inale £eidóa<2owant „Op het toneel heb ik leren vliegen N HAAG Met het oog op de inte heeft Georgette Hagedoorn k«felflappen gekocht en ragout- ®Sdjes. Want de geringste aanlei- ieg is voor haar al sinds mensen- i^genis ruimschoots voldoende feestje te bouwen. Vandaar die scheut Tia Maria in de kof- l„Of sta je soms op dieet, schat? zou dan eeuwig zonde zijn, ;.kt met sterke drank vind ik kof pas echt te genieten". leven later de huilerige winter- '■'I van schaamte het boetekleed J de nacht aantrekt dat ge- jt ditmaal reeds om even over en steekt ze de kaarsen op piano aan en houdt ze ook een fer bij de tros waxinelichtjes, fl)in het midden van haar zitka- door een bevlogen doe-het-zel- tot een eigentijdse sculptuur ge beerd zijn. „Veel gezelliger dan ftrisch licht", zegt ze met een ilach, die exclusief is voorbe den aan de oprechte levensge- ers. „Ik houd van schemering, it in dat diffuse licht waarin je ■*ar op het laatst ternauwernood jkunt onderscheiden, komt een iiw als ik pas goed tot haar it. Ik heb dan ook niet meer weet van dit onpersoonlijke Ie, waaraan ik nog steeds niet ■end ben". ■ben nu eenmaal een mens, die lli&fst kampeert en constant het l>el moet hebben, dat ie op door- lis. Dat had ik wél in mijn hofje jhet Centraal Station in Den j,. Daar ben ik zielsgelukkig ge- I »t. En nog steeds als het woord je" valt, is het net alsof er bij een wond wordt opengereten", it ik daar dan had? Niks, schat/ daarom woonde ik er zo ver- Voor een kleine of een «e boodschap moest ik mijn laar- aantrekken en een regenjas tchieten. Want het toilet stond le binnenplaats. En het zal ook miet ontgaan zijn-, dat het ver- vaak regent in dit mooie heb eens een Amerikaanse e op bezoek gehad, die duide- medelijden met me had. Ik liet vol trots mijn douche zien, die iet veel passen en meten onder ap had laten frommelen. Maar a ze vroeg, waar ze d'r neus kon "leren, knapte ze pas goed op Vanwege de hartelijkheid, immers een veelgeroemde ld is van ons volk mag ik met permissie even om scha- n; zo, het is al gebeurd had lota bene nog aangeboden om r met een paraplu naar de doos pgeleiden. Maar het mocht niet n. Ze was toen al definitief op (afgeknapt. En daarna heb ik' inoch teken meer van haar ver- len. Wat jammer is, want ik haar graag willen vertellen, ze over het hoofd had gezien, iik in mijn hofje op het toilet _zong er namelijk altijd een me- |>oven mijn hoofd. En wanneer zó'n genot niet effe je laar- jen een regenjas wil aanschie- Lzit er volgens mij een steekje e los". dantgekruid jraaft naar de keuken, komt te lnet jenever, sherry en een pak, rin volgens de toelichting op de (kant ovenverse, pikant gekrui- kkernijen zitten. Als ze er één oefd heeft, roept ze vertoornd: emaal gelogen. Wat is daar nou pt aan? Het zijn gewoon zoute fjes. Ik ben belazerd", ze vervolgens met veel smaak koekjes genuttigd heeft, ver- t ze: „Voor mensen van mijn Sjd is het een zegen, dat er in ind vrije produkties zijn. Want ir die uitwijkmogelijkheid was s vijfenzestig-plusser al jaren j; niet meer aan de bak geko- Dat zijn de wetten, begrijp je. (s een samenleving, die gebukt I onder de reglementen en be ogen. En één daarvan is, dat je meer vast verbonden mag zijn ieen gesubsidieerd toneelgezel- b zodra je in aanmerking komt aow. Een mooie instelling die aow. Maar wat voor de een zegen is, kan toch voor de tr een straf betekenen", jt is leeftijd trouwens? Kun jij pat uitleggen? Jij zit nog niet in eevarenzone en oordeelt mis- ün objectiever dan ik. Ik weet in, dat leeftijd bepaald wordt j een kalender. En volgens de ben ik al enige jaren |bodig. Maar pak je er nou de iese kalender bij dan ben ik schrijven, dat een van de mooiste tragedies door een beroepsidioot verminkt is' „Geen journalist had de moed om te nog nauwelijks droog achter mijn oren". Toch moet Georgette opkrassen. Dat meende die ambtenaar ook, „Wat wilt U nou, mevrouwtje?", vroeg hij minzaam, „er is voor ie der mens een tijd van komen en een tijd van gaan. Ook U zult zich daar in moeten schikken. Er zijn trouwens nog zoveel zinvolle bezig heden over. U kunt toch gaan brei en voor de kleinkinderen". Ik zweer je, dat hij het zó zei. En wat erger is: hij meende het. Hij kon zich niet voorstellen, dat er vrou wen zijn, die het vertikken om met de theepot naast zich op hun dood te gaan zitten wachten". Vederlicht „Een paar maanden geleden speel de ik in Antwerpen de rol van Maude in dat schitterende stuk „Harold en Maude". Mary Dressel- huys heeft van diezelfde rol iets heel moois gemaakt. Maar ik heb hem toch anders geïnterpreteerd. Ik had de herinnering aan Made leine Rénaud, die Maude zeven jaar terug in Parijs heeft gespeeld. En wat ik toen in de verbouwde hal van het Gare d'Orléans heb gezien en gehoord was een creatie, die ik in het koffertje van mijn hart heb gestopt". „Maude is een vrouw van tachtig, die weet, dat haar dagen geteld zijn. Maar ze blijft zich kinderlijk verwonderen over alle dingen en mensen om zich heen. Ademloos heb ik in die stationshal Rénaud gevolgd. Ze liep met haar mandje tussen het publiek in, vederlicht en tastend, zoals je ook doet in een ne velig bos, waar je voortdurend wordt aangeraakt door geheimzin nige, zilveren draden van mist. Je hoeft niet eens veel fantasie te heb ben om dan te denken, dat het de haren zijn van een fee, die je volgt". „In die broze sfeer tussen droom en werkelijkheid leeft Maude. De Maude althans, zoals ik haar zie. Een vrouw, die zich haar hoge leef tijd wel degelijk bewust is. Die weet, dat ze bezig is aan haar laat ste spel. Maar daarvan wil ze ook met elke vezel van haar lijf en haar geest genieten. Goddank heeft ze de verrukking van haar jeugd niet verloren. En daarom mag ze nog één keer het wondér beleven, dat ze kind is gebleven. Een kind van tachtig met de wijsheid van een oude vrouw legt uit, dat elk wezen een individu is. Anders is. Onver vangbaar en niet te imiteren. Ze wijst de jongen, die zich in haar warmte verborgen heeft, op de bloemen om hen heen. En ze zegt: „Let op, elke bloem is verschillend. Niet één lijkt op de andere". Dat is een prachtige tekst". „Daarom vind ik het jammer, dat in de versie, waar Mary Dressel- huys gebruik van maakte, de mees te poëtische delen zijn geschrapt. Met welke reden, vraag ik me af. Waren de producers bang, dat het anders geen kassucces zou worden? Werd er uitsluitend gegokt op de lachers, die Dresselhuys kennen als een ras-komediante? Dat is dan jammer. Want ik ben ervan over tuigd, dat ze als een dichterlijke, wat dromerige Maude ook volle za len zou hebben getrokken". Vier wielen „Nu mag je je natuurlijk afvragen, hoelang je straffeloos met acteren door mag gaan? Dat houdt ook mij voortdurend bezig. Ik heb trou wens aan den lijve ondervonden, wat het betekent om buiten spel te staan. Je mag niet meedoen aan een stuk, terwijl je toch zo gehoopt had op een rol. Dat is een groot verdriet. Een toneelgezelschap kun je vergelijken met een wagen waarvan de acteurs en actrices ie der een onderdeel vormen. De re gisseur en de directeur zitten op de bok. En jij werkt je rot om straks misschien een wiel te mogen zijn. Of een stuk van de dissel". „Daarom is het ook een bescha mend vak. Want je leven lang ben je met huid en haar en ziel overge leverd aan een man, die beslist of je één van de vier wielen mag zijn. Of het vijfde rad aan de wagen. Weet hij veel. Hij kent je amper, heeft er geen notie van, hoe je in elkaar zit. Maar toch wacht je op die ene gek, die het verlossende woord spreekt: „Jou kunnen we gebruiken". Maar de volgende keer zegt diezelfde man: „Nee, dat kun je niet". En dan zit je thuis te wachten en vul je je avonden met wanhoop. Mijn God, hoe vaak heb ik niet gedacht: had ik die rol maar gekregen. Ik was geïnspireerd, wist dat ik het kon. Maar een ander had al be slist". „Wat is een acteur trouwens hele maal? Je speelt een man of een vrouw, die door een ander bedacht is. Je zegt zinnen, die niet uit je ei gen hersens zijn gekomen. En toch ervaar je het als een verrukking wanneer het lukt. Wanneer alles en iedereen meewerkt om je goed te laten acteren". „Toneelspelen blijft natuurlijk een hysterie, die net nog binnen aan vaardbare grenzen ligt. En toch ben ik op het toneel het gelukkigst geweest. Dat lijkt op een contradic tie: ik speel immers een ander. Maar terwijl ik dat doe, ben ik pas mezelf. In de zaal ben ik eindelijk verlost van de terreur van alle daagse dingen, die ik verfoei. Er is geen telefoon, die je stoort. Er hoeft niet afgewassen en gestreken te worden. En de enige zorg, die je op het podium hebt is: accepteert het publiek me?". „Zolang dat nog gebeurt heb ik in het toneelspelen een raison d'être. Een reden om te blijven ademen. Neem me nou niet kwalijk, dat ik er een Franse zin doorheen gooi. Want dat heeft een oorzaak. Mijn moeder was een ras-Parisienne, die door mijn vader uit de Rue de la Gaité naar een pleintje in Haarlem is ontvoerd. Het stond officieel te boek als „pleintje", maar het leek nergens op. Het was in feite een kale, tochtige uitstulping tussen grijze crisishuizen. En ik weet dan ook zeker, dat moeder er nooit echt gelukkig is geweest. Ze heeft tot aan haar dood ook geweigerd om ordentelijk Nederlands te spreken en converseerde met de bakker en de groenteboer in een koeterwaals, waar geen tou\v aan vast te knopen was". „Die arme vader van me moest op een gegeven moment bij zijn direc teur komen. Hij werkte bij Johan Enschedé. En daar waren klachten binnengekomen van buren, die zich afvroegen, of Hagedoorn wel ordentelijk getrouwd was met het nuffige tiepje, dat hoeden droeg als wagenwielen en altijd gekleed was volgens de laatste Parijse mode. Het trouwboekje moest er ook nog aan te pas komen. Want de buren hadden gezien, dat op ons achter balkon piepkleine beha'tjes met kantjes en ruches aan de lijn hin gen. En die aanblik had de gemoe deren der Haarlemmers danig ver hit". Vliegen „Toch heb ik die acteer-tic niet van mijn moeder. Ik was amper zeven jaar toen ik al overal rondbazuinde, dat ik aan het toneel wilde. Terwijl mijn ouders nooit naar een voor stelling gingen. Op de lagere school bakte ik er niks van. En op mijn vijftiende zat ik er dan ook nog steeds op. Totdat er een wonder ge schiedde: van de bekende auteur H. C. Cannegieter werd opgevoerd het toneelspel „Jan altijd tevre den". En ik kreeg daarin de hoofd rol. Ik kwam het toneel op en van af dat moment ben ik gaan vliegen en liet ik alle nullen op mijn rap port luid lachend achter me". „Eri vliegen doe ik nog steeds. Met mijn aow en met een karkas, waar van de belangrijkste schroeven nog steeds vast zitten. Afkloppen maar. Dat heb ik te danken aan mijn vak, dat weinig compassie heeft met het menselijk lichaam. Het lichaam van een acteur moet het maar pik ken, dat het op de gekste tijden ge voed wordt en ter ruste gelegd. Je beult het af voor een droom, die een paar uur duurt. Maar omdat je het zo zielsgraag doet, blijf je op de been en vind je het doodnormaal, dat zo'n lijf onder de meest extre me omstandigheden functioneert". „En dat acteren vind ik nog steeds een goddelijke bezigheid. Daarom was ik ook zo blij, dat André van den Heuvel en Kitty Janssen mij vroegen, of ik mee wilde doen aan hun vrije produktie „Het leven is te kort". Dat is trouwens een titel, waar ik het hartroerend mee eens ben. Mijn hemel, een jaar is een pluis in de wind. En een dag is om, voordat je goed en wel beseft hebt, dat ie al begonnen is". „We spelen op het ogenblik in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. En dat is voor mij een feest. Want in diezelfde tempel ben ik ooit begonnen. Hoe lang geleden? Stel toch niet zulke verdrietige vragen. Want ze herinneren me te pijnlijk aan vervlogen dagen. Ik was groèn als gras en ging elke dag met de bus van Amsterdam naar Den Haag. Dat ging toen nog via Haarlem. Kun je nagaan. En soms stond de directeur handenwrin gend vóór de deur op ons te wach ten. „De koningin komt van avond", riep hij ons van verre al toe. Dat was dus Wilhelmina. Het kan ook de oude Emma zijn ge weest". Geweldenaar „Ik ben indertijd bij Verkade be gonnen met het klassieke repertoi re. Keurige stukken van Shaw en Wilde. Ruisende gewaden en prui ken, waar wolken stof uitkwamen, als je de bocht te krap nam. En toen kwam Van Dalsum, de gewel denaar, de tomatengooier avant la lettre. En hij kieperde het toneelbe- stel met één klap omver. Hij intro duceerde schrijvers als Brecht en riep, dat het toneel een kosmisch gebeuren was. Dal was een verruk kelijke man, die ik oprecht heb aanbeden. Voor hem was toneel spelen wachten op de goddelijke vonk en ondertussen tot bloedens toe knokken. Als hij ooit tegen mij gezegd zou hebben: „Werp je voor de tram, want dat komt je carrière ten goede", had ik het onverwijld gedaan". „Vandaag de dag is er van die oude toneeldromen weinig meer over. Er wordt nu omstandig uitgelegd en in de groep besproken. En op die ma nier blijft er van het mysterie niks meer over". „Ik kom nu een acteur tegen, die zegt: „Wij zijn momenteel bezig met het doorprikken van theateril lusies". Ik kijk hem aan en vraag: „Zeg dat nog eens. Wat bedoel je daar nou mee: doorprikken van theaterillusies? Wat is dat voor ge klets in de ruimte. Wat geef je er het publiek voor in de plaats?". „Goddank is André een acteur, die uit het oude, taaie hout is gesneden. Ik kende hem ook alleen maar van een afstand. Maar tijdens de repeti ties ben ik volledig door hem over tuigd. Die man is een bezeten to neelbeest, dat knokt voor zijn stuk. Met Kitty Janssen vormt hij een uniek duo, dat bloedserieus bezig is met het vak". „Toen hij mij die rol had aangebo den, realiseerde ik me wel, dat hij mijn zoon had kunnen zijn. Nou ja, dan had ik de liefde wel op zéér jeugdige leeftijd moeten bedrijven. Maar het had gekund. Ik heb hem op de man af gevraagd: „Hoe zal het jongere publiek mij beoordelen? Vinden ze mij zo langzamerhand geen ouwe soepkip?". Hij pakte mijn hand en riep: „Jij een ouwe soepkip. Daar is geen sprake van. Ze zullen je straks avond aan avond opvreten". Pothoed „Of dat gebeurt waag ik te betwij felen. Maar ik weet nu tenminste, dat het heerlijk is om door twee mensen geïnspireerd te worden. Tijdens de repetities had ik het al leen even moeilijk met mijn rol van Madame Lambert. Maar gaan deweg is het me toch gelukt om achter haar vermoedelijke identi teit te komen. Ik wist namelijk niet, of ze nou een lief of een agres sief mens was. Daar kom je pas al doende achter. Als je bordjes staat af te wassen krijg je opeens een in geving: zó moet ze zijn. En als je de volgende dag in de tram een vrouw ziet met een pothoed op, denk je: dat soort hoeden draagt Madame Lambert ook". „Het is daarom jammer, dat er niet wat meer try-outs zijn geweest, voordat de pers ons neersabelde. In sommige recensies stond, dat het een niemendalletje was, een luchtig gevalletje". „Wat is daar op tegen?, vraag ik me af. Roussin is inderdaad een toneel schrijver, die geen levensgrote boodschap voor het publiek heeft. Hij heeft ook niet de pretentie om de Hamlet nog een keer over te doen. Maar hij weet donders goed, wat theater is. Hij geeft zijn acteurs teksten, die recht voor de raap zijn. En daarmee kan ik in elk geval goed uit de voeten. Anders zou ik dat stuk ook niet eens vertaald hebben". „Ik heb nog eens nagedacht over die kwalificatie: „Een licht gevalle tje". Als je daar nou zo op tegen bent, moet je ook neerkijken op je eigen leven. Want dat is immers een aaneenschakeling van gevalle tjes en niemendalletjes". „Ik vraag me trouwens af, wat het echte toneel dan wél is. Medea als een debiel in een invalidenwagen tje het podium opsturen. Is dat theater? Toch is het onlangs ge beurd. En de kritieken waren lo vend. Geen journalist had de moed om te schrijven, dat een van de mooiste tragedies door een beroeps idioot verminkt is. Als die regis seur zijn versie „Het verborgen le ven van juffrouw Jansen" had ge noemd of „Juffrouw Pennewip op Safari", had ik er vrede mee gehad. Maar van Medea moeten die nieuwlichters met hun poten afblij ven". „En wat denk je van het RO-thea- ter in Rotterdam, die een actrice als Josephine van Gasteren een avond- lang op een toiletbril te kijk zet voor het publiek? Is dat soms thea ter. Een grote boodschap is het in elk geval. Maar met toneelspelen heeft het niks te maken". „Nee, laat mij nou maar rustig en ambachtelijk bezig zijn met een goed blijspel, waarin ik kan terug vallen op prima collega's, die el kaar het succes gunnen". „Voor de jongeren in onze groep, voor Lia Snoyink, Titiana Radier en Cees Heyne ben ik goddank nog geen ouwe soepkip. En dat maakt voor mij het toneelspelen een stuk plezieriger". „Dit vak is voortdurend blijven slijpen aan de steen van je talent. Daar plat, verderop weer wat pun tiger. Tegen de tijd dat ie af is, zal ik er in elk geval niet meer zijn". LEO THURING Foto's: MILAN KONVALINKA onverwoestbare Georgette ^igedoorn viert op het inblik een klein feestje, ■stcren, vandaag en morgen iitat zij op de planken van de ïninklijke Schouwburg in iep Haag, dezelfde tempel ^jar zij ooit begonnen is aan «ar luisterrijke "leelcarrière. „Het leven is te isrt" is de titel van de vrije Dduktie van André van den kiuvel en Kitty Janssen, larin zij een groot aandeel eft. Een titel overigens, larmee de gevierde actrice t hartroerend eens is. Een Ir is volgens haar als een |iis in de wind. rslaggever Leo Thuring iht haar op in haar flatje in n Haag en kwam tot de tdekking, dat zij „Vinden Ime zo langzamerhand geen we soepkip?" nog steeds zonder goed gebekt is. ZATERDAG 8 JANUARI 1983

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1983 | | pagina 15