ina
ië
„Ik speel
geen
typetjes,
maar
mensen
in
kort
bestek"
Hoe de westerse beschaving het jaar 2000 kan halen
TON VAN DUINHOVEN: „IK HEB MI JN HELE LEVEN NAAR MENSEN GEKEKEN"
R 19 Ifil
ZATERDAG 4 DECEMBER 1982
4STERDAM Ton van
linhoven een interview af
men is een enigszins hache-
ce onderneming. Een vraag
opmerking, die hem om de
n of andere reden niet zint,
n hem razendsnel driftig
iken. Hij verwacht van de
ne die het vraaggesprek
dt geen beuzelarij. Aan
Ifbakken vragen heeft hij
n broertje dood.
n Duinhoven reist op het ogen-
k het land door met twee eenak-
van de Engelse schrijver Peter
affer onder de publiekwervende
1 „Een avond toneel met Ton
Duinhoven". In zijn woonka-
r aan de Prinsengracht in Am-
rdam wordt er onder het genot
een vers kopje koffie, gezet
jr zijn vrouw Ina van J'aassen,
st gepraat over de beweegreden
deze twee eenakters op het re-
■toire te nemen.
angrijke thema's gespeeld. Stuk-
i als „Wie zijn leven is het nou
enlijk" en daarvoor „Het vege
van James Saunders, een intel-
ualistisch stuk. Die stukken
•ben een enorm succes gehad,
istiek en wat belangstelling be
ft. Ik had een enorme behoefte
iets dat lichter was en toch
:n flauwekul. Want je moet er
i seizoen lang mee werken.
iuwekul-stukken "spelen vind ik
;n menswaardig bestaan. Van
soort materiaal had ik maan-
ilang van alles in huis gekregen,
Frankrijk, uit Engeland. Maar
zocht naar goed entertainment
Peter Shaffer, die ook „Equus"
„Amadeus" heeft geschreven,
d ik een eenakter, die me ont-
;tend beviel. Dat was niet vol-
nde. Toen heb ik een tweede
:ocht, ook van Shaffer. Twee
ikken op één avond. Dat is een
ïtje ongebruikelijk in de vrije
tor. Maar na dertig voorstellin-
1 hebben we gemerkt: aan het
id van de avond is het altijd, wat
noemt, bal. De mensen vinden
It enorm leuk".
ravestie
het eerste van de twee eenak-
„Leugens" (White Lies), speelt
in Duinhoven een uit Duitsland
'luchte waarzegster, die aan de
nk is geraakt en die het niet zo
ïw neemt met de waarheid. Ze
•et een manager van een pop-
>ep en ^en sterzanger van advies
:nen. In zijn travestie-rol wordt
•n van Duinhoven bijgestaan
or Sjoerd Pleysier en Huub Sta
ll. Ia de andere eenakter, „Het al-
ndoog" (Thé Public Eye), is Van
linhoven een warrige privé-de-
tive, die een huwelijksprobleem
een plezierige wijze weet te kla-
i. Zijn tegenspelers zijn hier
inci Geraerdts en Tom van Beek.
in Duinhoven: „Het geeft me de
legenheid om op één avond twee
ial verschillende rollen te spe-
Ik kan dat en daarom moet ik
it ook doen. Op die manier heb ik
Is te bieden dat zich onderscheidt
in andere produkties".
'anreer ik het woord typetjes be-
raakt Ton van Duinhoven lich-
ijk geïrriteerd. Hij vraagt me
zingend een omschrijving te ge-
et lij n van dat begrip. Mijn uiteenzet-
De 1 ig bevredigt hem niet.
dat e rroet niet over typetjes praten,
-ddr ant dat heeft er niks mee te ma-
t g°in. Dat woord typetje is in Neder-
htmtnd een ^eeuwigdurend misver-
ind. Typetjes zijn voor mij blijk-
ar totaal anders dan voor recen-
«nter of voor de man in de straat,
|ant die zegt dat ook vaak. Voor
ij zijn typetjes dingen, die ze in
vueii doen. Waarbij de persoon
ze (aar het om gaat steeds hetzelfde
ijft. Uiterst oppervlakkig werk,
n srorretje, een brilletje op en af.
^at kan óók heel leuk zijn, maar
otelk.t is een ander métier. Ik heb op
orge televisie honderden mensen in
iefih el kort bestek gespeeld, in series
et s Hadimassa en zo, maar er is er
ikfuet één aan te wijzen, waarvan je
En gt: dat is een typetje,
te z ie tvee rollen dre ik nu speel zijn
woon korte rollen. Je kunt hoog-
ens zeggen, dat ze accuraat ge-
'fievhetste tekeningen zijn en geen
»t zoiever(schilderijen. Als het alleen
in. n malle typeringen zou gaan, dan
|odoieelce ik ze niet. Voor mij is een
ik goed als er behoorlijke acteer-
estaties geleverd kunnen wor-
n. Ik heb een hekel aan rollen,
e zich niet ontwikkelen. Het ver-
»chri hil tussen mij en andere acteurs
ten hoogste, wat een recensent
ns heeft geschreven: „Ton van
wetjinhoven heeft de gave om raak
an heenlopende mensen neer te zet-
noe| om zodanig in zijn rol te ver-
'den zijnen, dat je hemzelf niet meer
°rug kunt vinden". Doe me een
?n F
Ton van Duinhoven (rechts) als een aan de drank verslaafde waarzegster in de eenakter „Leugens" met
Sjoerd Pleysier (links) en Huub Stapel.
Grijze tijd
Ton van Duinhoven diepte voor
zijn vrije produktie twee eerder ge
speelde theaterstukken op. Er is de
laatste jaren blijkbaar een groot ge
brek aan goede stukken. Hoe zou
dat nou komen?
Ton van Duinhoven: „Jongen, ik
weet het niet. Dan zou je eigenlijk
een historisch overzicht moeten ge
ven van de laatste tien jaar én dan
zou je er een psychologische en so
ciologische uitweiding aan toe moe
ten voegen. Dat gaat boven mijn
macht. Ik heb het gevoel, dat dit
een tijd is, waarin niemand een
greep kan krijgen op de maatschap
pelijke ontwikkelingen. De poten
worden onder je stoel vandaan
weggezaagd. De sociale voorzienin
gen, waar zo voor gevochten is en
waar ikzelf ook altijd achter heb
gestaan in mijn politieke opvattin
gen, blijken uit de hand gelopen te
^ijn en er wordt behoorlijk mis
bruik van gemaakt. De doelen die
men zich had gesteld, zijn voor het
merendeel bereikt. Of ze blijken
niet te voldoen".
„Deze tijden zijn niet turbulent op.
een positieve manier. De jaren zes
tig waren turbulent. Toen ritselde
het van allerlei nieuwe dingen.
Maar de welvaart heeft ons ver
slapt. Nu opeens vallen bepaalde
pijlers weg. De mensen moeten te
rug en dat wil men niet. Iedereen
verzet zich daar met hand en tand
tegen. Het zij verre van mij, dat ik
een rechts verhaal houd. Maar het
is een feit dat dit een grijze tijd is.
Er zijn geen nieuwe impulsen, er
gebeurt niks. Men concentreert
zich uit alle macht alleen maar
vasthouden van wat je hebt. Dat
belet je om aan iets nieuws te bou-
„Nou kun je zeggen, waarom schrij
ven ze daar niet over? Ik denk niet,
dat je de mensen daar een enorm
plezier mee zou doen. Een paar jaar
geleden voelde ik die stemming al
aankomen. Toen hebben Dimitri
Frenkel Frank en ik voor de tv
een aantal filmpjes gemaakt. Het
heette „Het gat in de muur". Dat
ging over mensen die onvrede had
den met de maatschappij en die er
iets op vonden. Het was satirisch
bedoeld in zijn absurditeit. De één
ging met zes meiden op een boot
naar een onbewoond eiland om aan
een nieuw mensenras te beginnen.
Een ander had alles gehad, was
schatrijk geweest en ging het totale
Niets onderzoeken. Ik heb er in to
taal zo zes van gemaakt".
„Echt getuigend toneel leent zich
niet zo voor vrije produkties. Dat
soort toneel moet gesubsidieerd
worden, want daar komen niet zo
veel mensen op af. Veel men:
zeggen: we hebben al ellende ge
noeg, moet het dan 's avonds ook
nog een keer. Wat zoek je dus in de
vrije sector? Oorspronkelijk was
dat alleen ontspanning. Ik heb me
daar al snel van los gemaakt. Met
alleen maar ontspanning geef ik
mijn taak en mijn leven te weinig
inhoud. De laatste zes, zeven jaar
heb ik in de vrije sector toch voor
een groot publiek stukken uitge
zocht, die ergens over gingen en
waar toch ook om te lachen viel. In
die vrije sector ben^je ook aan be
paalde limieten gebonden. De stuk
ken kunnen bijvoorbeeld niet te
groot bezet zijn, want dan zijn ze fi
nancieel niet haalbaar".
Hadikassa
Afgaande op vele van Van Duinho-
vens rollen lijkt zijn voorkeur uit
te gaan naar personages met een
ondertoon van zwartgallige geestig
heid.
Van Duinhoven: „Best mogelijk. Ik
herken er wel iets van mezelf in:
een zekere somberheid en tegelij
kertijd lang niet altijd, want ik
lach graag een soort cynisme.
Een snedige manier van de boel sa
menvatten, dat is iets wat ik wel
aan me heb zitten. Mensen, die
geen gevoel voor humor hebben,
daar voel ik me onmiddellijk van
verwijderd, daar heb ik geen con
tact mee. Ik vind dat eigenlijk niets
zonder humor kan. Er zijn duizen
den soorten humor; niet alleen
domweg van hahahaha. De ergste
dingen moeten een humoristische
kant hebben: de belachelijkheid
van ons gedrag, onze samenleving,
de gewichtigheid en de bekrom
penheid".
In Vrij Nederland is hem onlangs
in een artikeltje verweten, dat hij
te gast is geweest bij TV-Privé van
Henk van der Meyden. Te meef
daar hij als satiricus in program
ma's als „Hadimassa" duidelijk stel
ling heeft genomen tegen dat soort
programma's. Van zijn vroegere
principes zou op deze manier niets
meer overgebleven zijn. De tirade
in VN eindigt met de venijnige
woordspeling: „Hadimassa - hadi
kassa".
Van Duinhoven: „Ik heb het niet
gelezen. Ik hoor die woordspeling
voor het eerst. Ik kan geen enkel
verband vinden, tussen wat daar
gescheven is en mijn aanwezigheid
in dat programma. Tot op dat mo
ment had ik altijd geweigerd in
TV-Privé op te treden. De reden
dat ik er toch geweest ben, is dat
Kees Verkade een bronzen kop
van mij heeft gemaakt. Kees Ver
kade is een vriend van mij, een
groot beeldhouwer. Hij zei opi een
gegeven moment: „Ik wil jouw kop
maken". Toen dacht ik: je kunt nou
.wel eén kop van mij willen maken,
maar waar blijft die dan? Ik ga er
niet mee in huis zitten. Hij heeft er
ontzaglijk lang en hard aan ge
werkt. Omdat hij veel in het bui
tenland zit, vond ik dat er in Ne
derland daarvoor eens flink aan die
bel getrokken moest worden. Voor
hém. En daar heeft Henk van der
Meyden van gehoord. Die kent
Kees Verkade goed. En die zei:
„Zouden we daar niet een item van
maken in TV-Privé?" Verder had
het met geld niets te maken. Niet
dat ik enige behoefte aan verdedi
ging heb; ik geef alleen maar deze
verklaring".
„Ik heb hier ook weer iets liggen
van Story. Of ik mee wil doen aan
twintig of dertig vragen. Is te per
soonlijk, heb ik er op geantwoord.
Ik doe dat allemaal niet. Ik heb er
altijd de pest aan gehad. Ik heb
geen hekel aan Henk van der Mey
den. Wat kan mij dat schelen, joh.
Iedereen moet op zijn eigen manier
maar gelukkig worden. Daar komt
nog iets bij. Als het over mjjn werk
gaat en De Telegraaf komt naar me
toe, dan zeg ik ja. Al heeft die
krant mijn voorkeur niet, dat hoort
mijn werk".
„Dat Adèle Bloemendaal en Wil
lem Nijholt in TV-Privé zijn ge
weest, daar schrijven ze dan niet
over. Bert Haahstra, Carmiggelt
zelfs, die zijn daar allemaal ook in
geweest. Ik krijg dat soort dingen
altijd. Omdat ik me wat duidelijker
heb uitgesproken over maatschap
pelijke situaties dan andere acteurs.
Maar het is nooit goed. Toen ik
voor weinig geld en soms voor niks
bezig was met films over ontwikke
lingssamenwerking, toen werd dat
ook door bepaalde mensen in twij
fel getrokken. Dan zijn er weer
rechtse kranten, die je voor salon
socialist uitmaken".
„Als je je daarmee gaat bezig hou
den, word je hoe lange.r hoe kwa
der. Ik doe dat niet hoor. Ze bekij
ken het maar. Een hóógst enkele
keer begin ik heel kwaad een brief
te schrijven, maar na vier regels
denk ik: ach, laat maar zitten. Het
hoort er allemaal bij. Als ze hele
maal niet meer over je schrijven,
dan is het ook niet goed".
Journalist
Ton van Duinhoven was eerst jour
nalist en in de laatste fase voor een
klein jaar sportjournalist. Na door
Wim Kan ontdekt te zijn in het
journalistencabaret De Inktvis
heeft hij een jaar bij diens ABC-ca-
baret opgetreden. In 1948 maakte
hij deel uit van het toneelgezel
schap van Cor Ruys. Als hij het
over zou kunnen doen, zou hij dan
journalist,' cabaretier of acteur zijn?
„Ik zou het net zo weer doen. Jour
nalistiek vond ik interessant, mijn
vader deed het ook. Maar toneel
vond ik altijd al enig. Als er een
plankier was, dan stond ik erop.
Wim Kan had me gezien in dat ca
baret, die vond dat leuk en hij
vroeg mij. Ik dacht, dat dóe ik: ge
woon ervaring opdoen. Als het me
niet bevalt, ga ik gewoon terug
naar de krant. Ik ben nooit meer
terug geweest. Wat dat betreft liet
ik mij gewoon drijven. Ik was jong
en nog niet getrouwd, ik kon doen
wat ik wou".
„Maar toneel leek me toch interes
santer. Dus toen Cor Ruys vroeg:
„Wat wil je verdienen?", ben ik bij
hem gaan werken. Ik heb weinig
slechte kritieken in mijn leven ge
had. Maar ik heb me dan ook altijd
rot gewerkt. Als ik met iets bezig
ben, ben ik dan ook alleen déarmee
bezig. Jij interviewt me en dan pro
beer ik me zo zuiver mogelijk uit te
drukken. Ik doe maar niet èffe
wat. Nooit. Vandaar dat ze van me
zeggen dat ik lastig ben".
Ton van Duynhoven mag dan het
woord „typetjes" niet meer willen
horen, voor veel mensen is naar
Van Duinhoven gaan de zekerheid
van: „Met Ton kun je lekker la
chen". Is dat dan niet vervelend?
„Daar moetje mee leven. Dat komt
door de satires die ik op tv heb ge
daan. Niet dat dat echt kluchtwerk
was. Het had dubbele bodems. In
„Hadimassa" vroegen ze me ook
wel iemand te portretteren, aan
wie ik zélf een hekel had. Dan had
ik de hoop, dat er een paar mensen
zouden denken: ik ben eigenlijk
ook wel een beetje zo, maar zoals
die rotzak worden, nee dat wil ik
niet".
„Dat soort portretteringen komen
uit mezelf. Ik heb mijn hele leven
naar mensen gekeken. Waarom ze
zijn zoals ze zijn. Een fascinerend
onderwerp, dat nooit uitgeput
raakt. Ik ben een kijker. Als ik ie
mand moet uitbeelden, krijg ik
meteen bepaalde signalen door. Je
kunt het een gave noemen. Ieder
een kan wel wat, nou dat kan ik
dan. Maar op het toneel komt het
van veel dieper dan bij die schetsen
op de tv".
MAX SMITH
>als
zjMSTERDAM Het bestaan
(i in een massale vredesbewe-
vre ng en het brede streven
schr iar oecumene wijzen er op
at de westerse beschaving
aar laatste stadium aan het
nnentreden isals i men
p eri^nminste dr. J. G. de Beus wil
loven van wie zojuist het
bdc^ek „Halen wij het jaar
100?" het licht heeft gezien,
den! e eindfase van elke bescha-
:1 ng immers wordt hierdoor
kenmerkt „dat hij inzet met
in tijd van troebelen en zich
kortzet in een wereldvrede
^he1 wereldkerk".
Is e(
TMEr- De Beus hanteert, dit stellende,
schaal die de bekende cultuur-
storicus Oswald Spengler rond
1920 opstelde in zijn boek „De on
dergang van het avondland", en
verwijst naar de oorlogsmoeheid
die de Grieks-Romeinse wereld of
het voor-christelijke China ten
toon spreidden alvorens tot een
harmonieuze, spirituele eenheid te
komen en daarin te sterven.
Maar het jaar 2000 is nabij en het
laatste stadium van een beschaving
kan heel lang duren, bemoedigt De
Beus. „We mogen uit de voorteke
nen niet concluderen dat onze be
schaving ook ten einde loopt. De
duur, het verloop en de waarde
van het laatste stadium staan
geenszins van tevoren vast. Ze ver
schillen aanzienlijk voor elke be
schaving. Ze hangen van onszelf af.
Het kan vierhonderd of vijfhon
derd jaar zijn, zoals bij het Rijk van
de Romeinen en de Inca's, maar
ook drieduizend of vierduizend
jaar, zoals bij Egypte. Wanneer het
Westen zijn grondwaarde weet te
versterken en zijn huidige uitda
gingen weet te overwinnen, kan
het een leidende kracht in de we
reld blijven en de westerse bescha
ving tot nieuwe hoogten opstoten,
zelfs in haar laatste fase. Het hangt
af van ons scheppingsvermogen".
Waaraan ontleent dr. De Beus zijn
gave der profetie? Hij is onder
meer de Nederlandse ambassadeur
in Moskou, in Bonn en bij de Vere
nigde Naties geweest. „Ik baseer
me", schrijft hij, „op een levenslan
ge ervaring in de Nederlandse bui
tenlandse dienst en daarna in die
van de Verenigde Naties, waardoor
ik het voorrecht heb gehad te wo
nen en te werken in een aantal van
de voornaamste landen in Oost en
West". Al dertig jaar geleden
schreef hij in „De Toekomst van
het Westen" over dezelfde vraag
stukken. Zijn nieuwe boek actuali
seert dit eerdere werk dan ook
meer dan dat het met nieuwe ant
woorden komt. Nog steeds houdt
hij vol: „Er is voldoende reden
voor vertrouwen dat Europa en
Amerika de scheppingskracht be
zitten om deze laatste strijd van de
westerse beschaving te winnen en
haar tot nieuwe hoogte te leiden.
De samenzwering van de oude en
nieuwe wereld kan, als ze beide
daartoe vast besloten zijn, de
kracht tot nieuwe bloei brengen die
haar steeds tot nieuwe hoogte heeft
geleid: de scheppende kracht van
het Westen. Het kan. Het hangt al
leen van onszelf af".
Doodzonden
In elk geval moeten we de zeven
doodzonden van de beschaving
schuwen, maant De Beus. Luiheid,
met.name. „Een beschaving die de
nadruk legt op rechten zonder
plichten gaat ten gronde omdat zij
toewijding, plichtsbesef en verant
woordelijkheidsgevoel doodt".
Toorn ook. „Een maatschappij
waarin woede tegen elk gezag een
overheersende beweegreden wordt,
vernietigt zichzelf omdat geen
maatschappij kan bestaan zonder
gezag". Begeerte. „Een beschaving
die de vervulling van de menselij
ke begeerten als enige gedrags
norm aanvaardt, is verloren omdat
ze elk bovenmenselijk gebod en
elke zelfdiscipline doodt". Gulzig
heid. „Een welvarende samenle
ving die het tot hoofddoel van haar
burgers maakt steeds korter te
werken voor steeds meer inkom
sten, zou voorbijgestreefd worden
door andere die met meer toewij
ding werken en minder eisen stel
len".
Wanneer we dergelijke voetangels
mijden, kunnen we met fier gehe
ven hoofd de drempel van het jaar
2000 overschrijden, voorspelt dr. De
Beus. Wat heet? Dan halen we het
jaar 3000 of 6000. Maar de nucleaire
dreiging dan? De Derde Wereld
oorlog? De Russische horden die bij
het IJzeren Gordijn staan te trap
pelvoeten?
Vreedzaam bestaan
Dr. De Beus ziet hoop. „Het lijkt
onwaarschijnlijk", zegt hij, geïnspi
reerd door zijn Moskouse tijd, „dat
Rusland is voorbestemd om het lei
derschap van het decadente Wes
ten over te nemen. In tegenstelling
tot wat vaak wordt aangenomen,
bestaat er een sterke verwantschap
tussen Oost en West. Denk aan de
affiniteit die dissidenten tonen voor
het Westen, en aan onze affiniteit
voor deze dissidenten. De Russische
cultuur is ons in wezen niet vijan
dig, want zij vormt overwegend
een onderdeel van de westerse be
schaving. Er is geen reden op aarde
waarom een vreedzaam bestaan
van de democratische en de com
munistische wereld naast elkaar
niet mogelijk zou zijn en waarom
zelfs in onze vervlochten wereld
elk van hen niet zou kunnen bloei
en in zijn eigen gebied. Daarom be
tekent de huidige confrontatie een
beslissende uitdaging aan de wes
terse beschaving. De uitkomst er
van zal beslissend zijn en die uit
komst hangt weer af van onze
scheppingskracht, want de mens is
geen willoos werktufg in handen
van een blind noodlot. De bescha
vingsgeschiedenissen bewijzen het
tegendeel".
PIET SNOEREN
„Halen wij het jaar 2000?",
dr. J. G. de Beus, Elsevier, Am
sterdam, 24,50.