Ook academici wacht
dunne boterham met
een schrapje boter
Leraren
I voor de leeuwen
I male
Aan universiteiten
en hogescholen
wordt te weinig
over de rand gekeken
Het rijke
leventje
van vroeger
is er niet
meer bij
We staan aan de vooravond van een nieuw academisch jaar.
Onze verslaggever Piet Snoeren peilde de vooruitzichten van
de eerstejaars studenten. Tevens dook hij in een van de grootste
problemen van het klassikale onderwijs: het orde houden.
TILBURG -De twintigduizend
jongeren, die zich dit aanbrekende
academisch jaar zeilen bol van
hoge verwachtingen voor het
eerst in het waagstuk van een stu
die aan universiteit of hogeschool
storten, doen er goed aan op de
kaft van hun agenda deze waar
schuwing van drs. Henk Zomer te
schrijven: „U wacht straks slechts
een dunne boterham met een
schrapje boter. De tijd, dat de aca
demicus met een breed gebaar ach
ter een palissander-houten bureau
kon plaatsnemen en een sigaar uit
een zilveren doos in het hoofd kon
steken, is voorbij en komt niet
weer". Voor de ouders van dat
nieuwe studentenlegioen vervol
gens kan het nut hebben naar Zo
mer te luisteren waar hij zegt: „Als
vader werkloos wordt, geeft dat in
een gezin een klap. Maar als vader
zich van alles heeft getroost om
voor zijn kind een studie mogelijk
te maken en als zo'n kind dan met
zijn titel niet of nauwelijks aan de
bak kan komen, is de klap nog veel
groter. Daar hoor je nooit over,
maar ik vrees dat het een enorm
probleem wordt, dat er in gezinnen
wrijvingen door zullen ontstaan.
Sinterklaas spelen en als het
op cadeautjes aankomt met lege
handen staan. Dat loopt natuurlijk
Drs. Henk Zomer is organisatie-so
cioloog. Hij houdt zich bezig met de
studie van het gedrag van mensen
in organisaties en van het gedrag
van die organisaties zelf. Toen de
Vereniging van Wetenschappelijk
Werkers onlangs een symposium
wijdde aan de heroriëntatie, waar
toe de economische crisis academici
dwingt, was hij een van de inlei
ders. „Helaas wordt er in universi
taire wandelgangen nogal onwe
tenschappelijk gedacht over de toe
nemende academische werkloos
heid", constateerde hij bij die gele
genheid. „In plaats daarvan zouden
universiteiten en instellingen voor
hoger beroepsonderwijs er goed
aan doen hun studenten beter voor
te bereiden op de maatschappij.met
zijn blijvende krappe arbeidsmarkt.
Laat men ophouden met de opper
vlakkige en onwetenschappelijke
borrelpraat dat het vraagstuk spon
taan zal verdwijnen als de overheid
maar een beleid voert om de econo
mie weer gezond te krijgen, of dat
het probleem slechts diegenen treft,
die geen goede sollicitatiebrief kun
nen schrijven, die zich in een solli
citatie- of salarisgesprek verkeerd
opstellen, die te veel op de centen
letten. Laat men in onderwijspro
gramma's meer en systematisch
aandacht schenken aan de moeiza
me beroepsinvoeging van hoger op
geleiden in onze post-industriële
samenleving. Laat men de studen
ten voorbereiden op een krimpen
de arbeidsmarkt met een dynami
sche beroepsstructuur".
Onvrede
We praten erover door in een colle
gezaal van de Katholieke Hoge
school tq Tilburg, waar in- en uit
zwermende eerstejaars de komst
van een nieuw academisch jaar
aankondigen. Welk perspectief
wênkt voor hen? „Diepe onvrede",
denkt drs. Zomer, „als we ermee
doorgaan onze studenten te pro
grammeren op maatschappelijk
succes, terwijl het er niet meer is.
We zijn bezig een generatie van on
tevreden mensen te kweken". Hij
produceert een computer-uitdraai
met de allerlaatste cijfers, „8.400
Werkloze academici. Elke maand
komen er 130 bij. Hier, het aantal
werkloze artsen is in twee jaar met
117 procent gestegen, het aantal
werkloze ingenieurs en aanver
wante beroepen met 50 procent.
Een droevig record vestigen de kli
nisch psychologen met maar liefst
260 procent".
Wat verwachten de 20.000 nieuwe
studenten die dit jaar met hun aca
demische opleiding beginnen? „Ze
willen straks een hoog beroep,
maar wat ze daaronder verstaan,
kunnen ze vaak niet concreet in
vullen", is drs. Zomer uit onder
zoek gebleken. „Ze missen een hel
der beeld van waar ze later terecht
zullen komen. Ze hebben weinig
zicht op de praktijk van salaris- en
werkverhoudingen en dat leidt tot
te hoge verwachtingen. Hun beeld
van een carrière is overspannen.
Ze dreigen met een intellectueel
waterhoofd tegen de muur te lo
pen. Ik had laatst een student die
uiterst teleurgesteld was toen hij
hoorde, dat hij niet meteen 7.000
gulden in de maand zou gaan ver
dienen. Onthutsend, zoiets".
Geen vleespot
Zo een afgestuurde academicus al
direct aan de slag kan, treft hij in
elk geval geen vleespot. „Vijftig
duizend gulden per jaar? Vergeet
het!", hoonlacht drs. Zomer. „Met
een startfunctie van rond de 2.500
gulden bruto per maand mag je blij
zijn. Door het beleid dat de over
heid gevoerd heeft, zijn de salaris
sen de afgelopen vijf tot zeven jaar
niet meer gestegen. Er is zelfs een
neerwaartse druk en bovendien
wordt het promotiebeleid getempo
riseerd zodat je langer op je aan
vangssalaris blijft zitten. De te ver
wachten inkomsten voor hoger óp-
geleiden zijn dus gedaald, maar ze
moeten in tien jaar tijd wel een to
renhoge studieschuld aflossen, die
opgelopen kan zijn tot wel 40.000
gulden. Het rijke leventje van
vroeger is er niet meer bij".
In het huidige tijdsgewricht vor
men academici geen elite meer op
de arbeidsmarkt. Hun aanzien
brokkelt af. En niet alleen omdat
ze in steeds ruimere aantallen
voorhanden zijn, waardoor de
waarde van titels en bullen keldert.
„De dalende erkenning van de aca
demicus", denkt drs. Zomér ten
minste, „heeft ook veel te maken
met de explosieve kennisontwikke
ling, die zich in de maatschappij
voltrekt. Kennis veroudert steeds
sneller en verliest binnen een kort
tijdsbestek zijn betekenis voor pro
blemen, waarvoor nu juist een op
lossing gezocht moqt worden. De
periode waarbinnen kennis toepas
baar is, wordt in tijd gemeten
flinterdun. Kennis zou je ons cogni
tieve dagelijkse brood kunnen noe
men en brood raakt snel oudbak
ken. Anders gezegd: kennis is een
wegwerpprodukt geworden en de
betaling ervan heeft zich navenant
ontwikkeld. Ik zie daar overigens
wel een psychologisch voordeel in-
De lagere beloning betekent een
erkenning van het feit, dat ook een
startende academicus nog veel zal
moeten leren. Hij of zij zal zich ver
der moeten bekwamen om zijn of
haar aantrekkelijkheid voor het ar
beidsproces te waarborgen- De ver
heven academische status van wel
eer waarachter heel wat onkunde
verborgen bleef, is vervlogen".
Concurrentieslag
Zo vindt, om een beeldspraak van
drs. Zomer over te nemen, de tewa
terlating van een loopbaan voor
„De voorbereiding op de arbeidsmarkt is een taak van het onderwijs, die schromelijk wordt verwaar-
AMSTERDAM Een schoolklas
waarin geen orde te houden valt.
Elke dag opnieuw dé trammelant
van treiterkoppen. Nachtmerrie
voor bijna iedere beginnende le
raar letterlijk. „Alle leraren
die hun debuut maken, hebben or
deproblemen", zegt dr. Hans Vonk.
„En de meesten zijn er heel bang
voor. Ze ervaren het als benau
wend. Ze kunnen er niet van sla
pen. Anderzijds heb ik sterk de in
druk, dat het beeld van de geflipte
leraar, zoals dat vaak door de me
dia wordt geschilderd, overdreven
is. Het gebeurt incidenteel dat een
leerkracht na een half jaar gillend
de klas uitrent, maar veel minder
dan men denkt. Wat je ziet, is dat
beginnende leraren heel snel ge
neigd zijn naar autoritaire midde
len te grijpen, wanneer ze niet met
het ordeprobleem om kunnen gaan.
Ze hebben tijdens hun opleiding
ideeën meegekregen over andere
vormen van onderwijs, over ver
nieuwingen. Die gaan ze uitprobe
ren en wanneer het dan uit de
hand loopt hetgeen heel vaak
gebeurt zeggen ze: het kan niet
of ik kan het niet, en gaan ze op de
traditionele, frontale manier voor
de klas staan. Het is een probleem,
dat in de hele westerse wereld
speelt. Veel opleidingen van lera
ren zijn nogal vooruitstrevend in
gesteld, op vernieuwing en veran
dering gericht, maar er blijft bij af
gestudeerde leraren zo weinig van
over. Het levert zo weinig op. Jam
mer voor die leraren en jammer
voor het onderwijs".
Ogleidin^jn^praktg^
Juist aan het begin van het nieuwe
schooljaar ligt er een boek in de
winkel dat debuterende leraren
vertelt wat er aan schort en hoe het
dan wel zou moeten. Het is de dis
sertatie waarop Hans Vonk aan de
Vrije Universiteit van Amsterdam
is gepromoveerd tot doctor in de
sociale wetenschappen. „Opleiding
en praktijk", luidt de titel, „een on
derzoek naar opvattingen over het
opleiden van leraren in samenhang
met de praktijkervaringen van be
ginnende leraren". Vonk is zelf le
rarenopleider van zijn vak. Het on
derwerp kwam hem dus aanwaai
en. „Ik ben er dagelijks mee bezig
en een van de belangrijkste proble
men waarop de studenten allemaal
stuiten, is de kloof tussen opleiding'
en praktijk. Ik hoor voortdurend:
we hebben in de opleiding een
hoop dingen geleerd die in dé
praktijk niet te gebruiken zijn en
omgekeerd. Het geconfronteerd
worden met een situatie van niet-
órde bijvoorbeeld. Wij hebben nooit
aan den lijve ondervonden wat er
met jezelf gebeurt als je voor een
klas staat, die uit de hand loopt".
academici in deze tijd plaats onder
slechte weersomstandigheden. „Ik
zou het weertype als guur willen
omschrijven. Onvriendelijk. Het
wegsmelten van de werkgelegen
heid laat ook de structuur van het
middenkader niet ongemoeid en
juist in het middengebied van de
personeelsopbouw vinden academi
ci en hun collega's met een hogere
beroepsopleiding hun startfuncties.
Daar ontbrandt dus een concurren
tieslag om schaarser wordende po
sities en de strijd wordt feller naar
mate er hoger gekwalificeerde ba
nen in het geding zijn. Deze ont
wikkeling beïnvloedt de werkver
houdingen in ongunstige zin. Denk
aan de toenemende stress, aan an
dere gezondheidsklachten en aan
de afnemende arbeidsmotivatie".
Dan dreigt er nog een ander ge
vaar. Drs. Zomer schetst het zo:
„Het ruime aanbod van werkzoe
kende academici maakt aan de
vraagzijde van de arbeidsmarkt de
verleiding groot om functies op te
tuigen. Uit de functie-inhoud van
een baan óp middenkaderniveau
leidt men functie-eisen af, waaraan
je slechts kunt voldoen als je acade
micus bent. Maar dat opkloppen
van functie-eisen heeft nadelen, zo
wel voor de persoon in kwestie als
voor de organisatie, waar hij in
dienst treedt. Mensen worden be
noemd in functies waar ze veel te
hoog voor zijn opgeleid. Zo'n acade
micus heeft na een korte inwerk-
periode alle benodigde vaardighe
den onder de knie. De baan verliest
zijn uitdaging en er is spoedig spra
ke van onderbenutting. Heb ik
daarvoor al die jaren gestudeerd?,
gaat zo'n academicus zich afvragen.
De overijverige personeelschef of
selectiecommissie dacht een uitste
kende functionaris aan te trekken
en wat kreeg men? Een ontevreden
personeelslid".
Geen kaas
Salarisverhoudingen. Arbeidsver
houdingen. Studenten hebben er
geen kaas van gegeten en ze leren
dat ook niet. „De voorbereiding op
de arbeidsmarkt is een taak van
het onderwijs die schromelijk
wordt verwaarloosd", beschuldigt
drs. Zomer. „Veel keuzeprocessen
aan universiteiten en hogescholen
met betrekking tot studierichting
en samenstelling van het vakken
pakket vinden plaats binnen de
smalle context van een toevallige
leefsituatie: de sfeer in een bepaal
de vakgroep, de vrees voor tenta-
mendwang, het feit dat een bepaal
de docent leuk gevonden wordt.
Het zijn geen weloverwogen keu
zes. Ze worden niet in verband ge
bracht met toekomst- of arbeids
marktverwachtingen. Ik wil rech
ten studeren. Jawel, maar wat voor
recht? Arbeidsrecht? Europees
recht? Ik wil psychologie studeren.
Zeker, maar in de psychologische
wetenschap tel ik in de gauwigheid
elf verschillende richtingen. Welke
richting wil je?".
Voor de poorten van alle universi
teiten en hogescholen zou drs. Zo
mer een groot bord geplaatst willen
zien met ongeveer deze tekst: „Het
klimaat is nu eenmaal slecht; kleed
je er dus naar. Oriënteer je zorgvul
dig. Doe aan levensplanning. Ga na
wat je wil waard is in verhouding
tot wat de maatschappij te bieden
heeft. Durf je docent kritisch te
vragen: wat is de betekenis van de
dingen die u me leert, in de prak
tijk van de samenleving? Wees je
ervan bewust dat studeren een vrij
forse investering vergt, in tijd en in
geld. Vraag jezelf af of de op
brengst die inspanning wel recht
vaardigt. Ontwikkel een stratt
zoekgedrag. Let op de kanse
voorkom je teleurstellingen".
Ontkoppeling
Van de Nijmeegse hoogleraar
ry Hoefnagels is het pleidot
kend om het recht op hoger o
wijs en het recht op daarbij p$
de arbeid te ontkoppelen. He
derwijs zou zich dan meer m
richten op vorming dan op ee
tere beroepspraktijk. Prof. Hoi
gels gaat zelfs zo ver dat hij du
stellen: „De academicus die i
bereid zal zijn om werk te aan
den dat onder zijn opleiding
verdient meer sociale en fina
waardering dan de academicu
het voorrecht geniet om we
verrichten dat in overeenstem
is met zijn intellectuele vori
Drs. Zomer ontpopt zich als
verklaard tegenstander van de
koppeling tussen recht op stud
recht op passend werk. „Daan 1
geen enkel heil in. Het zou be 1*5
nen dat je tegen een afgestudi p
academicus zegt: Je bent een; 'p
gierige onderwijsconsumentf
weest, prachtig, bedankt,
maar genieten van je uit
rust maar op je lauweren. E
niet. Dat is knollen voor citri
verkopen. Iemand met een j
langev studie-inspanning acht<
rug verdient beter. En wat ik
kwalijker vind..., de redel
trant van die ontkoppeling gef
universiteiten en hogescholen!
smoes om hun verantwoord
heid te ontlopen. De verantwo
lijkheid namelijk om zich ti g§2
kommeren om de entree van
studenten in de maatschappij, fp
die verantwoordelijkheid he
ze, willen ze zichzelf niet deg
ren tot louter onderwijsfabriel j§£f
De voorbereiding op de art)
markt is een terrein dat onzeflll
versiteiten en hogescholen
melijk verwaarlozen, herhaal
Zomer. Mede dit manco ligj
grondslag aan de werkloosheÈ
der academici. „Door de tw
sen-structuur komen studeni
heel gauw, na vier jaar, voor I
beidsmarkt beschikbaar enl
blijken ze van toeten noch
te weten. Ik hoor dat steeds!
op arbeidsbureaus. Ze moetenf
nota bene nog worden voorgj
over hun rechten en plichte
werknemer. Over allerlei
dingen des levens. Hoe schrPn N
een sollicitatiebrief? Hoe zot:
gericht naar een baan? Hoe s
me flexibel op? Studenten h^
gewoon geen contact met de- ij
kende maatschappij. Ze leveijfer
leven van student en missen,
raakvlak met andere sectorerfo
de samenleving. Neem de
studie. Zo'n faculteit zou ges
ken moeten organiseren tusseili
denten en wetsovertreders. Ai )cht
mende psychologen zouden \^01
een kijkje moeten gaan nem ary.
een inrichting. Dat is het. Er
aan universiteiten en hogest
te weinig over de rand gel
fneg
De uitwisseling tussen de acai dag
sche wereld en arbeidsorgani
in verschillende sectoren moei.
intensiever worden. Er moe
kruisbestuiving komen. Die
elk geval de vrucht afwerpei
studenten met een meer re mee
sche kijk de overgang van s cho
naar maatschappij kunnen m mu£
Je voorkomt er veel onzekeir2a<;
jk l
'der
V
zijn vak niet verstaat. „Soms erva-1
ren beginnende leraren het ook
zo", geeft dr. Vonk toe. „En je hebt
natuurlijk klassen die per definitie
lastig zijn. Een klas vol leerplicht-
uitzitters..., ga er maar eens aan
staan. Toch durf ik te stellen dat
leerlingen over het algemeen best
begrip voor een debuterende leraar
hebben. Dat komt ook uit mijn on
derzoek naar voren. Er was een le
rares bij die heel bang voor de klas
stond, heel krampachtig. En wat
schreven de leerlingen op het en
quêteformulier, dat ik ze had gege
ven? Meneer Hans, zeg haar eens
dat ze erg haar best doet en dat ze
eens een keer moet lachen. Maar
als een leerkracht misgreep op mis
greep begaat, zichzelf niet corri
geert en doof blijft voor aanmer
kingen, ja, dan kan een klas zich
hard gaan opstellen".
Dr. Hans Vonk: „Onzekerheid bron van alle ellende".
Struikelblokken
Groepswerk
Groepswerkde toverformule
van het onderwijs nieuwe stijl.
„Maar kinderen kunnen niet van
nature leren in groepsvorm", zegt
dr. Vonk- „Dat moet ze stap voor
stap worden bijgebracht. Anders
loopt het uit de hand en krijg je
wanorde in de klas. Leraren zou
den dus moeten leren hoe ze kinde
ren kunnen leren binnen de orga
nisatie van groepswerk te leren.
Dat wordt bij de opleiding verge
ten. De meeste leraren hebben het
niet geleerd, denk ik. Hier wringt
iets. De aansluiting tussen opleiding
en praktijk kan in belangrijke mate
veroeterd worden. Daardoor berei
ken we wellicht dat debuterende
leraren gemakkelijker met de hele
problematiek van het beginnend
leraarschap om kunnen gaan, tot
heil van henzelf en tot heil van de
Plons-methode
Nu worden beginnende leraren nog
min of meer voor de leeuwen ge
worpen. De plons-methode. Het
beeld wekt de suggestie als zou een
klas een kooi vol verscheurende
dieren zijn. Wee de dompteur die
Een groot deel van de problemen
bij debuterende leraren wordt ver
oorzaakt doordat ze de leerstof niet
beheersen op het niveau van de
leerlingen, denkt dr. Vonk. „Zelf
ben ik van huis uit wiskundige. Ik
kan de stelling van Pythagoras wel
op tien manieren uitleggen. Maar
kan ik het ook zo dat de klas hem
snapt?" Voorts bevat de traditione
le lesopbouw huiswerk nakijken
of overhoren, nieuwe stof bespre
ken voor de beginnende leer
kracht zoveel struikelblokken dat
het in een aantal gevallen wel uit
de hand moet lopen. „Ik noem bij
voorbeeld het proefwerk. Je hebt
nu eenmaal vlugge leerlingen. Wat
doe je met een leerling die een
kwartier te vroeg klaar is? Als je er
niet voor zorgt dat hij op een ande
re manier bezig gehouden wordt,
als je daar bij het voorbereiden van
de les niet aan gedacht hebt, gaat
hij natuurlijk z'n buurman helpen
en dan krijg je gedonder".
Drempelperiode
Zo simpel ligt vaak het ordepro
bleem. Een kwestie van organise
ren. Oplosbaar. En snel, denkt dr.
Vonk. Hij is het oneens met de be
vinding van andere onderzoeken,
dat de zogenaamde drempelperiode
voor een beginnende leerkracht
de periode waarin zijn theoreti
sche beeld van het voor de klas
staan verschuift naar een meer rea
listische kijk wel anderhalf jaar
duurt. Hij is het bovendien oneens
met de conclusie, dat de meeste de
buterende leraren na die periode
hun vernieuwende elan, hun frisse
ideeën kwijt zullen zijn en dat ze
zich zullen hebben geconformeerd
aan de bestaande toestand. „Als dat
waar zou zijn, zou er binnen het
onderwijs bijzonder weinig veran
deren en we hebben juist de laatste
jaren ongelooflijk veel veranderin
gen gezien. Ik denk alleen dat het
proces zich veel gelijkmatiger vol
trekt dan men zich in zijn idealis
me tijdens de opleiding had voorge
steld
\chfc
28
Bron van alle ellende awo
Wanneer leraren goed zijn vo
reid op hun eerste confrontati
de klas, hoeft de drempelpe k
niet langer te duren dan vijf 1
maanden en misschien nog k
schat dr. Vonk. Binnen die pe
kan de debuterende leerkracl
ordeprobleem onder de knie
ben. Hij weet waar hij staat
leerlingen weten waar zij staa
wederzijdse onzekerheid is
„En juist die onzekerheid
bron van alle ellende", ze{
Vonk. „Ik noem het voorbeel
een leraar die terecht kwam
school, waar het er nog aut<
aan toe ging. Hij wilde dat do(
ken. Hij deed amicaal. Noei
maar Hansdat werk. Tof
op een gegeven moment toch
ging uitdelen, snapten de le
gen er niets meer van. Waar
hij nou, die Hans? Het escal
tot rotzooi. Er was geen les
mogelijk. Wat hebben we ge
We hebben de klas een vragi
voorgelegd. Daar kwam uit
leerlingen niet wisten wat z
hun leraar hadden. Nou, toen
ben we de afspraak gemaal
Hans weer meneer zou worde
hebben afspraken gemaakt
straffen. En het is verder m
klas heel goed gegaan. Neem
zekerheid weg, dan krijg je
derzijdse erkenning, die n<
om heel geleidelijk de veram
gen door te voeren waarop h
derwijs nieuwe stijl mikt".
PIET SNÖ
ken
'inde
nen
'Afczii
eel 1
de
Hooi
omj
al w
dis,
nüsei
i' zaam
Lge,
'moet
eum
iftak
(blïk c
beelc
'kunc