„Particuliere
organisaties
enige
advocaat
van aller
armsten
MR. VAN GENNIP VAN DE
CEBEMO:
Mr. J. van Gennip: „Het gaat niet
keus van de mensen ginds". (Foto
Van Gennip, zorgvuldig naar zijn
woorden zoekend: „Wij kunnen
vanuit Nederland niet kiezen voor
rebellie en verzet. Dan bedrijven
we politiek. Ik geef toe dat de ver
leiding af en toe groot is, maar daar
mogen we niet aan toegegeven. Het
gaat per slot van rekening niet om
onze voorkeuren, maar om de keus
van de mensen ginds. De vraag is
dan: wat moeten we, als mensen
waarmee wij al jarenlang intensief
samenwerken geen mogelijkheid
meer zien het ontwikkelingswerk
op de gewone manier voort te zet
ten, geen andere uitweg zien dan
het verzet? Alleen als een grote
groep mensen die keus maakt,
denk ik dat wij met ze mee moeten
gaan en dezelfde keus maken. Voor
alle duidelijkheid: het gaat daarbij
dan alleen om humanitaire projec
ten. Het is onmogelijk dat de Cebe-
mo het verzet waar dan ook met
militaire hulp ondersteunt".
Een niet geringe moeilijkheid is
echter, dat in nogal wat landen ook
de humanitaire hulp aan het verzet
wordt gezien als een daad van ver
zet. In sommige landen wordt zelfs
alje hulp aan welk deel van de be
volking dan ook als zodanig be
schouwd. Zo hebben de Verenigde
Staten een keer geprotesteerd te
gen de Europese voedselhulp aan
de vluchtelingen in heel El Salva
dor. „Zoiets kan natuurlijk niet"
zegt Van Gennip enigszins venij
nig. „Een burgerbevolking mag
niet gegijzeld worden ten behoeve
van oorlogsdoeleinden. Mensen uit
hongeren deden we in de middel
eeuwen. maar nu niet meer".
Bij de Cebemo heeft men ooit te
maken gehad met een regering, die
een door een zuster opgezette 'kui
kenfarm „subversief" vond. Dank
zij de farm werden de straatarme
boeren minder afhankelijk van de
grote industrieën. Maar die laatste
vonden dat hun monopolie werd
verstoord, waarna de zuster het
land moest verlaten. „De economi
sche macht van de kleine boeren,
hoe klein die ook was, botste met
de politieke macht van de rijken.
Zo raak je, al heb je de beste bedoe
lingen, toch verzeild in de poli
tiek".
Maar ook voor de Cebemo is er een
grens. „Wij maken vuile handen.
Dat zonder meer. De vraag is al
leen hoe vuil ze mogen zijn. Neem
het geval dat je de hulp voor een
hongerende burgerbevolking moet
overdragen aan een bezettende
macht en je geen enkele controle
meer hebt op de verdeling, daar
ligt voor ons de grens. We geven
die hulp dan niet, zelfs als we we
ten dat door die beslissing mensen
van de honger zullen sterven. Dat
is een afschuwelijke keus, maar
een andere is er niet".
Niet zonder zorgen
Bijna twintig jaar na het begin van
de mede-financiering lijkt de Cebe
mo zich een vaste plaats te hebben
verworven in het ontwikkelings-
veld. De organisatie heeft in het
openbaar niet zo aan de weg getim
merd. maar waar het op de projec
ten aankomt, haar capaciteiten be-1
om onze voorkeuren, maar om de
Cees Verkerk).
wezen. Maar ondanks de passage in
het regeerakkoord dat de hulp via
de particuliere organisaties moet
worden uitgebreid, ziet Van Gen-
nip de toekomst niet zonder zorgen
tegemoet.
Op de eerste plaats constateert hij
keer op keer dat de ontwikkelings
samenwerking in het algemeen, de
particuliere organisaties in het bij
zonder. aan veel zwaardere criteria
moeten voldoen dan voor elke an
dere besteding van overheidsgeld
het geval is. „Iedereen mag ons ter
verantwoordiging roepen en vra
gen wat er met het geld is gebeurd.
Welke projecten zijn geslaagd en
welke projecten fout zijn gegaan.
Ik zou alleen graag zien dat fouten
bij ons even zwaar worden gewo
gen als op de overige beleidsterrei
nen. Als ik zie hoeveel geld dat
voor de stimulering van het be
drijfsleven wordt uitgegeven niet
tot zijn recht komt, dan moet men
bij de ontwikkelingshulp dezelfde
normen hanteren".
Veel verontrustender vindt Van
Gennip echter dat voorbij wordt
gegaan aan de afspraken over de
bevordering van de particuliere or
ganisaties. Sterker nog. dat vanuit
de politiek nog altijd geluiden op
klinken om een eind te maken aan
het werken van deze organisaties,
vooral van die met een kerkelijke
achtergrond zoals de Cebemo en de
ICCO.
„Er zijn mensen die de ontkerkelij
king in Nederland willen aangrij
pen voor het terugdringen van de
christelijke kanalen. Waarom ac
cepteren die mensen niet dat ka
tholieken op zoveel plaatsen op de
wereld op de eerste rij staan om an
deren te helpen?"
„Het is verkeerd om de afstand die
men in ons eigen land van de ker
ken neemt, door te trekken naar de
rol van de kerken in de Derde We
reld. Kijk maar naar het nog steeds
groeiende aantal aanvragen voor
projecten. Dat is een gevolg van de
ontwikkeling die de kerk in de
Derde Wereld heeft doorgemaakt.
Vanaf het moment dat het aantal
missionarissen daar minder werd,
hebben plaatselijke bisschoppen,
priesters en leken het initiatief van
ons overgenomen. Dat heeft alles te
maken met ontwikkeling, met
mensenrechten. Neem nu Brazilië.
In 1965 steunde de kerk de militai
re staatsgreep, als middel om het
communisme buiten de deur te
houden. Wie had toen kunnen den
ken dat vijf jaar later de beste men
sen van diezelfde kerk in de ge
vangenis zouden sterven, omdat zij
opkwamen voor sociale rechtvaar
digheid? In deze context krijgt het
begrip „bekering" ook een andere
inhoud. Ik kan mij goed voorstellen
dat iemand lid wordt van de katho
lieke kerk en dat als een bevrijding
ervaart. Maar ik vind het ook een
bekering wanneer mensen die hun
leven op bepaalde waarden zeggen
te baseren, die waarden ook in
praktijk brengen. Als mensen over
hun eigen schaduw heenstappen en
hun eigenbelang vergeten. Dat is
voor mij van veel meer waarde dan
het winnen van een paar duizend
zieltjes".
JOS TIMMERS
Deze week was het weer de „Week van de Nederlandse missionaris". Ter afsluiting wordt
>n ->p Pinksterzondag in alle katholieke kerken gecollecteerd, onder meer om iedere Neder-
andse missionaris ongeveer eens in de vijf jaar zonder geldzorgen vakantie in Nederland te
cunnen laten houden. Er zijn immers nog altijd zo'n 6.000 Nederlandse priesters, broeders
in vrouwelijke religieuzen die hebben gekozen voor leven en werken onder de armsten van
art c/jje wereld, hoewel hun aantal als gevolg van de verder gaande ontkerkelijking en de ver-
e ba(rijzing wel steeds minder wordt. Dat deze mensen vaak al tientallen jaren hun ontwikke-
pisch[ngswerk kunnen blijven doen, is mede een gevolg van de voortdurende (geldelijke) steun
^Sg^an de rooms-katholieke gemeenschap aan organisaties als de Memisa, Miva, Bisschoppelijke
^^vastenactie, Mensen in Nood en vele andere. Maar zodra er over grote projecten wordt ge-
\der /[proken, kan ook een beroep worden gedaan op geld van het ministerie van ontwikkelings-
r/s/s/imenwerking. Dergelijke projecten lopen dan via de Centrale voor Bemiddeling bij Mede-
nt. /financiering van Ontwikkelingsprogramma's (Cebemo), met de Novib (algemeen), het ICCO
vraaijrotestants) en het Hivos (humanistisch) een van de vier particuliere organisaties, die nau-
stv contacten onderhouden met groepen en organisaties in de Derde Wereld. Jaarlijks mo-
b iajen zij een (klein) deel van het Nederlandse ontwikkelingsgeld besteden. „Laat ik duidelijk
vraa}P: het is niet zo, dat we met de kleine 100 miljoen gulden belastinggeld die wij dit jaar
7fereaesteden aan geloofsverkondiging doen. De ongeveer 700 projecten die wij financieren zijn
or/eejedoeld voor de allerarmsten. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt naar geloof", zegt
»ke///|o5 van Gennip, directeur van de Cebemo, met wie onze verslaggever Jos Timmers onder
f/ss/rreer sPrak over hot bestaansrecht en de rol van katholieke ontwikkelingsorganisaties, als-
focpde de positie van de katholieke kerk in de Derde Wereld.
7 wat
„s/ncOEN HAAG „Ik zie die pa-
heb iirs op hun blote voeten al
:t r4issen mijn diplomaten op het
^departement met hun streep
jespakken", zou de toenmalige
ra^erfiinister van buitenlandse za-
an bden Jozef Luns hebben ge-
efe^cfegd, toen hij in 1964 werd ge
confronteerd met plannen om
Jaac')e missie te betrekken bij het
f tJesteden van Nederlands ont-
an" qikkelingsgeld. „Geef ze een
■un jooi, dan zijn we van die he-
««fteldragonders af", klonk nog
l^jjrenlang door in de uitge-
*/Cefr°ken vijandige opstelling
SwaAn sommige ambtenaren van
rol eiet deftige ministerie van bui-
ferugnlandse zaken, die alle initi-
'Aerjlieven van buitenaf om zich
t /Ac/fet ontw'hkelingshulp be-
?rkhdë te houden met groot wan-
jrouwen bekeken.
'rbeel
rtbur]utwintig jaar later, bestaat in
Als hpel Derde-Wereldlanden een nau-
geheie samenwerking tussen vertegen-
in hèoordigers van de missie en de Ne-
?sfaaj»rlandse ambassade. In het re-
A/ajeerakkoord van het kabinet-Lub-
Koters staat zelfs dat de hulpverle-
)bert"mg -via de vier particuliere orga-
at naisaties moet worden bevorderd
Kraaien man die deze ontwikkeling
'ijver&nat 1966 van zeer nabij heeft
'gieegemaakt is mr. J(os) J A. M.
i: Vaan Gennip. directeur van de ka-
k. lolieke medefinancieringsorgani-
a/7 öane Cebemo. Tijdens de formatie
beslis?n het kabinet-Lubbers werd hij
ftijd itnoemd als kandidaat-minister
maaan het CDA voor de post van ont-
rampfikkelingssamenwerking. „Maar
Ek denk niet dat hij zich erg geluk-
lebbe.ig zou hebben gevoeld als minis-
„£er. Dat is niets voor hem. Ik ben
we«lij dat hij hier is gebleven", ver-
opgasouwt een van zijn medewerkers
maats toe.
ec/jet is een opvatting die Van Gen-
kas elp tijdens het gesprek ongewild
Hf bevestigt. Zijn evangelische in-
k aa/t>iratiebron en zijn nauwe betrok-
d dajenheid bij bet doen en laten van
7, dhn medewerkers lijken niet op
un plaats in de ambtelijke en for-
rts aajele sfeer van een ministerie.
/Marjan Gennip zelf noemt zijn komaf
mamt grote mate bepalend voor zijn
'erckxten en laten. Hij is namelijk een
k eeoerenzoon uit Oost-Brabant, het
•r Vefcbied waar de boeren tot na het
egin van deze eeuw onder uiterst
aard ipse r abele omstandigheden tracht-
e prên het hoofd boven water te hou-
oorlotn.
korthaar werd thuis veel over verteld.
?kendoora\ over de manier waarop men
tuiterich aan de armoede heeft kunnen
Lunfitworstelen. Die situatie was voor
'1 lanp mensen toen geen eindpunt
7 iet dl aar een uitdaging. Natuurlijk zijn
in aP problemen van vandaag in de
tóma/jerde Wereld niet precies dezelfde
n tegels toen. Maar de situatie van ar-
vergioede en onderontwikkeling is
■t/y(e 1 degelijk herkenbaar. Dat blijkt
/7/ëpder meer bij collectes voor de
nderóissie. De mensen op het platte-
7 blijnd tasten dieper in de beurs dan
ie nilie ook. Ze zijn hun eigen gevecht
■ïebailgen de armoede nog niet verge
ef ha\n".
goed-
"^'Hdvocaat van de armen
ègen
Lturli/ind deze maand verhuizen de Ce-
- me/Pmo en andere missie-organisaties
„va/jan talrijke adressen in Den Haag
iar d£ar het gerestaureerde Huize
i7 jU;duinzicht, een voormalig internaat,
tnboel Oegstgeest. In de kamer van
at. iVi30 Gennip is van die komende
k ooprhuizing nog niets te merken.
■rdaafcl staan her en der herfnnerin-
tiet aln aan reizen naar verre landen.
ar ooPvenop een kast staat een wat
ar d#fkleurde foto van een bezoek in
'erecifH aan paus Paulus de zesde. Ge-
u d£e\ rechts op de foto, de handen
krac/?rbiedig gevouwen, de toen 32-ja-
ven ;6e mr. Jos van Gennip.
17 slip f°to voert het gesprek naar de
had ;taag. waarom het zinvol is dat een
in /V^rkelijke organisatie als de Cebe-
io wordt ingeschakeld bij de be-
ue^ding van Nederlandse ontwikke-
i grcxPgsgelden.
aa^ie in de Derde Wereld serieus
Cruijin ontwikkeling wil doen, kan
ch ^rjet om de (katholieke) kerk heen.
i krarP grond van onze eeuwenlange
j V'apssie-ervaring hebben wij recht-
als /eekse kanalen naar de allerarm-
trantf mensen. In veel landen zijn er,
t gafi je tenminste de allerarmsten
r'\ ilt bereiken, weinig of geen ande-
maal kanalen dan de kerk", aldus
:;s/uA®n Gennip. „Het klinkt misschien
>n nopt arrogant, maar ik moet nog
u /j<jaar zien dat regeringen en inter-
te iveM'onale organisaties even effec-
voe/cpf werken als wij. Men geeft het
g na#k wel toe, dat particuliere orga-
A'or(sahes dikwijls de enige advocaat
oil e$n de allerarmsten zijn".
n /ie praat over de rol van de kerk
ijf gh de ontwikkelingssamenwerking
lakt verzeild in een terrein vol
in /7Petangels en klemmen. Mag de
n glPTb z'ch hier wel mee bezighou-
/77erfn- raak je dan niet verzeild in de
n ste^litiek? Hoe moet de kerk zich op-
ellen in landen die gebukt gaan
ILO£?der een dictatuur? En wat is dan
rol van een organisatie als de
ebemo?
Een betere medische verzorging is een voorname taak van missie- en andere ontwikkelingswerkers in de
Derde Wereld. Ook op dit terrein financiert de Cebemo talrijke projecten.
De ogen toegeknepen, een bran
dende sigaar tussen de vingers,
staart Van Gennip enige tijd naar
het voor de ramen van zijn kantoor
voorbij razende verkeer Dan legt
hij uit, zeer voorzichtig formule
rend, dat hij zich geen gelovig zijn
kan voorstellen, dat niet vertaald
wordt in solidariteit met de mensen
elders op de wereld, in gelijkwaar
digheid. Als zo'n situatie niet be
staat zul je er alles aan moeten
doen die te bereiken. „Een bijbel
uitleg die neerkomt op sociaal en
maatschappelijk egoïsme, daar heb
ik gi-ote moeite mee".
Na een nieuwe, lange stilte ver
volgt hij: „We moeten ook probe
ren te vermijden dat de geschillen
tussen Utrecht en Rome worden
geprojecteerd op de wereldkerk.
Dat zou een onjuist beeld geven. Je
hoort mij niet zeggen dat er geen
problemen zijn. Maar voor ons telt
niet alleen wat de paus precies zegt,
maar ook en vooral wat de kerken
'in de Derde Wereld met die bood
schappen doen. Hun verklaringen
zijn de documenten waarop wij hen
kunnen aanspreken. Als wij luiste
ren naar wat zij ons te zeggen heb
ben, komt het karakter van Cebe
mo het best tot zijn recht".
Geen deuren dichtgooien
Uit de woorden van Van Gennip
blijkt een voortdurend zoeken naar
openingen en nuances. Hij vindt
dat je geen deuren dicht moet gooi
en, zolang je nog met elkaar kunt
praten. Die lijn probeert hij door te
zetten in het werk van de Cebemo,
bijvoorbeeld in die landen waar de
kerkleiders zich zeer behoudend
opstellen.
Tienduizenden paters, broeders en vrouwelijke religieuzen, onder wie
zo'n zesduizend Nederlanders, hebben gekozen voor leven en werken
onder de allerarmsten van deze wereld. In de loop der jaren is het
zwaartepunt van hun werkzaamheden verschoven van de geloofsver
kondiging naar het uitvoeren van projecten, waarmee de levensom
standigheden van de plaatselijke bevolking worden vebeterd.
„In elk kerkelijk klimaat zijn wel
stromingen te vinden die opkomen
voor de armen en de verdrukten. Is
het niet onder de bisschoppen, dan
wel onder de priesters, religieuzen
of onder de bevolking zelf. Daarom
geloof ik niet dat wij de contacten
moeten verbreken met mensen in
die landen waarvan mën hier zegt,
dat ze conservatief, fascistisch of
communistisch zijn. Dat zijn stati
sche structuren in de zin van „Eens
een dief, altijd een dief". Zolang ie
mand nog aanspreekbaar is, heb je
geen recht hem af te schrijven. Als
je alleen maar contacten onder
houdt met gelijkgestemden kom je
niet veel verder. Het klinkt alle
maal misschien weinig revolutio
nair. Maar door deze instelling
kunnen we onder de moeilijkste
omstandigheden blijven werken, de
allerarmsten blijven helpen"
„We plakken een persoon of een
land vanuit Nederland nogal snel
ideologische etiketten op. Als je nu
maar vaak genoeg herhaalt dat ie
mand een fascist of marxist is, dan
wordt hij dat vanzelf. Of neem het
voorbeeld van bisschop Romero in
El Salvador. Toen hij aartsbisschop
werd, heette hij een zwakke, be
houdende man te zijn. Nu hij dood
is, zitten over heel de wereld de
kerken vol voor hem".
Vuile handen
Ook op de vraag waar dan de gren
zen van de Cebemo liggen, of men
vuile handen mag maken en tot
waar bevrijdingsbewegingen mo
gen worden gesteund, volgt een
diep stilzwijgen. Na zijn sigaar nog
eens te hebben aangestoken zegt
ZATERDAG 21 MEI 1983
Tafelen
WASHINGTON Uit eten
gaan is wat hoor, hier in
Amerika. Alle verhalen, hoe
sterk ook, over het vieze eten
in de Verenigde Staten, zijn
waar. De maaltijd, die je zelf
thuis klaar maakt, is met veel
kunst- en vliegwerk nog wel
redelijk lekker te krijgen,
want sommige waren die je in
de supermarkten koopt
(gewone winkels ontbreken
vrijwel) zijn niet uitgesproken
slecht, maar zodra je buiten de
deur gaat eten, berg je dan
maar.
Alleen al de manier waarop ze
aan tafel zitten, de
Amerikanen. Zelfs in de
chicste restaurants van
Washington is het
gebruikelijk je overjas achter
je rug over de leuning van je
stoel te hangen. Alsof je elk
moment kunt worden
weggeroepen en de mantel
dus binnen handbereik dient
te hebben.
Enige vormelijkheid is aan
lunch of diner in Amerika
volkomen vreemd. Ik heb aan
wei-opgevoede Amerikanen
gevraagd met welke formule
zij hun disgenoten smakelijk
eten wensen, maar ik kreeg
verbaasde blikken ten
antwoord.
Mijn huisarts vertelde me, dat
ze bij hem thuis gewoon
zeggen: „Dig in!", hetgeen
ongeveer betekent: begin
maar te graven.
En dan de omgang met het
gereedschap! De Amerikaan
snijdt zijn vlees of wat er dan
ook maar te snijden valt,
precies zoals men dat in
beschaafde landen doet, maar
hij legt vervolgens zijn mes
weg, pakt de vork in de
rechterhand, stopt de
linkerhand ergens onder de
tafel tussen de benen, legt
daar beneden veelal ook nog
eens de rechter-enkel op de
linker-knie, zakt onderuit of
kromt zich voorover en begint
in te laden.
Ik gebruikte al het woord
graven en dat is niets te veel
gezegd. De hoeveelheden die
men krijgt voorgeschoteld,
zijn dermate reusachtig, dat
men zich afvraagt waarom dit
vriendelijke cowboyvolk
zonder spade in de hand aan
tafel gaat. Ik heb eens een
gevarieerde huissalade
voorgezet gekregen, waarvoor
een onbespoten achtertuin
van 7 hectaren moet zijn
gewied. Sandwiches zijn vaak
zo hoog opgetast, dat de
tafelaars flink slagzij moeten
maken om elkaar nog in de
ogen te kunnen zien. En van
een telefoonboek van 's-
Gravenhage dikke panpizza's,
waar een Hollandse
stratemaker misschien een
vierde deel van soldaat weet
te maken, heb ik door
individuele Amerikaanse
kantoorklerken nog twee
volledige edities zien
bijbestellen.
Ik heb het dus nog niet eens
over de taferelen die zich
afspelen in de Mc. Donaldsen
en de Burger Kings. In de
zogenaamde „Franse
restaurants", waar men wat
finesse zou verwachten, kan
het er zeker zo ruw aan
toegaan. De All you can eat
(zoveel je maar op
kunt)-gelegenheden zijn erg
in trek, en altijd denkt de
bedrijfsleiding je een plezier
te doen met de verschillende
gangen zo snel mogelijk
achtereen op tafel te brengen.
De spijskaart is steevast een
bont geheel en lijkt
enthousiast ontworpen door
een met kleurpotlood en
waterverf gewapende kleuter.
De heerlijkheden die men er
op kan uitzoeken zijn meestal
culinair doeltreffend de nek
omgedraaid. Men mag er op
rekenen dat de fijnste
prod uk ten, zoals de malse
Amerikaanse biefstuk, de
moot zaagvis of de
schelpdieren in de paneer zijn
gerold en in diep vet
vermoord. De frieten zijn
dikke slappe repen aardappel,
bij de wijn zou een aspirine
moeten worden geserveerd,
het appelgebak-na is begraven
onder kaneel en de koffie
komt in hoge bekers waarvan
men door de thee-achtige
vloeistof nog gemakkelijk de
bodem kan ontwaren.
En toch is het leuk om in
Amerika uit eten te gaan. Dat
is te danken aan de
bedienende meisjes en
jongens, die altijd vriendelijk,
gezellig en hulpvaardig zijn.
En dat is een soort delicatesse
die in veel landen met een
goede keuken lang niet altijd
voorhanden is. Als je in
Amerika dus bereid bent het
eten weg te denken, kun je
nog heerlijk zitten tafelen.
MARC DE KONICK