De vrijheid van Janwillem van de Wetering I- -inale CeldocSomant ZATERDAG 21 MEI 1983 St de IRRY MAINE, USA „Ik n hier bij de mensen be nd als „De Beeldhouwer", n beetje gekke beeldhou- ir die beesten maakt en die zijn land neerzet", zegt de irijver. Vlak voor zijn grote uten huis staat een schonkig ard, waarvan alleen de akbeenderen ooit een echte jrvoeter van dienst zijn ge test terwijl de verdere kno- n afkomstig zijn van door langs de boorden van de lendende baai bijeengejut talhout en touw. De brede 5hoften van een knoestige, uten neushoorn verderop heersen dreigend een deel n het riante stuk land dat schrijver het zijne mag noe- ;n en op de veranda achter n huis neemt een lief ge- ekte leeuw er zijn gemak n. „Af en toe komen ze op ndag met de hele familie in auto langs rijen om er naar kijken. Een soort locale be- inswaardigheid. Mijn boe- n kennen ze echt niet", n laconieke constatering van een ;ondanks niet bijster gekweld ziende auteur. Hoe zou hij ook. zijn over de hele wereld mensen ïoeg die zijn boeken wèl willen en. Want Janwillem van de We ring is met als basis het grote suc- s van zijn Grijpstra-en-De-Gier- ieken een van de weinige Neder- ndse schrijvers die zich een inter- itionaal succes-auteur mogen noe- fen. „Ik ben nu in een positie" ;gt hij later, „dat als ik niks meer >u schrijven of nooit meer ene ier uitvoer, ik toch voor m'n le- i gedekt ben. Of er moet een irme inflatie komen, of er moe- R andere rampen gebeuren", en borstklopperig gedebiteerde :st. maar een van de redenen dat pq zich aan een compleet anders fl tint boek heeft kunnen zetten. I en politieroman, maar een boek B<t „Een fraaie ontploffing" gaat ten, in de herfst bij Elsevier uit- mt, en waaraan Van de Wete- 'i igs jeugd tijdens de oorlog in Rot- ten grondslag ligt. „Eigen- 3627^ ben ik terug in mijn jongetjes- tï|jdium" stelt hij. „Waarin je ook ;t over geld hoeft te denken of er de toekomst. Je speelt ge- ion. Zo speel ik met m'n bootje ir op de rivier. Zo ben ik dingen an maken, waarvan ik nooit ge- cht had dat ik dat kon". ting 'Si; add, satbloeier nwillem van de Wetering is als irijver een buitenbeentje. Een itbloeier, die na een lange en eurrijke aanloop pas na zijn veer- ste zijn eerste boek uitgaf („De ze spiegel", 1972, over zijn erva- ïgen in een Japans Zen-klooster) elf jaar en vele boeken later een irijver in bonus is. Afkomstig uit i welgesteld Rotterdams gezin, de HBS en Nijenrode naar Zuid- rika voor een aantal uiteenlo- ide baantjes, door een erfenis in it in Londen filosofie te gaan i\ ideren. Op aanraden van zijn ogleraar een mystieke opleiding ekend in het Japanse Zen-kloos- Daarna directeur van een oothandel in chemicaliën in Co- nbia, waar hij trouwt met de ids-Colombiaanse Juanita. Dan in istralië als verkoper van land. In i weer naar Nederland waar hem n uitgestelde diensttijd wacht. Hij est voor vervangende dienst als servist bij de Amsterdamse poli- Daar bevalt het hem, hij blijft in totaal zeven jaar, doet het in- ecteursexamen maar blijft als ofdagent werken. Dan medefir- ant van een zaak in borduurpa- ttnen. In '75 vertrekt hij naar nerika om zich in een Zen-boed- istische leefgemeenschap in de lat Maine (in het noordoosten n de V.S. tegen de Canadese ens) te vestigen. Na vier jaar ïkt hij zich daar teleurgesteld uit "ug, koopt een nieuw stuk land, uwt een nieuw huis. Ook in Mai- ijn eerste gesprek heb ik met m in het Amsterdamse café heltema, ter gelegenheid van het i': lekenweekgeschenk 1980 (De 'kirdachte Verheugt). Zijn informe- manier van mededelen inclusief n langs-de-neus-weg humor is ïtwapenend aardig en nogal in te- nstelling tot zijn wat lichtelijk Jdentikoos geaffecteerde uit raak. In 1982 spreek ik hem weer ^en tijdens de uitreiking van het 00e Zwarte Beertje dat hij in op- i acht heeft geschreven („De vlin- ijager"}. Alweer: benaderbaar, iendelijk, goedgehumeurd, een 'etje koketterend (als je dat ten- nste van een man kunt zeggen) (f zijn eigen nonchalance. Een 'zoek aan de Verenigde Staten Een neushoorn als stokpaardje van een auteur: „Ik bedenk die dingen, jut het materiaal langs de baai bij elkaar en een timmerman zet ze in elkaar". brengt me vanuit Boston met een mini-vliegtuigje van de Bar-Har- borlijn in Maine. Van de Wetering en echtgenote Ju anita wachten bij het vliegveldje. Vriendelijk en vanzelfsprekend. Hij met een riante sportwagen, zijn vrouw in een kleiner formaat ver voermiddel. Onderweg blijkt hij onmiddellijk een man die vol zit met anekdotes. Iemand die graag verhalen vertelt en wie een lichte- lijke overdrijving daarbij gelukkig niet vreemd is. Over hoe Martin Ros van de Arbeiderspers ooit zijn werk teruggaf met de mededeling dat het niks was, hoe diens direc teur later als van de Wetering bij Bruna al een kassucces is daar in minder parlementaire ter men commentaar op geeft. Over de schrijver Theo Kars met zijn twee vriendinnen die wilde weten hoe je in Amerika uitgegeven kunt wor den („Gewoon in het Engels gaan schrijven. Heb ik, ook gedaan. Ik zou geen andere manier weten"). Over een ontmoeting op straat met Jan Cremer („Van de Wetering, ik heb je boek gelezen, ik vond 'r niks an"). Voordat het donker wordt, bezich tigen we zijn „percelen" in het nie tige plaatsje Surry, een van de vele gehuchten in een staat die twee keer zo groot is als Nederland en waar maar een miljoen mensen wo nen. Maine hebben we al vanuit de lucht kunnen bekijken ziet er zeer noordelijk uit: een ruwe heu velachtige natuur, lage, verspreide bossen, meren en diep in het land snijdende baaien. Stil voornamelijk. Van de Weterings stuk land grenst aan een rivier. Zijn secretaris en manusje-van-alles Morgan eigen houten huisje op de familiegrond is bezig een vlonder te bouwen, maar aangezien die nog niet af is begeven we ons met een roeibootje wat moeizaam naar van de Wete rings boot die verderop voor anker ligt. Ik krijg prompt natte voeten en Janwillem zal me later sokken lenen, die ik als souvenir mag hou den. Met een vaart van een kilome ter of vijftig schieten we over de ri vier naar de baai. Er liggen vaak zeehonden te zonnen aan de oevers, vertelt hij, al laten die het nu mèt de zon afweten. Van de Wetering heeft iets kwajon gensachtigs, van het ketelbinkie dat het opeens tot kapitein gebracht heeft en geniet van de vrijheid op het verlaten water. Er moeten twee Amerikaanse adelaars rondzwer ven boven hun gebied en bruine beren dolen er eveneens nog rond. De schrijver in zijn biotoop. „Ik hou van deze natuur. Maar als ik door iets gedwongen zou zijn om in de stad te gaan wonen, zou ik daar ook geen bezwaar tegen hebben. Zolang ik kan kiezen is dit het meest ideale. Die rivier waar ik he lemaal alleen op kan ronddwalen. De vogeltjes". Hij volgt aan de uni versiteit van Maine een cursus over de rivieren in die staat. Hij is bezig met een kinderboek over een jon getje op die rivier, dat voorlopig nog moeizaam tot stand komt en waarvoor hij zo goed mogelijk theoretisch gewapend wil zijn. Filosofisch Janwillem van de Wetering privé lijkt herkenbaar op zijn boeken. Licht ironiserend via zijn woord keus, wat gewild nonchalant, ook als hij niettemin serieuze dingen zegt. Zijn boeken hebben ook die luchthartige conversatietoon, al kun je op de achtergrond soms zwakker, soms sterker aangezet een filosofisch probleem terugvin den. Dat van de onthechting, van het „als je zorgt dat je los staat van alles, kart niemand je wat doen". Hij relativeert mijn belangstelling voor zijn schrijversschap: „Ach, al die aandacht voor schrijvers. Het wordt allemaal zo opgeblazen. Ik ben niets meer of minder dan de eerste de beste vakman. Heb jij wel eens een interview gezien met ie mand die goed kan timmeren?". Over zijn nieuwe „beeldhouwers- werk": „Die neushoorn daar, ik be denk het en ik laat Morgan hem timmeren. Ik zeg dat moet daar en dat moet daar aan vast. Hij schroeft er de bouten in. Zonder hem kan ik het niet. Die vogel daar heb ik in dertijd met een timmerman ge maakt. Ik had al die onderdelen verzameld uit zee, maar ik wist niet hoe het in elkaar moest. Toen heb ik een timmerman gehuurd voor tien dollar per uur. En die had dat ding in een uur in elkaar zoals ik het wilde. Die voorwereldlijke pteranodon, die heb ik voor tachtig procent zelf gemaakt, alleen mijn dochter heeft daar een beetje bij geholpen. Ik had nooit gedacht dat ik zulke dingen kon, maar het blijkt wel te gaan. De Zwitserse psycholoog Jung heeft gezegd dat het belangrijk is dat als een man ouder wordt, hij teruggaat naar zijn jeugd. Zelf is-ie als zeventigjarige nog dorpjes gaan bouwen in zijn tuin. Tussen twee en vier uur 's middags, want hij was wel een tüchtige Zwitser. Ik doe het ge woon wanneer ik er zin in heb". Oorlog „Kijk, ik hoef niet aan de toekomst te denken. Of misschien moet ik het wel, maar ik doe het in elk ge val niet. Die sfeer waar ik nu in zit, probeer ik in dat nieuwe boek te krijgen. Het is mijn eigen verhaal. Ik was negen toen de oorlog begon. Ik heb dat altijd al willen gebrui ken als verhaal. Om die bizarre te genstelling. Hoe een kind ver schrikkingen meemaakt. Een kind denkt veel directer, veel grappiger ook. Een kind heeft heel andere angsten. Mijn vader was directeur van de Internationale Handels- en Kredietvereniging, Internatio-Mül- ler heet dat nu, dat was de top van Rotterdam. Ik zat op een dure school met allemaal jodenkinderen uit even dure milieus. De oorlog begon meteen goed met dat bom bardement. Wij woonden in Hille- gersberg en het kwam steeds dich terbij: je zag de Junkers overvlie gen, je zag de schuifdeuren erin opengaan, je zag de roze gezichten van die luchtsoldaten en je zag ze de bommen naar buiten gooien. Maar dat hield precies op waar wij woonden. Mij deed het niets. En op school verdwenen al die kinderen. Eerst kwamen ze met sterren op school, daarna kwamen ze hele maal niet meer. Je kwam ze op straat nog wel tegen en dan hoorde je: Japie Sanders is met z'n hele fa milie weggehaald, en Evert Fles kreeg een briefje thuis dat hij naar het station moest en is daarna ver dwenen en de familie Polak heeft zelfmoord gepleegd. Die kende ik allemaal goed en dan ging je je als kind voorstellen hoe dat dan was, die mensen die weggaan en die doodgaan. Maar ik wilde geen oor logsverhaal schrijven. Ik wil probe ren allerlei gruwelijkheden in een soort Kapitein-Nemosfeer te krij gen. En zoveel mogelijk met under statements aan te geven wat er aan de hand is. Het wordt eigenlijk een zware, gruwelijke roman met grap jes erin". Van de Wetering vertelt het ver haal van die jongetjes, de één een zeer doelbewuste jongen die de Duitsers van zijn tot Sperrgebiet verklaarde plas wil verjagen en de ander een joods jongetje dat zijn ou ders die zelfmoord plegen overleeft en de totale onverschilligheid als ideaal heeft. Van de Wetering: „Hij heeft dat onthechtingsidee. Zijn ideaal is „dat het je niks kan ver domme". Dat vindt-ie een prachti ge term. Dat had ik zelf als kind al. Ik zei op school: Mij kan het niet verdomme, nee, mij kan niks ver domme. Maar het vervelende was, alles kon me altijd verdommen. Dat heb ik nog. Dat vond ik inder tijd zo leuk van die Zen-meester in Japan. Die kon je echt niet pak ken". Bliksemcarrières „Het heeft me altijd geïnteresseerd, dat onthecht-staan, wat dat bete kent. Het is natuurlijk een leuke intellectuele gedachte, maar hoe ver kun je dat beleven? Eén ding, ik heb er enorm veel succes mee gehad, maar om succes gaat hét juist helemaal niet. Het is wel een grappig bijverschijnsel. Voor ik naar Japan ging, zat ik in de han del. Dat deed ik altijd ontzettend goed, verkocht me rot, kreeg betere banen. Maar dan zakte ik weg in de drank, werd met smaad ontsla gen, nam zelf ontslag of kwam ge woon nooit meer. Toen ik uit Japan terugkwam, gebeurde dat niet meer. Ik maakte almaar kleine bliksemcarrières. En met schrijven was dat ook zo. In Japan hoorde ik dat er een Amerikaanse Zen-mees ter was klaargestoomd en dat die in Maine was gaan wonen. Ik heb die een paar keer bezocht. Ik had dat eerste Zen-boek geschreven. Dat was in Amerika goed ontvangen. Ik had het idee van die Grijpstra- en-De-Gier-boeken en ik dacht dat die goed zouden gaan lopen. Dat baseerde ik nergens op, want ze waren helemaal nog niet uit. Maar ik was er van overtuigd. Ik heb te gen m'n vrouw Juanita gezegd: We gaan naar Amerika en ik ga van m'n boeken leven. Wat voor boe ken?, zei zij. Ik heb ze in Amerika en aan Bruna verkocht en ze liepen als scheten. Zie je wel, zei ik. Maar dat met die Amerikaanse Zen meester viel allemaal zwaar tegen. Dat bleek een man die machtsspel letjes speelde en zijn discipelen als slaven gebruikte. Niets van die ont hechting die hij geleerd zou moeten hebben. En het vervelende was, al les wat hij deed mislukte. Zijn houtzaagmolen ging failliet, zijn veeboerderij ging fout. toen hij con certen ging geven, kwam er nie mand. Nou dat kan dus niet. Als je iemand wilt volgen, moet je op z'n minst respect voor hem hebben. Ie dereen is er trouwens weggegaan. Alleen een paar marginale figuren marcheren daar nog rond. Nog zo'n grapje van 'm: je moet je huis bou wen op mijn land, zei hij. Ja, dan was dat huis ook van hem. Ik heb dus mijn eigen huis naast dat land gebouwd. Want je blijft natuurlijk wel een Rotterdammer. Ik heb al les verkocht en ben hier gaan wo nen". Onafhankelijk Over dat onthechtingsidee zegt Van de Wetering later: „Dat is een veel ingewikkelder proces dan ik ooit gedacht had. Zodra je zegt van; ik sta los van alles, sta je zo vast als een huis. Door het te zeggen, ga je je juist eraan vasthouden". Niette min heeft hij maatschappelijk in elk geval een status van een redè- lijke onafhankelijkheid bereikt. Be: tekent dat dat hij als schrijver nu heel andere kanten op kan, met an dere dingen kan gaan spelen? Van de Wetering: „Dat weet ik niet.Djé boeken die ik tot nu toe buiten Grijpstra en de Gier om heb ge schreven. hebben het niet best ge daan. Kennelijk dus geen formule die bij het publiek aanslaat. En ik wil ook geen stroppen schrij'ven voor uitgevers. Die „Vlinderjager" heeft het goed gedaan, ondanks de slechte kritieken. Er zijn er vijftig duizend van verkocht in Neder land. maar Bruna had er dan ook een hele reclamecampagne achter gezet. Het is een erg gekunsteld boek, het zou eerst door vier schrij vers gemaakt worden, maar de drie anderen lieten het afweten en ik heb het toen volgens een van te'vo: ren opgestelde plot (het is eigenlijk het verhaal van Rijk de Gooijer) afgemaakt. Ik heb er alleen njijn eigen ervaringen in verwerkt: ik heb Duitsland na de oorlog zien ror ken, ik ben toeristenleider in een bus in Italië geweest en ik heb in Zuid-Amerika gewoond. Ik heb geen problemen om met Grijpstra en De Gier door te gaan. Dat zijn toch leuke mannetjes? Daar heb ik erg veel plezier in. En ze verande ren ook, dat is zo leuk, elk nieuw boek komen ze wel een stapje ver der. En die commissaris die daar los van blijft staan". Hij gniffelt. „Als ik over de commissaris schrijf heb ik erg veel plezier. Alle respect die ik voor de mensheid heb, zft in die figuur". Russen Contact met schrijvers heeft van de Wetering in Amerika nauwelijks („Wat moet je met schrijvers? Ik zou het niet weten".) Alleen een uitnodiging om tijdens de viering van het Bicentennial van de vriendschap Nederland-USA op de universiteit van Maryland te spre ken, bracht hem op het podium naast Leo Vroman: „Daar was een Amerikaanse professor die vloei end Nederlands sprak, ongelooflijk. En mensen uit heel Amerika die Nederlands studeerden, het waren er wel tien. Dan allemaal doctoran dussen die stukjes voorlazen, niet om te horen zo'n droog gewauwel recht in de microfoon. Vroman en ik moesten een praatje houden over ontwapening. Ik ben er helemaal tegen, je kunt die Russen niet ver trouwen. Als ze kunnen, grijpen ze de hele wereld. Dus hoe meer ra ketten hoe veiliger je bent. Dat heb ik allemaal nog eens aangedikt: They are the enemy, they try to kill us. Maar Vroman is tégen. Die wil atoombommen weg, vrede. Die heeft 't over de natuur gehad, over de beestjes. Toch nog een levendig gesprek dus. Na afloop zijn we gaan eten en dikke vrienden geworden". Schrijvers die hij bewondert: Van de Wetering heeft in elk geval een speciaal Reve-plankje aan de muur waar hij de door mij afgestane re clame-aansteker voor „De vierde man" meteen een plekje geeft. Bij uitgever Loeb, waar ook zijn ver halen over de Japanse inspecteur Saito uitkomen, redigeert Van de Wetering bundels met Japanse ver halen. „Ik lees al jarenlang Japanse literatuur. Dat slaat enorm bij me aan. Omdat ik het allemaal herken. Kawabata heeft een boek geschre ven, „Het geluid van de berg". In dat boek gebeurt niets, helemaal niets. Het enige is dat een hond van de buren onder het balkon kinder tjes komt krijgen. Hoeveel dat er zijn, hoe ze er uit zien, God zal het weten. Maar ik heb dat boek toch gespannen uitgelezen. Geen plot, geen helden. Het gaat over een oude man, die last heeft van zijn hart en misschien ook wel niet,: en die een zoon heeft die gelukkig ge trouwd is. Wat is daar nu aan, dacht ik toen ik het uit had. Ik heb het nog een keer gelezen en het was even spannend". „Reve heelt dat een keer gezegd toen hij een jongeman ontmoette die hem vertelde: ik wil graag schrijver worden, maar ik heb een probleem, ik heb niks om over te schrijven. „Wat", zei Reve. „ik heb je net aan zien komen, je hebt je fiets tegen het hek gezet, je hebt boeken van je bagagedrager ge haald. daar zat een elastiekje over, een boek viel op de grond, je had pijn aan je vinger omdat dat elas tiekje terugschoot. Dat zijn al twee hoofdstukken!" En dat is ook zo, als je kunt schrijven. Vestdijk heeft ook eens een heel hoofdstuk ge schreven over een man die een dakgoot schildert. Niet snel en niet langzaam. Welke kleur, schrijft hij er niet bij. niet eens of hij op een trap staat. Maar je leest het in één adem uit. Dat kan ik toch kennelijk niet. Bij mij moeten ze altijd van de trap lazeren, hun nek breken en de verf nog op hun hoofd krijgen ook". BERT JANSMA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 15