Knipkunst: schoonheid zwart wit m Es PAGINA 7 de lekebroeder dacht dat het boze duivelsmachten waren, die dichterbij kwamen. „Ze willen ons ver zoeken en verleiden", zuchtte hij. „Nooit komen we hier heelhuids meer vandaan. We worden beto verd en aan het kwaad uitgeleverd". Nu waren de engelenscharen zo dichtbij, dat abt Johannes tussen de bomen de lichtende gestalten zag opdoemen. De lekebroeder zag hetzelfe als hij, maar hij dacht alleen maar hoe verschrikkelijk het was dat boze geesten zich met deze zaken bezig hielden, juist in de geboortenacht van de Verlosser. Dat was immers alleen maar om de christenen des te beter te kunnen bedriegen? Al die tijd hadden er vogels rond het hoofd van abt Johannes gevlogen en had hij ze in zijn hand kun nen nemen. Maar de dieren waren bang voor de lekebroeder: geen vogel was er op zijn schouder gaan zitten en geen slang speelde er rond zijn voe ten. Een bosduifje dat merkte hoe dichtbij de enge len waren gekomen, vatte moed. Ze vloog op de schouder van de lekebroeder en vlijde haar kopje tegen zijn wang. Hij meende dat de toverij zo' dichtbij hem kwam om hem te bekoren en te ver leiden. Hij sloeg met zijn hand naar het duifje en riep zo hard dat het door het bos galmde: „Ga te rug naar de hel, waar je vandaan bent gekomen!" Juist op dat ogenblik waren de engelen zo dichtbij gekomen dat de abt hun grote vleugels hoorde rui sen. Hij zat geknield om ze te kunnen begroeten. Toen de woorden van de lekebroeder echter op klonken, werd het gezang plotseling afgebroken en vluchtten de hoge gasten. Ook het licht en de zach te warmte verdwenen op slag bij het aanhoren van zoveel kou en duisternis in een mensenhart. Als een groot kleed daalde de duisternis over de aarde neer, de koude kwam terug, de planten op de wei de krompen in elkaar, de dieren renden weg, het ruisen van de watervallen verstomde en de blade ren vielen ritselend van de bomen. Het klonk alsof het regende. Abt Johannes voelde hoe zijn hart dat even tevoren nog overvloeide van gelukzalig heid, zich nu krampachtig samentrok in ondraagbaar verdriet. Dit zal ik niet overleven, dacht hij. De engelen die zó dichtbij waren en zelfs kerstliederen voor mij wil den zingen zijn weggejaagd. Plotseling dacht hij aan de bloem, die hij bisschop Absalom beloofd had. Hij boog zich voorover en tastte tussen de bla deren en het mos om op het laatste moment nog iets te vinden. Hij voelde hoe de grond onder zijn vingers bevroor en zag hoe de witte sneeuw over het veld kwam aanglijden. Toen werd zijn verdriet nog groter, hij voelde zijn hart steken. Hij kon zich niet meer oprichten en bleef voorover liggen Maar toen het gezin van de rover en de lekebroe der tastend in het donker de grot teruggevonden hadden, misten zij abt Johannes. Zij pakten een paar brandende takken uit het vuur en gingen hem zoeken. Ze vonden hem voorover liggend in de sneeuw: dood. De lekebroeder begon te jammeren en te huilen, w#nt hij begreep dat hij de abt gedood had. Hij had hem de beker der vreugde waarnaar Johannes zo erg had verlangd, van de lippen gerukt. Toen de abt naar Oved was gebracht, zagen de monniken die de zorg voor de dode hadden, dat hij de rechterhand stijf gesloten hield rond iets dat hij tijdens zijn sterven gegrepen moest hebben. Nadat zij de hand eindelijk hadden geopend, zagen ze dat hij een paar aan het mos ontrukte witte bolletjes omkneld had gehouden. Toen de lekebroeder, die de abt vergezeld had, de bolletjes zag, nam hij ze mee naar buiten. Hij plantte ze in de tuin van abt Johannes. Hij verzorgde ze en wachtte het hele jaar of er ook bloemen zouden opkomen. Tevergeefs. De lente, de zomer en de herfst verstreken. Toen de winter was gekomen en alle bladen en bloemen dood wa ren wachtte hij niet langer meer. Op de kersta vond herinnerde echter alles zo sterk aan abt Jo hannes, dat hij naar de tuin ging om hem te geden ken. En kijk, toen hij langs de plaats kwam waar hij de kale bolletjes had geplant, zag hij dat daar welige, groene stengels waren opgeschoten, die prachtige bloemen met zilverwitte bladeren droe gen. Hij riep alle monniken van Oved bij elkaar en toen ze zagen dat deze plant bloeide op kerstavond, als alle andere planten dood zijn, begrepen ze dat deze werkelijk door abt Johannes uit de kersttuin in het Goïnger bos was meegebracht. De lekebroe der zei dat nu er zo een groot wonder had plaatsge vonden ze een paar van die bloemen aan bisschop Absalom moesten geven. Toen de lekebroeder voor bisschop Absalom ver scheen, gaf hij hem de bloemen en zei: „Deze stuurt abt Johannes u. Dit zijn de bloemen die hij u beloofde te plukken in de kersttuin in het Goïnger bos". in toen bisschop Absalom de bloemen zag, 'die midden in de winter waren opgeko men en hoorde wat de lekebroeder zei, |-werd hij erg bleek, alsof hij een dode had ontmoet. Hij bleef een poos zitten zonder te spreken en toen zei hij: „Abt Johannes heeft woord gehouden. Ik zal het mijne houden". Hij liet een vrijbrief schrijven voor de rover, die vanaf zijn jeugd als vogelvrije in het bos had gewoond. Hij gaf de brief aari de lekebroeder en die trok naar het bos en vond de weg naar het rovershol. Toen hij daar op kerstdag binnenging, liep de ro ver hem met opgeheven bijl tegemoet: „Ik zal jullie monniken neerslaan, hoeveel er ook van jullie zijn", zei hij. „Het ligt aan jullie dat het Goïnger bos vannacht niet in een prachtige kersttuin is ver anderd". „Het is alleen maar aan mij te wijten", antwoordde de lekebroeder, „en ik wil graag sterven, maar eerst moet ik een boodschap van abt Johannes af geven". En hij haalde de brief van de bisschop te voorschijn en vertelde de rover dat hij voortaan vrij was om te gaan en staan waar hij wilde. Hij liet hem het zegel van bisschop Absalom zien dat aan het perkament hing. „Vanaf nu zullen u én uw kinderen het kerstfeest vieren onder de mensen, zoals abt Johannes het wilde", zei hij. Daarop wist de rover die bleek was geworden niets te zeggen. Zijn vrouw sprak voor hem: „Abt Johannes heeft zijn woord gehouden. Mijn man zal dat ook doen". Maar toen de rover en zijn vrouw uit het hol trok-, ken, trok de lekebroeder erin en bleef eenzaam achter in het bos. Hij bad dagelijks dat zijn harde ongeloof hem vergeven zou worden. En niemand mag een kwaad woord zeggen over een mens, die berouw heeft en zich bekeert, maar wel mag men wensen dat die boze woorden nooit gesproken waren. Het Goïnger bos heeft nooit meer het geboorte-uur van Christus gevierd. Van al die heerlijkheid bleef alleen het plantje over, dat abt Johannes heeft geplukt. Het werd „kerstroos" genoemd en elk jaar komen in de kersttijd zijn groene stengels en witte bloe men op uit de aarde alsof het nooit kan vergeten dat het eens in de prachtige grote kersttuin heeft gegroeid. Uit: Kerstvertellingen, ui tg. Sirius en Sidirius was zwaar hartpa tiënt. Hij kon niets meer. Hij knipte van de papiertjes van zijn poeders kleedjes; niet één gelijk". In een onbeholpen handschrift staan bo venstaande regels geschreven op een klein briefje. Er omheen liggen talloze papiertjes, waarin medicijnen hebben ge zeten. Ze zijn verknipt, dat wil zeggen er zijn allerlei patronen in geknipt, waar door een bizar mozaïek is ontstaan, dat ontroert door zijn eenvoud. Te meer wanneer men bedenkt dat de schaar ge hanteerd werd door een zwaar zieke, bedlegerige man, wiens enige vertier het was deze papiertjes te verknippen. Volkskunst in optima forma deze minus cule knipseltjes, al zal de knipper nooit hebben gedacht, dat zijn apothekerspa piertjes ooit nog eens terecht zouden ko men in een van de vitrines van het knip selmuseum in het Drentse Westerbork. Toen hij overleden was, kreeg het mu seum een schoenendoos vol met deze knipseltjes toegestuurd, omdat de familie leden van de overledene van mening wa ren dat de dagelijkse bezigheid van hun oom zó curieus was dat er vast wel een plaatsje voor kon worden ingeruimd. Inderdaad hebben de mooiste knipseltjes een plaatsje gekregen in de museumcol lectie, die overigens voor het grootste deel bestaat uit knipsels van de ruim een jaar geleden bij een verkeersongeval om gekomen Wiecher Tjeerd Lever. Een dikke tien, twaalf jaar bestaat thans dit knipselmuseum in Westerbork, dat nu beheerd wordt door Levers weduwe. Het is het enige museum in zijn soort in ons land, hoewel met name in de achttiende eeuw het papierknippen een populair ge zelschapsspelletjes was. Veruit de meeste knipsels zijn echter in de loop der jaren verloren gegaan. Mede omdat ze lange tijd niet werden herkend als een bijzon dere uiting van volkskunst. Zo trof Wie cher Lever ooit eens in Amsterdam bij een vuilnisbak een schitterend knipsel aan in een ovale lijst. De eigenaar was uitgekeken op het ragfijne knipwerk, waarbij kwam dat het glas waarachter het zat, gebarsten was. Vandaag de dag is het een van de allermooiste voorbeelden van vroegere knipkunst, dat alom be wondering afdwingt vanwege de manier, waarop een zekere J. J. H. ten Kate in 1845 met de schaar te werk ging. „We waren er stil van toen hij met het knipsel aankwam", weet mevrouw Lever zich nog te herinneren. Enkele eeuwen De kunst van het papierknippen wordt al enkele eeuwen lang beoefend in ons land. Vooral in de zeventiende en acht tiende eeuw werden talloze, prachtige knipsels gemaakt, onder anderen door Joanna Koerten-Blok (1650-1717), die verbazingwekkende knipsels maakte van mannen als koning-stadhouder Willem III en de Russische tsaar Peter de Grote. Deze Amsterdamse papierknipster maak te als het ware grafische prenten, zo rag fijn waren de strookjes papier, waaruit zij haar portretten vervaardigde. Haar port retknipsels doen dan ook meer denken aan tekeningen dan aan produkten, die met de schaar werden vervaardigd. Ook de vroegere burgemeester van Deventer, Een viertal knipsels in één verband, voorstellende een aantal bij belse taferelen: de Aankondiging aan Maria, de Aanbidding van het Kind (door de herders en door de drie wijzen) en de vlucht van Jozef en Maria voor Herodes. Dit knipsel dateert uit 1805, zoals in het knipsel linksboven is aangegeven. (Collectie: Knipselmuseum Westerbork). jhr. Van Suchtelen (1722-1788), was ie mand, die zeer bedreven was in het ma ken van portretten, waarvan het leek, alsof ze met de burijn waren geëtst. Het oudst bekende boek over het pa pierknippen in ons land is het „Konstig en vermakelijk tijdverdrijf der Hollandse Jufferen, of onderricht der papiere snij- konst", dat dateert uit 1686. Alleen al uit de titel blijkt dat het papierknippen voor al als tijdverdrijf, als gezelschapsspelletje werd gezien. Later evenwel zou het pa pierknippen uitgroeien tot een in alle ge ledingen van de maatschappij beoefende volkskunst, waarbij het interessant is te weten dat tal van knippers analfabeet waren. Feit is dat Nederlandse knipsels uit de zeventiende en achttiende eeuw bewonderd werden; zo zeer zelfs dat de Oostenrijkse keizer Leopold ooit 4000 gulden betaalde voor een knipsel van Joanna Koerten, terwijl Rembrandt in die dagen de allergrootste moeite had 1600 gulden te innen voor het schilderij, dat hij in 1642 maakte van het korporaal- schap van kapitein Banningh Cock, thans algemeen bekend als „de Nachtwacht". Opmerkelijk is het verder te weten dat de latere Chinese machthebber Mao tse Toeng papierknippers inschakelde om de communistische idealen onder de onge letterde platte- Een knipsel uit het begin van de achttiende eeuw, dat blydschap, die alle den volke wezen zal. Namenlijk dat weergeeft de Verkondiging van Christus' geboorte aan u heden geboren is de zaligmaker, welke is Christus, de de herders op het veld en de Aanbidding van het Kind Heere in de stad Davids. En dit zal u het teeken zijn: Gij in de stal van Bethlehem. Het knipsel zou vervaardigd zult het kindeken vinden in doeken gewonden en lig- zijn door een zekere Bavelaar. Het is opgebouwd uit gende in de kribbe". De letters van de tekst zijn ge- twee betrekkelijk kleine taferelen met daar omheen al- knipt uit diverse grootten en typen. (Collectie: Knipsel- lerlei versieringsornamenten. In deze ornamentiek is museum Westerbork). aangebracht de tekst: „Want ziet ik verkondig u groote landsbevolking van het Chinese vasteland te ver spreiden. (China wordt trouwens gezien als de ba kermat van de knipkunst). In ons land was ook een zekere Anna Maria van Schurman een knipster, die met uitzonderlijk ge voel voor composi tie en detail prachtige werk stukken maakte, die op zeker ogen blik model ston den voor andere knippers. Het be treft hier de zoge naamde „wapen knipsels", die tot gevolg hadden dat tot in het midden van de vorige eeuw in vele Ne derlandse gemeen tehuizen een knip sel van het ge meentewapen te vinden was, omge ven door wapens van notabelen van die gemeente. Rondom het wa pen en dat was het „handels merk" van Maria van Schurman een brede strook met bloemen en guirlandes, die verried met wat voor vakman schap het knipsel was vervaardigd. Volkskunst Zoals gezegd zijn er prachtige staal tjes van knipkunst door vaak ano niem gebleven knippers afgele verd. Niet alleen in ons land, maar ook in het buiten land. In een aantal gevallen echter kennen we de naam van de knipper/ster. Zo als met de buiten gewone knipsels van de negentiende eeuwse Zwitserse houtskoolbrander Jo- han Jacob Hauswirth. Prachtige staaltjes van pure volkskunst heeft hij in zwart wit afgeleverd. Ook in Duitsland werk ten veel papierknippers, ook al omdat het rond 1800 mode was zijn portret in papier te laten (uit)knippen. Allerlei romanti sche scènes werden verder met papier en schaar uitgebeeld, om maar te zwijgen van de zogenaamde protestknipsels, zoals bijvoorbeeld de bekende schilder Moritz von Schwindt maakte en waarbij hij de muziek van Wagner op de hak nam. Behalve dat Lever originele knipsels ver vaardigde, hangen in het Westerborkse museum door hem geknipte kopieën van het werk van anderen, bijvoorbeeld van Hauswirth. In uitermate rijk geornamen teerde voorstellingen laat deze zien wat hem bewoog als eenvoudige Zwitser: koeien, alpenweiden, roodwild, naaldbo men en details uit het plattelandsleven van alledag worden samengevoegd tot prachtige composities. Ook de Nederlandse predikant Jan de Bleyker bleek in de achttiende eeuw een voorbeeldig knipkunstenaar te zijn, die zijn inspiratie vond in onder meer de bij bel. De Schrift bleek trouwens voor ve len een inspiratiebron te zijn, hetgeen blijkt uit een aantal antieke knipsels, die bewaard worden in het Knipselmuseum in Westerbork: knipsels van de Verkon diging, de Geboorte, de vlucht naar Egypte het blijken gebeurtenissen te zijn die papierknippers graag wilden uit beelden. Verder werden er veel wat we thans noemen „gelegenheidsknipsels" ge maakt: een 50-jarig huwelijksfeest, de ge boorte van een kind, het gereedkomen van een huisHet waren mijlpalen in het leven van alledag en als gevolg daar van werden vaak papierknippers „te hulp" geroepen om ze vast te leggen voor het nageslacht. Virtuositeit De meeste van deze knipsels zijn zoals gezegd in de loop der jaren verloren ge gaan. In het Westerborkse museum is evenwel een overzicht samengesteld van wat de papierkunst zoal heeft opgeleverd, al is dit overzicht geenszins compleet. Maar er zijn opvallende voorbeelden te zien van de virtuositeit, waarmee sommi ge mensen met de schaar wisten om te gaan. Daarbij is het opmerkelijk te zien dat er veel knipsels bij zijn, waarin alge meen aanvaarde deugden worden uitge beeld, zoals bijvoorbeeld de huwelijks trouw. Ook werden knipsels vervaar digd van beroepen, werden spreuken en gezegden uitgebeeld, terwijl last but not least stam- en levensbomen werden ge knipt. Behalve Nederlandse knipsels heeft het Drentse museum ook plaats in geruimd voor Chinese knipsels, die qua „vormentaal" sterk verschillen van dat wat in Europa werd geknipt, en waarvan de vroegere Urker „Jan de Knipper" (1855-1938) een exponent was. Iri het museum zijn vanzelfsprekend ook voorbeelden te zien van wat Wiecher Tjeerd Lever zelf knipte. Behalve dat hij kopieën van vroegere knipsels vervaar digde (vaak van uitzonderijke kwaliteit) was Lever vooral bedreven in het silhou et knippen en het knippen van bloemen, dieren en planten. Lever is spelenderwijs begonnen met papierknippen als zoon van een vroegere turfschipper. Later werd hij artsenbezoeker, maar hij bleef voortdurend in de weer met de schaar, die hij altijd bij zich droeg. Al gauw werd de vroegere schipperszoon op partijtjes gevraagd, waar hij dan silhouetportretjes en andere knipsels vervaardigde. Op ze ker ogenblik werd hij zo veel gevraagd voor dit soort gelegenheden, dat hij zijn „echte" beroep opgaf en voortaan alleen nog als papierknipper optrad. Hij oogstte veel succes op braderieën en recepties, terwijl tv-optredens zijn roem verder vergrootten. Later stichtte hij (eerst in Rhoden) een knipselmuseum, waar hij niet alleen voorbeelden van zijn eigen werk tentoonstelde, maar eveneens dat van tijdgenoten, terwijl hij daarnaast op zoek ging naar antieke knipsels. In totaal telt de collectie in Westerbork, waarheen het museum op zeker ogenblik verhuisde, een 700 knipsels, die evenwel niet alle maal worden geëxposeerd. In dat geval namelijk zouden er te veel doublures te zien zijn. KLAAS GOÏNGA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 21