Langs Omwegen In de horeca past nog steeds het kalme denken en werken aan toekomstplannen merikaanse schooljeugd van dertig jaar geleden WIL LANGEVELD: EEN VRIJ JONGE, TUMULTUEUZE ZIL VERLING IN ZIJN VERZONKEN „LANDZICHT" ^A^IDEN/REGIO LEIDSE COURANT VRIIDAG 6 AUGUSTUS 1982 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. U kunt mij telefonisch of schriftelijk vertellen wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 - 12-22 44 op toestel 10. Voor de verandering ben ik gisteren eens langsge lopen bij een oude, nog vrij jonge kennis, die ik in jaren niet meer gezien, laat staan gesproken had. Het was zwaar bewolkt. Hij was weinig veran derd, en in zijn zaak drupte het bijna net zo frenetiek als daarbuiten. Alleen aan de tap, de ronde uitstulping bij het buffet, was het vocht doorgaans geestrijk; bui len, op de beschuttende bomen, plensde het van de regen. Nee, het leek allemaal best in orde. Wil was gelukkig nog steeds zo mager als een lat; je weet bij god niet hoe die z'n broek op- loudt. Wil Langeveld, in zijn 42ste levensjaar: landlord en self-made kok van „Landzicht", een alleszins redelijk ge frequenteerd, plaatselijk in een behoefte voor- liend, café in een wegge- ikt dalletje langs de 'eg van Zoeterwoude laar Stompwijk. Eet- ïafé, en om er te nippen 'an een glas dat zo klein dat het steeds bijge- 'uld moet worden; van 's iorgens vroeg tot, ver- leerderend, in de nacht. vindt er z'n weg, van inboorling tot geïnformeerde 'Jen aangestoken passant. Het j etablissement heb ik ooit „Landlust" genoemd, omdat het best ook zo zou kunnen leten, want de inrichting liangt. met haar publiek, van I,lusten" aaneen. Wie 'm niet lust, komt daar eenvoudig pet. Wil is nog dezelfde ge- tileven, in de zeven jaren dat pij „Landzicht" runt. Hij Iverkt zich, volgens zijn zeg- fcen. nog te pletter Maar peeft daarnaast een mogelijk heid tot mijmeren, als het tarty-service rijden dat toe staat. Zilver Ik kwam precies op tijd. Wil nad zojuist zitten mijmeren en was tegelijkertijd aan het ■^bladeren geslagen. Bladeren 'iin zijn papieren: goede ge tuigschriften, akten, rekenin- 6 f|gen ook, tevredenheidsbetui- 'd Éteingen en loftuitingen, cijfer geesten na een geslaagde cur sus. „Man, je gelooft het niet, naar ik ben tot de ontdek king gekomen dat ik 25 jaar vfSn de horeca zit: ik ben een alve eeuw horecaffer. Ja, Ofjdat zeggen ze nog steeds". ia(jEen dienend, schenkend en ^opdienend vak. Wil Lange veld als zilveren jubilaris, ™ïnet dag en nacht wat vul- 'dejend goud in de mond, een •Orwerworvenheid die aan zijn este tijden doet denken, ens gooide hij honderdjes bij bosjes over de speeltafel. I Dat is lang geleden en Lkommt nie wieder". „Land- zicht" mag hem een lust zijn, maar hij is beter gewend ge weest. Nu kan iedereen wel in het zilver jubileren, met of zon der goude tanden, maar Wil Langeveld kan die vrij korte historie larderen met een ou derwetse horeca-terugblik. Daar zat Wtt nou, met z'n goeie gedrag; klaar voor een verhaal. Op tafel een zware bronzen legpenning van de verfmakers van Sikkens die van brandschoon houden. Op de penning een erkentelijk tekstje: „Sikkens is u dank baar voor uw moedig en doortastend optreden". Hem, en vele anderen, uitgereikt naar aanleiding van de eerste brand bij Sikkens, 8 maart 1968. „Joh, dat was een bele venis. Ik werkte destijds in De Oude Post in Sassenheim (ja, natuurlijk ben ikzelf als Langevelder ook een Sasse- mer). Toen was er die reus achtige brand. Ze hadden zich geen beter verschijnsel kunnen wensen. En de bur gemeester, of iemand anders, kwam in De Oude Post vra gen of ze daar iemand had den die de koffie kon verzor gen voor de brandweerlieden op het fikkende Sikkens. Nou, ik heb er de hele dag koffie geserveerd, op de voor een ober meest vreemde plaatsen. In smoking met glanzende revers, met een helm op en laarzen aan". Schipbreuk Langeveld kan er nog van genieten: „Dat was de mooi ste dag van m'n leven. Zo spannend was dat tijdens het blussen; met mannen die uren aan zo'n slang stonden en geen water meer konden zien". En dan was er eerder die heuse schipbreuk bij Bre merhaven, toen de „Maas dam" van de HAL in februa ri '63 tijdens de strenge win ter op een wrak liep. „Ik was toen salonbediende, steward zeg maar, bij de HAL, maar die dag mopst ik de passa giers naar de nooduitgang helpen. Wat zou je overigens zeggen van een glas gekoelde karnemelk, na die zoute, meer dan voortreffelijke ha ring? Hmm wat? Doen we toch!" Graag Wil, dat is een best idee. bedankt. Wil H.M. Langeveld balan ceerde voor 't eerst met gla zen in de Leidse Breestraat, bij „In den Vergulden Turk", waar hij begon als leerling kelner. Drie jaar lang was-ie dat. Drie jaar lang lopen op en neer. Toen wilde hij ver anderen, maar de oberkelner, z'n mentor, vond dat Wil nog niet voldoende was opgeleid en zei: je blijft maar rustig hier. Dat deed Langeveld dus niet, want hij wilde gewoon weg. En hij begon aan zijn horeca-tocht als eigenwijs knaapje van een jaar of 20; vel over been. Je zag hem niet eens staan, of hij leek op een voorover hellend boom stammetje; soms met snor, en dan weer zonder. Hij liep ho tels langs de kust langs en bood er zijn diensten aan; kwam bij de HAL terecht en ging varen. Zwierf ook in het buitenland: „Ik telde eerst hoeveel geld ik op zak had Wil Langeveld voor „Landzicht". en ging toen aan het station vragen hoever ik daar mee kon komen. Dat werd dan een enkele reis Bern. Op de bonnefooi. Maar op de dag van aankomst had ik 's avonds een kamer en een baan". Bar-mixing Langeveld als Berner Ober landen Maar hij volgde ook, in Zürich, een bar-mixing school" en wrochtte al vrij snel wonderen met de sha ker. „Dat handwerk zal ik nooit vergeten, al zijn de cocktails vandaag de dag in het verdomhoekje geraakt". Vervolgens plakte Wil, die nog steeds geen ons aangeko men was, er Frankfurt in de bondsrepubliek tegenaan. Kreeg even heimwee, of iets dergelijks, en kwam voor een half jaartje naar Nederland terug, zo in '64 was dat. Kreeg er de kriebels en ver trok weer per trein naar Ber lijn, „waar ik directie-assis tent werd in een zeer geva rieerd bedrijf: een restaurant met vier verschillende types eetgelegen heden. Onder meer moest ik er een wor stentoestand smakelijk arran geren, en nog van die dingen meer. Keihard werken; ik heb er heel veel geleerd, in Berlijn met z'n „cosmopoliti- sche" randgebeuren". Ander half jaar lang verdeelde Wil er zijn aandacht over het vak en het leven. Overal verza melde de uithuizige Sassen- heimer met plezier getuig schriften en diploma's na een cursusje en zo. Mogelijk ben ik nu de exacte volgorde kwijtgeraakt er werd trouwens karnemelk bijgeschonken maar we zien nu Langeveld terechtko men op De Oude Post, zich ij verig oefenende in de kneep jes van het vak. Een nieuwe post werd, later, 't Oude Ko- ningshuys; een eiland van culinaire begeerte binnen de Sassemse bebouwde kom. Be kijk een foto van Wil uit die dagen en je ziét een artiest met verlengde haren en een uitdagende kop: „Ik had niks, maar alles was van mij; dat gevoel had ik, in die tijd". En nog steeds geen spoortje vet aan z'n lijf. E^n begena digde, die het op een ak koordje met de duivel van het goede leven moet hebben gegooid. Handwerk Groeiend naar het zilver toe, begon Wil aan gouden tan den te denken. Maar de tijd was er nog niet rijp voor. Hij had een zaakje op de Haar lemmerstraat binnen Leiden: Promenade, een snack-ach- tige bar, waar nu nog (al heet het er anders) de wandbe- pleistering aan het indruk makende handwerk van Langeveld herinneren. „Dat was mijn eerste zelfstandige avontuurtje, dat nog geen jaar duurde. Ik had me ver keken op een paar details, en vóór de afgrond zich opende had ik de zaak verkocht. Mijn portie aan Fikkie la tend. En Fikkie schijnt het vrij goed te doen". Lange veld, naar wie bij de kust een Slag is genoemd, ging van de promenade naar een koffie- tentje. „Nee, eerst een droog bloemenzaak in Sassenheim. Die bloemen verkocht ik in Duitsland, als een soort gros sier. Ik wilde het horeca-vak uit. Een jaar hield ik het uit, toen moest ik gewoon weer terug; de bloemen waren te droog, waarschijnlijk". Dan het koffiehuis, „De Valk", Oegstgeest, „van de jongens van Olsthoorn". Dat was in '75. Ook een korte ge schiedenis, want onderwijl stond „Landzicht" in Zoeter woude te koop. „Onderhan delen en de zaak rond gekre gen. Ik zit er nog steeds. M'n langste periode, m'n rustpunt in en zwaar onregelmatig le ven, dag en nacht in touw. Ach ja, „Landzicht". Zoeter woude leek me wel wat; een romantisch dorpje, mooi, met een kerkje en water. En een gemêleerd cafébezoek dat me aansprak. Maar ik stond opeens daar wel als eigenaar alleen, zonder precies te we ten wat „café" inhield, want het was wel heel erg anders dan een internationaal hotel. Einder Daar kreeg ik problemen mee. Mijn ambities waren eten koken, lekker met het keukenvak bezigzijn. Ik kon m'n energie op dat gebied niet kwijt in het café". Maar met de komst van Hei- neken naar Zoeterwoude. werd Langevelds einder ver legd. Met die vette klant ont stond zijn party-servicebe drijf: La bonne cuisine, de goeie, eerlijke keuken, na al dat gezeur over andere keu kens, zoals de Nouvelle Cui sine. „Er kwamen andere connecties bij, illustere figu ren heb ik ontmoet, tot en met die uit Taiwan. Nu ver zorg ik, vanuit Zoeterwoude, caterend de randstad, en ik ben weer een constant zwer vertje geworden. Erop ui met het autootje, dingen ver zorgen, zoals vroeger. Colle ga's bellen me, of ik speenvarken kom doen". Da is mijn specialiteit geworden met een oven waar vier tege lijk in kunnen. Ik ben trouwd met 't speenvarken In „Landzicht" heb ik speenvarkens de oven ui zien komen dan in de res! van mijn totale beroepstijd". Wil Langeveld en „Land zicht"; een heel leven lijkt hen nog beschoren. Wil haal de er van alles op z'n hals. Zoals een jaar of vier geleden een Haagse Rozenkoningin, met wie hij even bruiloft ging vieren, zonder zich on middellijk af te vragen of de koningin een vitale belang stelling voor het café-wezen kon opbrengen. Dat kon zij niet, maar de keukenprins en de rozenkoningsdochter min nen elkander nog steeds zeer, zonder op eikaars lip te zit ten, want je moet ook je han den vrij kunnen houden. Stage Mijmeren over het verleden en over de toekomst. Lange veld lust er lammetjespap van. „Ik heb geweldige din gen meegemaakt, heb geva ren, gekke mensen ontmoet. Zoiets beïnvloedt je manier van denken, met al die cultu ren die op je dak komen. En blijven leren hè. Ik heb een wens: een maand stage lopen bij een beroemde chef-kok, of een paar van die chefs. Ik ben een autodidact, wat het koken betreft: in de nacht heb ik staan uitproberen en doen. Zonder alles te begrij pen, want als je 't begrijpt, ben je Boeddha. Kalm den ken en werken aan toe komstplannen: een. klein, restaurant hier, met het bete re werk; en het café wat naar achteren. Ik ben nu bezig met m'n sterk uitgebreide keuken af te werken. Nee, het is nog lang niet over". Niks daarvan, want waar een Wil is, is een weg. Aan de tap staat sinds enige tijd de Leidse Ria van Zijp, werkzame jonge vrouw die niet voor één gaatje te van gen is en zich nu een horeca- toekomst heeft gedacht. Zij wordt Wil's opvolgster in de café-sector van het gemengde „Landzicht". Waarna Wil nog slechts de keuken en de party's hoeft te verzorgen. Ria werkt zich dus in, terwijl Wil meent: „Je moet je op je eigen zaak kunnen concen treren. Ik heb nu een eet café (geen restaurant, want er staat een biljart), waar ik iets leuks kan aanbieden met dat cateringbedrijf bij de hand. Geen karnemelk meer? Een sapje misschien?" Uit de kunst Zilveren Langeveld („feest vieren doen we nog wel, vol gend jaar of zo") is een pupil, een gedrilde oogappel, van het oude, strenge, harde ho- reca-regime. Hup, zo weinig, en voor de rest moest je het zelf maar zien. „Je had alleen een miniem garantie-inko men. Je moest vechten voor wat extra's. Toen rende je nog op een klant af; om te verkopen. Tegenwoordig blij ven ze, met een vast salaris, niet zelden rustig op hun gat zitten en vragen na een eers te geserveerde kop koffie niets meer. Werken of niet werken; het maakt niet zo veel meer uit. Maar laten we niet alles negatief bekijken. Er gebeuren nog heel leuke dingen in de horeca van van daag; meestal in de kleinere, gespecialiseerde bedrijven. Dat is daar vaak uit de kunst. Geweldig hoor! Dat kun je nog wel eens zeggen in de doucheruimte van de meisjes is een van de „vermaken" van het groepje polieren in „Porky's pikante pretpark" "Porky's pikante pret park" is een bundeling van anecdotes, die scena rioschrijver en regisseur Bob Clark over zijn schooljeugd, zo'n dertig jaar geleden, weet te ver tellen. Hij situeert ze alle maal in Angel Beach Highschool, ergens bij Mi ami, rond een zevental jongens van zo'n jaar of zestien, die er op uit zijn zo snel mogelijk volleerd te raken op het gebied van de sexualiteit. Het zijn vindingrijke voyeurs en zij hebben maar één onder werp in hun conversatie. Van het onderwijs krijgen we, op wat gymnastiekles sen na, niets te zien. „Porky's zoals de oorspron kelijke titel luidt het pikan te pretpark is niets anders dan een louche nachtclub breekt in Amerika alle kassa records. Je moet er maar van houden. Het is een aaneen schakeling van gesprekken over sex van nieuwsgierige schooljongetjes en hun flauwe grappen. Wel slaagt Clark er op den duur in om de jongens een wat duidelijker karakter te geven. De kleine Peewee, die het ene blauwtje na het an dere loopt, de racist Tim die tenslotte vriendschap sluit met de Joodse Brian enz. enz. Na een serie kostschoolgrap- pen begint de film tenslotte enige vorm te krijgen als het naar sex nieuwsgierige groepje een bezoek brengt aan het over de staatsgrens gelegen be ruchte nachtlokaal van Porky, die de jongens na ze hun geld ontfutseld te hebben ge maakt op hardhandige wij ze uit zijn louche tent zet. Mic key neemt dat niet en gaat al leen terug, waarop hij in el kaar geslagen wordt. De ande ren beramen dan een inge nieus plan om Porky's tent te vernietigen, bij terugkomst luide toegejuicht door hun schoolvriendjes en -vriendin netjes. Veel verhaal zit er overigens niet in en je vraagt je af of de Amerikaanse jeugd toen inder daad zo onbenullig was. Het moet haast wel, gezien het suc ces dat de film heeft. Bob Clark, die Jack Lemmon een Oscar-nominatie bezorgde met „Tribute", heeft wel in drukwekkender films op zijn naam, dan deze bloemlezing uit zijn eigen schoolervarin gen. Hoe anders had het gekund. We denken dan bijvoorbeeld aan Peter Bogdanovich's „The last picture show" en aan George Lucas' „American graffiti". MILO De lichtreclame van Porky's bedenkelijke nachtclub.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 5