e Duizenden zeggen jaarlijks: „Ik begin voor mezelf" ZATERDAG 18 JUNI 1983 'olgende week daéonderdag wordt in het iternationaal 'erscentrum Nieuwspoort Den Haag het boek an Succesvol voor jezelf eginnen; praktische regwijzer voor de kleine ndernemer" (uitgeverij iega in Amsterdam) ten Joop gehouden. Zes jteurs. experts op hun akgebied, geven de eginnende ondernemer ji dit boek inzicht in de iridische, financiële, dministratieve, kosten- n opbrengstproblemen. Verslaggever Piet noeren had over het aan en komen van C/edrijven een gesprek met ndré Beck van net ferbond van Nederlandse ndernemers, die de n aliening is toegedaan dat og een groot aantal Nederlanders op het vlak an ondernemen over logelijkheden beschikt ie momenteel nog ibenut blijven. Zijn K varing met beginnende y idernemers: „Ze durven I sico te nemen. Ze gaan >or wanneer een ander 'haakt. Ze zien gaten 6f raar een ander ze niet doi et". J HAAG „Drieënder- uizend bedrijven zullen den weggevaagd als het linigen doorgaat", meldt !OSautoVadio onderweg naar interview. Joop, is er nog om met een zorgelij- 9Twoot te spreken toen die ens het Simplisties Ver- i de studio's bewaakte. en waarachtig is er hoop", »t hoofd regionale zaken André van het Verbond van Neder zet se Ondernemingen balvaardig ig. „Ik denk dat zo'n cijfer de negatieve uitwerking weer- jtgelt van het saneringsproces >as zich op het. ogenblik voltrekt. Staat tegenover dat vele duizen- Nederlanders steeds weer op- jw iets aanpakken. Mensen die feat zijn in de ww of wwv te lo- kan[die niet langer willen afwach- eufdie zeggen: ik ga er tegenaan. ?er bemoedigend verschijnsel, .k. Laten we daar vooral het '.OOht op leggen wanneer we de ige situatie beoordelen", jlfduizend nieuwe onderne- komen er jaarlijks in Ne- ind bij. Dat wil Beek bena- t zien. Het gegeven is belang- omdat 50 procent van alle e arbeidsplaatsen door star- bedrijven wordt aangeleverd, heeft.dit ontdekt bij een groot- fpse studie van bijna zes mil- ondernemingen in Amerika, de uitkomsten van het onder blijken onverkort op de Ne- mdse economie toepasbaar. De ende ondernemer moet vanuit wetenschap tot een vitaal Utuig van het ^ociaal-econo- i beleid worden gerekend, kleinschalige activiteit (amper èger jaren zat er langs het 14dfr van de Soestdijksekade 5 vo en Haag in die tijd een ru,k tkels rijk viswater des >rtokfids vaak een niet meer echtpaar te vissen. Roer en zwijgend. Naar 't rd des dichters leken het ge, ie zielen, gloeiend aaneen- leed". Thuis het was in W1| iuurt bekend vochten x>rd ekaar 't kot uit. zoals Bra- d driers zeggen, maar aan de ouwïrkant was het alles pais nsd^ree. iet u hengelen konden ze. ocnlisten vooral op aal. Paling, zo- latie ;d. En daar waren ze pikeurs )-19(e hadden lange, voor die tijd, ie bamboestokken (de carbon- 1 els van tien en meer meters ,b0I P. n°g n>et uitgevonden, ik k van ruim vijftig jaar terug, ïefden bijna allen uit een smal- urs en wie toen gezegd zou én, dat er nog eens hengels meer dan duizend pieterman- op de markt zouden komen. Kans op eenzame verpleging den gemaakt) en aan die hengel en ze een snoer gebonden van erke groene Japanse zijde. Ze met een lange opslag (dat be lt dat er tussen de dobber en jengeltop meer dan anderhalve r snoer zat) en dat is nodig een flinke aal kan na de aan- ver weg lopen. Ze hadden aan hoer langstelige, scherpe, dun- aken. tegenwoordig zouden ze 'n: een Blue Aberdeen en dat lerdaad een uitstekende haak bet vissen op aal. De dobber afgesteld, dat ie op stand elf tegen het wateroppervlakte de, want ze visten met liggen- 'ak, dat wil zeggen het aas stijf het grondje. Aas: een stukje 1 haring. -y eb die mensen, als ik, een jo- nog. langs die Soestdijksekade "\i 1 zat te vaneen, veel dikke aal vooral met het reukorgaan aast. Overigens zie ik niet in waarom, zo-'n rubby-dubby niet eveneens firima diensten zou bewijzen aan ieden, die op de binnenwateren in een bootje op aal gaan. Het is maar een idee. zelf heb ik het nog nooit toegepast. Enneals u niet van experimenten houdt, nou, dan doet u het gewoon niet, zo eenvoudig is dat toch? De beste uitrusting voor het bin nenwater om op aal te vissen? Een niet te korte werphengel met een nogal stugge top, bijvoorbeeld een achtvoets Pateke Morton, een lich te molen met maximaal 24-00 erop, een scherpe haak (een betere dan de Blue Aberdeen, die ik al noem de zou ik echt niet weten) en een schuifdobber, met niet te korte pen. Lood de pen zo uit dat zeker een centimeter van de punt boven wa ter blijft staan, meer dus dan bij het witvissen. Vist u in het donker, laat dan de dobber weg, monteer een licht schuifloodje en vis op gevoel, 't Is het beste de hengel in de hand te houden, maar als u de top met lichtgevende verf insmeert en in het bezit bent van zo'n handige voorhoofdslamp afgekeken van de mijnwerers dan kunt u best nu en dan twee handen vrij heb ben. al was het maar om een „nachtelijke bete broods" tot u te nemen, want ook dat moet door gaan. Als u in de buitenwateren langs strand en dijken dus op aal vist is er niet anders nodig dan die doodgewone strandhengel, als er geen stenen liggen een 28-00 of 30- 00 lijn, een paternoster als voor schar, drie haken dus, en al naar gelang de stroom 50 tot 125 gram lood. Kleine aal wil de zaak nogal eens in de war trekken; u moet dus na de aanbeet snel draaien. Vist u met afhouders en met name met die lange Kwikly's dan is de kans daarop geringer. Voor het zoute water vind ik een stukje za ger het beste aas voor paling. A. C. W. van der VET worden, stichtinkjes, regiementjes. Met alle competentiekwesties en bureaucratie van dien. Wij zeggen: je moet de mensen niet met te veel procedures aan hun kop zeuren; je moet heel praktisch vanuit het on dernemerschap te werk gaan. Klantgericht denken. Actie. Dat dient voorop te staan. De structu ren komen daarna wel". Het bedrijfsleven is, net als alle le ven. onderhevig aan natuurlijke processen, betoogt Beek. „Onderne mingen worden geboren, maken een jeugd door, kennen volwassen heid en sterven weer af. Ze zijn niet statisch, maar organisch. Deze waarheid is in het verleden mis kend. Zie toch hoe geweldig alle maal, juichte men in de jaren zestig en zeventig. Alles kan. Maah waar het vandaan was gekomen, hoe het zich ontwikkeld had, dat realiseer de men zich niet. Het is net als bij de jongeren van vandaag. Mensen die de oorlog hebben meegemaakt, weten wat schaarste is. Jongeren daarentegen verwachten dat er wa ter uit de kraan komt en daarmee uit. Ze staan niet stil bij het hoe. Dat verklaart de negatieve houding tegenover ondernemers in tijden dat het slecht gaat. Men heeft geen oog voor het natuurlijke proces van opkomst en neergang". Regulering Een organisch proces. Het eeuwige getij van sterven en geboren wor den. Wil dat op gang kunnen blij ven, dan dient er ruim baan voor geboorten te zijn. „Het is me een zorg wie wat doet", preciseert Beek. „Als het maar gebeurt. Dat versta ik onder klantgericht wer ken. Wat is de vraag bij startende ondernemers? Hoe houd ik de drempels laag? Hoe geef ik ze de ruimte? Natuurlijk gebeurt dat alle maal niet op eilandjes. We zitten in een maatschappij. Regulering is on ontkoombaar. Prima dus dat er vestigingseisen worden gesteld, fi nanciële eisen. Maar een structure ring van de dienstverlening- aan beginnende bedrijven volgens het Engelse model zoals dat in Tilburg op tafel ligt, is te star. Er bestaat toch al geen land ter wereld met zoveel clubjes als wij. Het is bijna een grondhouding geworden. We zijn nu bezig met het opzetten van zogenaamde coa's: een afkorting van contactcentra onderwijs-ar- beidsmarkt. Er moet er een komen in elke provincie. De overheid vindt ze belangrijk genoeg om er geld voor over te hebben. Maar als je weet hoeveel tijd en centen er al in zijn gestoken waar moet het bureau komen; hoe wordt de rechtspositie? als je zoveel ener gie verspild ziet worden aan dingen die niets met de zaak te maken hebben, dan zeg ik: zö moet het niet". Dat de overlappingen zelfs bij de hulpverlening aan startende onder nemers remmend of belemmerend werken, bestrijdt Beek. „Het ter rein is zo groot dat er voor iedereen een heleboel te doen blijft. Als ik alleen al naar onze eigen informa tiedagen kijk. Vierhonderd belang stellenden in Zwolle. Vijfhonderd in Leiden. Geweldig. En het wordt nog geweldiger als je ziet hoeveel mensen er vervolgens daadwerke lijk hier op het spreekuur komen Alleen na Leiden al honderd. Werk genoeg aan de winkel. Ondertussen overwegen we wel om zo snel mo gelijk na de zomer al die tien of meer dienstverlenende instellingen eens bij elkaar te halen zodat ze kennis kunnen maken met elkaar en kunnen inventariseren wat ze zoal te bieden hebben" ..Gisteren was ik nog bij {le Stich ting Stimulans in Den Bosch! Ken de ik helemaal niet. Het zijn van oorsprong paters kapucijnen die een centje over hebben gehouden waarmee ze nu iets willen doen om de werkloosheid te bestrijden. Kijk: wanneer wij stuiten op een begin nende ondernemer met behoefte aan kapitaal, dan kunnen we hem misschien verwijzen naar Stimu lans. Maar daarvoor is nodig dat je elkaar eerst kent, dat je elkaar als dienstverleners weet te vinden". Ontnuchtering En beide benen moeten op de grond blijven. „Wij rekenen het ook tot onze taak mensen te ont nuchteren", zegt Beek, de keerzijde van de medaille open en bloot. „Wij zien het als onze plicht men sen af te brengen van plannen die volgens ons geen levensvatbaar heid hebben Heel essentieel. Ik schat dat wel zeventig procent van de plannen die we krijgen voorge legd. eenvoudig niet kunnen. „Ik wilde graag een boetiekje in vrije- tijdskleding beginnen, want ik heb zo'n aardig pandje gezien". Zonder zich af te vragen of er misschien al een dergelijke zaak in de buurt ge vestigd is. Dat soort plannen. Fit ness-centra, ook heel gewild. Jets in de sfeer van.de horeca. Vage idee- en. Daarnaast op zich heel gezonde plannen waarbij een detail ver keerd is ingeschat zodat je als vak man vrij zeker kunt zeggen: dit gaat de mist in. Zulke mensen moet je behoeden voor een debacle. Al was het alleen om het gezin dat er achter zit". uit het water zien sleuren, letterlijk sleuren. Na de aanbeet ging de dob ber langzaam schuin naar omlaag. Ze lieten dat een heel tijdje gaan en dan. ineens, met één wijde, slome, maar tegelijk doortastende haal ging de hengel omhoog en werd de aal op de kant geslingerd. Geen drillen van de vis of zo, ben je mal, aan dat dikke snoer kon je trou wens wel een piano optakelen. Naast zich hadden ze een bak met zand staan; in een mum was de aal daarin onthaakt. Waarom vingen ze bijna altijd aal als ze gingen? Wat was het ge heim van hun succes? In de eerste plaats: éls ze gingen, zei ik. Ze gin gen „op de aal'heeft de nurkse man me een keer gemelijk verteld, op lauwe avonden met zuidwesten wind en dreiging van regen, liever nog onweer. In de tweede plaats: ze visten zeer geconcentreerd, de ogen lieten de dobber zelden los. In de derde plaats: hun spullen waren in orde. Ja, voor die tijdmaar in het binnenwater is hun viswijze nog altijd toepasbaar, al geeft vis sen op aal met een werphengel van pak-weg 22-00 nylon de hengelaar aanmerkelijk meer sport dan dat vroeger werken met groene zijde en een zwieperd van heb-ik-jou- daar. Maar ik denk dat het échte geheim in hun stekkie lag. Ze zaten altijd krek op dezelfde plaats; daar moet wel een geul of zo hebben gelopen. Paling trekt langs bepaalde routes, vraag dat maar aan beroepsvissers, zij weten hoe nauw het steekt waar een fuik wordt gezet, dat komt vaak op een metertje aan. 't Is nu hét seizoen om een avond „op de aal" te gaan' tot een eindje in oktober geeft dat goede kansen. Aal is een vis die bijna in alle bin nenwateren voorkomt en die ook langs strand en dijken (maar dan alleen met een werphengel natuur lijk) prima te vangen is. Een grilli ge vis. je weet van tevoren nooit écht of ze „lopen", dat wil zeggen op aas uitgaan. De meeste aal heb ik gevangen rondom het scheme ruur, zowel des avonds als des och tends. Maar ook overdag, zeker als het donker, wat ruig weer is, met een bui op komst, wil aal het wgl doen. Dat Haagse stel aasde met een stukje zoute haring. Dat is inder daad fraai aas, maar er zijn meer beste mogelijkheden: een klein dood voorntje, een blokje oude kaas. een dikke dauwworm, een reepje gesneden uit de zilveren buik van een verse makreel (ook voor het binnenwater hoor). In de Friese wateren wordt nogal eens aal gevangen door snoekbaarsvis sers, die een kleine spiering als aas hebben. En wie met de made bezig is op brasem of voorn, kan best ook eens door een aal worden, verrast. Alleseters zijn het, met overigens een voorkeur voor kuit. De beste kans op echt grote aal heeft men met een vers dood voorntje. Polsdikke aal Ja, dat vind ik zo'n schitterende kreet. Neemt u nu maar van mij aan dat een aal van een ons of zes een beste is en die is bij lange na nog niet „polsdik". Ja zeker, een babypolsje, maar daar hadden we het niet over. Mannetjesalen wor den zo'n halve meter lang, wijfjes kunnen groeien tot de lengte van een meter, maar zulke loebassen zijn in onze wateren zeldzaam. Muus en Dahlström geven in hun uitstekende „Zoetwatervissengids" als maximum gewicht op 3,5 kg. Het Nederlandse record voor een in zee gevangen paling staat sinds 12 juni 1979 op naam van de heer B. van Poorten uit Nieuw-Namen in Zeeuws-Vlaanderen: die ving toen een kwababer van 106 centi meter lang en 2.260 grammen zwaar. Dat was een „buitenaal", eentje uit het zoute water dus. Ove rigens: er is maar één soort paling hoor; de „buitenpaling" is aal die op de trek is. Kan men een voertje zetten voor aal? Haast niemand doet het maar het kan wel. Voor het binnenwater: balletjes maken van maaszand waar doorheen royaal geronnen bloed van rund of varken is ge daan. Als u niet toevallig slager bent of in een abattoir werkt, is daar natuurlijk niet zo gemakkelijk aan te komen, maar bloedworst kan ook. heel fijn gemaakt. En ik hoor dat een paar handen van het allergoedkoopste gehakt door het maaszand gewerkt, ook succes kan opleveren. In het buitenwater is voeren moei lijk vanwege de stroom, maar wie uit een bootje vist kan een „rubby- dubby" nemen. Wat dat nou weer is? In Ierland lokken zeehengelaars de vis (haaien vooral) door een ju ten zak of een oud stuk net, gevuld met gaarne sterk riekend vi safval aan een touw te laten vieren naast de boot, tot op de bodem. In de stroom vormt zich een reuk- spoor en aal is een der vissen die STERFTE EN GEBOORTE, HET VERGETEN PROCES BIJ HET BEDRIJFSLEVEN vier arbeidsplaatsen gemiddeld per beginnend bedrijf) zorgt voor een aanzienlijk maatschappelijk effect. De schuurschijf van de sanering heeft pijnlijk bloot gelegd dat groot niet langer synoniem is met econo mische kracht en zekerheid, zoals in de voorbije vette jaren gulzig werd aangenomen. Het inzicht breekt baan dat de kenmerken van het kleine bedrijf - wendbaarheid en slagvaardigheid, eenvoudige communicatielijnen, weinig franje, menselijke werkverhoudingen - te genwoordig minstens zo belangrijk zijn. Prikkels Het gesprek met André Beek gaat over de actie „Word je eigen werk gever", een hap-snap initiatief van het VNO in Groningen („we wisten niets van de problemen op effec ten") dat zich sindsdien gestaag en met een steeds meer professionele aanpak over de rest van het land aan het verbreiden is. „Want die twaalfduizend nieuwe ondernemin gen per jaar zijn niet genoeg", legt Beck in zijn Haagse hoofdkwartier uit. „Het zouden er zeker zeven- tien- tot achttienduizend moeten worden. Of we daarvoor voldoende mensen hebben? Wis en zeker. Een groot aantal Nederlanders beschikt op het vlak van ondernemen over mogelijkheden die momenteel on benut blijven. We zijn in ons hart nog steeds een ondernemend volk je. Onvoorstelbaar hoeveel mensen hier binnenkomen. We hoeven maar incidenteel van onze actie te doen horen, of de telefoon slaat weer aan het rinkelen. Het bewijst hoe 'n groot, latent potentieel er aanwezig moet zijn". Niet alleen het VNO is doende prikkels te geven aan startende be drijven. Zo wil het toeval dat dit interview, behalve met de melding van 33.000 bedreigde ondernemin gen, ook samenvalt met een studie dag van het Economisch Instituut Tilburg. Daar zitten 400 directeu ren, stafleden, bestuurders en we tenschappers. afkomstig van de ho geschool. het bedrijfsleven, de overheid en een aantal organisaties bijeen om met het bundellicht van hun kennis en ervaring hetzelfde terrein te beschijnen. Hoe kunnen lokale werkgelegenheid en bedrij vigheid worden gestimuleerd? „Ik kan wel tien of meer initiatie ven opsommen die allemaal een beetje hetzelfde beogen", zegt Beek, „en die elkaar, net als dakpannen, overlappen. Ik bedoel hier absoluut niets negatiefs mee, maar wat dreigt? De nieuwe ondernemers die toch al moeten starten in een dool hof van regels en voorschriften, lo pen bovendien het risico te belan den in een doolhof van hulpverle ning". Overigens zou Beek er in Tilburg bij zijn geweest wanneer zijn volle agenda hem dat zou hebben toege staan. „De basisgedachte op die stu diedag is heel goed", prijst hij. „Groot helpt klein, dat bevorderen wij ook. En een lokale aanpak is erg belangrijk. Het gaat typisch over iets dat niet vanuit Den Haag opgezet moet worden. Het dient herkenbaar te blijven, toegankelijk, met korte communicatielijnen en zo weinig mogelijk drempels. Al leen bergt Tilburg het risico in zich dat er al te zeer vanuit de situatie in Engeland wordt gedacht. U weet wel: de ondernemingszónes voor de regionale stimulering die ze daar kennen. Het gevaar bestaat dat er bij zo'n aanpak eerst weer allerlei structuurtjes in het leven geroepen De gebrekkige vorming van onder nemers Rapporten over bedrij ven met startproblemen maken daar nogal gewag van. Beck van zijn kant twijfelt. Want wat ken- merkt de ondernemer, het slag mensen waarvan er in Nederland zo'n verborgen voorraad blijkt te zijn? „Ze durven risico te nemen", somt hij op. „Ze gaan door wanneer een ander afhaakt. Ze zien gaten waar een ander ze niet ziet. Ze heb ben de gave om anderen te kunnen rrtotiveren. Het zijn vrij unieke per soonlijkheden. Ze worden geboren, niet gemaakt of gevormd. Inventi viteit heb je in je of je hebt het niet Wanneer de klacht over de gebrek kige vorming van ondernemers de suggestie zou wekken dat er dus meer instituten moeten komen om ondernemers op te leiden zoals er opleidingen zijn voor timmerlie den dan zeg ik: daar geloof ik niet in. De deskundigehid op deel- gebieden bevorderen, natuurlijk. Een ondernemer wiens kracht ligt! in zijn technisch vernuft, zal com mercieel wat moeten worden bijge- spijkerd en omgekeerd. Maar het ontwikkelen van je kwaliteiten kun je op allerlei manieren doen". „En dan wil ik wijzen op de ver starring bij het onderwijs in het al gemeen. Binnen het kader van de beroepskeuzevoorlichting op de scholen zou veel meer aandacht aan de mogelijkheden van het on dernemerschap gegeven kunnen worden dan nu het geval is. Ge woon de vraag: heb jij, scholier, wel eens overwogen om voor jezelf te beginnen als methode om aan werk te komen? Dat zou helpen bij het naar boven krijgen van wat er la tent aan capaciteiten aanwezig is". PIET SNOEREN Foto: CEES VERKERK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 19