoogmerk. De voetballers betalen contributies die uiteenlopen van minimaal 150 gulden tot maxi maal 350 gulden. Daar verlenen wij bemiddeling voor zonder ook maar iets in rekening te brengen. In te genstelling tot de zakkenvullers, die er bij zijn gebaat dat er omzet, dus veel transfers, zijn. Wij streven geen omzet na. Juist die zakken vullers probeerden ons vaak in dis krediet te brengen. Na enkele van die verdachtmakingen werd er in het gezin over gepraat en wel eens gesproken over de mogelijkheid het bijltje er bij neer te gooien. Maar zo ver is het nooit gekomen, vooral niet omdat we dan precies zouden hebben gedaan wat die du bieuze figuren wilden. Ik heb in middels al honderden spelers bege leid en er nooit een gulden aan verdiend. Zal ik ook nooit doen, want dat richt zich later als een boemerang tegen je. De organisatie graad is nu 95 procent, toch geen slecht aantal". „De enige gevallen waarin we wor den betaald zijn die. waarbij spelers worden bijgestaan die onderhande len met een buitenlandse club en er reizen naar andere landen moeten worden gemaakt. Zoals bijvoor beeld met Johnnie Metgod en Real Madrid en Arnold Mühren en Ips wich Town. Verder krijgen we af en toe wel eens een donatie, maar die is nooit groter geweest dan 1.000 gulden. Hans van Breukelen heeft na onze bemiddeling bij zijn overgang naar Nottingham Forest vijfhonderd gulden als donatie overgemaakt". Geen vetpot Het is volgens Karei Jansen dus geen vetpot bij de VVCS en dat is mede een gevolg van het feit dat de overheid ondanks de teruggelopen economie en het door de vakbonds man verfoeide (bezuinigings)beleid nog steeds behoorlijke subsidiebe dragen aan andere organisaties geeft, maar de VVCS wordt gepas seerd. „Daarom hebben we bijvoor beeld onze activiteiten voor de paardesport moeten staken. We hadden er geen mankracht voor. Ook onze betrokkenheid bij de profwielrennerij zal op korte ter mijn daardoor waarschijnlijk ten einde lopen. Maar het kan niet an ders. Er is hier voldoende werk (en Jansen wijst op een forse stapel rapporten in het VVCS-kantoor, waar zijn vrouw en zoon Rob vrij wel voortdurend met de telefoon in de weer zijn) om zeker vijf arbeids plaatsen te scheppen. Maar als er geen geld voor is houdt het op. De overheid zou creatiever moeten zijn in zijn werkgelegenheidsbeleid. Wat er nu gebeurt, alleen maar be zuinigen, daar kan ik me niet zo erg in vinden". Bofkont Karei Jansen, die vertelt dat hij zich aanvankelijk maatschappelijk v had willen ontplooien in de auto mobielbranche en daarna gespeeld heeft met de gedachte technisch te kenen als broodwinning te kiezen, noemt zichzelf een bofkont. „Wat ik heb is een uniek vak. Ik had vroeger graag advocaat willen wor den. Daar is niets van gekomen. Maar wat ik nu doe geeft me ook veel voldoening. Je moet als vak bondsman bepaalde ideële uit gangspunten hebben, anders is dit niet vol te houden. Daarom kan ik er op zich geen bezwaar tegen heb ben als ze de VVCS een familiebe drijf noemen. Maar vaak werd het met een negatieve ondertoon ge zegd. Dat stak wel eens. Maar ei genlijk spreekt alles vóór zo'n con structie, want nergens anders dan in een familiezaak bestaat een gro tere bereidheid om tegen een rela tief magere vergoeding zo veel uren in het werk te steken. Dat is een groot voordeel, zeker in deze tijd, want er is niemand die voor zó weinig geld zó veel werk wil doen". Sectiebestuur Anderhalf jaar geleden maakte Ka- rel Jansen zijn opwachting in het sectiebestuur betaald voetbal, toen nog onder leiding van de enige maanden geleden door zwart-geld- geruchten in opspraak geraakte Eric Vilé. Die stap heeft menigeen nogal bevreemd. Jansen weet dat, maar heeft een verklaring voor zijn beslissing. „Het was bepaald niet mijn ambitie, maar pure noodzaak. Als vakbeweging opereer je, om het in voetbaltermen te zeggen, al tijd vanuit de achterste vier, waar door je slechts zeer weinig moge lijkheden krijgt om te scoren. Als je een keer succes hebt moet je on middellijk terug. Door zitting te ne men in het sectiebestuur, wat ik al leen heb gedaan onder de conditie dat de VVCS er niet onder zou mo gen lijden, zijn we in staat in de voorste rij mee te doen". Waarop Jansen met klem ontkent dar het gaan zitten in het sectiebe stuur ook maar iets heeft te maken met glamour, attractie van buiten landse tripjes, publiciteit en derge lijke. „Het is een hondebaan", zegt Jansen zelfs. „Er is veel tegenwer king, vooral in het menselijke ver keer. Dat komt mede doordat er in het bestuur sprake is van vijf FBO'ers (vertegenwoordigers van clubs; red.) en twee vakbondsrepre sentanten. Als je het vanuit een po sitieve gedachte benadert zijn we partners - zo zouden de FBO'ers dat ook eens moeten gaan zien. Maar het is zoals Van der Louw het heeft gezegd: we zijn tot elkaar veroordeeld. Ik blijf in dat bestuur zitten zo lang ik het gevoel heb goed te kunnen functioneren. Maar tot dusver is er onvoldoende res pect voor elkaar. Je hoort mij dus niet zeggen dat dit bestuur het be ter doet dan het vorige". Moeilijke positie In de algemene vergadering be taald voetbal van afgelopen maan dag (15 augustus) bleek overigens de moeilijke positie van Karei Jan sen in het sectiebestuur. Terwijl spelers onder leiding van Spartaan Van Gaal een nog verder gaande humanisering bepleitten van het transfersysteem en Jansens zoon Rob als souffleur optrad voor de voetballers conformeerde Jansen zelf zich achter de bestuurstafel met de voorstellen van het bestuur. Dat, zo liet voorzitter Van der Louw weten, was unaniem in zijn standpunt dat een zo ver gaande wijziging van het transfersysteem de continuïteit van het betaalde voetbal in gevaar zou brengen. „Het functioneren in dat bestuur is moeilijk, erg moeilijk", herhaalt Karei Jansen „Het is een honde baan. De FBO'ers in het bestuur zouden ons eindelijk eens niet meer als tegenpartij moeten zien". Jansen ontzenuwt nogmaals de ge ruchten als 'zou hij mede door gla mour gedreven in het KNVB-colle- ge zijn gaan zitten door te zeggen dat hij vanaf zijn aantreden slechts een drietal trips heeft meegemaakt, 1 Londen, Sevilla en Wales. Onlangs is hij in het sectiebestuur belast met de technische kant van vrijwel alle vertegenwoordigende elftallen, een klus waarmee hij samen met vice- voorzitter Hogewoning is belast. „Ik zit niet zo op die reisjes te wachten", vertelt Jansen. „Ande ren, zoals Van der Kroft, Kruijs- veldt en Van Praag waren er tuk op, maar voor mij hoeft het niet zo nodig. Ik probeer mijn werk hier zo goed mogelijk te doen. Dat is voor mij belangrijk". „Vorig jaar heb ik een koninklijke onderscheiding gekregen. Dan hoor je anderen zeggen op grond waar van zoiets je wordt uitgereikt, wat ie allemaal hebt gedaan. En dan be kruipt je toch een gevoel van grote voldoening. En het is natuurlijk ook niet niets wat we hebben be reikt: de meest vergaande inspraak ter wereld van voetballers in het beleid van de bond en de voor later unieke belastingregeling voor spe lers tijdens hun carrière (een fonds waarin nu al tegen de dertig mil joen gulden zit), kortom we hebben wel iets gepresteerd in ruim twin tig jaar. Maar de strijd gaat door". FRANK WERKMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 15