finale Avontuur trekt Henk Portengen „Sportiviteit bestaat kennelijk niet meer" VOETBALTUCHTRECHTER MR. J. J. VAN ÓOSTVEEN: NEDERHORST DEN BERG Toen Henk Portengen aan het begin van het schaatsseizoen voor zichzelf een prognose maak te, dacht hij aan het winnen van enkele marathonwedstrijden en aan het halen van een goede uitslag in Amerika, bij de al ternatieve Elfstedentocht. Het is intussen, wat dat eerste aan gaat, heel anders gelopen. De 34-jarige marathonrijder uit Ne- derhorst den Berg won nog geen enkele wedstrijd, maar leidt wel in het bijbehorende klassement om de KNSB-cup. Nu de kansen op het winnen hiervan gunstig voor hem zijn, heeft Portengen zijn strategie gewijzigd. De voorbereiding voor de alternatieve Elfstedentocht is er door in het gedrang gekomen. De afspraak om met zijn ploeg (Finnair) mee te reizen naar de Verenigde Staten, was echter al voor het seizoen gemaakt. Bo vendien lokt toch ook het avontuur Henk Portengen naar de „Nieuwe Wereld". Als Henk Portengen de KNSB-cup wint, zou dat voor het eerst zijn. Portengen: „Ik ben er zo'n beetje ingerold. Het was geen vooropgezet plan om dit jaar een aanval op de cup te doen. Maar toen Jos Pronk in Amsterdam viel, kwam ik aan kop. En dan geef je het natuurlijk niet zomaar uit handen". Ook Jos Pronk, die met nog twee wedstrij den te gaan, de niet onoverbrugba re achterstand van tien punten op Portengen heeft, is echter nog in de strijd om het kampioenschap. De spanning blijft dus tot het laatst. Henk Portengen heeft het mara- thonschaatsen vanaf het begin, zo'n twaalf jaar geleden, meegemaakt. Als broekie reed hij tussen gelou terde lange-afstandrijders als Jeen van den Berg, Egbert Vossebelt, Jan Roelof Kruithof, Tinus Roo- zendaal, Henk Portena, Karei te Winkel en Johan Wardenier. „Het klassementsrijden ging me niet zo goed af; het trok me ook niet. Henk Koorenstra organiseer de destijds in Amsterdam wedstrij den over vijftig ronden en Jeen van den Berg was daar in Heeren veen mee bezig. Ik kon me daar in uitleven en dat is nog zo. Je ziet zelf de strijd en het publiek ziet die strijd ook. Je hebt echt het gevoel dat je geschaatst hebt. Bij het klas sementsrijden rij je een 500 meter, moet je een uur wachten, rij je weer drie minuten en moet je weer wachten. Als je de 500 en 1500 me ter hebt gehad, heb je nog maar drie minuten geschaatst". Ontwikkeling Henk Portengen heeft de ontwik kelingen in de afgelopen jaren van dichtbij meegemaakt. „Er zijn in de eerste plaats meer wedstrijden ge komen. En er kwam erkenning voor het marathonschaatser Bin nen de KNSB was het klassements rijden zowat heilig, maar je ziet dat er nu al meer marathonrijders zijn". En wat het schaatsen zelf be treft: „Het tempo ligt hoger. Je draait bij demarrages rondjes van 32". De erkenning kwam ook bij het publiek. „Zesduizend man pu bliek bij de NK in Alkmaar. Die waren er bij het lange-baankampi- oenschap niet. En daar reed toch Alternatieve Elfstedentocht één grote afvalrace een wereldkampioen. Of neem de IJssel-cup, een echte klassieker, waar misschien driehonderd man komen". Het combine-rijden wordt bij het marathonschaatsen zoveel mogelijk tegengegaan. „Iedereen rijdt voor zich. Dat is maar goed ook, want het komt de sport ten goede. Geld wordt door ons niet verdiend. Daar krijg je alleen maar allerhande ex cessen door, zoals je die in de wiel rennerij ziet". „Ik ben er ook niet bang voor, dat het combine-rijden de kop gaat op steken. Ten eerste zijn er weinig ploegen en ten tweede wordt er heel weinig betaald. In de begintijd was de eerste prijs 150,-. Dat is nu f 75,-. Ik klaag niet; er is niet meer mogelijk. En ik geloof ook niet dat er één rijder bij is, die voor geld rijdt. Het zijn allemaal jongens die het voor hun plezier doen". Geen sprinter „Nou ja, het zit er natuurlijk wel in, dat jongens die in Heerenveen of in Deventer met elkaar trainen, in eerste instantie niet tegen elkaar gaan rijden. De verhalen kwamen vooral in omloop toen Teun Busser ZUTPHEN Loopt het met de voetbalcriminaliteit totaal uit de hand? Vast staat, dat er in de sta dions waar de bejubelde vedetten optreden, heel veel gebeurt dat het licht der televisiecamera's nauwe lijks kan verdragen. Zei een offi cier van justitie eens: „Het gaat dan om opvallende wandaden waarvan iedereen met een gezond verstand zegt: Dit gaat te ver, dit is regel rechte mishandeling". Een advocaat-generaal in Arnhem merkte in een strafzaak tegen een doelman die iemand had mishan deld, op: „Het zijn eigenlijk keihar de mishandelingen, maar in de sportwereld is al een eigen taal ont staan. Daar noemen ze een harde tackle iemand „omleggen", „pak ken". Kopstoten en trappen zijn de gewoonste zaak van de wereld. Brancardiers ijlen af en aan". In het Advies inzake Spelverru- wing (1977) staat: „Er is sprake van een bepaalde gezondheid waarbin nen spelverruwing min 1 of meer wordt getolereerd en in de bereke ning wordt opgenomen. Niet alleen spelers, maar ook andere betrokke nen rechtvaardigen en rationalise ren agressieve handelingen als pro fessioneel gedrag". Waarom zou gewelddadig gedrag op de voetbalvelden strafrechtelijk anders beoordeeld (dienen te) wor den dan gewelddadig gedrag buiten de voetbalarena? Nergens in de wet is te vinden dat er een verschil zou bestaan. Dat justitie zich zeer spo radisch met het geweld op het voetbalveld bezighoudt, is een ge volg van het zogenaamde „opportu niteitsbeginsel". Dat betekent, dat een officier van justitie niet de plicht heeft strafvervolging in te stellen. Er wordt van uitgegaan dat het slachtoffer zelf het initiatief neemt een klacht in te dienen, maar dat gebeurt merkwaardiger wijs nauwelijks. Integendeel: vaak wordt nog getracht het slachtoffer zo te beïnvloeden dat hij geen klacht indient. Mocht het toch tot een justitiële vervolging komen, dan zal niet al tijd een veroordeling kunnen vol gen, daar de tuchtrechtelijke en de strafrechtelijke procedure niet los van elkaar kunnen worden gezien. Het lijkt erop, dat justitie in deze zaken veelal tot machteloosheid ge doemd is. Slechts in zeer uitzonder ZATERDAG 19 FEBRUARI 10 „Welke overtreding het meeste voorkomt? Volgens mij het neerleggen van de tegenstander". lijk zware gevallen kan zij ingrij pen. Veel vervelends Ook de Zutphense rechter vice- president mr. J. J. van Oostveen zit wel eens met gekrulde tenen voor het televisietoestel als voetballers elkaar bijna naar het leven staan. Hij is lid van de tuchtcommissie be taald voetbal van de KNVB. „Je ziet inderdaad veel vervelends. Het huidige (betaalde) voetbal is een af spiegeling van onze tegenwoordige maatschappij. Een hockeycoach zei eens: „Winnen is niet het belang rijkste, maar het enige". Ga je een stap verder, dan kom je bij de stel ling van Rinus Michels uit, dat voetbal oorlog is". Volgens Van Oostveen worden in het voetbal- van-vandaag zeker gewelddadige overtredingen begaan. „De ouder wetse sportiviteit bestaat kennelijk niet meer. Tegenwoordig zijn er economische belangen in het spel. Natuurlijk, een voetballer neemt risico's, maar die hebben hun gren zen. De vraag is alleen waar die grenzen liggen". Het blijft vreemd, dat voetballers bij geweldplegingen op het veld nauwelijks met de strafrechter in aanraking komen. Zijn ze „onaan tastbaar", zolang ze maar binnen de kalklijnen blijven? „Zeker niet", merkt mr. Van Oostveen pertinent op. „Maar het justitieel optreden hangt samen met het opportuni teitsbeginsel van de officier van justitie. Deze heeft niet de plicht strafzaken aanhangig te maken. Het gaat er om of er mishandeling wordt gepleegd zonder enige relatie tot het spel. Dat blijft altijd een moeilijke kwestie". Of mr. Van Oostveen het wenselijk acht, dat de KNVB gerapporteerde misdrijven op het veld aan justitie doorgeeft? „Nee, daar zal ik geen voorstander van zijn. Het slachtoffer zelf kan altijd aangifte doen". Niet betuttelen „Wij als tuchtcommissie behoeven niet als de betuttelende vader op te treden en wij zijn geen verlengstuk van justitie. Maar natuurlijk heeft de tuchtcommissie geen enkel be zwaar als het slachtoffer aangifte wegens mishandeling bij de politie doet. Dat gebeurt overigens niet zo vaak. Ik kan me dat goed indenken - dat komt in het strafrecht ook voor. Het spelen van (betaald) voet bal is iets anders dan kantklossen". Er wordt wel eens beweerd dat een langdurige uitsluiting (voetballers praten steeds over „schorsing", wat een zwaardere sanctie is) van profs „broodroof" zou betekenen. Van Oostveen: „Ik heb me als tucht rechter wel eens afgevraagd of je wel de bevoegdheid hebt spelers een deel van het salaris te ontne men. Uitsluiting van het meedoen aan wedstrijden komt soms neer op vermindering van inkomsten. Ar beidsrechtelijk gezien weet ik het antwoord daarop niet. Die vraag moet misschien wel aan het Euro pese Hof woren voorgelegd. Overi gens, de kreet „broodroof" wordt vaak gebezigd alsof er ten onrechte is gestraft en dat is natuurlijk iets totaal anders". Het meeste werk besteedt de tucht commissie aan. de bestraffing van voetballers die een rode kaart heb ben gekregen of hun derde gele kaart binnen een jaar. Er bestaat een „oplopende schaal" in die be straffing tot maximaal tien jaar schorsing of uitsluiting. Zou het uitreiken van gele en rode kaarten agressie bij de spelers zowel als het publiek kunnen oproepen? „Niet onmogelijk", meent Van Oostveen. „Geregeld gaan er instructies naar de scheidsrechters uit. Zij moeten weliswaar duidelijk zijn in het to nen van die kaarten, maar dat moeten ze niet op een uitdagende manier doen. Op de tribunes kan het tonen van een gele of rode kaart aan een speler wel eens tot agressie leiden, maar ik heb dat nog niet aantoonbaar meege maakt". Hoor en wederhoor „Desondanks, dat feit wordt inder daad wel onderkend. Hoewel we internationaal gezien in ons land vrij ver met de tuchtrechtspraak zijn gevorderd, vooral waar het een onpartijdige procesvoering betreft met de mogelijkheid van hoor en wederhoor, staan we niet stil, maar wordt er geregeld gedacht aan meer experimenten. In het voetbal wordt wel gesuggereerd, dat er net als bij waterpolo en ijshockey een afkoelingsperiode zou kunnen wor den ingevoerd. Ik geloof dat we daar in de tuchtcommissie geen voorstanders van zijn". „Een afkoelingsperiode kan óók es calerend werken. Moet een speler die „even" uit de wedstrijd wordt gepomen, binnen het stadion blij ven? Neen, we denken dat een der gelijke regel in de voetballerij niet past. Bij het opleggen van straffen moet met alle omstandigheden re kening worden gehouden; zo zijn de straffen nu veelal iets lichter ge worden. Eenvoudig omdat de sala rissen aanzienlijk lager zijn gewor den. De selecties van de clubs zijn verkleind. Zo straf je derden (me despelers) als een speler er wordt uitgezet. Het gaat meer om de geza menlijkheid: als één spe'ler faalt, faalt het team als collectief, zou je kunnen zeggen". Kunnen uitgesloten" spelers ei genlijk wel in het Nederlands elftal Mr. J. J. van Oostveen: „De straffen zijn veelal iets lichter geworden". spelen? „Formeel heeft de tucht commissie daartegen geen bezwa ren". En hoe denkt de tuchtcom missie over het straffen van spelers aan de hand van televisiebeelden? „Daar spreken we geregeld over. We zijn het er wel zo ongeveer over eens, dat er niet gestraft kan worden alleen op basis van televi siebeelden. Maar die beelden kun nen wel gebruikt worden als bijko mend bewijs. Om ze echter als on omstotelijk bewijs te gebruiken, gaat ons iets te ver. Zie je als lid van de tuchtcommissie op de tele visie een grove charge, dan kan het mogelijk een reden zijn die kwestie te laten uitzoeken". Effect „Welke overtreding het meest voorkomt? Mijn indruk is, dat het zogenaamde „neerleggen" het meest wordt gestraft. Ook zie je meer en meer het wegslaan va elf bal met de hand en het vastj den". Denkt de tuchtcommissi genlijk wel dat bestraffing e heeft? Van Oostveen: „Ja, dat ken we wel, al is het effect moeilijk te meten. Een hoogkai zei eens: „Het enige nut van strafrecht is, dat het bestaat, het werkt is nog niet eens zo langrijk". Er gaat werking vai en dat geldt voor het tuchtig misschien nog wel meer dan het strafrecht". „Enkele cijfers. In het seizoen '81 hadden we vcertienhon strafzaken te behandelen voor ste en tweede elftallen, voor s en clubs. Dat aantal blee lei het seizoen '81-'82 tot duizen zijn gedaald. Tot goed begrip: onder vallen ook de eerste en t {W; de gele kaarten. Daaruit valt een zeker effect op te maker nadruk lag (en ligt) op het sp derf, dat strafwaardiger is dar dere overtredingen. De gele 1 ol ten die daarvoor worden uitge hebben zeker effect. Een spele seft zeer wel dat hij moet opp.' als hij er al twee heeft. Hij heel goed dat hij niet alleen zelf, maar ook zijn medespeler nadeelt als hij opnieuw een kaart ziet". Mr. Van Oost veen zegt, nu hij van de tuchtcommissie, nog d lijker te zien hoe belangrijk (betaalde) voetbal voor het lijks leven van honderdduize mensen wel is. „Daarom is h tjc] bijzonder jammer, dat er zovee en rende elementen bij komen. C regeldheden en vechtpartijen de velden zijn een kwestie openbare orde geworden. De t commissie staat daar veelal bi maar ook wij slaan de ontwik! gen tandenknarsend gade; ze 1 ons zorgen. Laten we de hoop ben, dat ook deze crisis eens v< zal gaan". BOB BI een aantal wedstrijden won. Wij zouden het peloton hebben opge houden. Maar als Teun weg is, en ik kom op kop, dan haal ik hem niet terug. Ik ben weliswaar net als Teun een sprinter, maar ik gok dan liever op de eindsprint van het pe loton. Als ik hem terug haal, zit het er ook nog in, dat er meteen een hele groep over ons heen komt en dat geen van ons tweeën iets heeft". Marathonschaatsen is in elk geval een volwassen sport geworden, waarvoor wil je in de top mee draaien ook „volwassen" moet worden getraind. Portengen: „Ik train elke dag twee tot vier uur. In de zomer zit ik op de fiets en daar naast werk ik met gewichten. De top van de marathonrijders traint meer, harder en beter dan de mees te klassementsrijders. De kernploe gen kan ik alleen niet beoordelen. De voornaamste wens die de mara thonrijders koesteren is dat hun sport een internationaal karakter it krijgen. De initiatieven van de KNSB lijken evenwel weinig aan te slaan. Portengen: „Het staat of valt natuurlijk met de interesse vanuit het buitenland. Als je maar een paar Noren en Zweden had, die mee wilden doen. Maar als je negentig Nederlanders hebt en daartussen rijden vijf Noren, die ook nog eens halverwege afvallen, dan kun je natuurlijk niet spreken van een internationale wedstrijd. Het niveau is hier zo hoog, dat het andere landen afschrikt". Propaganda Zodoende ook zijn initiatieven om tijdens de interland Nederland - Noorwegen een marathon wedstrijd te houden, op niets uitgelopen. Voor een echte marathoninterland zouden volgens Portengen mini maal vijf landen vertegenwoordigd moeten zijn. Aangezien internatio naal het klassementsrijden num mer een is, zouden volgens Henk Portengen oud-sterren op deze dis cipline propaganda voor de mara thon moeten maken. „Menseh als Schenk, Verkerk, Maier en Stensen zouden er in andere landen de aan stoot toe kunnen geven dat het ma rathonrijden bekendheid krijgt". Overigens valt het op dat geen en kele oud-langebaantopper op de marathon is overgestapt, terwijl het wat de leeftijd betreft best zou kun nen. Portengen: „Het zijn mannen, die altijd gewend zijn geweest te i. Je hoort wel eens uitspra ken zo in de trant van: als ik stop dan pak ik het marathonschaatsen er nog even bij. Maar zo is het niet. Je stapt alleen maar over op een andere discipline, maar je moet er wel volop voor trainen. Piet Kleine heeft wel eens gezegd dat hij mara thon wilde rijden. Ik heb hem nog nooit gezien". Afvalwedstrijd Op de langere wedstrijden op het natuurijs mogen de veteranen tot de favorieten worden gerekend. Hoe liggen de kansen van Henk Portengen over de 200 kilometer in de Verenigde Staten vandaag? „Om te beginnen moet je al een hoeveel heid geluk hebben. Vorig jaar viel de helft voortijdig af door gebroken schaatsen of door valpartijen. Een tweede punt is of je goed door de inzinkingen heen komt. Als je die hebt op het moment dat de slag valt, dan ben je wel gezien. Nu heb je inzinkingen op het kunstijs ook, maar dat is anders. De alternatieve Elfstedentocht is één grote afval wedstrijd. Het hangt ook van je ge traindheid af. Het is een eind, maar voor mezelf weet ik dat ik het aan- „In het begin van het seizoen heb ik voor deze tocht getraind. Maar door het marathonklassement is dat allemaal veranderd. De basis daar van is meer demarreren, sprinten en een hoog tempo draaien". Het duurwerk kwam dus in de knel, te meer daar Henk Portengen over dag een drukke baan heeft als technisch inspecteur bij een doch teronderneming van een bank, die winkelcentra bouwt en beheert. „De top van het marathonklasse ment kan de afstand van veertig kilometer best aan. Maar in Ameri ka rij je anders. Daar maak je met demarrages jezelf kapot". Monstertocht Door het cup-klassement en ook door de komst van de eerste baby in huize Portengen stond het hoofd van Henk Portengen niet zo naar de monstertocht op het Memphre- magogmeer op de grens van de Verenigde Staten en Canada. Toch probeer ik nu evengoed een goede uitslag te rijden. Maar ik houd wel mijn hoge positie in het klassement in het achterhoofd. Als het slecht gaat, ben ik niet van plan om zelf 200 kilometer lang af te len. Als ik in de kopgroep zit, zal ik uiteraard mijn huid zo i mogelijk verkopen. Maar ik ga rijden voor de vijftigste plaats' In de drie „alternatieven", die tengen in Finland uitreed, ha le j hij overigens altijd een klassen bij de eerste tien. Tijdens het terballet" van 1978 stapte hij j| tijdig uit de strijd en in 19f' hij, na een val, per ambulan voerd. Wat zoekt Portengen e^ist, lijk op deze barre tocht? „Het is 20 heel andere belevenis. AanvahJei lijk was het een uitdaging. Ik w se voor mezelf het bewijs leveren.ins ik ook het lange werk aankon, uss denkt, dat je alleen maar 100 hé den op kunstijs kunt rijden. 1 word je als baanrijder wel eens iet gedold. Daarom ook was ik blij ou het Nederlands kampioens<ien over 100 kilometer". Die titels |jc werd voor het eerst in 1979 ge n den, maar kon de volgende j nt€ door gebrek aan natuurijs niet s nieuw worden vastgesteld. Porlt j gen mag zich op dat onderdeel^ nog steeds kampioen noemen. |t' FEDDE YI Henk Portengen leidt een groep marathonrijders. „Ik ga niet rijden voor de vijftigste plaats", zegt hij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 20