Het beest
is los in
Limburgse
grotten
(JRSTMIS 1982
PAGINA 11
aradijsbergske is de naam. Ooit heeft
zijn blanco mergel wand uitgenodigd tot deze
inkerving: „De dood overwint als men de
uitgang niet meer vindt". Varkensgat, de
Tombe, de Hel, Groeve van de Hondemum
mie, Groeve van de Verdwenen Honden,
Scheve Spar, Nieuwe Keel, Schone Grub-
namen. Maar vooral de inscripties blij
ven bij. Getuigenissen van heilig ontzag of
onheilige haat jegens de berg. Bezweringste
kens, verzuchtingen, vervloekingen, als de
krabbels van een kind of de hallucinaties
van een psychopaat in de steen gekrast door
drommels die de kunst van het schrijven
niet meester waren. „Ik arme slaaf, ik ga
van kant, want heb een ander baantje aan de
hand". Van iemand die wel schrijven kon en
die bijgevolg niet eeuwig tot de berg veroor
deeld was, deze: „Bedenck uwen tijd daer
ghy in zyt". Dat moet een wijsgerig type zijn
geweest, een monnik misschien die was afge
daald om een acte op te maken en door de
hem omringende onwereld aan het peinzen
werd gezet.
Over de grotten van Limburg gaat het hier,
die eigenlijk groeven zouden moeten heten
omdat ze niet door natuurlijke processen zijn
uitgehold, maar door mensenhand de eel
tige handen van de „blokbrekers" zijn uit
gehouwen. Zo'n 180 ondergrondse kamers,
vele met de omvang van een zaal. Alles bij
elkaar 500 kilometer aan gangen, sommige
reikend tot 200 meter diep. Als een kolossale
gatenkaas zou Zuid-Limburg zich voordoen,
zou men zijn heuvels dwars in plakken kun
nen doorsnijden.
„Een cultuurmonument van de eerste orde",
roemt Ed de Grood, voorzitter van de Stu
diegroep Onderaardse Kalksteengroeven
(SOK) te Maastricht.
„Nederlands grootste
museum. Maar ieder
een kan er ongehin
derd in- en uitlopen.
Vrij toegang voor Jan
en alleman. Ga gerust
uw gang. Je moet je
toch eens voorstellen
dat het Rijksmuseum
op die manier dag en
nacht open zou zijn,
zonder de minste
vorm van toezicht. Het
zou uitlopen op een
ramp".
Cross
brommers
Die ramp voltrekt zich
dus in Limburg. Gren
zeloze slordigheid en
vernielzucht troef. „Ik
heb gisteravond een
kleine excursie in de
Zonneberg geleid",
huivert Ed de Grood
na. „We konden zo
naar binnen wande
len, want de poort
stond wagenwijd open.
En geloof het of niet:
we troffen zes knapen
aan die elkaar op
crossbrommers door
de gangen achterna
zaten. Er is in de Zonneberg een mergel-
wand met oude tekeningen van Maastricht.
Werkelijk heel prachtig. Wat denk je? Dwars
er doorheen drie hakenkruisen gekrast. De
Maastrichtse versie van Heli's Angels zeker.
Dat soort onbeschaafdheden. Over de histo
rische inscripties van de oude blokbrekers
worden graffiti gekalkt, zo intens schunnig
dat je ze bovengronds nergens zult vinden.
In nogal wat mensen zit kennelijk iets beest
achtigs dat ze buiten de grotten niet kwijt
durven".
Grote onderaardse brandstapels van auto
banden, ook zo'n geintje. „Lekker spannend,
die dikke walm door de gangen", vermoedt
Ed de Grood. „En de rook die door de lucht-
schachten opstijgt, zodat het lijkt of de Sint-
Pietersberg in brand staat. Als je nou weet
dat er in de groeven zulke zeldzame vleer
muizen wonen dat het officieel zelfs verbo
den is ze tijdens de winterslaap te storen
door er bijvoorbeeld met een warme lamp
onder te gaan staan. En eerbare bezoekers
worden gestoord. Er is uit het donker met
windbuksen op ze geschoten. Ze struikelen
over stokken die stiekem op kniehoogte zijn
aangebracht. We hebben zelfs negen milli
meter patronen gevonden. Er is een comple
te voorraad uzi's aangetroffen. In de groeven
gebeurt zo'n beetje alles wat God verboden
heeft. Tja, lampje uit en je bent weg, moet je
maar denken".
Opengeslagen boek
Terwijl met name toch de Sint-Pietersberg
voor heel Europa een absoluut toppunt bete
kent, roept Ed de Grood min of meer tegen
de bierkaai. „Niet louter een Nederlandse
zaak, nee. Veel meer. De cultuur-historische
rijkdom die er opgestapeld ligt. Dat vind je
nergens. Frankrijk en Engeland hebben ook
uitgestrekte kalksteengroeven, maar die zijn
altijd industrieel ontgonnen geweest. Die
missen de warmte, de expressie, de uitstra
ling van de Limburgse grotten. Een boek
met honderdduizenden aantekeningen over
feiten en gebeurtenissen die je nergens an
ders aantreft, ligt in de Pietersberg openge
slagen. Door de eeuwen heen, sinds de eerste
inscriptie uit 1468 (Lambier le pondeur fut
ici de schilder Lambier was hier) hebben
de blanke mergelwanden uitgenodigd tot
schrijven en iedereen had wel een mes op
zak of een stukje houtskool in de tuin. Zo
zijn de groeven een kroniek van het volks
gevoel geworden. Heel uniek".
Voor het behoud van die kroniek vecht de
Studiegroep Onderaardse Kalksteengroeven
(SOK), onderdeel van het Natuurhistorisch
Genootschap te Maastricht, nu het bederf
niet meer voortsluipt, maar brutaal per
crossbrommer en zelfs per auto door de eer
biedwaardige labyrinten waart. „Een uitge
leefde grot", noemt voorzitter Ed de Grood
de Zonneberg al, een tot de Pietersberg be
horend stelsel dat de SOK bijzonder ter har
te gaat. „Er wordt ontzettend veel gebruik
van gemaakt. Er is een illegale jeneverstoke
rij geweest, er zijn champignons gekweekt
en nu vind je er complete sloperijen. Noem
het maar een onderaardse schuur van vijfen
zeventig kilometer, waar iedereen vrij man
is en waar iedereen zijn rommel achterlaat.
Een cultuurprodukt met het patina van duizenden zaagvlakken.
Nou: als er niet snel iets gebeurt, wordt het
nog erger want er blijft, ondanks alles, nog
heel wat kostbaars te vernielen in de Zonne
berg".
Over de Valkenburgse evenknie, bij de ge
meente aldaar in exploitatie als toeristische
trekpleister, doet Ed de Grood kort. „Ze zijn
alleen uit op geld. Ze maken er een kermis
van. Ze ontkrachten de oorspronkelijke sfeer
van de grotten totaal. Hongkong-groen, Chi
nees-roze, niets is te dol, als ze maar toeris
ten trekken. Er rijdt zelfs een treintje door.
En in plaats van de inkomsten te gebruiken
om de grotten op peil te houden, doen ze het
tegendeel. Ze schuren oude mergelwanden
glad en brengen er sensationele schilderijen
op aan. Prins Carnaval met zijn hele meute.
De wereldkampioenschappen wielrennen.
Een gouden jubileum Hupsakee, weer een
schilderij. Zo gaan niet alleen allerlei inkras
singen uit de middeleeuwen verloren, maar
verdwijnen door dat gladschuren ook de
zaagvlakken, de beitelsporen die de oude
blokkenbrekers hebben achtergelaten
heel dat patina dat zich in de loop van vier,
vijf eeuwen had gevormd".
Zand erover. In- vergelijking daarmee laat de
VVV Maastricht zich door een verantwoor
delijkheidsgevoel van beduidend hogere
orde leiden. Niks geen uit neonlampen geto
verde kitsch. Nergens een zweem van een
pretpark. „Ze doen echt een poging om het
cultureel te houden", looft Ed de Grood na
mens de SOK. „Ze proberen het eigenlijke
van de gangen te laten zien zoals dat ge
groeid is sinds de twaalfde eeuw en niet
sinds de Romeinse tijd zoals, weer in Val
kenburg, wordt beweerd om de toeristen te
imponeren. Ze onthouden zich van het aan
brengen van schilderingen die niets met het
wezen of de geschiedenis van de groeven te
maken hebben. Van toeristische grotten in
deze stijl zijn wij voorstanders. Wij zeggen
zelfs: richt desnoods een speelgrot in waar
kinderen geen kwaad kunnen. Ongeveer zo
als Staatsbosbeheer bezoekerscentra heeft in
gericht. De statistieken bewijzen dat de
meeste mensen niet ver van dergelijke cen
tra afdwalen. Nou: dan kun je de rest van de
grotten bestemmen als reservaat voor de
vleermuizen of als cultuur-historisch monu
ment. Met zo'n opsplitsing in verschillende
functies zouden we een flink eind op de goe
de weg zijn. Helaas, de mijnwet maakt dat
onmogelijk".
Het begrip mijnwet zal nog vaker vallen.
Daar ligt „des Pudels kern", beschuldigt Ed
de Grood in navolging van Goethe. De
schuld van alles. Hij hoopt dan ook dat de
Hoge Heren in Den Haag dit verhaal van
jammerlijke neergang met aandacht zullen
lezen. Hoe komt het ondertussen dat de grot
ten van Limburg nooit de krans van „Neder
lands grootste museum" gekregen hebben,
die ze kennelijk behoeven? Actuele vraag,
ironisch genoeg al in 1823 beantwoord door
een zekere J. van Renesse toen hij een arti
kel pleegde over „de grottenwereld van de
Sint-Pietersberg".
Kunnen ze niet door een hek, dan gaan ze er wel omheen.
Uitdaging
Instemming bij Ed de Grood wanneer hij ci
teert: „Men acht gewoonlijk weinig hetgeen
zich in den cirkel bevindt, waarin wij ons
dagelijks bewegen en vandaar dat men zich
zelden bekend maakt met de bijzonderheden
van voorwerpen en verschijnselen welke ons
sedert onze jeugd omringden". Vrij en
woordspelig vertaald: in het oog, uit het hart.
De aanwezigheid van die groevenschat is
Het avontuur van de groeve: de mensen willen erin, kost wat kost.
door de eeuwen heen zo'n vanzelfsprekend
heid geworden dat men er schouderophalend
aan voorbijgaat. „En er zijn zoveel grotten",
vult Ed de Grood ter verontschuldiging aan.
„Waar moet je beginnen? Alleen de omvang
al schrikt af. Een nieuwe meidoornhaag
planten daar krijg je de mensen warm
voor, want dat kunnen ze bekijken. Zo'n gi
gantisch onderaards landschap is een uitda
ging van een heel andere orde. Je bent gauw
geneigd ervan weg te lopen. Dat speelt zeker
Dus kwam de grottenwereld van Zuid-Lim
burg er allengs bij te liggen als een soort nie
mandsland waar de gebruikelijke wetten en
normen hun kracht verloren. „Behalve die
mijnwet van veertig jaar geleden dan, het
struikelblok voor elke verandering ten goe
de", glimlacht Ed de Grood. „Daarin wordt
nota bene alleen geregeld wat je moet doen
en laten als je stenen zaagt. Terwijl er met
de kleine uitzondering van de Sibbergroeve
ondergronds nergens meer mergelblok-
ken gedolven worden. Het groevenregle-
ment van de mijnwet moet volgens ons dan
ook snel veranderd worden in die zin, dat de
toegangsregeling voor de grotten wordt aan
gepast aan het huidige gebruik. Dan weet ie
dereen weer waar hij aan toe is".
Een niemandsland. Ondergrondse stelsels
van soms tienduizend gangen in de zeventig
miljoen jaar oude kalksteen waarover de
Limburgse heuvels voortrollen. Wereld van
duistere krochten, nauwelijks verkend.
Vluchtplaats voor de bevolking wanneer er
bovengronds weer eens een oorlog woedde.
Sluipnet voor de sluikhandel van smokke
laars. AvontuurZoals het Noorden zijn
wadlopen kent, zo kent het Zuiden zijn groe-
venlopen. Het „berglopen".
Een goed kompas is onmisbaar, maant de in
structie. „Het is ook zaak om niet alleen een
excursie te maken. Laat in elk geval een be
richt achter naar welke groeve u op pad bent
voor het geval u iets mocht overkomen. En
als er iets gebeurd is, dan maakt u het even
tuele hulpcolonnes het gemakkelijkst door te
blijven zitten waar u zit en een wollen kle
dingstuk te laten smeulen bij wijze van
noodsignaal. De penetrante stank hiervan
wordt door de luchtcirculatie snel meege
voerd en kan in het labyrint als een nuttige
draad van Ariadne dienen".
Zo spannend? „Nou en of", glundert Ed de
Grood bij de herinnering. „Mijn liefde voor
de berg is ook uit zucht naar avontuur gebo
ren en dat geldt voor iedereen hier bij de
SOK. Vroeger waren de mensen bang voor
de berg. Dat merk je aan de inscripties. Hoe
verder ze teruggaan in de geschiedenis, hoe
ernstiger ze worden. „Ik hou van Anna", dat
kom je niet tegen. Nou ja, nauwelijks. Daar
om is er zo weinig bekend over de groeven.
De berg was taboe. Die duistere wereld met
zijn flakkerende flambouwen en groteske
schaduwen was de wereld van de duivel.
Daar zweeg je over in de kronieken. De eni
ge kroniek zijn de wanden zelf".
Vol verrassingen
Hoe anders zou het worden. „Nu willen de
mensen juist de berg in", kan Ed de Grood
dagelijks aan de doorgebrande sloten en
scharnieren van de toegangshekken consta
teren. „Kost wat kost. Ze worden steeds vin
dingrijker in hun manieren om binnen te
komen. En agressiever naarmate je ze meer
tegen probeert te houden. Kunnen ze niet
door een hek, dan gaan ze er wel omheen.
Daarom heeft het geen zin alle groeven-
waarvan de toegang op grond van de verou
derde mijnwet verboden is, klakkeloos af te
sluiten, zoals nu gebeurt. De druk van het
publiek is te groot. En ik begrijp dat best.
Het heeft te maken
met deze tijd. Alles
in de maatschappij is
zo overgeorgani-
seerd, zo voorspel
baar en doorzichtig
dat de mensen wel
naar verademing
moeten snakken.
Nou: die vinden ze
in de groeven waar
alles nog grillig en
vol verrassingen en
ongeregeld is. Ik heb
het zelf ook. Na een
drukke vergadering
even zo'n grot in.
Alleen met je lamp.
Man, dan voel je ge
woon hoe je energie
wordt bijgetankt".
Het woord wadlopen
is al gevallen. Be
doelt de Studiegroep
Onderaardse Kalk
steengroeven een
zuidelijke pendant te
worden van de Ver
eniging tot Behoud
van de Waddenzee?
„Waarom niet?",
beaamt Ed de
Grood, na enig ge
worstel met de ge
dachte dat dit wel
licht te veel eer zou
zijn. „Inderdaad,
waarom niet? De
Waddenzee en de
kalksteengroeven
hebben, elk op hun
eigen manier, een
uniek bestaansrecht.
Hun belang ligt in
dezelfde orde van
grootte. De oude
steendelvers hebben
bij het uitoefenen
van hun ambacht in
dat monotone ritme
van de onderaardse
gangen met hun dui
zenden zaagvlakken
onbewust een cul
tuurprodukt gescha
pen waarin een
merkwaardig, haast
volmaakt, esthetisch
evenwicht heerst.
Een evenwicht, dat
ongewild beant
woordt aan dezelfde
wetmatigheden die
er in de natuur be
staan, de wetmatig
heid van de func
tie".
PIET SNOEREN