finale
Van heroïsche ingreep totpeuleschil: de blindedarmoperatie
Dames van
Tony van de Vorst
komen er rond
voor uit dat
het hun naar
den vleze gaat
ZATERDAG 29 JANUARI 1$
AMSTERDAM DEN HAAG
Als beeldhouwster Tony
van de Vorst 's morgens tegen
tienen haar atélier aan een
flessengroene gracht in Am
sterdam binnenstapt liever
nog een kwartier eerder, want
ijzeren discipline is de enige
stok achter de deur, waar haar
wankelmoedigheid nog ontzag
voor heeft is ze zich reeds
pijnlijk bewust van het feit,
dat ze binnen de kortste ke
ren weer vóór het blok zal
staan. Maar helaas, vluchten
kan op dat moment niet meer.
Ze heeft het vaak genoeg ge
probeerd, zocht wanhopig
naar excuses voor haar twij
fels. Tevergeefs echter, want
haar onbewuste verlangen
naar zelfkwelling is steeds
sterker gebleken en drijft
haar toch weer naar de afge
dankte school, waar in een
hol, witgekalkt lokaal met
uitzicht op doodzieke iepen de
dames reeds klaar staan voor
de volgende gevechtsronde.
Ze kent haar sparringpartners van
haver tot gort. De Pomona's met
onbeschaamd overbloezende heu
pen en benen van een gedrogeerde,
Russische discuswerpster, de lig
gende donna's, wier gladde, mar
meren lijven tot onbeheerst strelen
uitnodigen en de danseressen, die
ondanks hun overtollige kilo's aan
buik en topzware borsten gewicht
loos aan hun consoles lijken te ont
stijgen. Elke romige ronding heeft
ze persoonlijk gladgestreken tijdens
het wordingsproces, elk gebaar van
handen, vingers en voeten heeft ze
in klei of steen getraceerd. Haar
dames vormen niet voor niets de
bedding van de lome rivier, waarin
ze haar inspiratie heeft vlot getrok
ken.
Als ze achteraf het dagboek raad
pleegt, waarin ze haar stemmingen
van uur tot uur in woorden gevan
gen heeft, wordt haar zwart op wit
ingepeperd, dat beeldhouwen voor
haar een eenzaam bestaan is. „Het
blijft wanhopig wroeten in een vij
andige materie, die geen duim
breed toegeeft", weet ze nu, „je
krijgt geen millimeter cadeau. Er
zijn periodes geweest, dat ik het
niet meer aan kon. Het spannings
veld, waar ik in leefde, was kenne
lijk te groot geworden. Te benau
wend. En op zulke momenten was
er geen mens, op wie je terug kon
vallen, geen schouder om tegenaan
te huilen. Je had even naar de ster
ren mogen reiken, dacht het kaf
van het koren te hebben geschei
den. Maar als weken later je beeld
van de bronsgieter terugkwam,
vrat je je op van spijt. Als ik het
nou over kon maken, dacht je dan,
zou ik haar heel anders hebben
neergezet".
Gezonde steen
„Het is voor mij voortdurend een
kwestie van d'r op of d'r onder. Je
hakt en je kneedt en hebt soms het
gevoel: nu zit ik dicht op haar huid,
op een arm, een been. Als ik met
een gezonde steen werk, die geen
verborgen gebreken heeft, weet ik
ook exact, waar mijn beeld zit. In
dat vierkante blok zie ik duidelijk
het hoofd, het lijf en de ledematen.
En het is me tot nog toe dan ook
niet overkomen, dat ik er te veel
heb afgehaald".
„Maar toch wacht ik telkens met
angst en vreze op de confrontatie.
Je hebt weken, soms maanden aan
zo'n beeld gewerkt, ziet het onder
je handen langzaam groeien, con
touren krijgen, helder worden.
De Grote Donna Almare werd
door Tony van de Vorst in
Italië aangetroffen in een
machtig blok grijs-blauw
geaderd marmer. „Toen ik
het stuk in de groeve zag
liggen, wist ik: daar zit mijn
oer-vrouw in. Op zo'n
moment krijg je een
opdonder, waar je al zolang
op hebt zitten wachten".
BEELDHOUWEN]
WANHOPIG WROETI
IN EEN CONSTAI
VIJANDIGE MATERIf
1
ur
Eu
ie.
at
„Het zit er dik in", geeft beeldhouwster Tony van de Vorst ruiterlijk toe,
„dat ik mijn ronde dames indertijd in de Brabantse Kempen gevonden
heb. In een vrouwenlichaam kan ik met mijn abstracte vormen het bes
te uit de voeten".
Maar als het af is heb ik zelden een
gevoel van bevrijding. Ik verberg
het ook vaak in een kast. En als het
na drie jaar weer te voorschijn
komt merk ik vol afgrijzen, dat bij
voorbeeld het hoofd me stoort. Ik
moet haar nog maar eens duchtig
onder handen nemen, is dan mijn
eerste gedachte, want zo kan ik
niet met haar leven".
„Dat is me ook overkomen met de
twee vriendinnen, die ik uit mar
mer had gehouwen. Ik vond ze jo
fel op het moment, dat ze klaar wa
ren. Ik had geen enkel bezwaar te
gen ze. Maar toen ze een jaar later
uit de kast kwamen stoorden ze me
opeens in hoge mate en dacht ik:
als ik er nog eens twee weken hard
tegenaan ga, zijn ze misschien weer
om aan te zien".
Fantasiewereld
De dames, voor wie haar beeld
spraak bedoeld is, hebben haar ei
gen fantasiewereld als domicilie.
Daarom ligt ze ook voortdurend in
de clinch met critici, die haar ge
makshalve hebben ingedeeld bij de
groep van kunstenaars, die de wer
kelijkheid verbeelden. „Ze zien
werk van me, herkennen daarin
een vrouw en denken opgelucht:
Van de Vorst is dus een beeld
houwster, die figuratief werkt.
Maar tegen zo'n conclusie maak ik
ernstig bezwaar. Dat dus slaat na
melijk nergens op. Want mijn da
mes zijn slechts een aanleiding om
mijn emoties te spuien. Ik gebruik
hun lijven alleen omdat ik daarin
met abstracte vormen als bollen, el
lipsen en rondingen het beste uit de
voeten kan. Daar is een vrouwenli
chaam nu eenmaal een perfect
transportmiddel voor. Maar vraag
je mij, hoe ik denk over de figura
tieve beeldhouwkuHSt, dan krijg je
beslist geen onverdeeld positief
antwoord. Ik voel me er ook nau
welijks verwant mee. Het overgro
te deel van de figuratieve beelden,
die ik ken, blijf ik dan ook afschu
welijk vinden".
Bijgeloof
Toch geeft ze toe, dat ze door de
werkelijkheid wel degelijk op het
spoor is gezet van haar abstracte
dames, die er stuk' voor stuk rond
voor uitkomen, dat het hun naar
den vleze gaat. Ze heeft haar jeugd
doorgebracht in het grensgebied
tussen Brabant en België. En in die
grotendeels lege, geheimzinnige
woestenij, waar bijgeloof de armoe
draaglijk moest maken, werd ze als
kind gefascineerd door de robuuste
boerenvrouwen, die in Bourgondi
sche overdaad hun overwicht met
koninklijke waardigheid torsten.
„Het zit er inderdaad dik in", geeft
ze toe, „dat ik daar mijn ronde
vrouwen gevonden heb".
Uit diezelfde tijd herinnert ze zich
de veelvuldige bezoeken, die ze
met haar vader, een viool spelende
accountant, bracht aan het Van
Abbe Museum in Eindhoven. „Dat
museum was mijn droomwereld.
Daar gebeurden dingen, die je in
het dagelijkse leven nooit mee
maakte. Ik ging er al heen, toen ik
amper vijf was en kreeg de liefde
voor de kunst dus met de paplepel
toegediend. Achteraf blijkt het een
ervaring te zijn geweest, die beslis
send was voor de rest van mijn le-
Dromerig
„Daar komt nog bij, dat ik een dro
merig, eenzaam kind was. Een
beetje bekakt ook nog. Kinderen
van mijn leeftijd vond ik niet inte
ressant genoeg. En daarom trok ik
op met oudere mensen. Want die
hadden wél verhalen, waar mijn
fantasie raad mee wist. Ik ging
vaak naar een echtpaar, dat lang in
Indonesië had geleefd. Ze woonden
in een houten spookhuis en sliepen
met een revolver onder het kussen.
Zo'n detail hield me bezig. Daar
bouwde ik moeiteloos de verrukke
lijkste fantasieën omheen".
„En laat ik vooral mijn oma niet
vergeten. Ook een mens, naar wie
ik ademloos kon luisteren. Ze
woonde in de Paradijslaan. En al
leen die naam had voor mij al to
verkracht. „Ik ga naar grootmoe
der in de Paradijslaan", was een
vooruitzicht, dat me vleugels gaf".
„Uit dat soort herinneringen put ik
nog steeds de inspiratie voor mijn
werk. Want dromen vullen ook nu
het grootste deel van mijn leven. Ik
heb ze nodig, kan er niet buiten.
'in ge-
nooit
Fanaat
„Toch durf ik niet te beweren, dat
mijn jaren in Brabant tot nog toe de
gelukkigste van mijn leven zijn ge
weest. Integendeel: ik had almaar
het idee, dat ik er door een vergis
sing terecht was gekomen. Ik voel
de me ook niet echt thuis in Bra
bant. Waande me buitengesloten,
ver weg van de wereld, waar het
allemaal gebeurde. Wat wist ik
overigens op dat ogenblik zelf ook
niet".
„Daarom heb ik op een gegeven
moment gedacht: nu of nooit, en
ben ik naar de academie gegaan.
Een vlucht, zo je wilt. Een ontsnap
ping uit een omgeving, die voor mij
te benauwd was. Ik ging gelijk als
een fanaat aan de slag. En vreemd
genoeg koos ik, zonder erbij na te
denken, voor het beeldhouwen.
Dat heeft met de materie te maken.
Aan schilderen vond en vind ik
nog steeds niks aan. Dat is me te
eng, te week. Met een penseel in
mijn hand heb ik het gevoel, dat ik
mezelf een streek lever. Letterlijk
en figuurlijk. Nee, laat mij nou
maar werken met een beitel en een
hamer. Ik wil zwoegen en sjouwen.
Eelt op mijn handen zien. Dan voel
ik me pas lekker".
Niertjes
„Het is dan ook niet zo verwonder
lijk, dat ik een groot deel van het
jaar in Italië werk. In Amsterdam
kan ik goed ademhalen hoor, maar
het buurtje waar ik tegenwoordig
woon, de Overtoom, blijft toch een
dorp in de grote stad, waar ieder
een zich bemoeit met iedereen. Als
ik één keer bij de slager niertjes
heb gekocht roept hij prompt de
volgende keer als ik bij hem kom:
„Ik heb maar vast een kilootje voor
u apart gelegd, mevrouwtje". Want
in zijn ogen ben ik voortaan de
vrouw, die zo dol is op niertjes. Op
zo'n moment gaat hij op mijn Bra
bantse knop staan en word ik vals.
Ik heb al lang genoeg geleefd met
mensen, die het nodig vonden om
voor mij te denken. En nu wil ik
alleen nog niertjes eten als ik dat
wil".
En ook dat is voor haar een dwin
gende reden om regelmatig naar
Italië af te reizen. Daar heeft ze na
melijk geen last van bemoeials en
kan ze op haar dooie gemak een
werkplaats op een mooi stekje zoe
ken, waar ze er onder een parasol
vervolgens zielstevreden weken
aan één stuk op in hakt. Op inspi
ratie hoeft ze dan ook niet lang te
wachten, want in Italië struikel je
over de matrones, mamma's en
struise donna's, die alleen al door
hun verschijning een omvangrijk
steentje bijdragen aan het beeld,
dat ze onder handen heeft. Het
marmer, waaruit zo'n dame door
haar bevrijd wordt, kiest ze zelf uit
in een naburige groeve. En ook dat
is een belevenis, die ze voor geen
goud zou willen missen. „Je loopt
als een keurmeester langs die hon
derden brokken oernatuur en zoekt
net zolang, totdat je jouw stuk hebt
gevonden, waarvan je weet: daar
zit mijn oervrouw in. Op zo'n mo
ment krijg je de opdonder, waar je
al zo lang op hebt zitten wachten
Worstelaar
Het resultaat van zo'n gelukstreffer
is de Grote Donna Almare, die door
haar liggend in een blok blauw
grijs geaderd marmer werd aange
troffen. Met haar rechterarm, die
een worstelaar niet zou misstaan,
ondersteunt ze het hoofd, dat vol
verwachting naar een onzicht$z
verrukking is gewend. Haar be#
loom van een onmiskenbaar wei.1?
steed leven, heeft ze hoog of0
trokken tegen haar tors, die alsfc
triomfboog van de dijen naar K"
rug welft. ro
„Kijk, dat noem ik pas beeldt
wen", zegt Pieter van Voorst
Beest, die Tony van de Vorst kF
geleden heeft ingelijfd bij zijn e?n
korps van kunstenaars, die F
met hun werk in zijn Haagse GPf
rie verschanst hebben. „Ik
dondersgoed, dat deze donna F
marmer is. Maar als ik in t
buurt ben, krijg ik toch steedi
onbedwingbare aanvechting j
even over haar rug te aaien, fl
zal Freud wel weer een sluitq
verklaring voor hebben. En zo|
die te kennen heb ik er nu al
mee".
Houterig
De beeldhouwster beloont F
compliment met een glimlachy
zegt: „Ik heb nu zin om met hoi1
gaan werken. En als het karih
vensgroot. Maar waar vind ik»e
boom, die niet gaat scheuren, aK
hem met mijn beitel te lijf ga?1?1
r
„Toch ga ik het proberen,
hout fascineert me al jaren. Hi3
materiaal, dat altijd iets hout^
blijft houden hoor mij riL
dat vind ik een winstpunt.
weerbarstiger de materie is, d?'
meer zin krijg ik om er wat mic
doen. Desnoods bouw ik mijn b0
uit kleinere stukken, die ik lat#€
elkaar pas. Maar levensgroot C1
het in elk geval worden'3
„Bravo, bravo", roept beschik
heer Pieter naast haar net ieM
spontaan, „hoe groter, hoe bet*'
De versteende dames om hem
moeten zijn gulzige kreet oolP1
hoord hebben. Maar ze zijn erf;
niet zichtbaar door van hun
stuk gebracht Ze weten trouv_
wie het heeft gezegd.
Sinds ze in Pieters galerie hel
gelogeerd kennen ze hem wal
ter. En het is hun opgevallen^
heer Pieter een zwak heeft
dames van hun postuur. D
En dat is in deze tijd van inle\t
voor een vrouw een hele gee
stelling. n
LEO THUlf
Foto's: MILAN KONVALlf
Rare jongens die Britten. Toen bij
prinsje Charles in de jaren vijftig de
keelamandelen werden verwijderd,
werd die operatie plotseling heel sjiek.
Engeland beleefde een hausse aan ton-
silectomie de officiële naam van
deze operatie zodat bijna niemand
van Charles' leeftijdgenoten nog keela
mandelen bezit. Met de blindedarmo
peratie is het daar niet anders gegaan.
Er moest een koninklijke doch ontsto
ken blindedarm aan te pas komen om
deze operatie populair te maken bij het
Britse volk.
I. Paalman
De bezitter van dit doorluchtige or
gaan was de latere koning Edward
VII. Tien dagen voor zijn kroning
werd hij ziek. De ijlings ontboden
chirurg Frederick Treves consta
teerde een ontstoken blindedarm
en adviseerde een operatie. Edward
wilde daar niets van weten en een'
dag voor de grote dag, op 23 juli
1902, verergerde zijn situatie. Ed
ward bleef bij zijn weigering, totdat
Treves hem ferm toesprak: „Dan,
majesteit", zei hij, „zult u als lijk
gekroond worden". De operatie
werd een succes, Treves werd Sir
Frederick en de blindedarmopera
tie mocht zich plots in een zeer gro
te populariteit verheugen.
De blindedarm is een merkwaardig
orgaan. Niemand weet waar hij
voor dient. Hij zit in de rechteron-
derbuik bij het punt waar de dun
ne- in de dikkedarm overgaat. Aan
het eind van de blind eindigende
blindedarm zit een nog dunner
tuutje: het wormvormig aanhangsel
ofwel appendix. Dat is eigenlijk de
boosdoener, vandaar dat de medici
bij een ontsteking spreken van een
appendicitis; de operatie wordt ap-
pendectomie genoemd, vrij ver
taald: het verwijderen van de ap
pendix.
Het wormvormig aanhangsel de
appendix dus kan bij iedereen
ineens gaan ontsteken. Plotseling
wordt er pijn gevoeld rondom de
navel en de patiënt braakt of is
misselijk. De klachten zakken
daarna wat af om na zes tot twaalf
uren in verhevigde mate toe te
slaan. De pijn zakt naar de linker
onderbuik vaak op twee derde van
de lijn navel heupbot: het be
faamde drukpunt van McBurney.
Dat punt doet pijn als je er op
drukt en ook bij hoesten of persen.
Ondertussen voelt de patiënt zich
behoorlijk beroerd en heeft lichte
verhoging.
Staat de diagnose vast vaak een
hele toer dan wordt meestal on
middellijk geopereerd. De ontsto
ken appendix kan doorbreken en
een buikvliesontsteking veroorza
ken. Dat laatste is een levensbe
dreigende toestand die onbehan-
De operatie zelf is niet al te moei
lijk. Vroeger had menige platte
landsdokter een speciale acte om
deze operatie uit te voeren. Tegen
woordig is het voor chirurgische
assistenten doorgaans de eerste
„echte" operatie die ze zelfstandig
mogen doen. De operatie begint
met een sneetje van een centimeter
of vijf op het drukpunt. Dan wor
den de spieren gekliefd en daarna'
het buikvlies. Meestal is dan de
ontstoken appendix makkelijk uit
de buikholte te wippen. Hij wordt
dan met een draadje afgebonden en
verwijderd. Daarna wordt het
stompje van de appendix de blinde
darm ingeduwd, vervolgens vastge
zet en dat is op het „sluiten" na dan
dat.
Streepje voor
Toch had Edward niet helemaal
ongelijk met zijn aanvankelijke
weigering. Pas acht jaar daarvoor
had de Newyorkse chirurg McBur
ney die van dat drukpunt
een betrouwbare operatietechniek
ontwikkeld. Bovendien was de ope
ratie lang niet ongevaarlijk en dat
bleef hij tot diep in de jaren dertig.
Desondanks was de ingreep juist in
de jaren dertig buitengewoon mo
dieus. Het verhaal wil dat sollici
tanten toen een streepje voor had
den op de rest, als ze „appendix
reeds verwijderd" in hun sollicita
tiebrief konden zetten. De uitvin
ding van de antibiotica heeft de
sterfte drastisch teruggebracht tot
een fractie van wat een jaar of
veertig geleden gebruikelijk was.
Met de blindedarmoperatie is de
laatste jaren iets merkwaardigs aan
de hand. Sinds 1966 is het aantal
operaties met 60 procent gedaald en
niemand weet waarom. Raar ge
noeg doet zich die daling in de hele
westerse wereld voor. Zowel in de
Verenigde Staten, Engeland en Ca
nada is het aantal met ongeveer de
helft teruggelopen naar een gemid
delde van 160 per 100.000 inwoners,
overigens nog steeds een respecta
bel getal.