e „Opereren bij kanker is niet meer vanzelfsprekend' toppen met roken beste remedie tegen longkanker ZATERDAG 9 APRIL 1983 ïdaag het zesde artikel in een serie van ;en over kanker: een gesprek van onze slaggever Rink Drost met dr. Onno pstra, die als chirurg verbonden is aan het szigtziekenhuis in Rotterdam. Openheid r de patiënt staat bij deze chirurg hoog in het ndel. Een patiënt die daarom vraagt krijgt hem het volledige medische rapport ter ige. Een vraag die iedere jongere chirurg i tegenwoordig stelt alvorens tot een ratie over te gaan is: moet er eigenlijk wel pereerd worden? „Je moet natuurlijk nooit tninkingen toebrengen als die niet absoluut dzakelijk zijn voor de genezing", aldus dr. pstra. (De eerste vijf artikelen zijn ubliceerd op de zaterdagen 5,12,19 en 26 irt en 2 april). CHIRURG DR. ONNO TERPSTRA: TERDAM „Ja, echt, ik er altijd erg verbaasd hoe in films en romans Specialisten feilloos in [den of weken kunnen Ukken wat de levensver- ting van een patiënt is. ik ben dan ook zo'n spe- t maar ik zou dat nooit [en. Voor de levensver- ting speelt een groot aan- Sctoren een rol. Een zo Bze voorspelling is eigen- altijd een slag in de ^^rindt dr. Onno Terpstra, als g verbonden aan het Dijk- r0gkenhuis in Rotterdam, dat je ^cialist ten opzichte van pa ft a wel reëel moet blijven. „Bij tchte prognose acht ik me er- ihouden eerlijk te zeggen dat er ven van de betreffende pa- e: ^og maar een beperkte tijd zal 27). i Dat is een heel trieste kant celles vak, zeker als het gaat om rl U mensen met toekomstplan- re: Ih een gezin. Bij iemand met hr.) |i, gevuld leven achter de rug Vin^e zo'n mededeling niet zo ge- veel moeite. Zo'n gesprek n een bijzonder goede sfeer 0 h«en. Nee, in die fase hoeft de 'tdieieling dat je nog maar betrek- t viekorte tijd te leven hebt niet t- Dfechrikkelijk zijn". ens fasen stelt dr. Terpstra zich betend dan voor? krijg je in de regel de ont- 'e z«)g. De patiënt wil er gewoon zijfcn, dat hij kanker heeft. En tmt het verzet. Uiteindelijk is avar| de acceptatie, maar die fase alge» bij lang niet iedereen be lde Inderdaad eerder bij de oude- Jee kunnen terugkijken op een aus (iteed leven". Voljeid naar de patiënt staat bij puifira hoog in het vaandel, iege» uitgangspunt is: als de pa- !000 Ir naar vraagt, hoort-ie wat er attef hand is. En dan nóg word ik op al te vaak geconfronteerd se stn brok wantrouwen, zo in de en otan: hij vertelt vast niet alles, len. Lis je een gunstig bericht te uitlen hebt zie je aan de andere antaVaak dat wantrouwen. Zo er <b, dat zegt u zeker alleen een om mij een beetje gerust te en Ij. Ik vind dat wantrouwen e tijc gezegd wel een beetje begrij- vnwant veel te lang zijn de pa- hd door de artsen en het ver- ilarcjd personeel betutteld ge- 1 vo| De patiënt werd als een i fr^nmondige gezien. Het recht aad fege van medische dossiers zit 3 l i te komen. Er zijn collega's iet rar niet zo gelukkig mee zijn, it sta n B. eld maar ik heb daar geen moeite mee. Een patiënt die daarom vraagt krijgt van mij het rapport te lezen". Meer dan handwerk Wie Terpstra zo hoort praten heeft nauwelijks in de gaten dat het hier gaat om een chirurg, de specialist die met mes en schaar technische ingrepen in ons lichaam moet ver richten. „Chirurgie omvat tegen woordig nogal wat meer dan alleen het handwerk", zegt hij. „Wat dat betreft zijn we gelukkig het sta dium van de opererende barbier ontgroeid. Vooral de laatste kwart eeuw is er sprake van een geweldi ge ontwikkeling geweest. De chi rurgie is uitgegroeid van een puur technisch vak tot een vak dat veel meer omvat. Inclusief een hoeveel heid denkwerk. Vragen die bij de chirurg van nu voorop staan zijn: Wie wordt er geopereerd? Hoe wordt er geopereerd? Wanneer wordt er geopereerd? en vooral: Móet er eigenlijk wel worden geo pereerd? Die laatste vraag stellen zeker de jongere chirurgen in toe nemende mate. Snijden is niet meer zo vanzelfsprekend". Terpstra is in het Dijkzigtzieken- huis algemeen chirurg. Dat bete kent dat hij wordt geconfronteerd met zowel zaken als storingen in de bloedsomloop als met ongevalspa tiënten die met een spoedoperatie gered moeten worden. Maar het meest krijgt hij toch te maken met wat medici tumors of carcinomen noemen: kankergezwellen. Die kunnen in grootte enorm variëren. Meestal gaat het om het bekende knobbeltje. „Maar we hebben ook wel eens tumors die zo groot zijn als eën voetbal," zegt hij. Die mededeling werpt meteen de vraag op waarom iemand met een gezwel als een voetbal niet in een véél eerder stadium naar de dokter is gegaan. „Ja, ik sta er wel eens versteld van dat mensen zo lang blijven rondlo pen met toch op zijn minst het ster ke vermoeden dat ze een kwaad aardig gezwel in hun lichaam heb ben. Patients delay is daarvoor de gangbare Engelse term. Soms ge beurt dat doordat men niet wil dat het vreselijke vermoeden dat men heeft inderdaad bevestigd wordt. Soms ook durft men niet naar de huisarts te stappen uit angst voor loos alarm. Wat ook de oorzaak is, ik vind het altijd vreselijk jammer en verdrietig voor de patiént. Hij kan er ongewild zijn doodvonnis mee hebben geveld. Boos worden op zo'n patiënt levert alleen een schuldgevoel op, waar zo iemand op dat moment absoluut niet mee geholpen is. Voorlichting, het weg nemen van valse schaamtegevoe lens die ertoe leiden dat men -er niet over praten of aan denken wil, zijn volgens mij de manieren om de mensen tijdiger naar de huisarts te laten gaan, die dan weer voor door verwijzing kan zorgen. Vroege sig nalering is bij alle middelen die ons intussen ten dienste staan nog altijd de belangrijkste bijdrage tot overle ven en genezen. Dat geldt voor veruit de meeste kankersoorten. Dat gegeven is voor mij aanleiding geweest een voorlichtingsbrochure te schrijven over dikke-darmkan- ker, voor het Integraal Kankercen trum in Rotterdam. Die kanker soort is in de loop der jaren een beetje mijn specialisme geworden. En de ontwikkelingen staan niet stil. Er is op dit moment bijvoor beeld een soort niet-apparatuur be schikbaar waarmee je verbindin gen in de darm kunt maken. Op die manier kun je in een aantal ge vallen voorkomen dat er een kunstmatige uitgang een stoma moet worden gemaakt. Nou, als dat lukt kun je een darmkankerpa tiënt natuurlijk een heleboel last en narigheid besparen. Maar voor waarde nummer één blijft altijd, dat je je tijdig bij de arts meldt". Niet altijd kan het de patiënt wor den aangewreven dat die laat of te laat in handen komt van de behan delende specialisten. In een aantal gevallen namelijk onderkent de huisarts in de klachten, waarmee de patiënt zich wel tijdig bij hem meldt niet, dat het wel eens om kanker zou kunnen gaan. „Doctor's Dr. Terpstra is in het Dijkzigt- ziekenhuis algemeen chirurg. Het meest krijgt hij te maken met wat medici tumors of carcinomen noemen: kanker gezwellen. delay heet dat officieel", zegt Terp stra. „En dat is wél iets om boos over te worden. Het is de taak van de huisarts juist bij de zogenaamde vroegsymptomen alert te zijn, en goed de ogen en handen te gebrui ken. Een voortdurende wisselwer king tussen huisartsen, specialisten en onderzoekers is noodzakelijk. Het volgen van nascholingscursus sen is van groot belang". Hoe vaak het in Nederland voorkomt dat een huisarts een kankerpatiënt te laat doorverwijst naar de specialisten kan dr. Terpstra niet zeggen. „Dat ligt heel gevoelig. In slechts een enkel geval komt het tot een tucht- zaak, die dan meestal door de pa tiënt of de familie wordt aange meld". Terpstra's zorg als chirurg is, tech nisch gezien, de patiënt met mes, schaar en andere instrumenten te verlossen van zoveel mogelijk van diens kankergezwel. „Wanneer je kans ziet een gezwel in zijn geheel weg te nemen, heb je een belang rijk stuk van de genezing te pak ken", zegt hij. „Maar als het niet lukt alle kanker te verwijderen, moet het heil komen van de combi natie van bestrijdingsmethoden: de chirurgie, de radiotherapie (bestra ling) en de chemotherapie (toedie ning van geneesmiddelen met een remmende werking op de celdeling dan wel een gerichte celdodende werking). Geen van die drie me thoden is dan op zich zaligmakend. Meestal is een combinatie van twee of alle drie methoden nodig". Om tot de op iedere patiënt per soonlijk toegesneden juiste combi natie van behandelmethoden te ko men-wordt iedere patiënt altijd be sproken in het zogenaamde oncolo gische team, bestaande uit chirurg, radioloog en chemotherapeut. „In onze huidige behandeling is het verwijderen van zoveel mogelijk kankerweefsel nog het meest effec tief", zegt Terpstra, „maar in dat denken gaan we lang niet meer zo ver als de chirurgen zo'n twintig jaar geleden deden. Toen haalde men zoveel mogelijk weg, ook van het omringende niet aangetaste weefsel, om er maar zeker van te zijn de nog niet zichtbare uitzaaiin gen te hebben meegepakt. Met het gesystematiseerde onderzoek is hier een doorbraak gekomen en is men tot de conclusie gekomen dat zulke uitgebreide operaties niet al tijd noodzakelijk zijn. Bij minder diepgaande operaties is de vermin king geringer eri zijn de complica ties in de regel ook veel minder. Kijk eens naar de borstoperaties. Daarin ging men vroeger heel ri goureus te werk. Niet alleen de borst werd weggenomen, maar ook alles wat daar achter ligt, inclusief de borstklieren en alle lymfklieren Dr. Onno Terpstra: „De grote winst moet komen uit vroegtijdige ont dekking en de chemotherapie". in dat gebied. Gevolg was dat een vrouw na zo'n operatie grote kans had op een blijvend opgezette arm. Bij latere operaties werd veel min der weggesneden en nu zelfs nóg weer minder, tenminste, zo lang de genezingskans daardoor niet ver kleind wordt. Je moet natuurlijk nooit verminkingen toebrengen als die niet absoluut noodzakelijk zijn voor de genezing. Juist bij een borst ligt dat heel gevoelig". Laatste woord Wanneer het specialistenteam heeft vastgesteld welke combinatie van methoden voor een patiënt de juiste is en hoe de operatie en andere be handelingen moeten worden uitge voerd, wil dat nog niet zeggen dat het ook allemaal precies zo gebeurt. „De patiënt heeft nog altijd het laatste woord en die wordt ook wel degelijk bij het overleg betrokken. Wij stellen altijd de voor de overle ving en genezing beste methode voor, maar daar kan een patiënt overwegende bezwaren tegen heb ben. Er zijn bijvoorbeeld mensen met darmkanker die absoluut geen kunstmatige uitgang willen heb ben. In zo'n geval stellen we dan in goed overleg de op een na beste methode vast, weliswaar met min der kans op genezing, maar over eenkomstig de wens van de patiënt. Soms kan dat betekenen dat er he lemaal niet geopereerd wordt". Gebruikelijker in ons land is ech ter, dat de patiënt zich onvoor waardelijk overgeeft aan de zorg van de specialisten die met hun be- handelingsvoorstel komen. Blij is Terpstra daar niet direct mee. „We krijgen hier vaak vrij mandaat voor de behandeling. „Als ik maar van die kanker af kom", is dan het argument. En ja, soms komt dan de schrik achteraf, met de bijbehoren de verwijten zoals: „Waarom hebt u niet gezegd dat ik verder moest le ven met een kunstuitgang?" Dat is dan tevoren wel degelijk verteld, maar de patiënt heeft het gewoon verdrongen. Er zijn zelfs mensen die je naar eer en geweten verwij ten dat je niet hebt verteld dat ze kanker hadden, terwijl je het alle maal tot in de finesses juist wel had verteld. Zij hebben voor zichzelf zodanig ontkend dat ze kanker hadden, dat ze zich al de informatie niet bewust waren. Vervelend is wel dat de agressie achteraf zich vaak ontlaadt naar de brenger van de boodschap en het verplegend personeel, maar niet naar de chi rurg". Een beetje jaloers kijkt Terpstra in dit verband naar de situatie in de Verenigde Staten. „Daar weten de mensen gemiddeld veel meer over hun eigen gezondheid, de gezond heidszorg en de stand van de we tenschap. Onaangename verrassin gen achteraf komen daar misschien minder voor. Men is zich beter be wust van de risico's die zowel ziek ten als behandelingsmethoden met zich mee brengen". Ziet Terpstra in de toekomst nog grote vorderingen in de chirurgie waar het gaat om kankerbestrij ding? „Dat denk ik niet. Wel ko men er natuurlijk steeds meer ver fijningen in apparatuur en metho den, die het mogelijk maken voor iedere patiënt de minst ingrijpende operatie uit te zoeken, waardoor zij na hun operatie hun gevoel van ei genwaarde behouden en normaal mee kunnen doen in het maat schappelijke leven. Maar de grote winst moet toch komen door vroeg tijdige ontdekking van kankerge zwellen en verder uit de hoek van de chemotherapie: het beïnvloeden van de kankergenen en het rem men van de celdeling. En voor het overige zullen we kanker moeten blijven zien als één van de natuur lijke doodsoorzaken. Naarmate het lichaam ouder wordt en andere doodsoorzaken worden uitgescha keld, zal kanker vaker voorko- RINK DROST IptPO jannen is de meest voor- ^gcj inde kankersoort long- ituuter, bij vrouwen borst- jnt. Br. Op dit moment is het J mannelijke longkan- Itiënten bijna vier keer •ot als het aantal vrou- fce longkankerpatiënten, verhouding wijzigt 'zich baar ten ongunste van de feroryen. In de jaren vijftig longkanker nog zes f onómeer voor bijmannen ft erfij vrouwen. In 1976 stier- welh ons land 6000 mensen r heöngkanker. Hun aantal is s dosjiien nog fünk toegeno- 5teld[ tegenwoordig sterven re g5ar ongeveer 7000 Neder- irs aan deze kankersoort, verstkanker maakt ruim 22 ber(nt uit van de totale kan end fcrfte in Nederland. recie interènstelling tot de meeste ande- °senlkersoorten is de overlevings- Derelbij longkanker in de afgelo- Bcennia nauwelijks toegeno- s' De belangrijkste oorzaak en jn is, dat de verkankering in fel al te ver gevorderd is wan- k l wor(it ontdekt. Longkanker .eh je pas wanneer je echt last ,s n<* onbedwingbare hoest- en 1 ™eëigingen die niet over gaan, zlJPjn van sputum, vaak met een Sri5e bloed erin. Is dat laatste Koctyal, ^an js het meer dan de lf tv tijd om naar de dokter te ze .Die zal geen moment aarze- ei? b een uitgebreid onderzoek itarten, met röntgenfoto's en lerobonderzoek. vet ?lke |S benauwd rfer^ eligdachte'n ontstaan doorgaans cties,(er een kankergezwel in long htpijp zo groot is geworden, een luchtgang wordt afgeslo ten. Gevolg: de patiënt krijgt het snel benauwd of heeft geregeld last van griepjes en koorts, als gevolg van ontstekingen achter een kan kerknobbel in de luchtpijp. Zit een kankergezwel in een kleine lucht weg, dan zijn de gevolgen pas merkbaar als het al veel te laat is. Behandeling heeft dan alleen nog zin om het leven enigszins te rek ken en pijn en benauwdheid bin nen de perken te houden. Longkanker manifesteert zich hoofdzakelijk in de westerse we reld, met een iets grotere nadruk op de geïndustrialiseerde gebieden. Zelfs in Nederland zijn zulke ver schillen te zien. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat longkanker in hoge mate verband houdt met menselijke activiteiten: luchtvervuiling. De meest directe vorm van lucht vervuiling voor de mens is roken. Op de verpakking van de rook waar staat op bevel van het minis terie van volksgezondheid welis waar, dat roken schadelijk kan zijn voor de gezondheid, het ministerie van financiën is er niet rouwig om dat de tekst in kleine lettertjes is gedrukt en dat rokend Nederland zich van de waarschuwing geen fluit lijkt aan te trekken. De accijns is voor 's lands huishoudboekje juist nu onmisbaar. Jammer eigenlijk, want als er nu iéts als oorzaak van kanker is aan getoond dan is dat wel het roken in het bijzonder en het inademen van schadelijke stoffen in de atmosfeer in het algemeen. Wanneer nu heel Nederland zou stoppen met roken, zou na tien, vijftien jaar het sterfte cijfer aan longkanker tot pak-weg tien procent van het huidige aantal kunnen worden teruggebracht, zo menen de onderzoekers. Roken en roken is twee. De roker heeft tien keer meer kans op long kanker dan de niet-roker. De straf fe roker loopt meer risico's dan de gelegenheidsroker. Hoe langer je' hebt gerookt, hoe groter de kans op longkanker. Wie inhaleert loopt meer gevaar dan wie dat niet doet, tenzij het bij de laatste om meer dan 25 sigaretten per dag gaat. Si garen en pijp leveren iets minder kans op longkanker, maar weer meer op lip- en tongkanker. De op mars van vrouwen als longkanker- patient wordt gezien als direct ge volg van het in toenemende mate en jonger gaan roken. Te beklagen Wie te horen heeft gekregen dat hij of zij longkanker heeft is doorgaans te beklagen. Longkanker is een van de kwaadaardigste vormen van kanker en de overlevingskans is gering. Tegenwoordig is zo'n elf procent van de behandelde long- kankerpatienten vijf jaar na de be handeling nog in leven. In verre weg de meeste gevallen betekent longkanker, dat men na de ontdek king ervan nog slechts een aantal maanden te leven heeft. Een be handeling met uitzicht op genezing is meestal alleen mogelijk wanneer de onderzoeken die soms zeer onprettig zijn en foto's uitwijzen dat er slechts één kankergezwel, zonder uitzaaiingen (metastase) in een long zit. Meestal wordt dan operatief de hele long waarin het gezwel zit weggenomen. Dan moet de patient ook nog in op timale conditie verkeren, want al leen al de zo ingerijpende operatie pleegt daar een fikse aanslag op. Van de patiënten die worden geo pereerd is vijf jaar later de helft nog in leven. Bij het grootste deel van de long- kankerpatienten is een operatie zinloos. Meestal worden die patiën ten nog wel degelijk behandeld, in de vorm van bestraling. De resulta ten van zo'n behandeling zijn niet opzienbarend, evenmin als die van de toepassing van chemische mid delen. In beide gevallen is de be doeling, de kankercellen te doden, maar in de praktijk komt het er meestal op neer dat de groei van de gezwellen wordt geremd en dat zo wordt tegengehouden dat de kan ker naar andere organen overslaat. Zo kan bijvoorbeeld een bloedvat zodanig worden aangetast dat er een longbloeding ontstaat; zo kan de luchtpijp dichtgroeien, zodat de patient stikt. En zo kan de pijn on draaglijk worden omdat de kanker in de botten groeit. Overigens is de pijnbestrijding wel zo ver gevorderd dat geen kanker patiënt meer ernstig hoeft te lijden of een vreselijke verstikkingsdood moet sterven. Vanuit de long zaait kanker zich gemakkelijk uit naar andere plaat sen in het lichaam, vooral naar de hersenen, maar ook wel naar de le ver en de huid en zeker naar de lymfklieren (te merken aan zwel lingen in de hals, onder de oksels en in de liezen). Het uitzaaien naar de hersenen betekent overigens nog niet dat daardoor meteen de geestvermogens worden aangetast. Het opmerkelijke gedrag van een kankerpatiënt is meestal eerder een gevolg van de confontratie met de naderende dood. Vroegtijdige opsporing van long kanker zou de kans op succesvolle behandeling aanmerkelijk kunnen opkrikken. Maar het maken van een jaarlijkse long-röntgenfoto via het in ons land nog bestaande sys teem van tbc-controlebureaus bij voorbeeld bij alle mannen van 50 jaar en ouder levert te weinig op. Het overlevingspercentage zou op ongeveer twaalf of dertien kunnen worden gebracht. Voor werkelijk vroegtijdige signalering is een half jaarlijkse röntgenfoto nodig. Dan zou in zoveel meer gevallen geope reerd kunnen worden, dat het overlevingspercentage op ongeveer 25 zou komen. Maar zo'n bevol kingsonderzoek zou nog afgezien van het feit dat elke röntgenfoto een dosis ongezonde straling in het lichaam brengt zo ongelooflijk duur worden, dat het met de ac cijnsopbrengst van de rookwaren op geen stukken na te betalen zou zijn. Stoppen met roken lijkt hier duide lijk de gezonde keus. Niet dat daar mee het overlevingspercentage di rect hoger wordt, maar wel daalt het aantal longkankergevallen in zeer aanzienlijke mate; een hele boel mensen krijgen géén longkan ker, die *ze anders wel zouden krij gen. Wanneer Nederland stoppen met roken, na tien, vijftien jaar het sterftecijfer aan longkanker tot pak-weg tien procent van het 'huidige aantal kunnen worden teruggebracht, zo menen onderzoekers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 19