RONALD NAAR: een asceet met hoogtekolder ERSTMIS 1982 PAGINA 3 oit uw tenen als kristal len glazen bij het proosten horen klinken wanneer ze tegen elkaar stoten? „Ik wel", zegt Ronald Naar en heft ter illustratie een onvolledig gevulde kousevoet. „Op de Bren- vaflank van de Mont Blanc". Het klinisch beeld bleek er aldus uit te zien: „Linkervoet bevroren in de tweede graad; bloedblaren en licht weefselversterf, maar behoud van de teen. Rechtervoet bevroren in de derde graad; aanvankelijk paarsachtige kleur, later zwart en tenslotte mummificering van de aangedane delen met als onvermijdelijk ge volg amputatie van de twee grootste tenen". Maar dat was achteraf, nadat een helikopter hem ze.er tegen zijn zin van de berg had ge plukt en naar een hospitaal had overge bracht. Op het moment van gebeuren wist de Hagenaar Ronald Naar slechts dit: „Mijn tenen waren spierwit. Keihard bevroren. Ik liet mijn voeten in een pannetje half lauw water hangen, maar na verloop van tijd ging het zo'n pijn doen dat ik het niet meer uit hield. De tranen sprongen me in de ogen en na tien minuten gaf ik het op. Meer dan ooit twijfelde ik. Was het dit allemaal waard?" Acht bevriezingen later die hem ook nog een stuk vinger hebben gekost, de verbittering over een zojuist mislukte expeditie naar 's werelds hoogste top, de Mount Everest, naschrijnend, opnieuw die vraag. Wat drijft een mens, 27 jaar oud pas, steeds weer om hoog tot de grens en soms erover van wat zijn lichaam kan accepteren? Het zelfon derzoek verloopt chaotisch en levert uitein delijk weinig meer op dan dit: „Weet je wat ik doe als ik niet in de bergen bezig ben? Dan ga ik zo hard mogelijk rijden, verkeers overtredingen maken, door rood licht scheu ren. Of nee, dat is geen goed voorbeeld, want bij zo'n rood licht kun je je kansen nog bere kenen. Weetje wat ik als schooljongen deed? Ik fietste 's avonds op weg naar huis in het donker, dwars, diagonaal door het Haagse Bos. De anderen gingen er met een grote boog omheen vanwege de verhalen over kinderlokkers, moordenaars, maar ik fietste er dwars doorheen en liefst twee keer. Ach ter elke boom kon een nieuw, onbekend ge vaar loeren. Dat voel ik in de bergen ook. Ik heb er blijkbaar behoefte aan". De beste Ronald Naar wordt, ondanks zijn jeugdige leeftijd, algemeen als de beste bergbeklim mer van Nederland beschouwd. Hij was de eerste landgenoot die de drie beruchte noordwanden van de Granses Jorasses, de Matterhorn en de Eiger bedwong, behoorde tot de eerste touwgroep ter wereld die op de 7403 meter hoge top van de Istor-o-Nal in de Hindukush stond, bracht een van de meest gedurfde ondernemingen in het moderne al pinisme tot een goed einde: de beklimming van de 8125 meter hoge Nanga Parbat in de Kashmir Himalaya. Daar aangekomen overi gens „liet ik me voorover in de sneeuw op de top vallen en barstte in huilen uit; het was afgelopen, over; ik mocht naar huis". Het begrip topsporter is op Ronald Naar vanwege de ijle hoogten waar hij actief is, „hoger dan de adelaar vliegt" dubbel toe pasbaar. Omdat hij zich na de amputatie van zijn tenen „niet op horrelvoeten door de sneeuw zag rondscharrelen", ging hij zich toeleggen op het zogenaamde extreem skiën. Hoezo extreem? „Ik geloof dat de Duitser Jetzke aardig in de richting is gekomen met zijn definitie dat extreem skiën het maken van afdalingen in het hooggebergte is van hellingen die meer dan 250 meter hoog zijn en meer dan 40 graden steil zodat een val zonder meer de dood als gevolg heeft. Ik zou er alleen aan willen toevoegen dat ook afda lingen van bergen boven de 6000 meter, zo als ik in de Andes heb gedaan, en het door steken van afgelegen berggebieden ik denk aan mijn winterdoorsteek van de Ber- ner Alpen tot het extreem skiën gerekend moeten worden". Hoogtekolder. Ronald Naar hoeft het hele maal niet te doen, want hij is afgestudeerd in de wiskunde, maar bergbeklimmen is zijn vrijwillig gekozen levensvulling geworden, inclusief de broodwinning. Hij voorziet in zijn onderhoud en financiert zijn expedities met het schrijven over de bergsport (zijn adembenemende boek „Klimmen" bijvoor beeld, voor 49 gulden 50 over de hoogste top pen en door de diepste dalen heen) en met het geven van lezingen. „Voor vierhonderd tot zeshonderd gulden per avond, afhanke lijk van de omstandigheden; vind je dat re delijk?", vraagt hij onzeker. Die verstrenge ling van sport en commercie wordt hem in het Nederlandse alpinistenwereldje niet in dank afgenomen, de scheve ogen die het geeft, hebben mede bijgedragen tot de mil joenen-mislukking van de Nederlandse Mount Everest-expeditie eerder dit jaar, denkt Naar. „We hebben onze tijd verdaan met elkaar beschimpen en zwart maken. Zeer gênant" Daarover straks meer. Ondertussen blijft Ro nald Naar volhouden dat hij juist gehandeld heeft door als eerste in Nederland het berg beklimmen te verenigen met de commercie. „Je wilt steeds grotere prestaties leveren en dat wordt steeds kostbaarder. Je kunt het er niet even in je vakantie en van een bijver dienste bij doen. Daarom heb ik er mijn be staan van gemaakt". Een profklimmer zoals er profvoetballers zijn. Waarom niet? Uit met de blauwe blazer van het amateurisme. Alleen: profvoetballers zullen, alle aanvallen op enkelbanden ten spijt, nooit door de vage- vuren gaan die Ronald Naar zoekt. „Ik neem een haak in de mond, richt me op, sla de haak in een met ijs gevulde barst boven het eerste dak, richt me op, zie hoe de haak zich langzaamn uit de barst werkt en zie hoe een volgende haak buiten handbereik in het tweede dak is geslagen, pak mijn pickel, steek deze door het oog van de volgende haak, precies op dat moment schiet de on derste haak uit de rotsen en kom ik met mijn volle gewicht aan de pickel te hangen, bungelend boven de diepte". Waarom? „Wie eens het aangename van angst heeft ervaren, wordt erdoor meege sleurd en er is niets dat hem meer tegen houdt", probeert Ronald Naar. Het Haagse Bos. Kan het met zijn hormonenhuishouding te maken hebben? Bekend is dat de ene mens meer adrenaline-prikkels nodig heeft Ronald Naar: „De Mount Everest is voor mij geen heilig moeten". dan de andere om zich optimaal lekker te voelen. Naar haalt twee schouders op, veel smaller dan je bij een topsporter zou ver wachten. „Zo'n verklaring interesseert me niet. Als ik geïnteresseerd was in hormonen, zou ik medicijnen zijn gaan studeren in plaats van wiskunde". Zuurstof De sleutel ligt misschien besloten in een paar andere uitspraken van hem. Eerst deze: „Hoe hoog ik ook ben, ik zal altijd weigeren kunstmatig zuurstof te gebruiken. Kunstma tige zuurstof is voor mij hetzelfde als perver- tine bij wielrennen. Ik ben het eens met Messner, de solo-beklimmer van dê Mount Everest, die heeft gezegd dat je de absolute hoogte van een berg naar beneden haalt als je zuurstof gebruikt. Wanneer je op 7500 me ter aan de zuurstofcilinder gaat, is de top bo ven je niet hoger meer dan 8000 meter, nee, dan wordt hij 7500 meter. Dat hele ijle van de lucht is essentieel voor zo'n berg. Ik per soonlijk zou het er nooit uit weg willen ha len". Ronald Naar, kortom, zoekt welbewust wat ze in de wielrennerij „het afzien" noe men. Maar er is meer. „Ik denk dat alpinisme een harde school is die in hoge mate karaktervormend werkt", zegt Ronald Naar. „Alpinisme is een kwestie van beheersing, geestelijk en lichamelijk. Je moet leren hoe te winnen van jezelf, maar vooral ook te verliezen". Of cleze: „Mensen in onze samenleving hebben geen tijd meer om naar elkaar te luisteren. Leren wij berg beklimmers dat luisteren misschien weer waar stilte regel is en elk geluid betekenis heeft? Alpinisme heeft voor mij te maken met vriendschap en intens menselijk contact. Hier, hoog in deze kille, duistere wand, hoop ik een van de laatste witte plekjes van een overgeëxploreerde wereld te vinden; alleen in deze kolossale wand lijkt het nog mogelijk het verloren avontuur te beleven". Bij het proeven en herproeven van dergelij ke uitspraken komt een woord naar boven dat in het heersende materiële tijdsgewricht bijna verloren lijkt. Een echo uit de ijle hoogten van de geest waar mensen hun ui terste grenzen beproeven. Ascese. Het woord met zijn zware spirituele belading stamt uit het Grieks en Betekent eigenlijk gewoon „oefening" Maar wel een bijzonder soort oe- Wat drijft een mens steeds weer omhoog tot de grens en soms erover van wat zijn lichaam kan accepteren? fening. „De zelftucht namelijk", schreven de oude wijsgeren, „die de mens zich op kan leggen teneinde zijn hartstochten en aardse begeerten te beteugelen en zodoende een vrij en doelgericht leven te kunnen leiden. Asce se is de kracht van de reactie tegen weelde en overbeschaving, de uiting van behoefte aan tucht en concentratie, de drang van soli dariteit en opoffering". Waarop anders dan hierop slaan de aange haalde uitspraken van Ronald Naar? Noch is deze training, deze ascese iets bijzonders. Men vindt het verschijnsel in alle culturen van alle tijden. Extreme vormen bieden de eerste eeuwen van het christendom toen de Romeinse wereld op zijn decadentst was. „Kluizenaars vastten tot ze tot op het bot wa ren vermagerd en zich nauwelijks op de been konden houden. Ze sliepen staande en stelden hun naakte lichaam bloot aan de gloeiende zon en de beten van venijnige vliegen. Vaak castreerden ze zichzelf, in na volging van de grote godgeleerde Origines". Maar eerder al hadden Hindoes uiterste voorbeelden te zien gegeven. „Dagenlang staan op één voet. De vuisten aldoor zo stijf gesloten houden dat de nagels door de hand palmen groeien. Slapen, tot de nek toe, in een met water gevulde kuil". Wat is het verschil met de zelfbeproeving van Ronald Naar ergens hoog in een wand? (Let op het woordgebruik. Een bergbeklim mer zit niet tegen een bergwand aangeplakt en hij worstelt zich niet tegen een wand om hoog, nee, hij is in een wand, zoals een ander zal zeggen: ik ben in de Bhagwan). Deze zelfbeproeving: „moeizaam moeten we het ijs weghakken voor er een plateautje van een halve meter vrij komt om de nacht door te brengen. We binden ons vast aan haken. Al les in de rugzakken is doorweekt en on bruikbaar geworden. De laatste chocolade- plakken zijn opgelost en als chocoladesaus door de rugzak gelopen. In geen enkele hou ding lukt het me aangenaam te zitten. Mijn verkleumde beenspieren verkrampen bij elke verschuiving. Mijn schouders zijn ver stijfd van het drukken tegen de sneeuw- muur. Het omlaag druppelende sneeuwwater doorweekt mijn donskleding. Wanneer ik door het plotseling aantrekken van mijn zelfzekering opschrik, moet ik toch hebben geslapen. Door het rillen moet ik van mijn richel zijn gegleden en bungel ik aan het touw boven de afgrond". Klimmerslatijn, zoals vissers hun Latijn heb ben? Ronald Naar snuift: „O ja, het bestaat. Je moet ze bezig horen over die oefenrotsen in België. Maar je kunt aan hun neus zien hoe laat het is. Echte klimmers zijn anders. Die geven liever toe dat ze tien meter voor de top hun snor hebben gedrukt dan dat ze de boel belazeren. Zo'n gerucht over Mess ner, dat hij zich bij zijn solobeklimming van de Mount Everest stiekem heeft laten helpen door twee sherpa's en dat hij er zwaar zwijg geld voor heeft betaald, dat is lulkoek. Klim mers zijn zo op prestatie gericht dat ze de boel nooit zullen flessen. Dat bestaat niet, evenmin als bij solozeilers". Muziek Aan de muziek van Anton Webern moet Ro nald Naar wel eens denken wanneer hij in een wand is. Toevallig of niet? de meest ascetische muziek, ooit geschreven. „Kil, langs de rand van de stilte. Hetzelfde wat je in een wand ervaart. Stiller kan het niet. Het geluidje van een steentje dat ergens naar beneden komt, en dan wordt het nog stiller dan stil. Als ik de muziek van Webern hoor, lopen de koude rillingen over mijn rug. Het gaat terug tot een verzamelplaat met klassie ke stukken die mijn vader had. Beethoven, Tsjaikowski, zelfs iets van Bruckner, geloof ik. Maar veel mooier vond ik iets van Stra vinsky dat er op stond, een stukje uit Le Sa- cre du Printemps. Veel meer passend bij deze tijd. Ik ben me op die muziek gaan con centreren, heb uit een discotheek alle platen van Schönberg gehaald, me gedwongen, hoe veel moeite het ook kostte, ze af te luisteren. Schönberg die over zijn leerling Webern zei: hij kan in één enkele frase voldoende stof samenvatten voor een hele roman". Andere trommelvliezen ervaren de twaalfto- nen-muziek van Schönberg en Webern als wanklankig. Wel: wanklanken overheersten het jongste Nederlandse Mount-Everestavon- tuur onder leiding van professor Verrijn Stu art waaraan ook Ronald Naar deelnam. De afloop is bekend. Men kwam niet hoger dan 7600 meter, een kilometer en 248 meter te laag voor de top. Wrange teleurstelling toen de zeventienkoppige ploeg eind oktober op Schiphol terugkeerde. En Ronald Naar was het zwarte schaap. Hij zou zelfs in een op welling van rebellie geniepig op eigen houtje een poging hebben georganiseerd om als eerste Nederlander 's werelds top te berei ken. Mede door zijn tomeloze eerzucht zou de onderneming zijn mislukt. Een asceet met eerzucht? Ronald Naar wil er kort over zijn. „Het is een blamage wanneer zo'n ploeg in acht we ken niet hoger komt dan wij gekomen zijn. We hebben geblunderd en gefaald, allemaal, ik ook. Dat je de top niet haalt, alia, maar op deze manier dat is het gênante. Waar ik heb gefaald? Luister: wanneer ik klim, stel ik zeer hoge eisen. Wat ik niet heb willen aanvaarden, is dat de anderen niet aan de zelfde eisen voldeden. Daardoor hebben er zeker twee, drie keer gênante schimppartijen plaats gevonden. Ik dacht dat mijn aanpak de beste was en dat we er de top mee zouden halen. Maar ik heb niet genoeg tact gebruikt om mijn visie door te drukken. Ik heb het op de confrontatie gegooid in plaats van op de harmonie. Ik wist dat er aversie tegen mij bestond vanwege de manier waarop ik de commercie in het Nederlandse alpinisme heb binnengebracht. Ik had, in het belang van de onderneming over die drempel van aversie heen moeten reiken. Daarin heb ik gefaald en op een gegeven moment merkte ik dat mijn positie als topklimmer er zo door was aangetast dat er geen topprestatie meer inzat. Toen heb ik gedacht: het enige, jongen, wat je nog kunt doen, is zorgen dat je fit in Ne derland terugkomt, zonder verwondingen". Misverstanden Heeft hij na terugkomst in Nederland ja dan nee gepocht: naar de top van de Everest ga ik in elk geval, binnen vier jaar? Misverstan den, ook hier. „Het zit zo. De Koninklijke Nederlandse Alpinisten Vereniging heeft voor het najaar 1984 van de plaatselijke auto riteiten opnieuw toestemming om de Mount Everest te beklimmen. Maar na de teleur stelling van dit jaar heeft het bestuur gezegd: we doen het niet, we besteden het uit, laat men maar inschrijven. Inderdaad heb ik in geschreven. Op voorwaarde dat ik de expe ditieleider ben. Want zoals het nu gegaan is, dat was anachronistisch, uit de tijd. Dat was zoals ze eigenlijk vanaf de jaren twintig op expeditie gingen: Engelse heren in tweedjas jes met een stoet dragers achter zich aan, en grote inzet van mensen en materiaal, een logge organisatie, allemaal om twee mannen aan de top te krijgen". Ronal'd Naar wil een kleine groep van vier, hooguit zes man, maar die moeten in princi pe allemaal de top bereiken. „En ik zal eisen dat ze allemaal zeer geoefende klimmers zijn; klimmers die de noordwand van de Ei ger onder de knie hebben gekregen. Bij de afgelopen expeditie waren dat er maar drie. Bovendien wil ik in zeer korte tijd naar bo ven. Niet in acht weken, zoals nu. Ik geloof dat drie tot vier weken een ideale tijd is om de klim te forceren. En als ik dat allemaal niet voor elkaar krijg, dan maar niet. De Mount Everest is voor mij geen heilig moe ten. Een aardige berg hoor, weliswaar de hoogste ter wereld, maar van alle achtdui zenders de minst interessante. Ik zal er geen tpaan om laten wanneer ik hem nooit meer terugzie. Een berg als de K 2 in de Zone des Doods waar ik al de Nagna Parbat beklom men heb, boeit me vele malen meer. 8611 Meter hoog, een ware piramide met aan alle kanten bloédsteile wanden en fascinerend scherpe graten. Die wil ik op. De onofficiële vergunning heb ik al in mijn zak. Maar eerst, in de zomer van dit jaar, de Broad Peak van 8048 meter in de Himalaya. En dan, in de winter, de Ruwenzorie op de grens van Zaïre en Oeganda waar vanwege de onlusten in geen twintig jaar meer klim mers zijn geweest. 5100 Meter, maar wel zes toppen die ik allemaal wil doen. Heel ruige afdalingen op de ski's. Dat eerst". PIET SNOEREN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 17