De schoonheid van
Nergenshuizen
1
,,Het zout van deDode Zee": nieuwe roman van Ivan Wolf ferf
Olaf J. de Landell op zoek
naar gouden navelstreng
ONDERGAAN IN CULTUUR EN PARADIJSELIJKE NATUUR
„Hoor eens even<h
ZATERDAG 19 FEBRUARI 19 I
Een vrijwel onuitputtelijk boek vol
doorgaans boeiende informatie in
woord en beeld beschrijft onder de
wat misleidende titel „Dorpen in
Nederland" liefst 269 kleine Neder
landse plaatsen die de moeite
waard zijn.
Het gaat echter, van het Drentse
Aalden tot het al even Drentse
Zuidvelde, niet alléén over alle
dorpen die door Monumentenzorg
als beschermd dorpsgezicht zijn of
worden aangewezen, maar ook
over een hele reeks beschermde of
te beschermen kleine steden, die
zich zeker niet als dorp gekwalifi
ceerd zullen wensen te zien, zoals
Bolsward en Zierikzee, Enkhuizen
en Zaltbommel, Harlingen en
Naarden.
Goed: het boek geeft dus meer dan
de titel belooft en bovendien een
fantasiebeeld van Nergenshuizen,
waar alle boederijtypen van het
land bijeenstaan. Rijk versierd met
kleurenfoto's, plattegronden, vogel-
vluchtprenten, silhouetten en aqua
rellen, laat het boek o.a. vijf promi
nenten vertellen over het dorp dat
hun na aan het hart ligt: Atje Keu
len-Deelstra over Grouw, Toon
Kortooms over Griendtsveen,
Maarten Schakel over zijn Noorde
loos, Peter van Straaten over
Twisk en Harmen Siezen over Pei-
ze.
Ingevoegd zijn voorts zestien korte
artikelen over specialiteiten als
dorpskroegen en -feesten, pompen
en tuinen, kleding en ambachten.
En in de plaatsbeschrijvingen zelf
zit, hoezeer ze ook uiteenlopen in
kwaliteit, een menigte aardige bij
zonderheden verwerkt, al naar ge
lang ter plekke een min of meer
bevlogen burgemeester, de ge
meente-secretaris of een andere in
formant in de pen is geklommen
om zijn waren aan te prijzen en uit
de doeken te doen.
Men kan vele uren zoet zijn met
deze gids naar het kleine en fijne
op het vaderlandse erf, al bevindt
zich daarop natuurlijk heel wat
meer dan hier gekozen is. Van een
willekeurige keuze mag men niet
spreken, maar opvallend is zij wel.
Sommige landstreken zijn over
vloedig, andere slechts mondjes
maat vertegenwoordigd. Moeten
we werkelijk geloven dat in Fries
land 52 plaatsjes het beschermen
waard zijn en in Overijssel maar
16? Wat te denken van Zuid-Hol
land als een witte vlek op de kaart
met maar 16 vermeldingen of de
karige 19 van Noord-Brabant te
genover de 26 in de veel kleinere
provincie Utrecht? Iedereen, die in
het boek gaat grasduinen een
aangename bezigheid, dat zeker
zou met geringe moeite uit eigen
ervaring de keus kunnen aanvul
len. Gelukkig maar dat er nog zo
veel moois en aardigs bestaat, ook
als de bemoederende vleugels van
Monumentenzorg er blijkbaar nog
niet over zijn uitgespreid.
JAN ONSTENK
„DORPEN IN NEDERLAND,
een toeristische gids naar meer
dan 250 historische dorpen en
stadjes", 480 pagina's, talrijke il
lustraties. Uitg. Readers Digest
NV Amsterdam-Brussel in sa
menwerking met de ANWB,
prijs 89,90.
De zwart-wit-weergave
van een kleurentekening
van Nergenshuizen, een
dorp dat alleen in de
verbeelding van de te
kenaar heeft bestaan.
Hij heeft de boerderijty
pen die ter sprake ko
men bijeengeplaatst
rondom een kerk en
om het droomdorp
compleet te maken
wat burgerhulzen, mo
lens en een kasteel toe
gevoegd. De nummers
corresponderen met die
op de tekening. 1. Hal
lehuizen, 2. Stelphoeve,
3. Kop-hals-romp-boer-
derij, 4. Stolphoeve met
trapgevel, 5. Dwarshuis
(krukhuis) met kameel
dak, 6. Dwarshuis (T-
huis), 7. Groninger hoe
ve (Oldambtster), 8. Ge
sloten hoeve (villa) met
voluutgevels, 9. Vak
werkhoeve, 10. Zaanse
huisjes, 11. Paltroki
houtzaagmolen, 12.
Achtkante verfmolen,
13. Staphorster halle
huis, 14. Los hoes, 15.
Langgerekte of langge-
vel-boerderij, 16. Mar-
kense huisjes, 17.
Vlaamse schuur met
apart woonhuis, 18.
Middeleeuwse kruis
kerk, 19. Omgracht kas
teel in renaissancestijl,
met hoofd- en voor
burcht.
De hoofdpersoon van de nieuwe
roman van Ivan Wolffers heet Ru-
dolf Kippenheim en hij zal aan het
einde van het boek een beroemd
man zijn, ondanks het feit dat alles
anders gelopen is, dan hij had kun
nen bedenken. Terwijl hij op de
eerste pagina nog precies weet wat
hij wil, is hij op het eind van het
boek, vijf jaar later, een wrak, in
valide in meer dan één opzicht.
Een poging een einde aan zijn le
ven te maken is op armzalige wijze
mislukt en hij babbelt wat in zijn
rolstoel, terwijl hij zich vol snoepe
rij stopt. „Ik ben slechts een geest",
zegt hij, „de geest van Rudolf Kip
penheim is in de wereld en niets
meer dan dat".
In die vijf jaar (1980-1985) zijn Ru-
dolf Kippenheim allerlei zeer on
waarschijnlijke dingen overkomen,
het verslag van deze gebeurtenis
sen lijkt veeleer een buiten de wer
kelijkheid staande fabel om een
idee uit te werken, dan een vertel-
ling-volgens-de-realiteit. En dat
terwijl het vertelde op allerlei ma
nieren rotsvast is geklonken aan
onze hedendaagse wereld. Rudolf
Kippenheim, geboren op 5 mei 1945
is in het begin van het boek een
man van deze tijd: geslaagd in zijn
huwelijk en in de opvoeding van
de enige zoon. Door een domme
stap breekt hij zijn been en daar
mee voltrekt zich een drama, dat
door een onverbreekbare keten
leidt tot de uiteindelijke nutteloos
heid en vernietiging van Rudolf.
Het eerste deel van „Het zout van
de Dode Zee" draagt de titel
„Triomf van de geest" en het be
schrijft hoe Kippenheim zich na
het ongeluk met zijn been ontwik
kelt tot een razendsnel lezer, waar
door ook op andere gebieden een
grote genialiteit hem eigen wordt.
Hij leest in de meest absurd korte
tijden meesterwerken uit de we
reldliteratuur (een kwartier voor
„Ulysses" enzovoort). De situatie
thuis loopt stuk en Kippenheim
gaat op de vlucht.
Na enige omzwervingen komt hij
terug op een eiland in de Indonesi
sche archipel, met „B" aangeduid.
Een miniem eilandje, waar hij zich
vooral wil aanpassen: aan de na
tuur, de primitieve manier van le
ven, de arbeid van de mensen, hun
taal, hun economie. Niet zonder re
den is het uiteraard, dat Wolffers
dit deel de beladen titel „Terug
naar de natuur" geeft Het lukt
Kippenheim inderdaad om zich een
plaats te veroveren in deze primi
tieve samenleving hij krijgt een
jonge vrouw en hij wordt gerespec
teerd.
Dan keert de natuur van de West-
Europeaan in Kippenheim terug.
Het gaat hem goed, hij schaft zich
een koelkast aan, zorgt dat hij de
daarvoor benodigde elektriciteit er
bij krijgt. Hij bouwt een stenen huis
om beter te kunnen leven dan in
die armzalige hut en zo verliest hij
alle controle op dit leven. De ro
mantische vlucht naar het ver
meende paradijs brengt het paradijs
in ontreddering. Kippenheim gaat
opnieuw op de vlucht. Intussen is
hij wel beroemd in zijn vaderland,
want tijdens zijn verblijf op het In
donesische eiland heeft hij langdu
rig bezoek gehad van een Neder
landse uitgever, die daar tijdens
diens vakantie per toeval met hem
in contact kwam. De uitgever ver
zorgt de publikatie van de dagboe
ken, die Kippenheim vanaf zijn 35e
levensjaar is gaan bijhouden. Ze
blijken geniaal gevonden te wor
den. Noch de fabelachtige kennis
van de cultuur, noch de vlucht
naar het paradijselijke leven, levert
Rudolf Kippenheim iets op. Ivan
Wolffers heeft een wat uitvoerig
en, nogmaals, al te ongeloofwaardig
boek nodig om deze boeiende ge
dachte uit te werken. Dat neemt
niet weg dat hij met meesterschap
belangrijke episodes, zoals de eerste
tijd op het eiland en de manier
waarop Rudolf deel gaat uitmaken
van het leven daar, kan verhalen.
Ivan Wolffers: „Het zout van de
Dode Zee". Uitg. Bert Bakker.
Prijs 29,50.
Documentaire verhalen
van Kees Verheul
en René Stoute
Vreugdeloosheid, verwarring, ge
brek aan begrip en daarom grote
eenzaamheid, dat is het thema in
twee boeken van overigens geheel
verschillende inhoud en benade
ring. Kees Verheul schrijft in „Een
jongen met vier benen' over een
opgroeiend kind, zijn verwarrende
erotische belevenissen, waarin de
wereld van de volwassene zich he
vig indringt. In „Op de rug van
vuile zwanen" van René Stoute
wordt op harde manier de wereld
van de drug-addict getoond.
In beide boeken gaat het om een
aantal episodes, verhalen wellicht,
met kennelijk steeds dezelfde
hoofdpersoon. Een grote mate van
autobiografisch verwerken van
persoonlijk leed, ongeluk, of ander
gevoel lijkt duidelijk daaraan ten
grondslag te liggen. Dat is natuur
lijk niets bijzonders: negentig pro
cent van de debuten in onze litera
tuur van vandaag de dag heeft dit
autobiografische karakter. De
schrijver in zijn ei - het is meestal
nog niet open.
Je moet aannemen dat het allemaal
heel erg naar de werkelijkheid ge
schreven is, uit het leven een
greepDe vreselijke eenzaam
heid van de junk, de ellendigheden
die hem overkomen in het leven
om aan verdovende middelen te
komen en om er van af te raken,
het doet allemaal heel overtuigend
aan: zo zal die wereld wel zijn.
De toestanden op afkick-centra die
ook niet tot geluk stemmen èn de
verslaafde hevig onder druk zetten;
het doelloze geloop door Amster
dam, de onzin-contacten en niets
inhoudende ontmoetingen. René
Stoute voegt daar helemaal niets
nieuws aan toe, literair gezien ze
ker niet. In „Op de rug van vuile
zwanen" levert hij precies dat
beeld op dat je langzamerhand is
duidelijk geworden van de wereld
van de junkies. Is dat een cliché of
geheel volgens de werkelijkheid? Is
de werkelijkheid het cliché?
Het boek van Kees Verheul is in
dit opzicht eigenlijk niet veel beter.
Een jongen Verheul volgt hem
tot zijn veertiende of daaromtrent
groeit op en komt in contact met
de erotiek, met sexualiteit. Met
name de homo-erotiek speelt daar
bij een grote rol. In zeker opzicht
schrijnend is de uitvoerig verhaal
de historie van de belangstelling,
die de vader van een vriendinnetje
voor hem ontwikkelt, wat uitloopt
in een reeks ontmoetingen in het
huis van de man, als iedereen daar
de deur uit is. Het schrijnende er
van is de onmogelijkheid van het
kind er met iemand over te praten
alles gebeurt in het diepste ge
heim en de man drukt de jongen
steeds op het hart om er nooit iets
over te zeggen, tegen niemaipw
Groot gevoel van eenzaamheid d
daarvan natuurlijk het gevolg. I e
moet uiteraard vreselijk zijn v< ik
zo'n jongetje, in zo'n situatie te or
ven. Verheul voegt daar niets airi
toe. Zonder veel commentaar >n
zonder veel emotie prijs te gev i;
(hij laat dat waarschijnlijk bewi j
aan de lezer over), vertelt hij z
verhalen van jeugdige eenzaa^v
heid en ongeluk. ar
Stoute en Verheul snijden ond {e
werpen aan, die best van betekei 5i
zijn in onze maatschappij. Maar 1
blijft meer bij signaleren, vers]
geven, een beeld schetsen van
wereld waarin alles zich afspe<ei
dan dat er pogingen zijn dieper
duiken in de emotionele belevi
en het psychologische drama
toch het verhaal kan maken
wat een lezer er van mag verwar
ten. Ook bij een debuut.
JAN VERSTAPPlj
René Stoute: „Op de rug van v?r
Ie zwanen" uitgave De Arbh
derspers, prijs 29,50.
Kees Verheul: „Een jongen n
vier benen" uitgave Querii.
prijs 29,50.
Het was een super-romantische ge
dachte. Maar daarom leek het hem
ook dubbel en dwars de moeite
waard om juist die lang gekoester
de droom te verwezenlijken. Op
het eiland Java, waar God al sinds
Zijn Schepping uitrust en hij de
eerste ochtend van zijn leven heeft
beleefd, wilde schrijver Olaf J. de
Landell met zijn twee boezem
vrienden Jos Brink en Frank San-,
ders zijn zeventigste veijaardag
vieren. En aldus geschiedde: op een
avond daalde hij uit het luik van de
nacht neer op de luchthaven Halim
bij Djakarta. „I£n toen vroeg De
Landell zich af: „Waarom heb ik
dit gedaan? Het leven leek me één
grote bonk melancholie. Ik leek
wel kinds".
Tijdens de reis, die zij daarna
maakten, kris-kras over het bom
volle Java, volgde De Landell gre
tig de vertrouwde sporen in de
hoop, dat dierbare herinneringen
voor één keer weer tast- en zicht
baar zouden worden. Gelijkertijd
hield hij een zéér persoonlijk dag
boek bij, dat, geïllustreerd met
goedbedoelde kleurenfoto's van
Brink, onder de titel „De gouden
navelstreng" is uitgegeven.
„Dit land", schrijft De Landell irt
zijn inleiding, „is van mijn eigen
God. Het vloeit uit Zijn hand, zon
der verbod in milde golven. Ik
pluk herinneringen van onbekende
struiken, waaraan vergeten woor
den neuriënd ontluiken. Het geurt
daar zacht naar diep roze verdriet,
dat is geadeld. Tranen echter vind
ik niet".
In zijn dagboek wordt met kinder
lijke maar geenszins kindse
verrukking honderduit gewag ge
maakt van het feest van zijn her
kenning: Bogor met 's lands plan
tentuin, die nu Kebon Raya heet,
en met het paleis, boven de tuinen
getild, doorzichtig blond als een
droom. Dan verder omhoog de Pre-
anger in, langs de Puncak Pas als
kinderen op een schoolreisje.
In Bandung is Hotel Braga de vol
gende halteplaats. „Mijn hart
sprong op", notuleert hij, „ik had
daar als jongetje met mijn moeder
en broertje gelogeerd. Het heette
toen nog Hotel Wilhelmina. Opeens
stond ik weer in de Achterhof,
tweeënzestig jaar na die eerste
keer. Terwijl ik de illusieloze ruim
te overschouwde, luisterde ik als
naar een spooksel uit de dood. En
toch zo aardig. Zo dadelijk zou mijn
moeder zeggen: Lig je nog niet in
bed?".
Op dat moment hoorde hij de stem
van Jos Brink: „Dat hok is vuil,
arm en afschuwelijk. We gaan hier
weg. Kom".
Gelijk hadden ze. Dat wist De Lan
dell ook. „Maar je kunt een ver
schrompeld tantetje toch niet nege
ren omdat ze een verscheurde vod-
denjurk draagt en geen tanden
meer in haar straatarme mond
heeft".
„Goed", zei hij daarom, tegen zijn
luxe-verlangen in, „ga maar. Ik
blijf hier".
„Dat meen je toch niet", vroeg
Brink vriendelijk, ,je gaat toch
mee?".
„Nee", was het antwoord, „ik blijf
hier vannacht".
„Opeens", noteert De Landell in
zijn dagboek, „had ik zelf voltrok
ken wat ik niet wou in dit lieve,
zéér melancholieke Indonesië. Ik
zat alleen. Ik liep nog eens mijn
grijs kille kamer binnen en keek
naar de drup van de douche. En
stelde vast, dat het bed geen matras
had, maar slechts een dubbele ka
toenen deken. De kamer was kil.
Buiten tikkelde nog wat regen".
„Wat had me behield om te blijven?
Dat achterpleintje, realiseerde ik
me, had me bezield. En nu begreep
ik ook, dat ook toen, 62 jaar terug,
dit hotel al een forse stap terug was
geweest na hotel Homann. Maar
mijn moeder kon dat: rigoureus
zuinig-aan doen. Op dat moment
wikkelde het verleden een be
traande, ijskoude jas om me heen".
Even later doken Jos Brink en
Frank Sanders weer op. Wasechte
bekeerdere. „Kom nou. We zitten
in Homann. Heerlijk. Prachtige ka
mers".
„Nee, heus niet", zei ik zachtaardig,
„morgenochtend kom ik".
„En ze gingen weer. En ik leunde
in mijn krakerige stoel en probeer
de te puzzelen, terwijl de nattigheid
om me heen bleef druppen. Zo zat
ik in Bandung, lieve stad, waar ik
zulke gelukkige uren had beleefd".
Wroetend in zijn ontluisterde leven
vol verbleekte dromen en verdwe
nen herinneringen bleef De Lan
dell zoeken: op de Tankuban Pra-
hu, in Yogjakarta en Solo, in het la
byrint van de Borobudur in Sema-
rang en in zijn geboortestadje Che-
ribon. Totdat hij weer in een vlieg
tuig werd opgetild boven de zee en
de onbeschrijfelijk groene eilanden
van de Indonesische Archipel: „En
langzaam drong het tot me door,
hoe zinvol alles was geweest in
mijn laatste levens-kwart. Als een
vreugdevol preluderen vóór de
Grote Reis, wanneer die ook ko
men mag: deze teruggang naar
mijn jeugd. Ik weet nu, dat het le
ven een zeepbel is. De tijdgoochel,
die je als kind in een sprookjesland
neerzet, je eruit wegveegt en je er
dan na zoveel jaar terugvoert om te
laten praten met een latere oogst
van mensen. En alles terug te vin
den. En het daarna nogmaals te
moeten verlaten. Ach, wat afgrijse
lijk triest. Maar als ik kan, ga ik
weer. En als ik dood ben, ga ik elke
dag".
LEO THURING
Olaf J. de Landell: „De eouden
navelstreng". Uitgave De Kern/
Bigot Van Ross urn, Baarn.
Prijs 27,50.
„BI) de
Borobudur
hoor je het
geklink en
gedreun van
werkende
mensen, de
herstellers van
het grote
bouwwerk".
In de bijbel staan talloze gelijke^,
sen van Jezus. Verhalen om m
sen iets duidelijk te maken,
schrijver Karei Eykman, on
meer bekend door zijn „Wo
voor Woord Kinderbijbels", h
een aantal waardevolle basisbeg h
pen uit de gelijkenissen „verta*
voor de allerjongsten, in heel e
voudige eigentijdse verhalen,
bundeld in het boek „Hoor
even". De gelijkenissen woi
verteld zoals de familie van
Heermans het allemaal heeft
leefd met moeder Ria, de kinde
Jos en Peter, de knechten
Jaap en Jop en de kat, de schapL
de koeien en de geiten. Achte
het boek staan de echte gelijkei
sen uit de bijbel. „Hoor eens ev
is een leerzaam en onderhoudt
boek, fraai geïllustreerd met te
ningen van Jansje Bouman. Z
geschikt als voorleesboek voor 1
deren vanaf vier jaar. De teks
zijn zo eenvoudig dat kinde
vanaf zeven jaar het boek zelfsl
dig kunnen lezen. Het boek b
een uitstekend handvat om kir
ren met de bijbel vertrouwd te
ken.
„Hoor eens even", een uitg
van Zomer Keuning Boek
Ede. Prijs: 19,90.