Als je de middenrif spier goed bespeelt kun je onmogelijk nog stotteren" *egruwel van Ken N nal© fiddócSoutcmt tur afet HELDENTENOR LEN DELFERRO: ZATERDAG 9 APRIL 1983 ief er helaas alles van. Ook ik ken uit ondervinding de Igst, die op de meest onverwachte momenten van je lippen hizeval maakt waartussen een zin volkomen klem komt te Opeens stokt de adem in je keel en krijgt je conversatie hjulatoreffect, dat spontaan de lachlust activeert van dege- ïie naar je luisteren. Je had toch zo'n mooi verhaal, zei je. )or de draad er dan mee. >ert het. Ofschoon je er zeker van bent, dat het ook deze |/ef zal lukken. Je kent jezelf immers beter dan wie ook en i weet je donders goed, dat je stem toch weer zal terug- i voor de eerste de beste hindernis. Een steigerend paard Ie dubbele oxer is hij dan, dat hinnikend afremt en zijn mr van zich afwerpt. opbouwen", heb je jezelf voor de zoveelste maal geïn- d, „geen paniek. Er is niks aan de hand. Ze wachten wel Maar je gunt je geen tijd, voelt de misselijkheid uit je 95 ƒ777 naar boven komen als je adem haalt voor de beslissen- ong. De sprong, die je ook deze keer niet zult halen. 'legep sPrinSt radeloos tegen je gehemelte, terwijl die ene let- ige ztarje al jaren als de dood voor bent, je opnieuw verraadt hddrugstuitert in je mond. De K van kamperen en van koffie, e\ó<-iassejustitie en Kopenhagen. Hoe vaak hebben ze je nou al jste igd, welk geloof je hebt? Op zulke momenten had je er een gei% voor overgehad als je had kunnen antwoorden: „Ik? Ik reformeerd". Met de G van gereformeerd en van genade, ——tduld en genezing heb je geen enkele moeite. Nooit gehad lie springt moeiteloos van de trampoline van je huig en feilloos over je lippen. IE N geloof ik heb, wil je weten? Nou, ik ben Nederlands her- ncj b Ik ben doopsgezind. Ik ben vrijdenker. Ik ben Grieks- »ecipx Maar die vluchtwegen zijn door het doopsel en een ling volgens de Romeinse riten helaas geblokkeerd. En 7 ga je keer op keer voor schut. Letterlijk op je bek. En —public. Op schoolavonden en tijdens de keuring voor de re dienst. Op de gekste momenten wilden mensen van je r tot welk kerkgenootschap je behoort. En als ze je dan za- rzelen, omdat je probeerde moed te verzamelen en naar WÊÊtond te happen, keken ze je aan met zo'n meewarige blik He durft er in gezelschap niet eens voor uit te komen, dat eg tod gelooft". ï30.<^ js fjet punt njet q0(j fob je geen problemen. Maar n 3 if geloof je allang niet meer. Op het moment, dat je weer >te Wjssende aanloop neemt ben je in feite al verslagen. Ka, ^elTr Verder kom je niet. De K van katholiek en van kakofo- jmers^ tegen je tanden, rafelt daar uiteen tot tien, twintig ge en die kreten. Katholiek. Je kunt niet eens zeggen waar het net djf. Je palessen ix 'Magere school de geur van natte jassen in de lange eukerfet urinoir, waarvoor je het eerste jaar lengte te kort mg. ook al ging je op je tenen staan, de reprodukties in de 36.- ff Lago Maggiore en het Laatste Avondmaal met Christus 1 lijn apostelen in een waas van licht gruwde je van de en, die met de regelmaat van de klok terugkwamen. Je achtepreiging op je afkomen, bank voor bank kwam het dich- °a9mepfdaf meneer Linders tegen Joop Meester zei: „Zo is het Leo, wil jij het overnemen". ken. od. De radeloze angst, die je dan had. Die het speeksel uit peil ei joeg en een vis op het droge van je maakte. Vanaf het 'an de les had je de bladzijden al verkend om te zien, e voetangels en klemmen lagen. Ze doemden op in de y^innen vol letters, die het duidelijk op je gemunt hadden jOT de klasgenoten zouden vernederen, als ze de kans ertoe die vernedering ontlopen, las vast zachtjes mompelend f^ilijke passages, oefende op vijandige woorden. Comesti- Com, Com, Com. Terug naar af, weer een aanloop ne- met een fluitende adem over de hindernis. Comestibles- het was gelukt. 'elige stilte dl jij het overnemen van Joop". Was het verbeelding of roer Inderdaad opeens een griezelige stilte in de klas? Meneer itruf achter zijn lessenaar bij het bord. De ogen grijs en ge- boven zijn halve leesbril; links en rechts peinzende blik- mW7c/7f op jou. Op de schlemiel met zijn kreupele strot. rasgp/f er gelukkig weinig last vanhield mijn moeder op Jagen vol, „Leo is vrolijk van aard en slaat zich er wel ^mm,n". Daarom werd ik ook niet naar spraakles gestuurd. het geld, dat moeder daarmee uitspaarde, kocht ze fla- tverhemden, die makkelijk twaalf seizoenen meegingen. Mr broodjes iderWa terdagm or gen riep ze: „Ach Leo. Ik ben glad vergeten, Jan en tante Greet vanmiddag komen eten. Ga jij eens broodjes er bij halen iroodjes. De N van negen was ook al een gezworen vij- n 25> me al zo vaak had gekeeld. Dat wist ze toch. Daar had 'i m*iing mee kunnen houden. Waarom had ze mij trouwens ren, terwijl Ernst, Ernie en Hetty ook thuis waren? Die ez le\oc^ °°k om die boodschap kunnen sturen. .123 li naar de buurtbakker werkten mijn hersens onder hoog- enedeéf- Ik moest de pijnlijke confrontatie met de buren in die LEiDtfioe dan ook zien te vermijden. „Kijk eens, wie hebben kend i hebben: onze Leo. En wat kan ik voor de kleine man 1 en?". En ik, ergens diep onder de toonbank, trillend van r iaar Nee, nee, nee". Want wie stottert, verkoopt altijd „nee". lanisotou nog de weeë geur van de pas gebakken casino's. Zie iris Mfc/jf van de bakkersvrouw levensgroot en hoog boven af zal het zijn, Leo?". rste de nve|p/'f mijn sluitenb» balde aat wisten en '®7ice „Acht koper'.!"- «n ting to later: kost enbij". >e/2 nr 2In gelui- terstalf 'n mÜn i 24Cfi blijven jen tot BBÉEsdas van Leideri Ik was temming J/e te,sta»' ««ppen 1 240 erzjr7/76/7 onó&ifgang te raat f7. Die al- k'ertr voor- hield, WlM% hij een gaande De eeneiige tweeling Jan en Pieter de Jaeck is met va der uit het Belgische St. Gilles voor dag en dauw wegge reden om op tijd aanwezig te zijn in de krijtkring van de bevlogen meester, die driftig de heilsboodschap van de middenrifspier uitdraagt. zinnen, die anderen hoogst origineel vonden. Maar zij liet, dat ze uit nood geboren waren. Zij hadden immers van de K en de N. ie een er aan denken, toen een van de leerlingen van Len licht haperend tegen mij zei: „U schrijft nou wel een ient zeiüver stotteraars. Maar volgens mij wordt het niks. Hoe nou weten wat er in me omgaat als ik met iemand procurjsf eens weten", heb ik hem gezegd, hoe ik hem knijp geimgsi^ j/e jfr formuleer. Ik ben namelijk ook een origine- de kopr Vere stotteraar' d'e hevig sterft van angst als hij voor aan i3£'e televisie of in een groot gezelschap moet spreken. e dag van vandaag is mijn stem een trots, maar koppig uiterifaarmee ik voortdurend in de clinch lig. Er zijn tijden, k elk parcours feilloos neem. Maar onherroepelijk komt /an uaomenf, waarop ik voor een hindernis, die niks voor- wei naef capituleren ■is. die>i de N blijven twee rotzakken, die me tot aan mijn dood' op de hielen zullen zitten AMSTERDAM Len Delferro is een strenge heelmeester, die zijn leerlingen keer op keer hardhandig de les leest. Hij kent geen pardon voor wankelmoedigen, die zijn re torische zweepslagen proberen te ontwijken en blijven volhouden, dat er geen genezing op dit onder maanse is voor hun afschuwelijke •kwaal. „Jij bent een zacht ei", briest hij hun toe, „een kaaskop, die medelijden heeft met zichzelf. Aan zulke figuren heb ik niks. Als je op dit moment maar voor acht ennegentig procent denkt: het lukt me misschien om van het stotteren af te komen, ben je hier niet op je plaats. Je gaat dan de deur uit, pakt je jas van de kapstok en verdwijnt om nooit meer terug te komen. In deze kamer kunnen we alleen vechters gebruiken. Mensen, die bereid zijn zich voor honderd pro cent tè concentreren. Is dat begre pen? Ik ben hier de kapitein. Maar ik ben ook je beste vriend, die zegt: „De handicap, waarmee jullie al zo lang worstelen, is te genezen". Ik geef aan, hoe dat moet gebeuren. Ik wijs jullie de weg, maar jullie zullen het zelf moeten presteren. Stotteren is de oudste ziekte van de wefeld. Die wordt al in de bijbel genoemd. Maar stotteren is niet on geneeslijk zoals polio en vele vor men van kanker. Dat is onzin. La riekoek. Bullshit". „Het is ook geen afwijking van de hersens, zoals door vele zogenaam de deskundigen beweerd wordt. Jullie mankeren niks, onthoudt dat goed. Jullie hebben normaal kop- pie, koppie. Nu gaat het er alleen om: hoe komen jij en jij en al die anderen van het stotteren af?. Hoe jullie eraan gekomen zijn weet i.k niet. Wil ik ook niet we ten. Er zijn hon derdduizend re denen, die mo gelijk de oor zaak kunnen zijn. Je bent ooit geslagen door je vader, je bent je wild geschrok ken van een steigerend paard. Allemaal tot je dienst. Maar waar je door besmet of verpest bent is momenteel niet belangrijk. Ik ben ook geen dokter Pipi en geen psychiater, die verlekkerd in een ander mans ziel zit te wroeten. Mijn enige stelregel is: „Wie geneest heeft gelijk". En als i'ullie nou maar bereid zijn om te cnokken, om tot op de bodem te gaan, komen jullie stuk voor stuk van het stotteren af. Daar is geen twijfel over mogelijk. Het enige wapen, dat ik jullie daarvoor geef, is de middenrifspier. Die is in je li chaam naast het hart een tweede pomp, waarmee je de ademhaling via de flanken kunt regelen. Als je dat goed doet, als je dat kostbare massage-apparaat tussen je zevende en tiende rib optimaal benut, is stotteren uitgesloten. Hoor wat ik zeg. Als jullie nadenken en keihard blijven oefenen op je ademhalings techniek praten jullie binnen de kortste keren even norrhaal als ik. Sta op!". Legioen adders Als door een legioen adders gebe ten springen ze op van hun klap- stoelen. Ze zijn op deze zaterdag morgen opnieuw van heinde en verre gekomen om verkoeling te zoeken in de slagregen van Delfer- ro's opruiende peptalk. De eeneiige tweeling Jan en Pieter de Jaeck is met vader uit' het Belgische St. Gil les voor dag en dauw weggereden om op tijd aanwezig te zijn in de krijtkring van de bevlogen mees tér, die driftig de heilsboodschap van de middenrifspier uitdraagt. „Er zit een wonderbaarlijke voor uitgang in hun spreken", zegt de vader terzijde vol trots, „als ze zich efkens goed concentreren haperen ze zo goed als niet meer". Zijn boodschap wordt geestdriftig ontvangen door de landbouwer uit de Flevopolder en door de student uit Leiden, die met 300.000 andere Nederlandse stotteraars al jaren ronddolen in het verbale mijnen veld. Ze hebben in de loop der tij den van alles geprobeerd om van hun handicap af te komen, zijn gaandeweg de kruisweg afgestrom- peld langs de staties van logopedie, psychiatrie, psychologie, acupunc tuur, handoplegging en natuurge neeswijze. Een tocht door een dool hof met verstopte, doodlopende ganged, waar ze het spoor steeds verder bijster raakten. Tenslotte kwamen ze meestal via via, van horen zeggen of tips van vrien den terecht op de Apollolaan 50 in Amsterdam, waar ze voor het eerst in hun leven tot hun verbijs tering hoorden, dat ze geen zielepo- ten zijn met een levenslange handi cap. Maar doodnormale mensen, die prima kunnen functioneren, mits ze die ene spier in hun li chaam correct bespelen. Meneer Angst Len Delferro legt het hun uit. Stampt zijn kennis in de hersen schors en de ziel van zijn leerlin gen. „Jij bent veroordeeld door me neer Angst", roept hij, „de angst houdt je gevangen en isoleert je steeds meer. En uit die gevangenis ga je jezelf nu bevrijden. Met me neer Angst reken je voorgoed af. Die draai je zijn nek om, want als je praat terwijl je je middenrifspier geleidelijk en soepel naar boven laat komen, heeft hij geen been om op te staan". Hij staat nu voor een jongen, die al minuten lang zwaar inhalerend zijn binnenvoering onderzoekt. „Hoe heet je en waar kom je vandaan?", vraagt hij met dwingende stem. Na enig dubben komt het ant woord: „Ik ben „Let nu op", kapt Delferro hem ge lijk af, „weet, wat je zegt. Jij bent hier de enige, die belangrijk is. Tussen de vier en een half miljard mensen op deze aarde ben jij de man, die voor jezelf beslissingen gaat nemen. Die kan bepalen, of hij wel of niet wil stotteren. Aan de rest heb je maling. Het gaat om je eigen ik. Jij bent de knokker, die uitmaakt, wat hij gaat doen. Daar moet je nu nog over nadenken. Maar straks is dat een automatisme geworden. En Delferro, die ouwe, Len Delferro is een strenge heelmeester, die zijn leerlingen keer op keer hardhandig de les leest. dikke man, zie je allang niet meer staan". „Neem rustig de tijd. Jij bent de baas. Jij wordt wakker en rekent af met meneer Angst. En na twee, drie lessen zul je zien, dat de flan ken vanzelf naar binnen komen als je praat. Dan word je door niemand meer afgeleid. Niet meegesleept door ome Joop en tante Miep. Die kunnen je voortaan gestolen wor den" „Jij regelt ook de snelheid van je spreken. Laat je daarom door nie mand opjutten. Wie beslist of hij wil worden afgeleid? De engeltjes misschien? Je buurvrouw? Nee, dat ben jij. Jij bent, wie je bent. En de rest is bijzaak. Wie ben je dus?". De jongen neemt pijlsnel een vers mondje lucht en werpt zijn naam rimpelloos de kamer in. „Ik ben Cor Storm uit Den Haag". Bikkelhard „En jij". Delferro maakt een sierlij ke balletpas in zijwaartse richting en duikt nu op voor de buurman. „Jij kunt het ook. Ik zie, dat je han den trillen. Een goed teken. Je be wijst daarmee, dat je je bewust bent van je eigen mogelijkheden. En thats good „Ik zeg het nogmaals: dit is een bikkelharde methode, die je tijd en geld kost. Daarom mag je jezelf geen seconde sparen. Ronald hier had twee maanden geleden even veel moeilijkheden met spreken als ik met mijn dikke buik zou hebben bij de beklimming van de Mount Everest. Maar nog steeds wil hij niet helemaal geloven, dat hij van het stotteren af kan komen. Hij deinst steeds terug. Wil de macht niet in eigen hand nemen. En daar om gaat hij nu de kamer uit. Want zolang hij bang is voor zichzelf is er geen stoel voor hem. Neem de tijd en pas als je denkt, dat je het aan kunt, kom je terug als een torna do". Als Ronald de kamer heeft verla ten zegt Delferro: „We zijn hier niet op een plaats, waar stotteraars wordt wijsgemaakt, dat ze met hun handicap moeten leren leven. Die therapie is een bedenksel van de deskundigen, van wie vijftig pro cent zelf stottert. Een merkwaardi ge zaak, zou ik zo denken. Als jouw kind van het slissen af wil komen stuur je het dan naar iemand, die zelf ook slist? Geen haar op je hoofd, die daaraan denkt. Maar in de wereld van de stotteraars blijkt het de gewoonste zaak van de we reld te zijn". Romige pathos Hij spreekt met uitgekiende effec ten en schuwt de romige pathos biet. Niet verwonderlijk overigens, want hij komt uit een familie in het Amerikaanse Philadelphia, waar men constant glanzende no ten op zijn zang had. Zijn vader zong met Al Jolson en zelf trok hii als heldentenor een welluidend spoor door de hele wereld, van Me tropolitan Opera in New York tot in de Wiener Staatsopera en in de Covent Garden in Londen. In Londen werd hij op een avond gebeld door de intendant van de Nederlandse Opera, die hem drin gend verzocht vliegensvlug naar Amsterdam te komen om als inval ler bij de hand te zijn voor een door griepbaccillen gesloopte tenor, die op zijn laatste benen liep. Hij vloog daarop over de Noordzee naar Am sterdam, zat even in de zaal en zong vervolgens als Othello een glansrol. Korte tijd later had hij op het ter ras van Hotel America in in Am sterdam met AVRO-regisseur Ka- rel Prior een bespreking over een televisie-uitzending, waarin hij de dramatische slotscène uit Verdi's bloedstollende opera nogmaals zou zingen. „Nu moeten we alleen nog iemand hebben, die de overleden Desdemona speelt", zei Prior. Waarop Delferro met een machtig veldheergebaar naar een hoogblon de dame aan een belendend tafeltje wees en riep: „Dat gaat zij doen. En ik ga ook met haar trouwen". Achteraf was de verovering van het topmodel José aanzienlijk tijd rovender dan de kort aangebonden heldentenor had befcijferd. Maar ze speelt nu toch alweer een fraai aantal jaren naast hem een glansrol in hun privé opera in vele bedrij ven. Over de flank Len Delferro, de eigenzinnige ster en tegendraadse spraakleraar heeft enkele jaren geleden het telkens aanrollend applaus en de open doekjes geruild voor de dankbaar heid van honderden stotteraars, die hij met zijn door opera-praktijk ge perfectioneerde „flank-adeipha- ling" via de middenrifspier gega randeerd van hun handicap af helpt. Het gros van de 3000 Neder landse logopedisten, die nog steeds volhouden dat stotteraars hun kwaal moeten accepteren, volgt zijn spectaculaire verrichtingen met stijgende ergernis en achter docht. Delferro is overigens koppig ge noeg om zich daar niets van aan te trekken. Tijdens een internationaal congres over stotteren, dat zojuist in Denemarken is geëindigd, heeft hij de knuppel opnieuw in het pot dichte hoenderhok gegooid en 500 deskundigen uit de hele wereld vrijmoedig de wacht aangezegd. „Daar", zegt hij, „heb ik ontdekt dat stotteren een handicap is, die over de hele wereld op dezelfde knullige manier behandeld wordt. Dat noemt men een therapie. Maar mensen vertellen, dat ze moeten le ren leven met hun kwaal is geen therapie. Therapie is een genees wijze. Maar aan genezen komen ze niet toe". Kruistocht Delferro, die zichzelf een „anti-psy chiater" noemt en alleen gelooft in de kracht van elk individu per soonlijk, weet zich bij zijn een- manskruistocht voor een effectieve behandeling van stotteraars ge steund door steeds meer gezagheb bende wetenschappers. Onder hen ook de Amsterdamse kinderarts dr. Fiedeldij Dop, die vierkant achter hem staat en de neuroloog dr. J. van Hemert van de Mariastichting in Haarlem. „De „flank-ademha ling", zegt deze laatste, „geeft de stotteraar voor het eerst een reeel zicht op het einde van zijn proble men". Hij aarzelde ook geen mo ment met het schrijven van een po sitieve inleiding voor het boek „Flank-ademhaling", waarin stap voor stap de behandeling beschre ven wordt van stotteraars volgens de Delferro-methode. Binnenkort neemt de Ziekenfonds raad het verzoek in behandeling om de therapie van de „flank ademhaling" op te nemen in het ziekenfondspakket. Vele door Del ferro behandelde ex-stotteraars hebben daarvoor in vlammende brieven gepleit, omdat deze metho de volgens hen de enige is, die ef fect heeft. „Ik wacht af", zegt Delferro. ..en ik heb het volste vertrouwen. Ik weet namelijk, dat ik begonnen ben in schone sneeuw". LEO THURING Foto's: MILAN KONVALINKA Len Delferro spreekt met uitgekiende effecten en schuwt de romige pathos niet. „Ik geef aan hoe de handicap te genezen is. Ik wijs jullie de weg, maar jullie zullen het zelf moeten presteren".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 13