ERARD NI JBOER 2 „Elke onregelmatigheid in mijn leven kan fataal zijn" 1ROOTSTE NEDERLANDSE TROEF IN HELSINKI ft ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1983 FELTE HELSINKI geef Gerard Nijboer bij de •eld kampioenschappen er kans op een medaille mijzelf", aldus Rob Drup- Deze opmerking geeft schien het best weer hoe ders de kansen van een at- beoordelen, die sinds zijn •opese titel van vorig jaar Athene op de deceptie van terdam na geen marathon er gelopen heeft. En toch rdt Nijboer door het aan wende 800 meter-talent ippers, wie door velen al positie op het erepodium iïelsinki wordt toegedacht, ie favorietenrol gedrongen ivijl er op deze aardbol vele itallen lopers zijn die op de :oenranglijst een hogere itie innemen dan deze 27- ge maatschappelijk werker het Drentse Uf feite. Op tns conto dit jaar slechts i schamele 2 uur 25 minu- en 3 seconden staat, te wij- aan de martelgang in de 'enstad. ard Nijboer heeft echter de e zich op een haast unieke ma- te kunnen voorbereiden op titelgevecht, zoals hij dat ook plan is te doen in de aanloop r de Olympische Spelen in Los [eles. Waar zijn Nederlandse ri- I Cor Vriend zeker vijf mara- ns per jaar nodig heeft om de k barre trainingsarbeid te kun- opbrengen, loopt de met veel der kwaliteiten gezegende Nij- r er hoogstens twee per seizoen de afgelopen drie jaar hebben ierd dat zijn voor marathonlo- 5 vrij forse torso niet meer kan dragen. het succesjaar 1980 met de we- dtijd van 2.09.01 in Amsterdam het olympisch zilver in Moskou ghet een jaar later bergafwaarts t teleurstellingen in New York Tokio, gevolgd döor een hoogst nerkelijke wederopstanding in Athene '82, waar de KNAU hem terecht het voordeel van de twijfel gaf door niet de vereiste limiettijd te stellen om zodoende zijn herstel na een eindeloos lijkende blessure- periode te kunnen bespoedigen. „Ik wil niet dezelfde fouten maken als na Moskou het geval was", sprak Nijboer destijds in de Friese hoofd stad. En hij trok zich inderdaad in alle stilte met zijn vriendin Carry op de Drentse heide terug. Toch kwam zijn hele planning in gevaar toen hij na een 30 kilometer lopen in Tokio, waar een test om een heel snelle eerste tien kilometer te lopen op niets uitliep, eerst last kreeg van de knie en tijdens de topmarathon van Rotterdam, waar wereldcory feeën als de Australiër Robert de Castella en de haast onverslaanbaar geachte Amerikaan Alberto Salazar aan het vertrek verschenen, pro blemen ondervond met de hem- strings in zijn linkerbovenbeen. Nijboer voltooide de ruim 42 kilo meter op pure wilskracht louter ten faveure van het publiek dat hem ondanks alles hartstochtelijk bleef toejuichen. Anonimiteit Een paar weken lang bracht Nij boer in alle anonimiteit door. Een periode, die hij benutte om uitvoe rig navraag te doen over de aard van zijn blessure en natuurlijk om zich uitgebreid te laten behandelen. Eerst op het Sport Medisch Advies Centrum in Meppel en later ook op het Sport Centrum Papendal. Daar sprak de fysio-therapeut Peter Holtkamp de gedenkwaardige woorden dat hij tijdens de behan deling van Nijboer bijna zijn vin gers brak bij het masseren van de veelbesproken hemstrings. „Nee", stelt Gerard dan ook vast, „echt lenig zal ik nooit worden en het is ook moeilijk vast te stellen hoe hard ik kan trainen zonder pijn te voelen. Zodra ik ook wat voel begin ik aan mezelf te twijfe len. Ik weet ook dat elke onregel matigheid in je leven voor iemand die topatletiek bedrijft fataal kan zijn. Je zag het aan de darmklach ten in Moskou, die voedselvergifti ging tijdens de vliegreis naar Athe ne en nu weer die verkoudheid vlak na de dertig kilometer van Dordrecht. In Helsinki kan je iets dergelijks overkomen, hoewel daar de omstandigheden, ook het kli maat, in mijn voordeel lijken te werken". Het is tekenend voor de perfectio nist Nijboer, dat hij net als voor Athene, toen hij een jaar eerder op kosten van de KNAU met zijn vriendin op vakantie mocht naar het land van bouzouki en sirtaki enige maanden geleden ook samen met bondscoach Wim Verhoorn op stap ging naar Helsinki, waar hij het heuvelachtige parcours als pit tig maar niet als onoverkomelijk inschatte. Een on-Nederlands tra ject, maar Nijboer zocht net als vo rig jaar weer de Holterberg op, een van de weinige bulten in ons kik kerlandje, niet ver van zijn ouder lijk huis in Raalte, om de klimme- tjes straks in Finland de baas te kunnen. De Finse media hadden trouwens lucht gekregen van de Elannen van Nijboer en wachtten em reeds bij aankomst op. Waarna hij samen met Finlands hoop Toi- vola trainingskilometers maakte. Bij terugkeer wachtte hem de har de realiteit dat zijn vorm nog te wensen overliet, maar dat was be wust ingecalculeerd. Laatste test Via stratenlopen werkte hij aan zijn conditie om zich in Dordrecht tijdens een landenwedstrijd gewil lig aan een laatste test te onderwer pen. Evenals dat een jaar geleden in het Italiaanse Brescia gebeurde onder Athene-achtige omstandig heden, liep de robuuste import- Drentenaar alle concurrenten naar huis. Weliswaar mopperde hij over een lichte inzinking in de laatste vijf kilometer, maar daar stond te genover dat hij in de slotfase al geen tegenstand van betekenis meer had ondervonden. De reeds vermelde verkoudheid leek zijn voorbereiding in gevaar te bren gen, omdat hij juist in de julimaand hard had willen trainen, maar een laatste vormtest temidden van de uitlaatgassen van allerhande race vehikels op het circuit van Zand- voort wees niettemin uit dat Nij boer optimaal geprepareerd blijkt. En dat hadden velen na het echèc van Rotterdam niet verwacht. „Ach", merkt Gerard op, „feitelijk kwam die marathon te vroeg voor mij. Ik had liever willen wachten, maar het was voor mij ook een unieke gelegenheid om me in eigen land met de absolute top te kunnen meten. Met de hemstrings is alles in orde. De intensieve behandelin gen, gemiddeld driemaal per week, hebben me goed gedaan. Boven dien kan ik in Drenthe op haast ideale wijze trainen. Urenlang lo pen zonder een sterveling të ont moeten. Waar tref je dat nog in ons land? Ik kies bewust die schelpen paden voor fietsers als mijn domein uit, afgewisseld door stukjes mul zandterrein". „Hup Gerard" Nijboer vervolgt met: „En de men sen reageren hier heel nuchter. Ook bij wedstrijden hoor, want ik loop hier jaarlijks in Dwingelo en dan hoor je mijn vriendin „Hup Gerard" roepen, maar dan heb je de aanmoedigingen wel bijna ge had. De omgeving leert me ook een aantal zaken te relativeren. Ik weet dat ik in mijn privéleven een aan tal concessies heb moeten doen om dit leven van een topatleet te kun nen leiden. Daar heb ik destijds voor gekozen en dan aanvaard je de consequenties, maar moeilijk is het af en toe wel". „Aan de andere kant kan een sportloopbaan in één klap voorbij zijn. Heel letterlijk gesproken zelfs als je met je auto tegen een boom knalt. Daarom ben ik zo blij met die baan als maatschappelijk wer ker in de geriatrie. Dan bezoek je bejaarden, die helemaal geen weet hebben van je achtergronden als sportman. En dat geeft toch een heel fijn gevoel. Daar ligt per slot van rekening mijn toekomst en niet in de sport, want wie heeft er straks nog oog voor een versleten Nijboer. Niemand toch?" Dat neemt niet weg dat Gerard Nij boer ook in zijn sportcarrière reke ning heeft gehouden en zal blijven houden met anderen. Hoewel hij blind blijft varen op de koers, die bijvoorbeeld zijn persoonlijke trai ner Arend Karenbeld voor hem uitstippelt, gaat hij ook voor bonds coach Wim Verhoorn door het vuur. Niet vanwege diens opvattin gen over de training maar door zijn begeleiding, vooral in organisato risch opzicht. Minder hecht Daarom betreurt Nijboer het ook dat de contacten tussen de leden van de marathonselectie veel min der hecht zijn geworden. Een en ander kwam onlangs in de publici teit door het bedanken van Jacques Valentin voor Helsinki, maar ook door het overstappen van enkele baanatleten naar de marathonselec tie, die veel meer individueel wa ren ingesteld. Weinig behoefte had den aan onderling contact, wat door Nijboer en ook door de andere geroutineerde lopers wel op prijs werd gesteld. Hoewel hij weigert om zich daarover concreet uit te la ten, is het te merken dat het hem steekt als sommige collega's zich ongefundeerd over hem of over Wim Verhoorn uitlaten, omdat hij de noodzaak daarvan totaal niet in ziet. De inmiddels door een blessu re uitgeschakelde Cor Lambregts gaf na zijn succesmarathon van Rotterdam een aantal gepeperde opmerkingen ten beste, die in het marathonkamp niet zo goed wer den ontvangen. Die wrijvingen sterken hem wel in de overtuiging dat je in de topsport bijna geen vriendendiensten kunt leveren. Ook niet in de vaak ama teuristische atletieksport, die hij echter prefereert boven sport die terwille van een goed belegde boterham wordt bedreven. „Maar voor het wielrennen wil ik echter een uitzondering maken. Wat die knapen voor hun vak over hebben grenst aan het ongelooflijke. Dat stukje mentaliteit, dat knokken voor hun brood. Ja", verzucht hij, „dat zijn echt de arbeiders in de sport". HES LAGRAND DEN HAAG Volgens een onlangs gepubliceerd Docu- mentatierapport (nr. 25) van de Directie van de Visserijen van het ministerie van land bouw en visserij telde ons land in het visseizoen 1980/1981 1.270.000 sportvis sers. Daarnaast zijn er nog zo'n honderdduizend sportvis sers die alleen in zee en de kustwateren vissen. Het rapport, opgesteld door de Wa- geningse doctoraal-student J. J. A. Bongers, had twee doelen. Het eer ste betrof het verkrijgen van een recent beeld van de Nederlandse sportvisser en zijn activiteiten. Het tweede het vergelijken van deze gegevens met een soortgelijk on derzoek uit 1972/1973. Het onder zoek, waarvoor het NIPO in 1980/'8l een enquête hield, biedt het volgende beeld van de Neder landse sportvissers, ouder dan 15 jaar: de gemiddelde leeftijd is 41 jaar; 18 procent is jonger dan 25 jaar, 64 procent jonger dan 45; zeventig procent behoort tot een gezin met drie of meer personen; 78 procent heeft een opleiding op mavo-niveau of lager. twaalf procent studeert, 63 pro cent werkt, 25 procent werkt niet (meer). van de gezinnen waartoe de vis sers behoren bedraagt het gemid delde inkomen 31.000 gulden. Net als bij het voorgaande onder zoek kan volgens Bongers ook nu weer de conclusie worden getrok ken dat de sportvissers niet tot een bepaalde sociaal-economische cate gorie van de bevolking horen. Van de sportvissers woonde 57 procent in gemeenten met minder dan 50.000 inwoners. Veertien procent woont in het Noorden, 28 in het Oosten, 44 in het Westen en 14 in het Zuiden. Vergelijking met de to tale Nederlandse bevolking leert dat de vissers in het Noorden over- en in het Zuiden ondervertegen woordigd zijn. Het algehele beeld toonde op één uitzondering na geen verschil tussen vissers met docu ment (visakte of bijdragebewijs) en vissers zonder, de zwartvissers. Al leen in het Noorden ligt de verhou ding zwartvissers/documenthou- ders met 1 op 33 veel lager dan in de rest van het land waar het 1 op 5 a 7 is. Elf procent vrouwen In het seizoen 1980/'81 (1 juni -15 maart) zochten de sportvissers, van wie elf procent vrouwen, gemid deld dertig keer de waterkant op. Met de leeftijd nam het aantal be zoeken toe. Een kleine zestig pro cent bezocht het watar na school of het werk. Twee derde bleek in meer dan een viswater te vissen. De gemiddelde afstand tot het meest bezochte viswater bedroeg tien kilometer. Sportvissers uit gro tere gemeenten leggen gemiddeld grotere afstanden af; dat geldt eveneens voor collega's uit het Noorden. Meest beviste sportvis is de (blank)voorn (door 34 procent van de vissers). Aal/paling trok ne gentien procent en brasem vijftien. Van de sportvissers vist dertien procent voornamelijk vanuit een boot. Verkassen, het opzoeken van een andere stek, bijvoorbeeld als de vangst tegenvalt of de wind veran dert, doen drie op de tien henge laars. In 59 procent ging de sport visser niet alléén op stap, maar in gezelschap van familie of anderen. Ruim een vijfde van de onder vraagden gaf te kennen niet meer in een bepaald viswater te vissen wegens bijvoorbeeld verontreini ging, de ontoegankelijkheid of overlast van andere recreanten. Ongeveer 470 sportvissers (44 pro cent) bleken lid te zijn van ten minste één hengelsportvereniging. Negen op de tien sportvissers ble ken in het bezit van hengel(s) voor vissen in het binnenwater (zeehen- gels 28 procent). Laarzen en schep net scoorden 69 procent, leefnet 68, de visstoel 60 en de viskoffer 62. Tien procent zei een visboot te heb ben. De sportvissers besteedden volgens berekeningen van Bongers in het onderzochte seizoen gezamenlijk ongeveer voor honderd miljoen gulden aan hengelsportartikelen. Gemiddeld werd er 90 gulden be steed, maar de verschillen zijn erg groot gezien het feit dat 20 procent geen cent besteedde en veertig pro cent minder dan vijftig gulden. Twee procent gaf voor hengelsport- artikelen (dus zonder bijvoorbeeld vergunningen of hengelsportbla den) meer dan 750 gulden uit. Aantal gelijk Vergelijking van de gegevens van het jongste onderzoek met die van het onderzoek in het seizoen 1972/'73 wijst volgens Bongers uit dat het aantal sportvissers ongeveer gelijk is gebleven, maar dat het aantal zwartvissers sterk is afgeno men ten gunste van het aantal do cumenthouders. In het eerste on derzoek waren er 400.000 zwartvis sers en 760.000 documenthouders tegen respectievelijk 150.000 en 920.000 in het tweede. De afname kan mogelijk worden verklaard door de gewijzigde ver koop (via postkantoren) en de bete re voorlichting, aldus Bongers. Het aantal vrouwelijke sportvissers steeg van 50.000 a 100.000 tot 100.000 a 150.000. Het aantal oudere vissers nam toe, zonder dat daar overigens een directe verklaring voor te geven is. Onder de jongeren steeg het zwartvissen. Het oplei dingsniveau van de sportvissers lag bij het tweede onderzoek bedui dend hoger dan bij het eerste. On der de mannen was er relatief ge zien een sterke stijging van werklo ze sportvissers. Het aantal keren dat werd gevist daalde gemiddeld nauwelijks (van 33 naar 30), maar liet uitgesplitst enkele flinke wijzi gingen zien. Documenthouders gin gen van 43 naar 33 keer, terwijl scholieren en studenten hun gang naar het viswater halveerden (van 52 naar 26). De daling d?ed zich overigens nauwelijks in het Noor den voor. De gemiddelde afstand naar het viswater ging terug van 12,5 naar tien kilometer. Sinds 1972 blijkt het vissen op andere soorten (karper, zeelt, snoekbaars, snoek, forel) dan (blank)voorn, aal/paling en brasem, te zijn toegenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 19