„Zuid-Korea lijkt
sprekend op Nederland
van vlak na de
Tweede Wereldoorlog'
&l 2- fr
L
„DUITENDIEF" HANNO RIEDLIN:
Swingtip
en
voer-
katapult
SEOEL Gevangen in een
kantoorkolos schuin tegen
over het Centraal Station van
Seoel volgt Hanno W. E. Ried-
lin nauwlettend de onstuit
baar lijkende opmars van
Zuid-Korea, dat via ambitieu
ze vijfjarenplannen van zijn
strenge heersers met zeven
mijlslaarzen de economische
achterstand op buurman Ja
pan probeert in te halen.„Als
je de prognoses onder ogen
krijgt", ventileert hij achter
zijn kloeke managersbureau
in het Koreaanse filiaal van
de Algemene Bank Neder
land, „is je eerste gedachte:
dat redden ze nooit; de heren
zitten nou echt uit verveling
maar wat met cijfertjes te
goochelen.
Maar een jaar later blijkt waarach
tig, dat het toch gelukt is en dat ze
het zoveelste Wirtschaftswunder
uit de hoge hoed hebben getoverd".
Riedlin heeft dat mondje Germaans
met opzet door de conversatie ge
mengd. Want volgens zijn waarne
mingen zijn er overduidelijke pa
rallellen tussen de razendsnelle
economische groei van West-Duits-
land na de Tweede Wereldoorlog
en de tomeloze expansiedrift van
de Zuid-Koreanen die, met wat zij
vel trots hun „georganiseerd mira
kel" noemen, hopen te bereiken,
dat zij rond 1990 erfvijand en
schoolvoorbeeld Japan op alle fron
ten evenaren.
Wat die vergelijking met West-
Duitsland betreft: ook het Kore
aanse schiereiland is sinds 1953 ver
deeld in een communistisch en een
kapitalistisch blok. En aan beide
kanten van de 38e breedtegraad
leeft een volk, dat voor zijn lessen
in democratie niet kan teruggrijpen
op een illustere traditie. Integen
deel: dictatuur en willekeur hebben
de Koreaanse geschiedenis in de
loop der eeuwen even hardhandig
gestuurd als de Westduitse.
Een overeenkomst die ook gelijk in
het oog springt is die van de ijzeren
discipline en de hoge arbeidsmoraal
van zowel de Zuid-Koreanen als
van de Oost- en West-Duitsers,
waardoor het mogelijk werd om
murw gebeukte landen in een ver
bijsterend korte periode weer op te
bouwen tot welvarende staten.
Laagje vernis
„Toch", waarschuwt Riedlin, „moet
je niet de fout maken óm de Zuid-
Koreanen te vergelijken met Prui
sen. Dat gaat voor de Japanners
wel op. Zij hebben zo'n zelfde dun
laagje vernis over hun civilisatie
gesmeerd dat je ook aantreft bij de
doorsnee Feldwebel of Obergefrei-
ter oude stijl. De Zuid-Koreaan is
echter totaal anders. Hij is directer,
feller en heeft er geen enkele
moeite mee om te pas en te onpas
zijn hevige emoties te tonen".
„Dat merk je heel duidelijk, als ze
betrokken zijn bij een auto-onge
luk. Dat hoeft dan niet eens een to-
tal-loss te zijn. Want ook bij de ge
ringste blikschade gaan ze al onbe
kommerd met elkaar op de vuist.
Als je daar getuige van bent, denk
je toch eerder aan Zuid-Spanjaar
den dan aan Pruisen".
„Wat de Zuid-Koreaan weer wel
met de Pruis gemeen heeft is zijn
bikkelharde opstelling tegenover
zichzelf en tegenover anderen. Hij
is zonder meer bereid om grote of
fers te brengen voor wat hij als zijn
ideaal beschouwt. Honderdduizend
doden accepteert hij bijvoorbeeld
moeiteloos, als daarmee de eer van
zijn land kan worden gered. En
even gemakkelijk gaat hij voor
twee of drie jaar in het Midden-
Oosten werken en laat hij vrouw
en kinderen in Korea achter. Die
hoge prijs is hij bereid te betalen
omdat hij daarmee zijn gezin een
betere toekomst kan garanderen".
Schoon schip
Als professionele „duitendief" van
35 heeft Riedlin de Tweede We
reldoorlog weliswaar niet meege
maakt, maar toch is hij van me
ning, dat Zuid-Korea anno 1983 in
KLEINE KRONIEK
VAN ZUID-KOREA
DOOR
LEO THURING
FOTO LINKS: De dans met de
trommel is een typisch stukje au
thentieke Koreaanse folklore. In een
opzwepend beatritme ranselen de
danseressen de enorme glazen
trommels.
FOTO ONDER: Het is wel even zoe
ken, maar de speurtocht wordt dan
ook vorstelijk beloond met een ro
mantisch doorkijkje op het Kyong-
hoeru-paviljoen op het terrein van
het oude Kyongbok-paleis in Seoel,
dat door moderne stedebouwkundi
gen is weggefrommeld tussen de
wolkenkrabbers.
menig opzicht lijkt op Nederland in
de jaren tussen 1945 en 1960. „Ik
ben er niet bij geweest", geeft hij
toe, „maar uit de verhalen van oog
getuigen weet ik, dat ons land in
die periode op dezelfde wijze
schoon schip heeft gemaakt als mo
menteel in Zuid-Korea gebeurt.
Ook bij ons kon toen alles, niets
was onmogelijk en iedere Neder
lander was bereid zich rot te wer
ken voor een beter leven".
„Iets dergelijks vindt nog steeds
plaats in Zuid-Korea, waar zes da
gen per week in hoog tempo ge
ploeterd wordt.. Als er overgewerkt
moet worden hoeft de chef niet te
bidden en te smeken. Vergeet dat
maar: iedereen, van hoog tot laag,
is meteen bereid nog wat extra
uren in de fabriek of op kantoor
door te jassen. Je merkt dat trou
wens ook tijdens het dagelijkse
spitsuur. In Nederland, heb ik be
grepen, vindt dat plaats tussen pak
weg acht uur en half tien. En dan
's avonds nog eens van vijf tot zes.
Maar hier in Seoel begint het spits
uur al 's morgens rond de klok van
zes. En dat herhaalt zich 's avonds
tussen acht en negen".
De Koreaanse volksziel begint
Riedlin ondertussen langzaam
maar zeker te doorgronden.
„Maar", geeft hij ruiterlijk toe, „ik
ben er nog steeds niet helemaal
achter wat de Koreaan nu werke
lijk bezig houdt. Dat zal te maken
hebben met de geheimzinnige oos
terse filosofie, die de doorsnee Ne
derlander, dus ook mij, volkomen
vreemd is".
„Je moet er als Europeaan bijvoor
beeld danig aan wennen, dat in het
gedachtenleven van de Koreaan
geen plaats is voor een direct „ja"
en een direct „nee". In een gesprek
zal hij een verzoek van je dan ook
nooit meteen afwijzen of inwilli
gen, maar eerst omzichtig verpak
ken in volzinnen, die in jouw ogen
volstrekt overbodig zijn. Waarom
zegt hij nou niet, waar het op
staat?, denk je vaak. Maar zo mag
je in Korea niet redeneren. Voor de
Koreaan ziin de vele kleuren grijs
nu eenmaal belangrijker dan zwart
en wit. En met onze westerse be
toogtrant, die recht op het doel af
gaat en die wij daarom logisch vin
den, heeft hij dus niets op. Dat gaat
zijn denkvermogen royaal te bo
ven. Want hij is immers gewend
om stap voor stap zijn aap uit de
mouw te laten komen. En om de
ander zo lang mogelijk in spanning
te houden, legt hij voortdurend
rookgordijnen van abstracties,
waardoor je tot het laatste moment
in het duister blijft tasten".
„Maar diezelfde ondoorgrondelijke
Koreaan, met wie je zojuist nog
eindeloos lang rondom de hete brij
hebt gelopen, kan het volgende
moment weer uitgelaten zijn als
een klein kind. Ook dat is namelijk
een trekje van hem. Hij is dol op
slapstick en lacht zich een bult, als
Duidelijke seizoenen
Een opmerkelijk volk kortom, dat
zich mag verheugen in de toegewij
de aandacht van Riedlin, die zich
wonderwel thuis voelt aan gene zij
de van de aardbol, waar hij zijn
kostbare tijd met kunst- en vlieg
werk verdeelt tussen zijn middel
grote kantoor met een omzet van
50 miljoen dollar per jaar en zijn
vierkamerwoning in een buiten
wijk van Seoel, waar hij voor een
maandhuur van 10.000 gulden met
zijn vrouw en zijn drie kinderen
Michel, Petra en Caroline voortdu
rend aarzelt tussen de Koreaanse
levensstijl en de vertrouwde Hol
landse kneuterigheid, die hij in zijn
ouderlijk huis in Rotterdam zo ho
gelijk heeft leren waarderen.
„Het plezierige van Zuid-Korea",
legt hij uit, „zijn de duidelijke sei
zoenen. Je bent hier weliswaar in
het Verre Oosten, maar op deze
breedtegraad leef je goddank toch
niet twaalf maanden per jaar in
een snikhete oven. Die foute ver
onderstelling is de soldaten van het
Nederlandse VN-bataljon in 1950
dan ook lelijk opgebroken. Die ver
keerden in de veronderstelling, dat
ze naar een land gingen, dat te ver
gelijken was met Indonesië. Daar
om hadden ze uitsluitend korte
broeken en dunne bloesjes in hun
koffers gestopt. Met die schamele
outfit werden ze gelijk na aan
komst in Pusan geconfronteerd met
twintig graden vorst en metershoge
sneeuwbergen".
„Mij hadden ze wel van tevoren in
gelicht en ik wist dus, wat me te
wachten stond. En ik moet zeggen,
dat het Koreaanse klimaat me voor
honderd procent is meegevallen.
De zomers zijn droog en heet en in
de wintermaanden daalt het kwik
moeiteloos tot twintig, dertig gra
den onder nul. Maar ook die tem
peratuur blijft aangenaam, omdat
het vrijwel nooit waait. Je kunt
daarom zonder bezwaar schitteren
de tochten maken over stijfbevro-
ren meren en door witte, maagde
lijke heuvellandschappen. Op de ri
vieren zie je dan jong en oud op
houten schaatsen zwieren en op
priksleden voortglijden. Dat is net
een oud-Nederlands winterland
schap, zoals ik het me herinner van
een dierbaar schilderij in mijn ou
derlijk huis".
Vliegende haast
„Je moet in Zuid-Korea trouwens
toch de natuur in om nog iets van
de oude cultuur terug te vinden.
Want de steden en dorpen zijn tus
sen 1950 en 1953 met de grond gelijk
gemaakt en daarna weer in vlie
gende haast recht-toe recht-aan
met de allergoedkoopste materialen
Hanno Riedlin: „Als je met succes
je produkt wilt pousseren, moet je
weloverwogen te werk gaan".
opgebouwd".
„Helaas geldt dat ook voor Seoel.
Op oude foto's herken je nog duide
lijk een oosterse stad met tempels
en schitterende paleizen. Maar
voorzover die overblijfselen uit de
oude tijd niet in vlammen zijn op
gegaan, staan ze nu weggefrom
meld en zo goed als onzichtbaar
tussen de foeilelijke wolkenkrab
bers".
„Gelukkig kun je het oude Chosan,
het land van de serene ochtend,
nog steeds ontdekken. Maar dan
moet je wel de achtbaanswegen af
en de bergen opzoeken. In de lente
zijn de hellingen daar bezaaid met
bloeiende heesters, kersenbloesem
en de zachtpaarse wilde azalea, die
de trotse, nationale bloem van
Zuid-Korea is. Als je later, in de
herfst, nog eens terugkomt lijkt het
of de bomen in brand staan en de
velden door een collectief van
kunstschilders is verrast met het
diepe geel van de rijpe rijst en het
purperrood van de gedroogde pe
pers. Als je daarbij bedenkt, dat die
honderdduizenden bomen niet ou
der zijn dan twintig, dertig jaar,
krijg je nog meer bewondering
voor de moed van de Zuid-Korea
nen, die met een massale krachts
inspanning toch maar kans hebben
gezien van hun vernielde en ver
brande land opnieuw een paradijsje
op aarde te maken".
De kansen voor Nederlandse ex
porteurs in Korea zijn volgens
Riedlin al even duidelijk afgeba
kend als de vier seizoenen in dit
land. „Als je hier met succes je pro
dukt wilt pousseren", is zijn me-
Om nog iets van het stokoude Cho
san. het land van de serene och
tend, te kunnen terugvinden, moef
je van de achtbaanswegen af en hef
kronkelpad langs de heuvels volt]
gen. Vanzelf kom je dan bij ee||
oude tempel die, piëteitvol geresl
taureerd, de glorie van het antiek^
Korea symboliseert.
ning, „moet je weloverwogen tdjd
werk gaan. Als ontwikkelingsland j,
probeert de Zuidkoreaanse regej
ring namelijk met allerlei beper'.1}
kende maatregelen de import var11^
buitenlandse goederen af te remten
men. Van dat standpunt wordt aLste
leen afgeweken, als je een produ&ge
maakt, dat zij zelf niet of nog nialgj
kunnen fabriceren. Specialisten
krijgen met veel inspanning somFn
een voet tussen de deur. En dai{ 1*
nog alleen op voorwaarde, dat eika:
wordt samengewerkt met Koreaanivie
se bedrijven".
„Op die manier heeft Philips bij
voorbeeld kans gezien in Seoel een
fabriek voor medische apparateifv*
van de grond te krijgen. Als heflee
maar om zaken gaat, waarvoor zdorl
zelf de know how niet in huis hebjme
ben, zijn ze met tegenzin echt wel
bereid om je binnen te laten". [je
„Dat het op die manier best kantal:
lukken bewijzen Nederlandse fir] m
ma's als Lips, Akzo, Sigma Coatinghu
en de Borsumij, die stuk voor stulLn
al jaren vanuit Korea opereren". [ais
„Sinds kort geldt dat ook voor HeiijEF
neken, die een samenwerking is^e
aangegaan met een Koreaans&os
brouwerij, waar nu in licensie dfyoo:
hoppige pils uit Holland wordt gei V£
maakt. En met eclatant succes, mag hij
gezegd worden. Als je nu het klein|
ste kroegje van Seoel binnenkomen:
dat overigens sprekend lijkt opan
een uitgewoonde fietsenstalling d
word je verwelkomd met de kreetje:
„Heineken, sir?". (rop
„Kijk, dat noem ik nu met rechfche
ouderwets zaken doen". jker
LEO THURINQis
%y.
Mag een stem uit het grijze
verleden even spreken tot u,
hengelaar uit 1983? De stem is
die van baron von Ehren-
kreutz, een Pruis, die 140 jaar
geleden een boekje over het
hengelen schreef, dat door
een naarstig doch anoniem
Nederlander werd vertaald
onder de titel: „De liefhebber
van het hengelen".
Welnu, aldus vangt hij aan ons te
vermanen: „Er bestaat geen ver
maak, dat met minder kosten ge
paard gaat en daarbij tevens meer
voordeel oplevert, dan het hengel-
vermaak. Dat geldt echter alleen
dan, wanneer men de kunst van
het hengelen verstaat. De meesten
evenwel gelooven, dat het reeds
voldoende is, een regenwurm aan
den haak te slaan, en op de eerste
de beste plaats in het water te wer
pen, om te kunnen hengelen. Van
het toeval hangt het alsdan af, of
een visch in de nabijheid is en in
het aas bijt. Zulke hengelaars hoort
men meestal over eene ongelukki
ge vangst klagen, en altijd is het
een of ander toeval, of zijn het de
bijkomende omstandigheden en te
genspoeden, waaraan zij de schuld
willen geven; maar zij beseffen niet
dat hunne eigene onbedrevenheid,
hunne onkunde de hoofdoorzaak
dezer ongelukkige vangst is".
Gekheid op een stokje: de oude ba
ron had nog het grootste gelijk van
de vismarkt ook. Nog nooit heb ik
iemand inclusief mezelf na
een visdag zonder of met ultra-ma
gere vangst horen zeggen: „Tja,
maar ik heb me aan 't water dan
ook gedragen als een oen".
Daar komt bij dat heel veel henge
laars net als andere mensen
trouwens naar hun aard conser
vatief zijn. Wie ooit op een bepaal
de stek goed heeft gevangen blijft
in die stek geloven, ook al zat hij er
daarna keer op keer voor joker. En
het aantal lieden dat bereid is te
experimenteren met andere aas
soorten, met nieuwe vormen van
kunstaas, met nieuwe typen hen
gels, noem maar op, is zeer gering.
Oudere hengelaars herinneren zich
stellig wel het eindeloze, zeg maar
gemeier, uit de jaren vijftig toen
het vissen met kunstaas op snoek
en baars in Nederland aan een o, zo
aarzelende en trage opmars begon.
„Dure en onnodige grappenmake
rij, waar je misschien in Engeland
en Ierland op de forel succes mee
hebt, maar in een Nederlandse pol
der? Toe nou
En met de werphengel en een
schuifdobber op brasem vissen of
op snoekbaars, dat in de jaren zes
tig opkwam: „Laat me niet la
chen Totdat, traag, steeds
meer mensen het lachen verging
als zij zagen welke buit de experi-
menteerders met die nieuwe spul
len behaalden. Die oude Pruisische
baron had gelijk, toen al.
„Het hengelen is niet zoo gemakke
lijk als het zich oppervlakkig laat
aanzien; het is eene wetenschap,
eene kunst, waartoe, om haar met
goed gevolg te beoefenen en in de
praktijk te brengen, kennis en
voorbereiding vereischt wordt".
Sinds kort is er weer iets nieuws en
artiesten, die met grote virtuositeit een voerkatapult gebruiken
weer breken de debatten los. Uit
Groot-Brittannië is de swingtiphen-
gel overgewaaid, een hengel waar
mee je op grote afstand zeer licht
kunt vissen met een uitgekiende
beetregistratie. Om het wat ver-
groofd uit te leggen: de dobber zit
nu op je hengeltop.
Een swingtip is een lichte hengel
waar op de plaats van het topoogje
een schroefdraad is vervaardigd. In
die schroefdraad draai je de swing-
tip, een van soepel, buigzaam plas
tic vervaardigd ding dat er bij aan
koop uitziet als een verkreukelde
hoofdletter J. Er zitten drie oogjes
aan. Montage: de lijn doodgewoon
door hengeloogjes en swingtipoog-
jes. Een schuifloodje erop. (Zeer
goed voldoen die loodjes met inge
goten warteltje, ze heten Arlesey-
bomb en zijn in zowat alle gewich
ten te koop; heb er altijd een stel
van tussen 3 en 25 gram bij u.)
Daaraan warteltje. Daaraan een on
derlijntje van zeg 40 cm, niet ver
zwaren, haakje erop. Werpen en als
het loodje de bodem heeft bereikt,
langzaam strak draaien totdat die
swingtip een hoek van 45 graden
met de hengeltop maakt. U moet
natuurlijk wel weten waar het aas
ligt, want daar moet u ook uw
voertje zetten. Wie met een dobber
tje vist weet precies waar zijn voer
tje moet belanden, wie met de
swingtip vist, heeft wat oefening
nodig. (Er zijn zelfs artiesten, met
name onder de Britten, die met
grote virtuositeit een „voerkata
pult" gebruiken; met die katapult
krijgen zij het voer ik heb het
herhaaldelijk met stomme ver- en
bewondering gezien op 30, 40
meter van de oever feilloos op de
goede plek. Daar zitten honderden
uren oefening in, denk ik.)
Wat is het voordeel van de swing-
tiphengel?
Wel: vissen op voorn en brasem en
bliek op 30, 40 meter van de
kanten met een feilloze beetre
gistratie, die zich aan je voeten af
speelt. Niet turen naar dat pennetje
dat op golfjes danst of door zonne-
schittering slecht waarneembaar is,
of net op de grens van schaduw en
licht staat. Nee: kijken naar een
swingtip die, bij een aanbeet, uit
die stand van 45 graden hetzij ge
strekt wordt (als de vis met het aas
van de kant weg zwemt), hetzij
gaat hangen (als de vis met het aaL^
naar u toe komt). De hengel staau
uiteraard in een steun. jj
Lichte tikhangen! fy.
Jawel: hangen. Niet altijd natuurre
lijk, maar ik heb nu een aantal malen
len zeer consequent met de swingP e
tip geëxperimenteerd. Ik gebruikti
er de Kunnan voor, een zeer fraai
afgewerkte, heel lichte (160 gram
carbonhengel van 3.20 m, een heer}
lijk stokje uit Zuid-Korea, hier
importeerd door Lankhorst uu
Sneek. Een aantal dagen heb ik, ifr
hetzelfde water (het mooie en zeehj
wel onderhouden water van de Nuj^
mansdorpse Hengelaarsverenigin^®
in de Hoeksche Waard) op dezelfdèelc
wijze gevist: een uur met mijn verWe
trouwde vaste stok, dan een uufen
met de Kunnan swingtip, weer eeikei
uur met de vaste, weer een uur
de swingtip. Steeds hetzelfde
dat wil zeggen als ik met de vastjijk
stok maden nam, nam ik die ht
volgende uur met de swingtip o<
Conclusie: het aantal keren dat
beet kreeg ontliep elkander niet
veel, maarhet aantal mis's<
aan de swingtip was veel geringei
te weten zestig procent v,
aantal missers met de vast
En het werpen op steeds dezelfdj
plaats had ik redelijk gauw ondi
de knie (maar verder dan 20 me
ben ik nog niet gegaan). Kortom:
voorspel die swingtip een goede
mars, enne inmiddels is
vanouds bekende debat waaratje
aan de gang: „Niks voor Nederlandwa
die dingen, geef mij de vaste sto£jh<
Net als in de jaren vijftig met h^r"
kunstaas. Dat het pleit tri
óók heeft gewonnen.
A. C. W. VAN DER VE