Jaap van Steinf o mnshebber bij wereld kampi eefvliegen Tweede hartinfarct: een tussenbalans 4W' Zweefvliegen hoeft niet duur te zijn 1.-X0ÏÏ ,j9 ZATERDAG 18 JUNI 1983 jewel de geëikte [igensdroom (tegenwoordig 1 er en meer ook een Ijisjesdroom), „het worden h piloot", alweer geruime I geleden door gewichtloos 1 heelal binnenstappende tonauten werd verwoest, •feft het luchtruim, dat fcindige niets, zijn atrekkingskracht op de jeugd volledig behouden. Niet alleen overtreft het aantal aanmeldingen bij de Rijks Luchtvaartschool in Eelde elk jaar opnieuw het aantal beschikbare plaatsen en staan gebrevetteerde vliegers bij de luchtvaartmaatschappijen in de rij om hun verworven kennis in daden te mogen omzetten, ook sporten als zweefvliegen, ballonvaren en parachutespringen winnen in stijgende mate aan populariteit. Dat daarbij met name het zweefvliegen een belangrijke sprong naar het grote werk, het vliegen van een heuse verkeersmachine, kan zijn, heeft Jaap van Steinfoorn bewezen. Deze nu 39-jarige gezagvoerder van een Boeing 737 stapte reeds op veertienjarige leeftijd in een zweefvliegtuig en bereikte daarna via pure zelfstudie de benodigde brevetten. Kortom, de hoofdfiguur uit een spannend jongensboek, dat binnenkort zijn apotheose moet krijgen in het bij New Mexico gelegen stadje Hobbe (VS). Daar neemt Jaap van Steinfoorn met nog vijf ploeggenoten deel aan de wereldkampioenschappen zweefvliegen, van 26 juni tot 12 juli. Volgens kenners gaat hij het maken. Zijn door een gouden brevet met drie diamanten het hoogst bereikbare in de zweefvliegerij ondubbelzinnig onderstreepte vakkennis en zijn zojuist verworven Nimbus 3, een bijna twee ton kostende en van koolstofvezel vervaardigde zweefkist, staan daar garant voor. Althans volgens voornoemde insiders. Jaap van Steinfoorn zelf, tussen twee vakantiecharters naar Gran Canaria even uitzwevend boven het Nationaal Zweefvlieg Centrum Teriet, blijkt in een vraaggesprek met verslaggever Kees Jagers heel wat bescheidener, realistischer van aard. „Natuurlijk wil ik in Amerika zo hoog mogelijk eindigen, maar het wereldkampioenschap vice. JL 2 sch| «onl m f 1 11 zweefvliegvelden van Nederland. haar( idkamiLET In Teriets restaurant ra ruifhermiekbe] js het die zonnige GeP6"' mat'neus vroe6. gezellig. bar vliegen me de sterke alen al voor het eerste kopje ie om de oren. En zo men ze- 3liet ten onrechte stelt, dat issers over het algemeen wei- aeite hebben om de maat van niet verschalkte karpers met kte armen aan te geven, ook ö,uuuifvliegers blijken er iets van te groUn. De noodlanding in een compleet met boze boer en eJen(*e sl'er, vormt er het meest keukefere voorbeeld van. De varia- lagazijdaarop zijn welhaast onuitput- er groc. Sterke koffie en dito verha- huis. sdus. Een sterk verhaal, maar jn positieve betekenis het woord, is dat van Jaap van ifoorn. de in Groningen gebo- 0.000 zoon van een luchtmachtarts. ane .Leeuwarden en Eelde en later et roi^o^ferberg maakte hij al zeer et eigf kennis met de luchtvaart. En it. vtbij is het niet gebleven n vloterdaad, het werd me thuis met qro,aP'ePe' >ngeg°ten- Als veer- bar'6e- 6e minimumleeftijd voor le ehalen van een zweefvliegbre- tligbawerd ik er echter pas onge vaj|ijk door geïnfecteerd. Ik haal- er n*at brevet op Teriet en daana ,)n' het vliegen zo'n passie voor dat er van m'n schoolopleiding zo heel veel meer terecht in. De MTS en de HTS, ik heb ^J^les bij elkaar aardig wat uur- doorgebracht, maar diploma's W i er voor mij niet in. Toch trok m'n negentiende al aan de «^^knuppel van een Piper Cupje Teuge. Reclame slepen, pa- droppen. rondvluchtjes doen. lat ik een bril met corrigerende jn draag, had men zowel bij de imacht als op de Rijks Lucht- tschool geen belangstelling mij". vas weliswaar medisch goedge- d om te mogen vliegen, maar lerenzou jij doen als je net zo veel rum.brildragers met de vereiste di- la's kunt krijgen als je wilt mri ja. Nee dus. Heb ik me één zeer intensief op de theorie- en geworpen. Zelfstudie. Via staatsexamen van de Rijks Itvaartdienst haalde ik op die ier toch mijn brevet verkeers- jer derde klas. Daarna nog zo'n drieduizend uur in een (vliegtuigje. Weer rondvluch- 'enzovoort. Vervolgens k.wam rbts grotere werk. Zakenvluch- n pnvé-machines vanaf Schip- JVls tweede vlieger op de Cara- kwam ik tenslotte bij Trans- jbinnen. Op mijn eenendertig- ferd ik captain, gezagvoerder, lomenteel zit ik als zodanig al- acht jaar op de Boeing 737. intiecharters naar weet ik L ééndagskuikens vliegen naar en, bedevaartgangers naar Mekka, enfin, noem maar op. Lek ker afwisselend. Een mooi leven, vooral ook omdat ik al die jaren ben blijven zweefvliegen. Drie titels Zijn „sterke verhaal" is in amper drie minuten verteld. Zonder op smuk. Gewoon rechttoe, rechtaan. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Een paar „kleinigheid jes" blijven zelfs onaangeroerd. Bij voorbeeld het feit dat ook de vrouw met wie hij al acht jaar sa menwoont, de vroegere stewardess Cocky van Giessel, langs dezelfde ongebruikelijke weg haar brevet voor verkeersvlieger haalde en zich al dan niet in vereniging met Jaap eveneens geregeld in de cock pit van een 737 nestelt. Of, dat hij zelf en passant ook nog drie natio nale zweefvliegtitels veroverde. Minder opzienbarend blijkt het feit, dat in de Nederlandse afvaardiging naar de wereldkampioenschappen zweefvliegen niet minder dan vijf verkeersvliegers zijn opgenomen. „Dat", zegt Jaap*van Steinfoorn, „is in de meeste landen het geval. Voor zover ik weet maakt alleen de Westduitse ploeg daar een uitzon dering op. Voor de rest wordt het in New Mexico een sportieve reü nie van collega-piloten. De één is net als ik met zweefvliegen begon nen, de ander is het er later als hobby bij gaan doen". Weinig voordeel Een dergelijk antwoord lijkt de conclusie te rechtvaardigen, dat beide takken van de vliegerij nogal wat overeenkomsten vertonen, niettemin blijkt het zweefvliegen de verkeersvlieger nauwelijks voordelen op te leveren bij de uit oefening van zijn vak. Van Stein foorn moet er tenminste lang over nadenken. „Zweefvliegen is een heel andere vorm van vliegen. In een verkeers machine vlieg je rechttoe rechtaan. Je route staat bij voorbaat vast. Het enige dat je bij een gunstige wind nog wel eens zelf kunt beslissen is het eventueel overslaan van een aanvankelijk geplande tussenlan ding. Ga ik echter zweefvliegen, dan berust alles op eigen initiatief. Ben je bovendien afhankelijk van tal van onzekere factoren. Hoe is het weer? Telefoneren dus met de meteo-stations van Schiphol of van Düsseldorf. Ken je die gegevens, dan beslis je wat voor soort vlucht je wilt en kunt gaan maken. Bij voorbeeld de driehoek Terlet-Ven- lo-Hoogeveen-Terlet. Precies drie honderd kilometer lang. Daar ben Witten Hoogovean Salland Taugo Twon the Doolon s-S Tijdens de presentatie van de Nederlandse zweefvliegploeg voor de wereldkampioenschappen in Amerika kwam prins Bernhard even een kijkje nemen bij Jaap van Steinfoorn. Links vriendin Cocky van Giessel, evenals Jaap verkeersvlieger bij Transavia. Het veel gehoorde begrip thermiek is in feite de ba sis van het zweefvliegen. Vliegen in een vliegtuig zonder motor dus, maar met behulp van warme, opstijgende lucht: ther miek. Een thermiekbel is in werkelijkheid niets meer dan een hete-lucht- ballon zonder omhulsel en ontstaat doordat de zon via het aardoppervlak de lucht plaatselijk sterk verwarmt. Dank zij die thermiek en dank zij uitgekiende zweefvliegtuigen kunnen in Nederland hoogten tot ongeveer 2000 meter wor den bereikt en zijn vluch ten van vele uren moge lijk. Als er tenminste vol doende thermiek is. Ons land telt momenteel 45 zweefvliegclubs. die vanaf 31 verschillende velden uitvliegen. Alle clubs zijn aangesloten bij de Koninklijke Neder landse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL). Er wordt van februari tot november gevlogen, waarna in de winter maanden het onderhoud van de toestellen centraal staat. In die 45 clubs heb ben zich inmiddels zo'n 3500 leden verenigd. Zij beschikken over 400 zweefvliegtuigen in ver schillende klassen. De meeste toestellen zijn ei gendom van de club. Slechts een enkeling kan het zich veroorloven er een eigen zweefvliegtuig op na te houden. Een dure sport dusJa en nee. Maakt men bijvoor beeld per jaar 40 tot 50 (les)vluchten, dan komt dat op ongeveer negen honderd, zeg maar vijfen zeventig gulden per maand. Beperkt men zich tot het vliegen in de om geving van de thuisha ven, dan kost dat uiter aard aanzienlijk minder dan wanneer men kiest voor een afstandsvlucht naar Frankrijk of deelne ming aan de nationale kampioenschappen. Zweefvliegen is een bij zonder veilige sport, die tegenover de spanning van het zo lang mogelijk in de lucht te willen blij ven een uiterst aangena me ontspanning biedt. Compleet met sterke ver halen. Inlichtingen: KNVvL. Apeldoornseweg 203, 6816 SM Arnhem, tel. 085- 514515. je al naargelang de aanwezige ther- miek en de kracht van de wind dan zo'n uurtje of zes zoet mee". „Straks in New Mexico vlieg ik een dergelijke afstand misschien wel in de helft van die tijd. Heeft te ma ken met de zeer gunstige omstan digheden daar. Ik heb al eens eer der in die contreien gevlogen. De condities zijn er meestal optimaal. Veel stijgwindkolommen, veel mo gelijkheden. Met die omstandighe den heb je als verkeersvlieger niet zo intensief te maken. Het enige voordeel dat ik als piloot uit de zweefvliegerij haal is mijn wijze van landen. Een Boeing 737 kan op tien kilometer hoogte zo'n twee honderd kilometer uitzweven. Met de motoren op „ralenti" dus. Vrij wel dichtgedraaid. Zweeft de ma chine als het ware naar de lan dingsbaan. Zijn de rustigste en dus mooiste landingen". „Vliegen is tegenwoordig zo veilig, dat er in feite alleen ongelukken kunnen ontstaan door menselijke fouten. Technisch is alles perfect. Moesten we nog niet zo lang gele den de motoren van een Caravelle al na vierduizend vlieguren door nieuwe vervangen, tegenwoordig maken we met gemak veertiendui zend vlieguren met de motoren". Koolstofvezel Ook aan de zweefvliegsport is de ontwikkeling van de technologie uiteraard niet geruisloos voorbij ge gaan. Werd er vroeger in gammele bouwsels van hout en linnen gevlo gen, momenteel zijn vrijwel alle toestellen van polyester vervaar digd en is ook het instrumentarium aan de eisen van deze tijd aange past. Het allernieuwste op dit ge bied is de door de Duitse fabrikant Schempp-Hirth ontworpen en uit koolstofvezel geconstrueerde Nim bus 3, een toestel dat compleet met instrumentarium en trailer zo'n slordige twee ton kost. Een bedrag, dat zelfs een goed betaalde ver keersvlieger als Jaap van Stein foorn niet op tafel kan leggen. Maar toch vliegt hij straks in New Mexico in zo'n spiksplinternieuwe kist „Ik heb er alles aan gedaan om zo'n ding in handen te krijgen. Er is geen betere éénzitter te bedenken. Tenslotte heb ik een leuke deal met de fabrikant kunnen maken. Op fifty-fifty basis. Hij de helft en ik de helft, maar dan wel met de ga rantie dat die kist onmiddellijk na de wereldkampioenschappen in Amerika verkocht wordt. Dat lukt, dat weet ik nu al. Wie er in de open klasse ook wereldkampioen mag gaan worden, ik weet zeker dat hij een Nimbus 3 vliegt. Die toestellen prijzen zich op die ma nier vanzelf in de Amerikaanse markt. Mijn enige handicap is, dat ik tot nu toe nog maar vijf uur met dat ding gevlogen heb". „Het toestel is inmiddels al gratis door een El Al vrachtjumbo naar de States overgevlogen en ook dat was een aardig meevallertje. Moet je een zweefvliegkist als vracht be talen, dan komt zo'n ritje gauw op een vijftienduizend gulden te staan. Het gaat namelijk niet om het ge wicht, maar om het volume. Mijn twee ploegmaats hebben die Nim bus inmiddels per vrachtauto van New York naar New Mexico ge bracht. Ook een aardig ritje. Zo'n vierhonderd kilometer". „Die ploegmaats zijn overigens geen vliegers, maar jongens die me helpen bij het in elkaar zetten, het demonteren en het schoonhouden van de Nimbus. Iedere deelnemer aan het wereldkampioenschap heeft twee van die hulpjes. Ik heb de hulp van een in Amerika woon achtige Duitser en van Joop Wou denberg, een luchtmachtkorporaal, die zich op Deelen bezighoudt met het wagenpark. Knapen waar ik op rekenen kan. En dat zal nodig zijn. Als enige vlieg ik in de open klas se, toestellen met een spanwijdte van vierentwintig en een halve meter". „In New Mexico begin ik zo gauw mogelijk te trainen en dat wordt, gezien die vijf uurtjes voorafgaande voorbereiding, een uiterst serieuze zaak. Hoewel het wedstrijdpro gramma, voornamelijk driehoeks- vluchten, van dag tot dag wordt be keken in verband met de weersom standigheden, moet je niet gek op kijken als ze met duurvluchten van zevenhonderd vijftig tot duizend kilometer op de proppen komen. En aangezien vrijwel de hele con currentie ook in een Nimbus vliegt moet je, wil je zo hoog mogelijk eindigen, zeer goed beslagen ten ijs komen. Mag je niets aan het toeval overlaten". „Met de Nederlandse ploeg hebben we geen centrale trainingen gehad, al kennen we elkaar natuurlijk wel door en door. Het is een ijzersterke ploeg en dus verwacht iedereen topprestaties van ons. Sommigen zien in mij al de nieuwe wereld kampioen en hoewel dat optimisme me niet nerveus maakt, brengt het toch extra spanningen met zich mee. Natuurlijk wil ik zo hoog mo gelijk eindigen, maar het wereld kampioenschap Mocht dat laatste vraagteken in New Mexico straks tot een uitroep teken recht getrokken worden, dan pas is het spannende jongensboek over Jaap van Steinfoorn compleet. Zo niet. dan wordt die apotheose slechts uitgesteld. Want dat het niet zijn laatste wereldkampioenschap is, daar staat zijn passie en die van vriendin Cocky voor alles wat met luchtvaart te maken heeft, garant voor. Cardiologen hartdokters kunnen tegenwoordig een hart infarct veel beter behandelen dan pak-weg een jaar of vijftien geleden. Met de preventie, het voorkomen van een hartinfarct, wil het maar niet lukken. Nog steeds kan men niet waterdicht bewijzen dat de bekende medi sche goede raad minder ro ken, minder vet eten, meer be wegen, enzovoort de kans op het krijgen van een hartinfarct doet verminderen. In de Vere nigde Staten rookt men tegen steeds hogere klippen op. En wat gebeurt? Het hartinfarct is daar steeds meer op zijn retour. Hoe dat kan, daar zijn bibliothe ken over volgeschreven, maar niemand die er echt iets van begrijpt. I- Poolman Daarom hebben cardiologen zich op de secundaire preventie gestort: hoe voorkom je dat iemand een tweede hartinfarct krijgt? Ook daar zijn bibliotheken over volgeschre ven. Dat lijkt bemoedigend maar is het niet. Je kunt veilig stellen dat hoe meer over iets wordt geschre ven hoe omstredener de zaak. Nu de stofwolken enigszins zijn opge trokken lijkt het erop dat beta- blokkers de kans op een tweede hartinfarct inderdaad kleiner ma ken. Daarover verderop meer. Een hartinfarct krijg je als een van de kransslagaders de brandstof leidingen van de hartspier ver stopt raakt. Het deel van het hart achter die volledige verstopping krijgt dan geen zuurstof en sterft af: een gevaarlijke situatie. Wil je dat overleven dan moet de hartslag niet al te zeer op hol slaan, het ten dode opgeschreven stukje hartspier mag niet al te groot zijn en het hart moet de gelegenheid krijgen om de wond met bindweefsel te repare ren. Ben je door die fase heen dan moet voorkomen worden dat een kransslagader voor de tweede keer dichtslibt. Hoe? Na een hartinfarct krijgt de patiënt een boel goede medische raad mee naar huis plus een voorraadje me dicijnen. Over die medicijnen is al een jaar of wat veel te doen. Er zijn erbij die als wondermiddel zijn toe gejuicht maar tegen bleken te val len. Andere „probeersels" bleken lang niet zo slecht te zijn. Cholesterol Welke middelen vielen tegen, wel ke mee? Een tussenbalans. In de prop die de kransslagader kan afsluiten zitten vettige stoffen zoals cholesterol. Men probeerde een tweede hartinfarct te voorko men door stoffen die de hoeveel heid cholesterol in het bloed verla gen. Een zinnige gedachte die in theorie werkte, behalve in de prak tijk. Een tegenvaller dus. Stolsels zijn ook een bestanddeel van de prop. Er zijn stoffen die bloedplaat- jes minder aan elkaar doen klitten. Helaas. Het merendeel van die stof fen, werkt niet in de praktijk of heeft te gevaarlijke bijwerkingen. Het enige spul dat enige toekomst heeft is het aloude (en zeer onder schatte) aspirine. Hoe aspirine dat kunstje precies flikt, is nog niet be kend. ook niet hoeveel aspirine moet worden toegediend en bij wie. Aspirine (acetylsalicylzuur) zit nog steeds in de race. Nu iets aardigs. Als enigen op de wereld behandelen Nederlandse artsen hun hartinfarctpatiënten met bloedverdunnende (beter: ont stollende) middelen als Marcoumar en Sintrom (Mitis). In de rest van de wereld doet men dat al jaren niet meer. Wat blijkt sinds vrij kort? We schijnen het altijd bij het rechte eind te hebben gehad. Het beroemde Sixty Plus onderzoek van 1980 maakte het zeer aanne melijk dat je met een dagelijkse do sis van dit medicijn na een eerste hartinfarct betere kansen maakt. Tot rust Als laatste de beta-blokkers, wat zijn dat voor medicijnen? Als je je een ongeluk schrikt met trillende benen, wit gezicht en het hart in de keel, weet je precies wat beta-blok- kers NIET doen. Die schrikreactie komt door het paniekhormoon adrenaline dat het lichaam in on middellijke staat van verhoogde paraatheid brengt. Beta-blokkers werken adrenaline tegen. Adrena line jaagt het hart op, beta-blokkers brengen het hart tot rust Daarom worden beta-blokkers veel ge bruikt bij hoge bloeddruk, angina pectoris en als de hartslag op hol slaat. In 1966 werd voor het eerst duide lijk dat beta-blokkers. mits dage lijks geslikt, de kans op een tweede hartinfarct deden verminderen. Zoals zo vaak vielen de eerste juich verhalen tegen. Pas in 1981 kwamen deze medicijnen als mid del tegen een tweede hartinfarct weer in de belangstelling. Toen verbaasde een Noors onderzoeks team de medische wereld met het bericht dat een bepaalde beta-blok- ker, Timolol, inderdaad bescher ming geeft tegen een tweede in farct. Sindsdien bleken meerdere beta-blokkers deze werking te heb ben. Moet nu iedereen na een eerste in farct deze spullen slikken? De me ningen zijn daarover zeer verdeeld. In het Hartbulletin van deze maand schrijft deskundige Lubsen: „Resultaten van recente onderzoe ken laten weinig twijfel bestaan dat beta-blokkers de levensverwach ting na een eerste infarct kunnen verlengen". In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde be weert de even deskundige Offer- haus dat de resultaten van al die onderzoeken nog zo onzeker zijn dat artsen „zonder enige gewetens nood" net zo goed af kunnen zien van beta-blokkers. Verwarring dus. Hoe het nou kan dat iedereen het eens is over de veelbelovende werking van beta- blokkers en toch niemand weet wat hij met die kennis aan moet, daarover de volgende keer meer. Dat geeft een aardig kijkje in de medische keuken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 17