iirsaie Romeo solliciteert naar Zondervan plaats in Oranje Peter Adelaar heeft weer plezier in leven Een nvoefr. ilsor] 0J AMSTERDAM „Ik wilde het die ongens gewoon even een beetje a noeilijk maken". Amsterdammer 'eter Adelaar over zijn deelname ian de Nederlandse judokampioen- s^saohappen onlangs in Kampen. In )81, na de wereldkampioenschap en in Maastricht, liet Adelaar het op-judo voor wat het was. Proble- nen in de privésfeer maakten het Sbedrijven van sport-op-'niveau niet anger mogelijk voor de man die in 978 in Helsinki Europees kam- ii )ioen in het superzwaargewicht irverd. Inmiddels is hij tot rust ge- z tomen in een nieuwe woonomge- 'ing in Amsterdam-Slotermeer en vaagt hij zich (gestimuleerd door s'n echtgenote) zo af en toe weer op Ie judomat. -Po\ irijdens de Nederlandse judokampi- jr »enschappen van vorig jaar was hij iei'lotsklaps even terug, na twaalf ibnaanden totaal niets aan zijn sport e hebben gedaan. Desondanks ver eerde hij een bronzen plak in het iitwaargewicht. In Kampen was hij "^er van de partij. Hij werd echter de tweede ronde verslagen door Ie latere winnaar Jan Rapmund uit 8>en Haag. igtJk heb weer plezier in het judoën, veer plezier in het leven, dat vind k veel belangrijker", n zijn hand lijkt de glazen thee- nok niet meer dan een borrelglaas- e. Op de deurmat staat een sport- le choen van naar menselijke maat- taven gesproken enorme omvang. e >e Reus van Mokum thuis op z'n j latje in Amsterdam-Slotermeer. 'eter Adelaar (36), ex-Europees ju- er iokampioen in het superzwaarge- vicht. Lengte: 2.20 meter. Gewicht: 35 kilogram. Handig, zo'n postuur? 'ijdens het verslepen van piano's ®^nisschien of bij het ramenlappen, naar op de judomat lang niet altijd. Velaar zegt het en hij kan het we- Sn. 'ot vervelens toe is hij op z'n met ojo's geplaveide weg naar de top econfronteerd met de ironie van et sportpubliek. Adelaar deed het '^gezegd ir. de ogen van de kijkers j Romeo Zondervan tijdens één van de oefenwedstrijden van het Nederlands elftal. ZATERDAG 26 FEBRUARI 1983 «BIRMINGHAM In het ka- der van de grote bezuinigings operatie, die de leiding van FC Twente meende te moeten uitvoeren om de club ook op langere termijn bestaansze kerheid te kunnen garande ren, was Romeo Zondervan de laatste speler die voor een aar dig bedrag van de hand werd jedaan. West Bromwich Al- )ion telde een jaar geleden üngeveer een miljoen gulden neer voor de inmiddels 24-ja- ■ige Surinamer, die zowel bij ?C Den Haag als FC Twente [e boek stond als vleugelver- lediger. Martin Jol, die ook jij genoemde twee clubs al jzijn ploegmakker was ge feest, was hem een half jaar ■öeerder voorgegaan. iide Nederlanders hebben zich indertussen opgewerkt tot zeer ge- vaardeerde krachten in het eerste •lftal van de ploeg, die vorig sei nen in de competitie pover pres- jeerde, maar die deze jaargang een ;oede middenmootpositie bekleedt, lol en Zondervan zijn zelfs de eni- ;e twee spelers die tot dusver alle impetitieduels van de partij wa in. Opvallend detail: Romeo Zon- ;rvan deed dat als hangende rech- erspits voor wie het werkterrein roornamelijk op het middenveld ig en dus niet op de plaats die hij jrenlang bij FC Den Haag en FC Twente bezette. Ja maandenlang in een plaatselijk lotel te hebben moeten doorbren- jen hebben Romeo en Marleen fondervan inmiddels domicilie ge zonden in een gloednieuwe eenge- :inswoning in Sutton Coldfield, een jlaats dicht tegen de grauwe indus- riestad Birmingham aangedrukt, fo weten zich daar in een oase van n dat komt prima uit. Romeo londervan: „Het is nog rustiger n in Enschede en daar hoorde je bijna nooit wat. Ik houd van dat tille. Vorige zomer waren we in lederland. Na een dag bij familie in Den Haag te zijn geweest, had- in we het wel bekeken en zijn we ïar Enschede gegaan. Ons huis ld irijdaar hebben we inmiddels ver- ïuurd, maar we zijn vastbesloten >m weer daar te gaan wonen als vikk iet er-in Engeland op zit", f: 44 lo moeizaam tiaar zo prettig als Zondervan zich 13-18momenteel met een driejarig con- ll-17[ract op zak voelt, zo moeizaam effecerliep zijn aanpassingsperiode op s bcpngelse bodem. De overgang van 33FC Twente naar West Bromwich 33 28 Jbion bleek moeilijker dan hij had 'edacht. Daarover: „Je komt in een ij be nder land, wordt in een hotel on- '21 lergebracht en doordat je de'taal liet vlekkeloos spreekt is het moei- ijk met de spelers een goed contact e onderhouden. Ook al doordat bij de ploeg nogal wat verschil- ende dialecten worden gesproken, fo hebben we er iemand uit Lon- len bij, eentje uit Manchester en Romeo Zondervan voelt zich inmiddels bijzonder thuis in Birmingham, waar hij als voetballer is uitgegroeid tot een uiterst waardevolle kracht van West Bromwich Albion. bijvoorbeeld twee uit Schotland. Je moet steeds weer heel goed naden ken voor je weet waarover ze het hebben. Vergeet daarnaast niet dat ik bij FC Twente nooit met echte concurrentie te maken had gehad. Of ik nu goed of slecht speelde, de volgende keer stond ik toch weer in de ploeg. Voor je ontwikkeling als voetballer is dat natuurlijk niet goed". „Hier is dat anders. Toen ik vorig jaar kwam stonden de andere spe lers me ook bepaald niet met open armen op te wachten. Er kwam im mers weer iemand bij die kandi daat was voor een plaats in het elf tal. Bovendien kwam ik ook nog op een moment dat in Nederland het seizoen bijna ten einde was en West Bromwich Albion nog twintig wed strijden moest spelen. De winter was streng geweest en er moest nogal het nodige worden ingehaald, terwijl we bovendien nog actief waren in de toernooien om de FA en League Cup. Daar kwam dan ook nog eens bij dat West Brom wich Albion in de competitie slecht draaide, we hebben zelfs nog enorm tegen degradatie moeten knokken. Ja, om al die redenen heb ik het eerst verschrikkelijk moeilijk gehad. Maar we zijn er door gekomen en het gaat nu heer lijk". Ook in sportief opzicht is het tij ten gunste gekeerd. Wellicht mede door de tactische vondsten van de huidige manager Ron Wylie en trainer Mike McKelly. Het tweetal laat tegenwoordig steevast drie centrale verdedigers opdraven, ter wijl de vleugelverdedigers door schuiven naar de middenlinie, waar zich al twee centrale midden velders bevinden, onder wie Mar tin Jol. In dat geheel vervult Zon dervan de rol van hangende spits. Wie dat een jaar geleden had voor speld zou vermoedelijk in Neder land niet geheel voor vol zijn aan gezien. „Maar ze beginnen hier hard te lachen als ik zeg dat ik in Nederland altijd in de verdediging heb gestaan", repliceert Zondervan. „Dat geloven ze gewoon niet. En ik moet zeggen dat ik me dat ergens wel kan voorstellen. Deze plaats ligt me veel beter dan die van back. Dat heb ik zelf jaren geleden al gezegd. Maar toen hing ik zo on geveer tegen dat Nederlands elftal aan en hebben ze natuurlijk ge dacht dat ze me daar maar mooi moesten laten staan. Volgens mij is dat één van de redenen dat er wat mij betreft bij FC Twente niet is uitgekomen wat er wel in zat. On der Rob Groener mocht ik het een paar keer proberen als middenvel der. Dat ging eerst goed, maar toen het een keer tegenviel werd ik meteen weer naar mijn oude plaats teruggestuurd, omdat het toch wel beter voor me zou zijn. Bij West Bromwich Albion krijg ik gelukkig wel voortdurend de kans me op het middenveld te bewijzen. En het be valt me prima". Minder positief Wat minder positief is Romeo Zon dervan over de zo vaak besproken sportiviteit in het Engelse voetbal. Als je hem mag geloven is het ge drag van de modale Engelse prof in dat opzicht heel wat minder onbe sproken dan algemeen wordt ver ondersteld. „Ze zeggen dat het hier zo fair toegaat. Ja, op zijn tijd klopt dat wel. Maar je moet niet in de clinch raken met een speler want dan kan het heel raar uitpakken. Ik vind ze vaak zelfs ronduit ge meen. Bij hoge ballen krijg je stee vast een elleboog in je richting. Ik heb al heel wat dreunen gehad, je houdt het niet voor mogelijk. En daar moet je je echt op instellen, door zelf ook uit te delen, anders ga je er gegarandeerd onderdoor. Ik ben niet zo'n type, maar je kunt moeilijk alleen gaan incasseren, dan blijft er niks van je over. Soms vraag je je gewoon af wat voor le ven dit eigenlijk is. Als je hier bent uitgevoetbald heb je ook zeker een paar goede littekens in je gezicht". De ambiance in het Engelse voetbal vergoedt echter veel voor Zonder- van, die een open deur intrapt als hij opmerkt dat de League één van de zwaarste competities in het Eu ropese voetbal is. Des te opvallen der is daarom het superieure optre den van Liverpool, de regerende landskampioen in Engeland. Zon dervan: „Ik schat dat Liverpool momenteel gewoon ook met af stand de beste club van Europa is. Het is ongelooflijk wat die ploeg op het ogenblik presteert. Het is als geheel een uitstekend team. Je kunt niet zeggen dat het steunt op één of meer sterspelers. Ze doen het samen en werken zich tot de laatste minuut werkelijk te pletter. Wij zijn dichtbij een succes tegen hen geweest, maar in de laatste mi nuut sloegen ze toch toe door een doelpunt van Ian Rush. Dat is teke nend voor die gasten. Er zit een prima balans in die ploeg en wat heel belangrijk is bij die jongens: ze kunnen allemaal enorm goed schie ten. De gekste goals zie je dan ook bij Liverpool. Het is een machine, niet te stoppen. Wat die ploeg pres teert is ongekend". Volgens Zondervan zou een Neder landse eredivisieclub in de Engelse League volstrekt kansloos zijn. „Ze spelen hier van achteruit, en echt niet blind, die bal naar voren en gaan op de helft van de tegenstan der voetballen. En wees eerlijk, dat is toch het beste systeem dat er is? Toch veel beter dan dat de laatste man even naar het middenveld moet doorschuiven met alle risico's van dien? Nee, zelfs Ajax zou het hier wel kunnen vergeten. Ze heb ben het aardig gedaan tegen Celtic, ook een Britse club, maar moesten toen al op de tenen lopen. In Ne derland krijgt Ajax niet vaak echte tegenstand, in Engeland zou het elke week moeten presteren zoals tegen Celtic, en dat zou het nooit volhouden". Scherp van de snede Maar ondanks die voortdurende gevechten op het scherp van de snede gingen bondscoach Kees Rij vers en Rob Baan wel aan de twee Nederlanders van West Bromwich Albion voorbij toen ze kandidaten zochten voor de interland tegen Spanje in Sevilla. Zondervan heeft er wel een verklaring voor: „Ze kennen me in Nederland niet als middenvelder, daar komt het door. In het verleden kwam ik in aan merking als linksback. Maar ik ben het met je eens, ze zouden moeten komen kijken om te zien hoe het hier met ons gaat, maar dat gebeurt niet. En dat vind ik best jammer hoor, want ik zou dolgraag nog eens in Oranje spelen. Die ambitie heb ik altijd gehad. En als ik niet zeker wist dat ik nu goed loop te voetballen zou ik dat natuurlijk niet zeggen, maar het gaat gewoon erg aardig. Maar ach, ik heb wel een idee hoe dat komt. In mijn eni ge interland tot nu toe, in februari 1981 tegen Cyprus in Groningen, was Rob Baan niet tevreden over me. Mijn voorzetten kwamen niet aan, zei-ie. Nou was dat ook niet zo gemakkelijk, want het veld was keihard, het was verschrikkelijk koud en er stond een enorme wind. Ik vroeg hem dus van wie die voorzetten dan wel aankwamen. Nou, daarna ben ik nooit meer ge vraagd WILLEM PFEIFFER nooit goed. Niet als hij verloor („Laat die lange zich daar even mooi plat leggen"), niet als hij won („Durft-ie wel tegen zo'n kleintje"). Slechts één keer kwam de uit dè kluiten gewassen Amsterdammer écht in de gunst bij het Nederland se volk, maar dat optreden had veel meer te maken met commer cie dan met judo. In opdracht van een firmant in hondevoer stapte Adelaar de STER-reclame binnen in het bijzijn van het piepkleine huisdiertje Wodan. Een vertede rend beeld, dat deze middag even wel wordt verstoord: voor Adelaars voeten ligt een lichtbruine herder, die luistert naar de naam Natja. Dat vraagt uiteraard om ophelde ring. Waar is Wodan? Adelaar: „Wodan? Wat heb ik met Wodan te maken? Aardig hondje hoor. De kleinste chihuanua van Nederland, is me verteld. Wist je trouwens dat die reclamespot tijdens het film- festvial van Cannes nog in de prij zen is gevallen? Een tweede plaats in de categorie commercials. Ik ben er niet eens lang mee zoet geweest. Een uur, hooguit". Tegenstelling De tegenstelling klein-groot moest worden uitgebeeld. Dus kwamen die reclamejongens bij Adelaar te recht. Heeft dat hem niet geïrri teerd? Adelaar: „Nee, in dit geval natuurlijk niet. Het was een spelle tje dat gespeeld moest worden. In de sport ligt dat anders. Daarin ben je met mijn lengte en gewicht veel kwetsbaarder dan men denkt. Voordat je de mat opstapt kun je van drie dingen verzekerd zijn: je hebt het publiek, de scheidsrechter èn je lengte tegen. Ja, ook m'n lengte. Ik ben eigenlijk te groot voor de judosport. Bij mij zitten alle Peter Adelaar: „Ze zien je in sportscholen liever komen dan gaan". ledematen héél ver uit elkaar. M'n teraard geen voordeel. Tegen Wil motoriek werkt dus tamelijk lang- Peters, zoals al m'n tegenstanders zaam en dat is voor eert judoka ui- ruim een kop kleiner dan ik, maakte ik eens de domme fout om tijdens de partij op m'n tenen te gaan staan. Ging ik me nota bene nog langer staan maken. Voor ik er goed en wel erg in had lag ik op m'n kont. Ik word altijd uitgela chen, of ik nu win of verlies. De mensen begrijpen niet dat ik het vaak moeilijker heb dan die ande re, kleinere man op de mat". Sceptisch Wanneer begonnen die sceptische reacties voor het eerst op zijn zenu wen te werken? Adelaar: „Toen ik op school zat. Eeuwig diezelfde op merkingen, diezelfde geintjes. Als er nou eens iemand met een origi nele kreet kwam..., maar nee, altijd hetzelfde: lange dit, lange dat. Ja, daar word je op^ den duur toch agressief van. Ik* gaf wel 'ns ie mand een opwarmer. M'n broer was lid van een sportschool, ik ben hem gevolgd. We vochten altijd op straat. Later, ik was een jaar of ze ventien, achttien toen ik begon, in een sportschool. Vreselijk fanatiek, het ging als het ware op leven en dood. Iedereen wil winnen. Ook ik heb de pest aan verliezen. Maar (hij zwaait met z'n linker wijsvinger) het gaat vooral om de bereidheid hard te trainen. Ik heb altijd vrese lijk hard moeten werken. Anderen begonnen op hun zesde, ik had toen ik begon dus een achterstand van twaalf jaar. Als gele-bander werd ik nog in alle hoeken gegooid, maar het ging wel steeds beter. In 1967 werd ik eerste dan". Slecht In de aanloop naar de Olympische Spelen van Moskou klaagde hij over de slechte begeleiding door de judobond. „Daar was ik niet alleen de dupe van, hoor. Vooral de medi sche begeleiding van de bond is slecht, dat is nu eenmaal niet an ders. Als ik dat vergelijk met schaatsers en voetballers Geluk kig kon ik altijd terecht bij fysio therapeut Wim Crouwel van FC Amsterdam. De bond had wel een verzorger, maar de nabehandeling van blessures, daar kwam nooit iets van terecht". Waarom heeft hij het topjudo na het WK in Maastricht (1981) de rug toegekeerd? „Ik was overspannen, hou het daar maar op. Als je niet voor honderd procent fit bent kun je geen topsport bedrijven, heel simpel. Je moet financieel goed zit ten, goed gehuisvest zijn, geen sores aan je kop hebben. Dat had ik in die dagen dus wel. Ik woonde in een buurt die bol stond van de soci ale problemen. Een kamertje van drie bij drie, boven me mensen met een parketvloer. Ik naar boven om te vragen of ze 's avonds laat en 's nachts misschien iets minder luidruchtig over die vloer wilden hossen. Kreeg ik als antwoord: „Als je er last van hebt, dan hou je toch op met die topsport". Kon de judobond of de Nederland se Sport Federatie in die dagen niets voor Adelaar doen? „Ja, Jo- han van der Haar van de maat schappelijke begeleiding binnen de NSF heeft z'n best gedaan. Maar ja, die man kon ook geen ijzer met handen breken. Als burgemeester en wethouders niet willen meewer ken houdt alles op. Vorig jaar heb ik deze flat gekregen. Dolblij ben ik er mee. Ik kende deze huizen, Ruska heeft hier vroeger naast ge woond. Toen ik hoorde dat er één leegstond ben ik naar de huisbaas gestapt en heb ik gezegd: Of ik krijg 'm vap je, of ik kraak 'm. Ik heb de sledtel gekregen". Peter Adelaar verdween van het judopodium, maar was vorig jaar tijdens het Nederlands kampioen schap plotseling even terug. „Ja, volledig ongetraind. Een heel jaar had ik niets, maar dan ook hele maal niets, aan judo gedaan. Ik werd derde. Werd na afloop ge zegd: „Adelaar heeft z'n titel moe ten inleveren". Twaalf maanden niet getraind, roepen ze nog: „Hij heeft z'n titel moeten inleveren". Nou ja, ik was best tevreden. Judo training, daar begin ik niet meer aan. Fietsen en lopen, dat doe ik wel. Maar in sportscholen ze zien je liever komen dan gaan. In Amsterdam zijn de zwaargewichten dun gezaaid. Je hebt vreselijk veel moeite om een trainingspartner te vinden. De een heeft pijn in z'n oor, de ander heeft last van ekster ogen. Nee, ik begin er niet meer aan. Ik vind het heerlijk om met lopen en fietsen weer een beetje in conditie te komen. Het gaat prima, m'n vrouw steunt me en dat is erg belangrijk. We zien wel wat er van komt". Profcatcher Toen Peter Adelaar in '81 het top judo de rug toekeerde wilde hij prof-catcher worden. „Er zijn wel mensen bezig geweest om me dat •circus binnen te loodsen. Is niet ge lukt. Ik zal als judoka toch wel niet genoeg naam hebben gemaakt. Op het moment dat iedereen wat van me verwachtte, tijdens de Olympi sche Spelen en de WK in Maas tricht, heb ik het laten afweten. Ik zat toen met privé-problemen en (zoals ik al zei) als je je niet hele maal lekker voelt, kun je topsport wel vergeten". BERT DIJKSTRA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 21