en dan prikken
er twee
schijnwerpers
in onze nek
finale
ZATERDAG 4 DECEMBER 19
Verslaggever Leo van Vlijmen, al eens onderschei
den voor een serie artikelen over Rusland, reisde in
verband met het feit, dat 65 jaar geleden daar de
Oktoberrevolutie uitbrak en inmiddels de Sovjetstaat
60 jaar bestaat, wederom oostwaarts. Opnieuw
schreef hij een serie, ditmaal bestaande uit vijf arti
kelen, waarvan het vijfde en laatste vandaag wordt
gepubliceerd. De eerste vier artikelen werden ge
plaatst op de zaterdagen 6, 13, 20 en 27 november.
BAKOE De schoonmaak-
brigade op het vliegveld van
Bakoe bestaat uit vier stok
oude vrouwtjes en een monte
re veertiger wiens werkzaam
heden zich beperken tot het
geven van globale aanwijzin
gen. Verder houdt hij regel
matig zitting in de luchtha-
venbar. De brigade voert
trouwens een vrijwel uitzicht
loze strijd tegen de onvoorstel
bare smeerboel die de lucht
reizigers op de toiletten, in de
vertrekhal, het restaurantje en
de bar achterlaten.
Bakoe, de op 24 september jongstle
den door Brezjnev zelf met de Le-
ninorde geridderde hoofdstad van
de olierepubliek Azerbeidzjan, is
duidelijk Oriënt. De, Leninorde is
overigens zeer verdiend, want op
het oliefront heeft deze aan Iran
grenzende republiek dit jaar voor
het eerst de norm gehaald.
Aangezien de transportband buiten
dienst blijft vermoedelijk is de
gebruiksaanwijzing nog steeds niet
gearriveerd wordt de bagage
door een potige Azerbeidzjaanse
aangesjouwd. De Oktoberrevolutie
heeft de Azerbeidzjaanse vrouwen
van de islamitische wetten verlost
en zij hebben nu dezelfde rechten
.als de mannen. Dat betekent voor
de Middenoostelijke verhoudingen
inderdaad een ommekeer van be
lang. Doch de consequentie is, dat
de Azerbeidzjaanse vrouwen nu,
evenals hun seksegenoten elders in
de Sovjet-Unie, ook het gelijke
recht op (zwaar) werk hebben, al
hoewel begin van dit jaar een wet
is aangenomen volgens welke de
allerzwaarste èrbeid niet meer aan
vrouwen mag worden toegewezen.
Koffers sjouwen, straatmakers-
werk, kruiwagens volladen, wegrij
den en uitstorten dat valt alle
maal kennelijk niet onder de nieu
we wet.
Emancipatie
En toch, een van de twee meest op
vallende verschijnselen in Bakoe is
de bijna feministische demonstratie
van gelijkberechtiging die de over
het algemeen goed ogende Azer
beidzjaanse vrouwen uitstralen. De
Westberlijner heeft er de mond van
vol en doet zeer tevergeefs
zijn best een bijzonder knappe en
zelfbewuste plaatselijke gids aan de
haak te slaan.
Moskouse Ljoesja, de nog steeds
trouwe begeleidster, ontneemt me
mijn emancipatie-illusie. „Ja, Le
nin heeft oris, vrouwen, bevrijd en
de Sovjetwetten geven ons gelijke
rechten. Maar in de praktijk gaat
het anders. Wij werken even hard
als de mannen, doch voor het huis
houden moeten wij alleen opko
men: boodschappen doen, koken,
het huis schoonhouden, dat komt
toch op ons neer, de Russische
mannen steken geen poot uit".
Ljoesja is furieus geworden en ik
besluit haar niet nog woedender te
maken door over onze Nederlandse
„huismannen" te vertellen.
Het tweede dat in Bakoe opvalt is
de overdosis aan spandoeken,
transparanten en aanplakborden
die bulken van de rode propagan
da. Anders dan in Tbilisi en Eri-
wan lijkt de partij hier alles op al
les te zetten om de islamitische
Azerbeidzjanen tot volbloed-rode
kameraden om te dopen. Een wat
schrijnende leuze luidt: „In Azer
beidzjan zullen we het vijfjaren
plan in vier jaar uitvoeren". Uit
een pagina-groot artikel van de
partijkrant Pravda blijkt namelijk
dat de hele Sovjet-Unie in de eerste
negen maanden van dit jaar op
vrijwel elk gebied „onder de norm
is" en dat geldt blijkbaar ook voor
Azerbeidzjan, ondanks de Leninor
de voor 25 miljoen ton olie per jaar^
hetgeen inderdaad geen geringe
prestatie is.
Toch koran
De jongeman die me eerst in de
voorhof van de groene moskee
staande houdt en me vervolgens,
na ontvangst van een pakje sigaret
ten toestaat een blik in het heilig
dom te werpen, mits ik althans met
mijn ongelovige voeten op de stoep
blijf staan, vertelt me, dat ondanks
Lenin de islam nog diep in de
Azerbeidzjaanse ziel zit. „Een aan
tal wetten van de koran leeft on
verminderd in ons volk". Dat trou
wens niet alle wetten zijn afge
schaft blijkt in de omgeving van de
groene moskee, midden in de uitge
strekte krottenwijken van Bakoe,
waar de vrouwen hun gezichten
nog steeds verstoppen in grote
zwarte hoofddoeken. Tatjana, een
Moskouse, wier man al drie jaar als
officier in Bakoe gelegerd is, praat
met enige verachting over de „isla
mitische inboorlingen": „Ze zijn fa
natiek gelovig en hoewel het Soe-
nieten zijn, verschillen ze maar
weinig van de Sjiitische Perzen aan
de andere kant van de grens". De
jongeman bij de groene moskee wil
echter niets van Iran weten. „Onze
koranschool staat in Istanboel en
met Teheran hebben we niets te
maken. En ook al staat de koran in
veel gevallen haaks op de leer van
Lenin en vinden wij de Russifice
ring van ons land soms wat hinder
lijk, wij hebben het hier heel wat
beter dan de mensen aan de over
kant, die onder Khomeiny moeten
leven en vroeger onder het regiem
van de sjah gebukt gingen. Velen
van ons zijn misschien niet geluk
kig, maar we zijn allemaal tevre-
Hoezeer het de Russen om de „be
kering" van Azerbeidzjan begon
nen is blijkt in het Leninmuseum,
na dat in Moskou waarschijnlijk
het grootste in zijn soort in de Sov
jet-Unie. In de monstrueuze hal
hangt een wandtapijt waarop het
grootste handgeknoopte Lenin-
hoofd ter wereld prijkt. Een vroom
kijkende groep bezoekers krijgt de
details van het heilige, van symbo
len bolstaande kunstwerk uitgelegd
door de museumdirecteur zelf, on
loochenbaar een Azerbeidzjaan die
zijn koran heeft ingeruild tegen het
communistische manifest en een
goed zittend kostuum. Als een ho
gepriester leidt hij de groep gelovi
gen naar blijkt verdienstelijke
arbeiders van een olieraffinaderij
Foto links: Bakoe lijkt meer op
een oriëntaalse bazar en is ook
minder welvoorzien dan die in Eri-
wan.
Foto rechts: De groene moskee in
Bakoe. „Ongelovigen" mogen er
niet binnen.
Foto onder: Tot voor kort een be
kend beeld in vrijwel alle Sovjet-
russische steden: Brezjnev als de
ware erfgenaam van Lenin, hier in
Bakoe. De tekst luidt: „Sovjet
mensen weten: daar waar de par
tij is, daar is succes, daar is de
overwinning".
in Ljenoranj, vlakbij de Iraanse
grens door de verschillende ver
trekken. In de zaal waar Lenins
werkkamer in het Kremlin in wer
kelijkheidsgetrouwe kopie staat op
gesteld, spreekt hij met fluister
stem. De hoofden van de gelovigen
buigen nog dieper, en enkelen slik
ken hun ontroering weg. Niemand
durft te vragen waarom er in deze
hele nagebootste Lenin-kamer geen
enkele afbeelding van Karl Marx
te zien is. Ik ook niet.
Karavanserai
's Avonds besluiten de Westberlij
ner die hier in Bakoe aan zijn
kritische trekken is gekomen: zo
veel krotten had zelfs hij niet ver
wacht! en ik om Ljoesja uit te
nodigen voor een Azerbeidzjaanse
maaltijd. De feestdis bestaat uit ka
viaar, steur, gegrilde schapebotten,
gekrqid gehakt, tuinkruiden, fruit,
wijn, Sovjetskoe sjampanskoje en
Turkse koffie, veertig gulden per
persoon. Het feest vindt plaats in
een oude karavanserai, op de bin
nenplaats speelt een orkestje. Zo nu
en dan danst er een knaap. In een
van de andere seraj-vertrekken
vermaakt zich een gezelschap Rus
sen die de Azerbeidzjaanse folklore
laten voor wat ze is en al spoedig
overgaan tot „Kalinka moja".
Bij de sjampanskoje vertel ik over
mijn' religieuze belevenis 's mid
dags in het Leninmuseum. Ljoesja
zegt opgewonden: „Lenin heeft
niets met godsdienst te maken. Hij
heeft ons geleerd niet te hoeven ge
loven en dat is juist wat hem zo
groot maakt". Later geeft Ljoesja
toe dat ze gedoopt is „door mijn
grootmoeder en met behulp van
een buurvrouw, maar tegen de wil
van mijn ouders (die allebei partij
lid zijn)". Mijn betoog dat Marx en
Lenin het op .een flink aantal pun
ten behoorlijk mis hebben gehad,
dat ze het begrip vervreemding
eenzijdig en bekrompen als econo
mische uitbuiting hebben opgevat
en geen oog hebben gehad voor de
veel diepere vervreemding waar de
moderne mens slachtoffer van is,
maakt op Ljoesja kennelijk enige
indruk. Maar mijn bewering dat
bijvoorbeeld de armen in Latijns-
Amerika meer verwachten van de
priesters die een bevrijdingstheolo
gie verkondigen dan van een com
munistische partij stuit op een mas
sief onbegrip: „Theologie is onzin,
Vladimir Iljitsj heeft het zelf ge
zegd".
De Westberlijner, die langzamer
hand eri zeer ten onrechte
een Ljoesja-fobie heeft gekregen,
weigert na de Azerbeidzjaanse
maaltijd nog een wandelingetje met
ons te maken. En zo bevinden
Ljoesja en ik ons tegen tienen op de
drukbewandelde boulevard langs
de zeer sterk naar olie en ander on
gerief ruikende Kaspische Zee. We
praten over moderne Russische li
teratuur. En dan opeens: „We spra
ken tijdens het eten over ver
vreemding. Vertelt u daar eens wat
meer over". Ik zeg haar dat ver
vreemding niet alleen door de fac
tor arbeid wordt bepaald, maar in
alle relaties tussen mensen aanwe
zig is. Ik zeg, dat de vervreemding
die zij op school en op de universi
teit heeft geleerd slechts een klein
onderdeel is van wat vervreemding
in werkelijkheid is. Dat het wel erg
gemakkelijk is om vervreemding
op kosten van de kapitalistische ar
beidsverhoudingen te schuiven,
maar dat er ook in de Sovjet-Unie
vervreemding heerst, omdat ook
daar mensen ontrouw worden aan
datgene wat ze in hun hart gelo
ven, omdat ook daar mensen hun
ziel verkopen voor een carrière,
voor eem status, voor een goed le
ventje. „Trouwens", zeg ik, .jullie
weten verdomd goed wat ver
vreemding is en hoe vervreemd
ook jullie zijn. Dostojevski be
schrijft het in zijn romans, Solzje-
nitsyn en Aksjonov die door jullie
leiders het land uitgejaagd zijn,
hebben het van de daken geroepen
en de zanger Vy6ocky heeft het zo
luid uitgezongen dat de jeugd het
drommels goed begrepen heeft en
hem daarom nog steeds vereert".
Het zijn mokerslagen op het hoofd
van een vrouw, die haar ideologi
sche examens met zoveel succes
had afgelegd en slechts in een
zwak moment had durven beken
nen dat ze eigenlijk gedoopt was (ze
wist trouwens verbazingwekkend
veel over de bijbel, zogenaamd om
dat ,je je vijanden moet kennen",
De Kolchozenmarkt in de islamitische wijk in Eriwan.
doch volgens mij van oma). We ste
ken zwijgend de zesbaansrijweg
over, richting hotel. Pas in de lift
zegt Ljoesja: „Dank u wel, dat u
vanavond met me hebt willen wan
delen. Ons gesprek was zeer inte
ressant. Ik heb er iets van geleerd".
Haar stem klinkt niet afgemeten of
ironisch, eerder melancholiek en
vertwijfeld. Het onderwerp ver
vreemding is in de Sovjet-Unie nog
steeds een taboe. Als we de volgen
de avond, terug in het Moskouse
hotel Kosmos, van elkaar afscheid
nemen drukt Ljoesja heel lang mijn
hand.
In het park
Het is inmiddels tien uur zaterdag
avond en ik duik de Moskouse
sneeuw in, op zoek naar een tele
fooncel om volgens belofte contact
op te nemen met Fjodor Fjodoro-
vitsj. We spreken af om kwart over
elf op hetzelfde perron van hetzelf
de metrostation waar we elkaar de
eerste keer hebben ontmoet.
Fjodor Fjodorovitsj stelt voor1 dat
we in het park, grenzend aan de
„tentoonstelling van de verworven
heden van de Sovjetrussische eco
nomie" gaan wandelen. Glibberend
over de weer bevriezende sneeuw
kunnen we er ondanks tal van an
dere glijdende wandelaars rustig
praten. Hij noemt enkele namen en
telefoonnummers van lieden met
wie ik bij eventueel volgende be
zoeken contact op kan nemen. „Zij
kunnen je nog beter inlichten over
de schending van de mensenrech
ten bij ons". Hij geeft me ook de ge
boortedata van zichzelf en zijn
75-jarige moeder en vraagt me te
bemiddelen voor een uitnodiging
uit Israël via de Nederlandse
ambassade in Moskou om te
kunnen emigreren. Ik vertel hem
maar niet dat ze me twee weken
geleden op dezelfde ambassade
hebben verteld, dat er op het ogen
blik vrijwel geen jood meer toe
stemming krijgt om de Sovjet-Unie
te verlaten.
Fjodor Fjodorovitsj heeft ook een
pakje brieven bij zich, niet van
hemzelf, maar van allerlei vrien
den en relaties. Of ik die wil mee
nemen?
En dan prikken er twee schijnwer
pers in onze nekken. Omkijkend
zien we op het ijzelend smalle
parklaantje de bekende groenwitte
auto; milisija (politie). Met het
zweet in mijn handen vraag ik Fjo
dor Fjodorovitsj: is dit voor ons?
Hij, gelaten: „Misschien wel, mis
schien ook niet". De groenwitte
auto rijdt ons langzaam voorbij,
maar remt dan af en vervolgens
de milisija, die ook afremt. Het lij n a
erop dat we in de val zitten. De I ig i
zarre gedachte bekruipt me dat e n
cardioloog die mijn hoge bloeddr ant
in de gaten houdt, dit nooit go n.
zou vinden. En dan is de nachtrru lcj
rie voorbij: zowel de auto als md
motor met zijspan trekt op en F ar
dor Fjodorovitsj zegt lacon» nte
„Deze keer dus niet voor ons". ant
als het wel voor ons bedoeld was ij z
vraag ik, nog steeds trillend van Vu«
zenuwen. „Ach, mij zouden ze (aar
arresteerd hebben, maar dat zijn ijft.
toch van plan, de brieven zoud n s
ze hebben ingepikt en jou zoud jt
ze onder bewaking naar je hotelt t i«
mer hebben gebracht en morge te
ochtend op het eerste vliegti ei
naar het Westen hebben gezet". 5 h
Voor dat vliegtuig, naar Frankfuet
heb ik trouwens geboekt. En gt;
KGB schijnt ook niet meer te z ie t'
wat ze geweest is, want de douan wo
controle is oppervlakkiger dan »ns
Schiphol en het pakketje brievhet:
van Fjodor Fjodorovitsj komt zojev<
der problemen het vliegtuig in. n n-
Ik mag, zo heeft Fjodor Fjodoieelt
vitsj me gezegd, de brieven lez jk
en gebruiken. We vliegen al bovest;
Polen als ik de brief van ene 01 n.
lees, gericht aan haar vriendin e zi
Park Forrest, Illinois. Ze schrihil
onder meer: „We praten hier bij ter
elke dag over onze emigratie nans
de Verenigde Staten, maar wet jin]
natuurlijk dat het er nooit van ;teei
komen. Onze dochter Zoja noein, c
Ronald Reagan „onze presiden yj'jn
Ik geloof dat we er mee moeten orug
houden over Amerikó te fantas
ren. Want ik weet wel zeker c
we dit land nooit zullen verlaten,
ja, een ding zou ik haast vergete
en dat is nog wel het allerbelan
rijkste; mijn grafschrift. Ik ben e
van overtuigd, dat ik hier zal st(
ven, maar ik wil jou laten wet
hoe mijn grafschrift moet luide
„Heer, gedenk 'uw in onschu..,,
overleden Olga. Aanvaard haar z Mb
in vrede". En dan natuurlijk mi in
geboorte- en sterfdatum. Ik vr« ng
dat Joera het met dit grafschr
niet eens zal zijn. Hij is, zoals
weet, atheïst".
Olga en haar grafschrift, Zoja m
„haar" president, Fjodor Fjodoi nn
vitsj en zijn vergeefse hoop op en nrr
gratie, Ljoesja's wellicht opkom© ?lcn
de twijfel, ontevreden Azerbeid[)ek
jaanse islamieten, trotse Armeen jqq-
christenen, weerspannige Georj
sche nationalisten, scharrelen!e e
Oekraïeners, kritische Russiscl ng
intellectuelen. Lenins paradijs is ïke
elk geval voor hen nog steeds e) ;n 1
illusie. )or
Gelukkig zit de Westberlijner
een ander vliegtuig; ik hoef he
dus geen gelijk te geven.
T.FO VAN VLTJMl D