een kostelijk familiekwartet Het zwarte schaap valium zachtmoedige: nooit serieus over haar verleden nagedacht. t Croiset. Maar voordat wel een begin had ge- i ze het spoor alweer ook nooit iets bewaard. >'5. geen knipsels, geen Daarom is het zo hei- iilijk om in haar verle- jitten. Ze zal best leuke hebben gespeeld. Bij Voorbergh bijvoorbeeld, tlke? je schuldbewust aan. pijnlijk, dat ze meneer een afgerond verhaal eens even. Misschien watZe heeft tien jaar teel gespeeld. En in die ze vaak een clown. Zo-' Jules in „Circus Knie", •tie van een neusje op- je gezicht wit schmin- was het in feite niet. zijn het de mooiste ja- haar leven geweest zijn", zegt ze, „vind ik tte om te doen. Hebt u 'hien wat aan?" verraadt, dat ze zelf rijfelt aan de bruikbaar- die informatie. Maar te wil van de wereld niet meer van maken, van een herdershond? loeit meneer dat? Ze lerdaad in die serie mee- l En dat was heel aange- Taar is dat dan belang- tcg om in een krant te' 'e kranten zijn vandaag 'h al zo dun. ■oeer niet beter vermei- ze ook heeft meegedaan nieuwe televisieseries? en Armoezijn ten- 'g actueel. En wie weet dat er ooit een dagboek herdershond is geweest? meneer haar probleem heet je? Het is allemaal voorbij en het komt nooit meer terug. Ze heeft met tranen in haar ogen gestaan, toen de televi siekern werd opgeheven. Maar zulke emoties duren bij haar ge lukkig nooit lang. En daarna gaat ze toch weer over tot de orde van de dag. Ze heeft nu de regie van een amateurgroep in Amstelveen. En dat is fijner dan zelf spelen, heeft ze ontdekt. Ze heeft het ge voel, dat ze weer aan het begin staan. En voor een vrouw van ze ventig is dat een heel plezierige bijkomstigheid. Heeft meneer zo genoeg? Dat wil ze graag weten, want volgens haar heeft hij zo weinig notities gemaakt Ze heeft goed opgelet en hij heeft nog steeds geen blaadje van zijn blocnote omge slagen. Ze kijkt opzij naar broer Bob, die net toe is aan zijn volgende vracht pillen. „Heb je al verteld, dat je jaren lang clown bent geweest?", vraagt hij. Ze knikt „Dat is toch zo frappant", zegt hij, „ze hoeft alleen maar een neusje op te zetten en dan staat er een clown. Zo is het toch Sjan- neke?". „Zo is het", zegt ze bijna onhoor baar. es een De Graef dus, die ver koos om als Verstraete in de rijen 'an het voetvolk mee te marche ren wordt de conversatie ver volgens kwistig gekruid met herin neringen aan deze theaterreus. Zijn rol als clown in het toneelspel „Cir cus Knie" zakkerige broek en onpeilbaar droevige ogen aan weerszijden van een neusje van zwetend rubber heeft jongste zoon Bob iaren later vele malen ge ïnspireerd. „Zo schilder ik papa het liefst", zegt hij, „onbeholpen de we reld instarend met de ogen van een clown". „Papa was een grandioze acteur, die maar één handicap had: hij was te bescheiden. Als hij 's avonds in de bus naar een voorstelling ging, liet hij zich steevast de boterham men die moeder hem had meegege ven door andere acteurs aftrogge len. Dat vond hij allemaal best. Hij bekeek dat soort zaken filosofisch. „Het gebeurt", redeneerde hij, „dus zal het een reden hebben". „Maar toch heeft hij op een dag te gen moeder gezegd: „Paulina, ge moet die boterhammen voortaan maar in een papierke wikkelen. Misschien schrikt dat ze af". Rubensarmen „Ah", vult Guus senior aan, „hij noemde zijn vrouw altijd „mijn moeke met de Rubensarmen". Ze was ook een beelschone vrouw, moet ik zeggen. Vlaanderen op zijn best. En mét papa Jules vormde ze het ideale ouderpaar. Je hoort vaak, dat de echt grote toneelspe lers zich nauwelijks bemoeien met hun gezin. Maar dat was bij ons ge lukkig anders. Hij was wel degelijk de spil. Om hem draaide alles". „Papa Jules was ook een man met allure", draagt Mieke bij, „zelfs in de zwartste tijden die regelmatig terugkeerden, verloor hij niets van zijn waardigheid. Er werd bij ons thuis vaak armoe geleden, want ac teurs werden in die tijd schandelijk slecht betaald. Ik herinner me nog, dat hij terugkwam van Van Dal- sum met één rijksdaalder. Dat was zijn hele honorarium. Vandaar dat mama uit een schoenendoos een frontje knipte voor zijn frak. En daar tekende ze dan met zwart pot lood de knoopjes op. Van de afdan kertjes van anderen maakte ze de mooiste toneelkostuums. Ook daar was ze een tovenares in. Iedere ac teur moest toen voor zijn eigen to- neelkleding zorgen. Maar geld om zo'n dure outfit in de winkel te ko pen was er nooit. En daarom maak te ze het zelf". „En hoe. Ik heb een paar jaar gele den nog eens in Antwerpen ge vraagd, wat er met al die kostuums gebeurd is. Ik wist namelijk, dat er gens op een zolder nog een oude kist moest staan. „Pech gehad", zei den de nichten, „die kleren hebben we vorig jaar op carnaval afgedra gen". „Als je een rol had gespeeld", her innert Bob zich nu, „ging je altijd bij moeder bedelen om haar oor deel. Voor mij is ze jaren lang de enige graadmeter geweest. Als ze zei: „Het was mooi jongen", sprong je een gat in de lucht. Riep ze: „Het was wel goed", dan ging je door de grond. Dan wist je, dat je er geen donder van terecht had gebracht". Kletsmeier „Onze ouders" nu ligt Guus se nior weer onder stoom „zijn in 1914 na het bombardement op Ant werpen naar Nederland gevlucht. In diezelfde groep zaten ook John Gobau, Julia de Gruyter en Magda Jansens. Stuk voor stuk hebben ze boven de grote rivieren een nieuwe carrière opgebouwd, die klonk als een klok. Maar gek, toch bleven ze Vlaams in hart en nieren. En dat geldt ook voor ons vieren. Ook wij voelen ons hartstikke Vlaams in dit land van levertraan en kletsmeiers. Dat is er niet meer uit te branden. Als ik de Belgische grens gepas seerd ben voel ik me pas weer echt thuis. Die Bourgondische sfeer zit me gegoten als een maatpak". „Het klinkt overdreven", geeft Bob toe, „ik was jaren niet in België ge weest, maar toen ik in Antwerpen uit de trein stapte klapte ik opeens plat Vlaams. Ik had het zelf niet in de gaten, maar mijn vrouw Janine maakte me er op attent. Wat praat je opeens vreemd, riep ze, ik kan je niet eens verstaan". Wapenfeiten Jeanne, de zwijgzame, heeft het kurkdroge kruit van haar herinne ringen tot het laatst bewaard. Ze heeft wél telkens verrast gerea geerd op alle wapenfeiten, die door de anderen uit het stof van de tijd zijn opgediept. „Weet je nog, dat er opeens een kar met roomijs bij ons voor de deur stond. Dat was in 1935. Toen papa Jules speelde in de film „Rubber" van Gerard Rutten. De opdracht daarvoor had hij per brief uit Nederlands-Indië gegeven. Kijk, zo'n vader was het nou. Een man van het grote, royale gebaar". Ook op dat moment knikt Jeanne verrast. Jazeker, of ze dat nog wist. En ook de honderden rollen die papa Jules gespeeld heeft, staan in haar hersenschors gebrand. Evenzeer geldt dat voor zijn plotse linge dood in 1951. Van de kinderen was zij de eerste die gebeld werd vanuit de radiostudio, waar hij re peteerde voor het programma „Tri angel". Papa Jules was net aan een liedje begonnen toen hij getroffen werd door een fatale hartaanval. „Een bizarre, maar mooie dood", vindt ze, „middenin een lach is hij gestorven". Bob, de mystieke Zijn zusters noemen hem verrukt „onze eigen Clark Gable". En op een veilige afstand, die nog niet al te opdringerig corrigeert, heeft hij met zijn melancholieke ogen en rij kelijk met zwart apostelhaar inge plant hoofd inderdaad iets weg van deze achterhaalde hartenbreker. Hij vindt het allemaal best zo. Bob Verstraete, met zijn 61 jaar de jong ste van de vier, maar tegen wil en dank al geruime tijd het zorgen kind van de familie. Na een reeks hartaanvallen en operaties, waarbij zijn lichaam gaandeweg verrast werd met een gloednieuwe binnen voering van duurzaam plastic, is de dood zijn boezemvriend geworden, met wie hij in de beste tradities van het Zen-Boeddhisme in de clinch ligt over het mysterieuze grensge bied tussen „zijn" en „zweven" in de oneindigheid. Zijn toneelcarrière heeft hij onder druk van de stille krachten, die hem vakkundig slopen, voortijdig moeten afbreken. Jammer. Maar hij heeft zich al hoog en breed met dit noodlot in zijn leven verzoend. Een echte topacteur is hij ook nooit geweest. Wilde hij trouwens niet zijn. Toneelspelen was voor hem een vak zoals vele andere brood winningen. Hij deed zijn best. En Boeddha doet de rest. En over die restwaarden in zijn be staan heeft hij nooit te klagen ge had. Hij was amper zes toen hij naast Else Mauhs zijn eerste tek sten prevelde in een radiostudio. Hij trad met papa Jules op in Ib- sens „Nora" en kreeg volop kansen bij de Vereenigde Haagsche Spe lers, bij de groep van Cees Laseur, bij Puck en het Volkstoneel van Jan Nooy. „Die filosofische tic", veronderstelt hij,, „heb ik waarschijnlijk van va der, die een meester was in de kunst van het relativeren. Alles wat hij deed vond hij betrekkèlijk. Bob, de mystieke: navelstaren met Boeddha. Vluchtig amusement, waarmee hij zijn tijd verantwoord vulde. Maar de zaken die hem echt ter harte gingen, verloor hij daarbij geen moment uit het oog. Zijn vrouw en zijn kinderen waren voor hem uit eindelijk het belangrijkste". Achteraf heeft hij in een dagboek zwart op wit in een kriebelig dok tershandschrift ontcijferd hoe papa Jules over hem dacht: „Bob is een lieve jongen, maar leren kan hij niet". Met die wetenschap als uitgangs punt zou hij zich een zondagskind willen noemen. Hij heeft zich im mers altijd beziggehouden met za ken, die hem boeiden: toneelspelen, tekenen en schilderen vulden zijn leven telkens tot aan de rand. Als hij weer een rol had zat hij in de pauzes te krabbelen op de achter kant van een enveloppe. Want het decor waarin gespeeld werd, vond hij zeker zo fascinerend als de fi guur die hij moest uitbeelden. Zijn overvolle conduitestaat ver meldt ook nog een dienstverband als regisseur bij de Vara en een kleine zijsprong, die hij zich ver oorloofde toen hij de functie aan vaardde van hoofd van de afdeling culturele zaken in de gemeente Amstelveen. Een zijsprong die hij achteraf grootmoedig als een for midabele miskleun heeft ontmas kerd. Want de ergernissen, die zijn wanhopig ronddolen in het hem wezensvreemde ambtelijke labyrint veroorzaakte, hebben zijn gezond heid naar zijn stellige overtuiging de eerste geduchte knauw gegeven. Bob Verstraete, die ook nog voor de KRO de succesvolle televisiese rie „Flip, de tovenaarsleerling" schreef waarin zijn zuster Jean ne de rol van koningin speelde kwam tijdens een studiereis, die hij op uitnodiging van de Unesco maakte, in aanraking met het Zen- Boeddhisme, dat hem sindsdien is blijven boeien. Hij woonde maan den in een Zen-klooster waar hij, op de vingers gekeken door de hei lige berg Fuji, diepgravend via zijn navel de vraagstukken van leven en dood bestudeerde. „Zenleerde hij en passant, „is tegelijk niets en alles. Daar kun je dus alle kanten mee uit". Wat zijn eigen „zijn" betreft: me disch gesproken heeft hij nog steeds twintig procent overlevings kans. Niet veel, geeft hij toe. Maar hij Woekert er maar mee en is voorlopig niet van plan om de tach tig procent aan te spreken, die hij al bij de dood in het krijt staat. Hij studeert Japanologie, vergelijkt mi nutieus de wereldgodsdiensten en gaat een paar uur per dag met zijn penselen het linnen op zijn schil dersezel te lijf. Die bezigheden wisselt hij af met periodieke bezoeken aan zieken huizen, waar hij ondertussen reeds tot het vaste meubilair is gaan be horen. Weerloos gestrekt zoekt hij dan vanzelf toch weer naar overle vingskansen in de 17 lettergrepen van een Haiku, waarin hij de zin van zijn bestaan transparant pro beert te maken: Een blad valt omlaag, pst ah heel eenzaam en stervend zoevend op de wind. Een gevallen bloem terugkerend tot een tak? het was een vlinder. Het rommelt weer aan het vali- umfront. Onlangs schrapte het Nijmeegse academisch zieken huis rustgever Valium van de lijst samen met broertjes Libri um en Mogadon. Fabrikant Ro che hield zich groot. Het voor beeld zal weinig navolging vin den bij andere artsen, liet een woordvoerder dapper weten, maar het zweet zal hem onge twijfeld in de handen hebben gestaan. De zoveelste klap voor Valium. Halverwege de jaren zeventig kreeg het middel zo'n slechte naam bij het grote publiek dat de ver koop aanzienlijk terugliep. Maar terwijl Valium de klappen kreeg, steeg de verkoop van minder be kende Valium-broertjes en zusjes met sprongen. Op dit moment staat op bijna de helft van alle dokters recepten een „valium-achtig" pro- dukt. Middelen als Temesta, Lora- met, Noctamid, Seresta, Euhypnos, Levanxol, Normison, Albego, Frisi- um, Urbadan, Librax, Rivotril, Tranxene, Stesolid (is Valium), Ro hypnol, Dalmadorm, Solatran, Unakalm, Nobrium, Nitradorm (is Mogadon) en Reapam. Dat zijn allemaal benzodiazepines en allemaal lijken ze, op een che misch detail na, als twee druppels water op Valium, Librium en Mo gadon. Toch kreeg alleen dit drietal in Nijmegen de bons. Waarom? Niet omdat ze een andere werking hebben. Fabrikanten doen wel heel gewichtig over de speciale kalme rende of slaapverwekkende eigen schappen van hun produkten, maar eigenlijk is het één pot nat. Het verschil zit 'm in de dosis en sterk te. Zijn ze als uitsluitend slaapmid del bedoeld, dan worden ze laag ge doseerd, moeten ze kalmerend wer ken dus ook overdag dan is de dosis wat hoger. In het ene ge val krijg je een tikje op je kop, in het andere geval een klap. Een „Mogadonnetje" Het grootste verschil zit hem in de tijd die het lichaam nodig heeft om de diverse benzodiazepines af te breken. Die ligt bij Valium, Libri um en Mogadon aan de hoge kant. Neem nou Mogadon, een beroemd slaapmiddel. Dat heeft een half- waardetijd van 28 uur: na ruim een dag is pas de helft ervan uit het li chaam verdwenen. Neem je de avond daarop weer een „Mogadon netje", dan heb je niet een, maar anderhalve dosis Mogadon binnen. De volgende dag wordt dat de helft van die anderhalve dosis plus een nieuwe dosis, enfin, na een week heb je overdag net zoveel Mogadon in je bloed als 's nachts. Hoe langer de halfwaardetijd hoe makkelijker een benzodiazepine zich in het li chaam opstapelt. Heel wat geneesmiddelenfabrikan ten gingen op zoek naar kortwer- kende benzodiazepines, en inder daad, in zo'n acht gevallen vonden ze het gat in de markt. Maar toen bleek weer een ander bezwaar. Een aantal van die nieuwe vondsten verdween weliswaar pijlsnel uit het lichaam, maar hun afbraakproduk- ten juist weer niet. Die afbraakpro- dukten bleken vaak ook een geest- dempende werking te hebben, zo dat in een aantal gevallen de duivel uitgedreven werd met Beëlzebub. In Nijmegen heeft men nu gekozen voor benzodiazepines die èn een korte halfwaardetijd hebben èn geen afbraakprodukten opleveren. De keus viel uiteindelijk op Seresta en Levanxol. Allebei zijn ze na 12 uur voor de helft uit het lichaam verdwenen en beide worden niet in afbraakstoffen opgesplitst. Levensreddend Benzodiazepines zijn, anders dan veel mensen denken, nuttige mid delen. Bij het afstoppen van stuip jes, bepaalde vormen van epilepsie of alcoholdelier kunnen ze zelfs le vensreddend werken. Maar het grootste bezwaar van het publiek richt zich op hun gebruik als slaap middel en rustgever. Niet geheel ten onrechte. Zeker in het verleden zijn die pillen als snoepjes uitgedeeld. Dat was het moet gezegd niet alleen de schuld van de artsen, het publiek was er ook dol op. Nogal wat jonge dokters hebben in hun jeugdige overmoed geprobeerd om hun huis artsenpraktijk valium-arm te krij gen. Tevergeefs. Hoewel, je kunt je natuurlijk ook afvragen of de ge bruikers niet eerst afhankelijk van deze middelen zijn gemaakt. Hoe dan ook, het Geneesmiddelen bulletin van oktober j.l. vindt dat deze stoffen niet te langdurig mo gen worden gebruikt. Als slaap middel hooguit 14 dagen, als kal merend middel niet langer dan een maand of drie, vier. Te weinig? Drie kwart van de geneesmidde lenmarkt wordt nu beheerst door benzodiazepines. Te veel? Roche vond een jaartje geleden van niet. „Volgens recente gegevens", liet Roche de Nederlandse artsen per advertentie weten, „is het waar schijnlijk dat bij maar liefst 20 tot 30 procent van de bevolking sprake is van psychiatrische stoornissen van betekenis". De moraal van Ro ches verhaal: artsen schrijven eer der te weinig dan te veel op de geest inwerkende stoffen voor. Dat wil er bij mij niet in: psychiatrische stoornissen van betekenis bij 20 tot 30 procent van de bevolking? Ne derland mag dan een raar land zijn, maar een open inrichting? Nee.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 19