og altijd gaan bij storm de lichten aan WATERSNOODRAMP DERTIG JAAR GELEDEN In orkaannacht nam de zee het land terug CeidócSomant ZATERDAG 29 JANUARI 1983 idden in de nacht van 31 januari op februari 1953 kwam het water, zich ilderend manifesterend, beukend op de swering, die niet hoog genoeg was om de )or een orkaan tot torenhoogte ^gezwiepte watermassa's te stuiten. 1953: jaar van de stormvloed en de talloze ikdoorbraken. Grote delen van Zeeland i de Zuidhollandse eilanden kwamen ank te staan. Meer dan 1800 doden vielen te betreuren en de materiële schade was groot, dat het herstel nog vele, vele ren zou duren. Onze verslaggever Jo jits, destijds een van de eersten, die voor rslaggeving naar het rampgebied gingen, alt herinneringen op aan deze mpzalige gebeurtenis. Op school hadden ze het ons alle maal keurig ingeprent: de duinen beschermden ons onder de zeespie gel liggende Nederland tegen de golven en waar die te kort schoten hadden ze robuuste dijken aange legd. Dat was voldoende. Twijfel was er niet. Nou ja, in 1911 was er wel wat water overheen geslagen, maar overigens moesten we, zo werd ons voorgehouden, ééuwen teruggaan om een écht winstpunt voor de zee te noteren in de onop houdelijke strijd tegen het water. En toen opeens die afschuwelijke zaterdagnacht en die ontzettende zondag de eerste februari, nu dertig jaar geleden, waarin Nederland deemoedig het hoofd moest buigen voor de natuur. Mét de dijken werd ons vertrouwen weggeslagen De geleerden hadden er achteraf wel een verklaring voor: een hoogstzelden voorkomende combi natie van omstandigheden. Daar was in de eerste plaats die tomeloze orkaan met windkracht twaalf, 23 uur lang, die gigantische golven van wel vier meter hoog opjoeg. Daar was voorts de windrichting: pal noordwest. En daar kwam nog eens bij, dat al dit geweld samen viel met springtij. Het kon bijna niet erger! Bijna een volledig et maal beukten wind en water op duizend kilometer kust van een deel van Zuid-Holland, een stuk van Brabant en op heel Zeeland. Vooral Zeeland. Maar wie had er die zondagochtend weet van wat er zich daar in zuid west-Nederland afspeelde, welk een heroïsche en te vaak vergeefse strijd ginds tegen de ontketende elementen en voor eigen lijfsbe houd werd gevoerd? Jazeker, de radio gaf regelmatig berichten door, maar die wekten aanvanke lijk meer de indruk dat hier en daar een dijk het had begeven met ernstige gevolgen, dan dat er zich éen catastrofe voltrok. Dat bleek pas later, toen men op de landkaart al die afzonderlijke noodgebieden ging inkleuren: 150.000 hectare land overstroomd. Het ging de verbeelding huizen hoog te boven; De realiteit werd me het eerst voorgehouden maar ook toen nog slechts in zeer be perkte omvang toen ik die vroe ge zondagochtend voor de verslag geving derwaarts trok, comfortabel eerst nog in een verwarmde auto. Verder dan even buiten Rotterdam kwam ik niet. Een andere route bood evenmin toegang, de Moer- dijkbrug bijvoorbeeld was opeens het einde van de wereld geworden. Water, water, tot ver achter de ho rizon, huiveringwekkend hoog. Midden in de nacht was dat water gekomen, niet als een dief maar zich bulderend manifesterend, beu kend op de zeewering die aanvan kelijk van geen wijken wilde we ten. Maar een zeewering, die niet hóóg genoeg was om de door de or kaan tot torenhoogte opgezwiepte watermassa's volledig te stuiten. Met enorme kracht liep de zee de dijken onder de voet en ging ze van achteren aanvreten. Daarop waren ze niet berekend Kol kend liepen de polders onder toen de weerstand eenmaal gebroken was. De mensen, die heus wel ge wend waren aan ernstige grillen van de natuur, zagen ontsteld hun erven onderlopen, daarna de woon kamer en het water bleef maar stijgen. Met wat kleding, voedsel en de huisdieren betrok men een bi vak op de zolder. Maar het zilte water bleef hen achtervolgen, zodat in die donkere nacht alleen nog het dak restte. En daar zat men dan, urenlang in storm, regen, hagel en sneeuw, ho pend en biddend dat de beproeving niet te lang zou duren. Met ver kleumde handen probeerden zij zich vast te klemmen aan de nok of een kind te behoeden voor wegglij den in de kolkende zee, die haar grenzen had verlegd. Maar dan een siddering: de muren van huis of boerderij konden het geweld niet meer doorstaan, stortten in en de hele familie dreef met grote vaart weg op wat nog van het dak was overgebleven, op een soort vlot ter wijl men eigenlijk een zeewaardige schuit nodig had. Slechts een boven het water uitstekende boom of mast kon de spooktocht stuiten en opnieuw klemden de mensen zich vast, bevestigden ze zichzelf en el kaar aan de reddingbrengende paal. Als die het althans volhield. En voorzover ze niet tevoren reeds de reddende balk of weggeslagen deur hadden moeten loslaten en waren meegesleurd door de almaar tierende golven tot voorbij de ein der Zo verging het velen die nacht en ook de volgende dag. Zo troffen de reddingsploegen vele mensen aan toen zij met oude jollen, roeiboten, helikopters, rondvaartboten, met wat al niet op zoek gingen naar overlevenden. Velen werden aldus gered, maar 1835 personen vonden in het niets ontziende water de dood. En dikwijls hun graf, want verscheidene slachtoffers zijn niet teruggevonden, ze waren vele kilo meters meegesleurd en onder dik ke sliklagen bedolven. Later ver meldden de koele statistieken, dat 750.000 mensen op enigerlei wijze door de ramp werden getroffen, dat er 47.000 woningen volledig wer den vernield, dat 35.000 stuks vee de dood vonden. Getallen zó groot, dat de erachter liggende droefheid en ellende nog nauwelijks voorstel baar is. Maar toen, dertig jaar geleden, za gen we het duidelijk voor ons al hadden we nog geen tv. Tot don derdag nog bleef het natuurgeweld aanhouden. Toen kon aan herstel worden gedacht. Iedereen was be reid de handen uit de mouwen te steken, honderden kranen, zuigers, draglines, bakken, sleepboten gin gen derwaarts, uit 65 landen werd hulp gezonden, de kas van het rampenfonds kreeg 140 miljoen gulden (guldens van tóén) binnen. „Beurzen open dijken dicht" heette een nationale actie. En de dijken gingen dicht. Gaten van 500 meter breed, steeds verder uitschurende geulen tot 40 meter diep werden gedicht. Als het niet op de traditio nele wijze kon dan door betonnen caissons in de gaten te laten zinken, snel gebruik makend van de stil stand van het water, om de zes en een half uur, want ook op het land heersten eb en vloed. In de nacht van 6 op 7 november had Nederland de zaak weer onder controle. Het laatste en moeilijkste stroomgat (bij Ouwerkerk) werd toen gedicht, het verdronken land kon aan zijn wedergeboorte begin nen. Wie nu door het gebied rijdt bespeurt nog nauwelijjks wat er zich destijds afspeelde. Het gebied lijkt als nieuw, de landbouw flo reert sinds het zout weer uit de grond is en vakantiegangers gaan er graag heen. Maar wat dertig jaar geleden gebeurde is nog geen ge schiedenis, de herinnering blijft zo lang er mensen leven die alles zelf hebben meegemaakt. Dat blijkt wel uit de verhalen over tragische ge beurtenissen en wonderbaarlijke reddingen, die men uit de eerste hand kan horen. Wat ook blijft is de angst als de wind weer raast en de golven spetterend tegen de dij ken te pletter slaan, daar helpt geen Deltaplan aan. Zouden ze het houden JO SMITS stormvloed van 1953 s een gebeurtenis, die or velen de tijd in twee spleet. Vooral ouderen de zwaarst getroffen bieden spreken nog bij es, wat in het dagelijkse ren aan de orde komt, er „vóór de ramp" en de ramp", jaarlijkse herdenkin- zijn er alleen nog iar in kleine kring. Een rkdienst in de dorpen, igen van aangescherpte n voor de velen, die op le februari 1953 fami- en vrienden hebben rloren. iar het leven gaat door, wordt het nooit meer lemaal zoals het is ge est. Talloze kleine, >tseling opkomende rinneringen trekken )te kringen om zich n, zoals ook gebeurt je een steentje in een ver gooit. it verhaal hieronder is willekeurige collage zulke kleine herinne- igen. Opgetekend in willekeurig dorpje: iningen, tussen Goes Bergen op Zoom, dat half jaar heeft moeten '|chten voordat de vier lomgaten in de dijk ge- :ht konden worden. Er •en vijfenzestig doden. RUININGEN Reimers- al met zijn glorieuze zee- art- en handelshistorie. Rei- brswaal, waarvan de resten driehonderd 'jaar op de bo- van de Oosterschelde lig- Dat zou een mooie zijn voor de nieuw te jchten gemeente, waarin ze- dorpen werden samenge- met Kruiningen als ntrum. Aldus besloten de Jstuurders van het Zeeuwse nd, die bezig waren met de 1 neentelijke herindelingen, in herlevend dorp onder de van een verdronken ld. Reimerswaal of niet, de échte Éjuiningers, zij die de stormramp leven nog steeds met Ti herinneringen. De grote feiten die tijd staan beschreven in boe- i, zijn vastgelegd op foto en film. de gang van het dagelijkse leven kt niemand er meer naar. Maar het zien van een bloesemtakje de tuin kan een herinnering toe deze: in het vooijaar na ramp, toen de landerijen bij elk igtij nog onder water liepen, nd een enkele boomgaard tens in volle bloei. Met alleen die htgekleurde bloesemkruin bo de grauwe golven uit. Al gauw alles er weer af, maar er kwam h nog wat fruit aan. Een hand- gerimpelde peertjes, vergeven 't zout en niet te eten, natuur- Daarna pas ging alles dood. en het water eindelijk verdreven s nam het alles mee wat op het d nog leefde, rjt zijn herinneringen, die tijden g kunnen doorknagen als een Ie Kruininger zoiets simpels als V bloesemtakje ziet s Rjkt het er op, dat de grote Tinneringen zich nog steeds niet woorden laten vangen. Gesprek- |h van Kruiningers met buiten- (janc^rs verlopen traag en tal mend als het gaat over de dingen die hen tijdens en na de ramp tot in het diepst van hun hart hebben ge raakt. En de zaken die toen echt belangrijk waren, zijn toch nooit duidelijk geworden Waarom stortte het huis van de bu ren in en zoog het water de mensen mee die daar op zolder zaten, ter wijl je eigen huis gespaard bleef? Misschien kwam het door een zwa re aandrijvende balk, die de gevel ramde. Misschien waren de funda menten niet zo sterk. Iemand heeft de vergeelde kopie van een brief bewaard, die hij korte tijd na de ramp aan al zijn familieleden schreef: „Toen het water wegtrok waren die huisjes aan de overkant van de weg verdwenen, met alle mensen die er in woonden. Zelf zijn we met een boot van zolder gehaald. We maken het goed nu". Wat is er nog aan toe te voegen, na al die jaren? De dag voor de ramp waren de mensen nog bij honderden naar de dijk getrokken. Het stormde al ste vig en op deze vrije zaterdagmid-, dag was het een attractie, te kijken hoe de golven tegen de kering sloe gen. De meeste Kruiningers gingen daarna nog tamelijk rustig slapen en toen het water kwam, geloofden ze nog maar nauwelijks dat het zo'n vaart zou lopen. Ze hadden, al twee inundaties meegemaakt, in 1940 en 1945. Maar dat was nog enigszins een beheerst proces, waarbij de zee zelf zich tamelijk kalm hield. Nu onttfok de zee zich aan elke menselijke berekening. Er braken krachten los, waarvan heden ten dage nog veel Kruiningers geloven dat ze op die rampdag jammerlijk werden onderschat. Zij denken dat meer dorpsgenoten zich in veilig heid hadden kunnen stellen, als zij geweten hadden wat er werkelijk aan de hand was. Maar, zo zeggen ze erbij, wie heeft de zee ooit wer kelijk gekend, ook al stamt hij uit vijftig permanent in het dorp ge- een geslacht dat op en om het wa- I bleven en zij gingen aan 't werk, ter is geboren en getogen? I zonder te weten waar ze eigenlijk moesten beginnen. Maar alles wat je deed was goed in die dagen, want het was een begin. En er kwam hulp. Apeldoorn adopteerde het hele dorp. Aan geld werd in korte tijd minstens tweehonderdduizend gul den bijeengebracht en werkploegen gingen ter plekke een stevig handje helpen. In de vergeelde correspon dentie op het gemeentehuis is er nog wat van terug te vinden. De ene dag kwam een zending krui wagens aan, eentje voor elk boe renbedrijf, de andere dag kon het een nieuw portret van de koningin zijn, voor de raadszaal van het ge meentehuis. "Kippen, varkens en konijnen werden kakelend, knor rend of zwijgend aangehoord, al naar hun aard. Kleine facetjes uit een groot geheel. Een geheel, waarin toch de toon werd aangegeven door efficiënte hulp zonder veel omhaal. Macabere gondel vaart Ze herinneren zich het bezoek van een buitenlandse journalist een paar weken na de ramp. Het water was allang weer rustig geworden, maar bij hoogtij stroomde het tel kens weer onverbiddelijk het dorp binnen. De man werd met een bootje van 't marktplein naar de dijk gevaren. Een macabere gon delvaart door een Venetië van de dood. Hij klampte zich met beide handen vast aan de rand van de boot. Jarenlang had hij als oorlogs verslaggever op alle slagvelden ter wereld onder vuur gelegen, maar nooit tevoren was hij zó bang ge weest. Dat is de kracht van 't water, als het eenmaal vrij spel heeft gekre gen. De Kruiningers zelf waren maar moeilijk weg te krijgen uit hun verdronken dorp. Evacuatieboten voeren af en aan om hen van de zolders en andere hooggélegen vluchtplaatsen te halen. In eerste instantie gingen ze wel mee, na tuurlijk. Maar telkens als het laag water werd kwamen ze terug. In de paar uren per etmaal die ze in hun dorp kónden blijven, deden ze dat zo goed en zo kwaad als het ging. Was het bij dag, dan redder den ze wat rond. Bij nacht legden ze zich bij tientallen te slapen op de hogere verdiepingen van openbare gebouwen. Op een paar plukken stro en met wat dekens, die van her en der waren aangevoerd. Herstel Een moeizame tijd van herstel en wederopbouw brak aan. Van de vijfduizend Kruiningers waren et Op drift In de nacht van de ramp duurde het zo verschrikkelijk lang voordat het daglicht kwam, het eerste grau we licht van de zondagochtend Maar niemand had gedacht dat het ook nog zo lang zou duren voordat het leven enigszins zijn normale loop zou hernemen, al was er wél het besef, dat het leven nooit meer zo zou worden als voorheen. Kinderen trokken weg, naar va kantiekampen in Italië, Frankrijk en Denemarken. De uitnodigings briefjes van de comités zijn er nog, compleet met lijstjes van wat de kinderen allemaal mee moesten ne men: nette pakjes, maar vooral ook „kleren waarin je naar hartelust kunt ravotten". Sommige brieven gewagen van verstekelingetjes, die zomaar wa ren meegereisd, maar ze mochten wel blijven. Andere brieven vertel- naar huis. Kleine levens, op mini- i Met dank aan de „Yerse" schip- Emmer en dweil Het was ook de tijd, waarin het er op leek dat al het zwoegen nauwe lijks tot iets zou kunnen leiden. Waar iets werd opgeruimd, viel de boel een eindje verderop weer in elkaar. Maar als het opruimings- werk onder bitter stilzwijgen niet zo goed wilde vlotten, kon je 't ook nog zingend doen. Hulpverleners van buiten introduceerden een in eigen beheer vervaardigd lied met het refrein: Pak je emmer en je dweil, we vegen minstens weer een mijl". Verstilde gedachten Kruiningen zelf is nu dan Reimers waal geworden, een gemeente die behoorlijk deelt in de betrekkelijke welvaart van het hele Zeeuwse land. De tegenwoordige' burge meester zetelt in zo'n gepolijst ei gentijds gemeentehuis, waarvan de glazen deuren vanzelf openzoeven als je ervoor gaat staan. Maar hij zegt, dat er in de omgang met oudere Kruiningers geen ge sprek voorbijgaat, zonder dat de stormramp op de een of andere ma nier aan de orde komt. En als 's nachts een storm opsteekt gaan in de huizen van die mensen nog steeds de lampen aan. Wat er dan in hen omgaat, is voor een ander moeilijk te begrijpen. Spontaan medeleven Leiden Zoals overal elders in Nederland kwam ook in Leiden de hulpverlening direct na de stormramp op gang. De Leidsche Courant van 2 februari '53 be richtte: „Als een dief in de nacht sloeg Nederlands oude erfvijand, het wilde, woeste water, vrij on verwacht toe en vernietigde mens en goed". In een hoofdarti kel werd van „iedere Nederlan der" gevraagd het leed van zo veel medeburgers te bejegenen met ingetogenheid, zowel in ui terlijke gedragingen als in ver maak". Op elke pagina stonden kadertjes met daarin de opwek kingen: „Helpt onmiddellijk", „Helpt gul". In Katwijk en Noordwijk waren de boulevards weggevreten. Het Katwijkse res taurant Nieuw Brittenburg brak doormidden; de eetzaal verdween in zee. Leiden hielp onmiddellijk Vlis- singen via een nog steeds sinds de oorlog bestaand comité. De ge meente voteerde 10.000 gulden. Hulpploegen verdwenen richting Zeeland (over België) met de kens, matrassen, lakens, kleding en schoeisel. Een week later adopteerde Leiden, samen met i Rijswijk en Leidschendam, het I zwaar getroffen Nieuwe Tonge. Bij een huis-aan-huiscollecte, op - i de dag na de ramp, werd bijna .v-^ 50.000 gulden opgehaald. Vijf knaapjes van een jaar of tien ver zamelden op eigen houtje 175 kg oud papier en vingen voor het Rampenfonds zeven gulden en vijfenzeventig cent. Sassenheim had na vier dagen al een ton aan geld binnen. In alle plaatsen in de regio werd veel gegeven. Slagers in Leiden en omstreken stelden honderden blikken soep, vlees en vleeswaren beschikbaar. Mr. Mollie Geertsema, Leids raadslid en voorzitter van de 3 October Vereeniging, weerde zich geducht in Rockanje en was net op tijd terug om te horen dat hij benoemd was tot burgemees ter van Warffum (Gr,). De Leidse Stadsgehoorzaal stond vol bedden om vermoeide vluchtelingen te kunnen opvangen. Die kwamen echter niet en de bedden konden weer worden weggehaald. Rond 200 evacués vonden in Leiden onderdak. Aanvankelijk heerste in veel vis sersgezinnen de angst dat op zee verkerende familieleden in de storm ten ónder waren gegaan. Radio-Scheveningen legde con tact met de vloot en berichtte tot ieders opluchting dat de vloot de storm had doorstaan. Het was zo bleek uit radiogesprekken met Katwijkse vissers op zee, heel wat veiliger geweest dan aan de wal. De Kruiningers zullen er het hun ne van gedachte hebben, maar zoetjesaan kwam er toch schot in het werk van wat zo plechtig „De Herstelcommissie" heette. Er was alweer een zweem van een glim lach, toen een buurgemeente bij het sluiten van het laatste dijkgat een zending met twaalfhonderd dwei len stuurde. Een andere buurgemeente werd door Kruiningen zélf met een ver rassing bedacht. Dat was Yerseke. Schippers uit dat dorp hadden in de eerste dagen en nachten van de ramp veel Kruiningers gered. Ze gooiden stalen sloepen met hun blote handen op trailers om zo gauw mogelijk ter plekke te kun nen zijn. Maar intussen was hun ei gen kerkklok in de vloed verloren geraakt. Daarom ging in Kruinin gen een intekenlijst rond, terwijl het water elke dag nog door de dijkgaten stroomde. Die lijst ligt nog in 't gemeentearchief. Cijfers en letters zijn doorgelopen van de nattigheid, maar 't is allemaal nog - een beetje te lezen. Twee kwartjes «i. - N w - voor de klok van Yerseke, maar Het Katwijkse restaurant Nieuw Brittenburg brak doormidden; de eetzaal ook honderd gulden. Soms nog verdween in de golven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 15