Is
ZWEEFVLIEGEN
I na
majestueuze ervaring
Bravo voor
Hinault
ZATERDAG 24 JULI 1982
•-
Wat wordt er toch een verschrik
kelijke drukte gemaakt over die
tweede, derde en vierde plaats van
Nederlanders in de Tour. De kop
pen in de kranten schreeuwen je
elke dag tegemoet, maar waar gaat
het nu eigenlijk om? Heel simpel:
de eerste plaats. En daar staat Ber
nard Hinault en niet Joop Zoete
melk. Peter Winnen of Johan van
der Velde. Het is natuurlijk leuk
voor al die wielerfanaten in eigen
land of langs de route, maar over
drie jaar weet niemand meer wie
derde werd in de Tour de France
van 1982. Zo betrekkelijk is dat al
lemaal.
mwMêé
klap, waarmee twee
anden geleden op het
?gveld Hoogeveen een
t van de
ïefvliegclub
ogeveen zich in de
nd boorde, waarbij
slachtoffer was te
;reuren, en de klap
armee begin deze
pk in Arnhem een
notoriseerde „zwever"
fcrstortte als gevolg
een
iordelingsfouh waarbij'
pe doden vielen,
|unen nog na.
gelukken doen zich in
ie tak van sport maar
den voor. Als er dan
|h eens een ongeval
its heeft in deze
allen zelfs met
elijke afloop dan
|t dat diepe sporen
ter. Toch weerhoudt
velen er niet van
ieuw het luchtruim te
izen. Enerzijds omdat
wanneer de
irschriften worden
;eleefd
efvliegen beslist geen
aarlijke sport is, maar
erzijds vooral omdat
ontsnappen aan het
'dse gewoel een
'rukwekkende, ja
a majestueuze
aring is.
HOOGEVEEN De stilte is bijna
tastbaar. Uitgezonderd het zachte
ruisen van de wind is het uiterst
rustig in de kleine cockpit waar
een aantal eenvoudige, gemakke
lijk afleesbare instrumenten precies
aangeeft wat er gebeurt. Het zweef
vliegen in zo'n moderne, 250 kilo
wegende glanzende „vogel" blijkt
een genot van de eerste orde. Hoog
boven de als een lappendeken
ogende aarde glijdt het zweefvlieg
tuig van de ene thermiekbel naar
de andere. Een stralend zonnetje
zorgt voor een extra dimensie.
Door goed te profiteren van de op
stijgende luchtstromen wordt rede
lijk snel een hoogte van twaalfhon
derd meter bereikt. Eenmaal daar
gearriveerd zegt de 27-jarige Cor
Evers uit Hoogeveen, die in oplei
ding is voor instructeür: „En dan te
bedenken dat dit voor veel mensen
bereikbaar is. Zweefvliegen is geen
dure sport. Voor pak-Weg honderd
guldfen per maand kuh je dit mee
maken. Er zijn in ohs land zo'n
3500 zweefvliegers. Er tis nog steeds
ruimte in de lucht. Pak als het ze
venduizendste lid wor^t ingeschre
ven zal het hierbover^ echt druk
worden".
Over het element gevaar wordt
niet gerept. Dat komt pas later ter
sprake. Begrijpelijk, want hoe triest
de onlangs gebeurde ongevallen,
die binnen twee maahden drie
slachtoffers eisten ook waren, aan
zweefvliegen kleeft weihig risico.
Vergelijkingen gaan altijd mank,
maar een automobilist heeft meer
kans op nare ervaringen dan een
zweefvlieger. Hoogeveen is dan
ook beslist niet onveilig. De gemid
deld 3500 geslaagde vluchten die
jaarlijks in ons land worden ge
maakt spreken in dat opzicht boek
delen.
De gunstige cijfers komen niet zo
maar tot stand. Cor Evers: „Techni
sche fouten komen bijna nooit
voor. De vliegtuigen worden regel
matig aan inspecties onderworpen
door daartoe wettelijk bevoegde
technici. Voorts is er een voortdu
rende controle van de rijkslucht
vaartdienst. Met grote regelmaat
wordt onderzocht of de voorschrif
ten op de verschillende vliegvelden
worden nageleefd. Bepalend is ver
der de mate van zelfdiscipline van
de vlieger. Daaraan wordt bij ons
grote aandacht besteed".
Helpen
De vliegclub Hoogeveen is dan ook
een florerende vereniging gewor
den met zo'n negentig leden. Voor
zitter Henk van Regteren mag trots
zijn op de resultaten. De club is bij
voorbeeld inmiddels eigenaar van
twee zogenaamde tweezitters en
vier éénzitters. Een heel kapitaal,
want de prijs van een zweefvlieg
tuig is niet onaanzienlijk. Een goe
de tweedehands kost toch al gauw
vijftien- a twintigduizend gulden,
terwijl voor een wedstrijdkist zo'n
zeventigduizend gulden moet wor
den neergeteld. Een dergelijk be
drag is eigenlijk nog niets bijzon
ders, want de absolute wereldtop
maakt gebruik van toestellen die
twee ton kosten.
Voor de gewone zweefvlieger is het
beslist niet nodig zo ver te gaan. Bij
de vliegclub Hoogeveen redt men
zich best met de minder kostbare
vloot. Cor Evers: „De club bezit
ook nog een motorvliegtuig van
tachtig mille, zodat het totale geïn
vesteerde kapitaal ongeveer drie
ton bedraagt. Voldoende om al
onze leden aan hun trekken te la
ten komen". Het zijn overigens
vaak leden, die de handen flink uit
de mouwen moeten steken. Er
moet medewerking worden ver
leend bij het gereed maken van het
materiaal en het transport van de
toestellen op het veld. Voorts moét
er assistentie worden verleend bij
de start en bij het bedienen van de
lier. Aan het einde van een vlieg
dag moet alles weer netjes worden
opgeborgen.
Veel aandacht
Het is dus geen kwestie van even
in een kist stappen en wat vliegen
en vervolgens de hielen lichten. En
ook in de wintermaanden moet de
betrokkenheid duidelijk merkbaar
zijn. Teneinde de kosten zo laag
mogelijk te houden daardoor is
het zweefvliegen binnen ieders be
reik wordt in de winterperiode
veel aandacht besteed aan het on
derhoud van gebouwen en materi
aal. Cor Evers: „Natuurlijk kan
niet iedereen tijd vrijmaken. Daar
voor bestaat begrip, maar leden die
geen tijd hebben moeten per jaar
tweehonderd gulden extra betalen.
Je kunt die plicht tot onderhoud
dus eigenlijk afkopen. In de prak
tijk komt het er op neer dat er zo'n
veertig werkende leden zijn. De in
structeurs en het bestuur zijn van
deze taken overigens vrijgesteld.
Zij maken zich weer op een andere
manier verdienstelijk".
Het systeem blijkt voortreffelijk te
werken. De leden ongeacht of
het nu metselaars, maatschappelij
ke werkers dan wel directeuren of
doktoren zijn onderwerpen zich
graag aan de regels. Iedereen zet op
zijn eigen manier het beste beentje
voor. De sfeer is uitstekend en
daardoor vindt iedereen zijn plaats
je. Of het nu de vijftienjarige al
solo vliegende Remco Radius (de
minimumleeftijd om alleen in het
luchtruim te mogen zweven is
veertien jaar) is, dan wel mevrouw
Ida Velthuysen-Van Santen. Over
de' laatstgenoemde wordt overigens
met veel respect gesproken. Te
recht want deze in Emmen wonen
de zweefvliegser is de zeventig al
gepasseerd. Cor Evers vertelt: „Zij
is een opmerkelijke vrouw. Vroe
ger is zij stewardess geweest en ze
had al voor de Tweede Wereldoor
log al haar brevetten. Toen de oor
log uitbrak werd zij aanvankelijk
niet als vlieger geaccepteerd. Er
werd toen een compromis gevon
den. Zij mocht de bommenwerpers
wel van Amerika naar Engeland
vliegen, maar niet verder. Het
frontwerk moest zij aan de mannen
overlaten. Zij vliegt nog steeds, zo
wel met motor- als met zweefvlieg
tuigen. De medische keuring is
geen enkel probleem. Die doorstaat
zij glansrijk".
Keuring
Peter Quispel, een 42-jarige arts en
zelf een ervaren piloot kan alles
over die keuringen vertellen. Per
sonen beneden de veertig worden
om de twee jaar gekeurd. Daarna
elk jaar. Er worden bepaalde eisen
gesteld aan het gezichtsvermogen.
Men moet onder meer een goed
evenwichtsgevoel hebben en geen
hoge bloeddruk. Voor gezonde
mensen is dat allemaal geen pro
bleem". Deze dokter uit Emmen
die binnenkort het zogenaamde
brevet (beroepsvliegbewijs) hoopt
mag ook zelf graag
het luchtruim kiezen. „Ik heb maar
één nadeel", verzucht hij. „Door
mijn werk kan ik er niet zo maar
tussenuit breken. En voor zweef
vliegen geldt vooral dat er veel
moet worden geoefend. Hoe groter
de ervaring des te beter de sport
wordt beheerst".
Maar veel of weinig tijd, hij leeft
zich naar hartelust uit. Zo is Peter
Quispel onder meer in Aosta ge
weest waar hij zich heeft overgege
ven aan het zogenaamde Alpen-
vliegen. De wind die door de steile
hellingen omhoog wordt gedreven
zorgt daar voor golfbewegingen die
het een zweefvlieger mogelijk ma
ken tot soms wel tien kilometer
hoogte te klimmen. Het zijn vluch
ten die uiteraard alleen zijn wegge
legd voor de ervaren mensen. Pilo
ten, die het hoofd koel houden en
verstandelijk alles beredeneren.
Maar ook onder minder eisende
omstandigheden is het verstandig
nuchter te blijven. Peter Quispel:
„Je moet altijd attent zijn, steeds
goed naar buiten kijken. Alle
zweefvliegers proberen van de
luchtstromen gebruik te maken.
Het is voorgekomen, dat er dertig
kisten van dezelfde thermiekbel
gebruik maakten. Nu zijn er na
tuurlijk uitwijkregels vastgesteld.
Maar als het te druk wordt ga ik
weg, zoek ik een ander plekje".
tuig komt het bochten vliegen. In
een later stadium volgen de start
en het moeilijkste deel van de
opleiding het landen. Na zo n
veertig tot zeventig starts komt
voor de leerling het grote ogenblik.
De solo-vlucht. Wanneer de vlieger
de nodige ervaring heeft opgedaan,
wordt geleidelijk overgegaan tot
het oefenen voor de proeven van
bekwaamheid voor het officiële be
wijs van bevoegdheid, het zoge
naamde vliegbewijs. Daarvoor
moet ook een theoretisch examen
worden afgelegd volgens de nor
men van de Koninklijke Neder-
landsche Vereniging van Lucht
vaart (KNVvL), waarvan de leden
Van de club tevens lid dienen te
zijn. Na het behalen van het zweef-
vliegbewijs, kan aan het echte
werk worden begonnen, avontuur
lijke vluchten die soms eindigen in
het akkerland van een boer wan
neer er geen thermiek meer is. Dat
hoeft op zichzelf allemaal niet
rampzalig te zijn want zweefvlie
gers zijn tegen dit soort risico's ver
zekerd.
Lange weg
Naar het Italiaanse Aosta is een
ldnge weg. Om die te kunnen gaan
moeten vele proeven van be
kwaamheid worden afgelegd. Cor
Evers: „De opleiding begint met de
instructeur in een tweezitter. Na de
eerste kennismaking duurt het niet
lang of op veilige hoogte wordt de
besturing van het toestel door de
leerling overgenomen. Na het beoe
fenen van de zogenaamde rechtlij
nige vlucht en het leren beheersen
van de bewegingen van het vlieg-
Doorzetter
Voor de echte doorzetter is het ten
slotte mogelijk het zogenaamde
gouden brevet te verwerven. Om
daarvoor in aanmerking te komen
moet een vlucht over land van
driehonderd kilometer worden ge
maakt en een hoogte van driedui
zend meter worden bereikt. Dat
goud kan nog worden „versierd"
met diamanten. De eerste diamant
wordt uitgereikt na een hoogte
winst van vijfduizend meter. Voor
alle duidelijkheid: van die 3500
zweefvliegers in Nederland zijn er
dertig die het zo ver hebben ge
schopt. Eens te meer een bewijs dat
het zweefvliegen in meer dan één
opzicht een echte uitdaging kan
zijn.
PETER VAN PUTTEN
<-
eden van een vliegclub moeten bereid zijn de handen flink uit de mouwen te steken.
De laatste dagen van de Tour was
er een steeds groeiende kritiek op
Hinault. Hij zou niet aanvallend ge
noeg rijden, zijn aanstaande zege
niet van voldoende allure voorzien
en zich te veel beperken tot contro
leren. Ik wil hierbij Hinault in be
scherming nemen. Ik kan me nog
herinneren dat Eddy Merckx het
peloton als een grootvorst regeerde.
Toen werd Merckx verweten dat
hij alles wilde winnen en niets voor
mindere goden wilde overlaten.
Toen was het dus ook niet goed. Ei
genlijk is het nooit goed en dat is
maar goed ook. Want dan viel er
weinig opwinding meer te signale
ren.
Ook in deze Tour is weer sprake
geweest van selectieve vreugde.
Nederlandse verslaggevers konden
niet voldoende superlatieven vin
den om de etappezeges van Win
nen, Knetemann en Raas te bewie
roken. Op hetzelfde moment werd
België in diepe wielerrouw gedom
peld, want de ene favoriet na de
andere kelderde in het algemeen
klassement. De Spanjaarden en Ita
lianen hadden al helemaal niets om
zich over op te winden, want die
mannen reden in feite mee voor
spek en bonen. De Fransen tenslot
te hadden alleen Hinault.
Maar in plaats van een bravo voor
Hinault kreeg de Breton naarmate
de Tour vorderde steeds meer de
wind van voren. Maar waarom?
Hinault stelde keurig in de tijdrit
ten zijn voorsprong zeker, hield het
verlies in de bergen netjes binnen
de perken, gunde de concurrentie
ook wat en wordt morgen gehul
digd als de winnaar. En daar gaat
het om, niet om al die etappe-over
winningen, niet om die tweede, nog
minder om de derde en bijna hele
maal niet om de vierde plaats. Om
over de negende plaats nog maar
niet te spreken.
Het is natuurlijk leuk voor Rijpwe-
tering en omgeving dat Joop Zoete
melk weer eens tweede wordt,
maar als je dat al een handvol ke
ren bent geweest gaat daar de lol
ook behoorlijk van af. Het is na
tuurlijk ook leuk voor Limburg dat
Peter Winnen derde wordt en een
bergetappe op zijn naam brengt,
maar wat betekent de winst in een
Alpenrit als een man als Vallet (die
slechts voldoende molshopen van
de derde en vierde categorie als
eerste heeft bedwongen om berg
koning te worden) de bolletjestrui
om de schouders houdt? Het is
leens leuk voor West-Brabant
dat Johan van der Velde eindelijk
eens bewijst dat hij voor een alge
meen klassement kan rijden, maar
er gaapt wel een gat van een kleine
tien minuten tussen hem en de gele
trui. En dat is, zoals al eerder be
toogd, het enige tricot waar het om
gaat.
Er werd de voorbije weken links
en rechts opgemerkt dat het toch
eigenlijk een heel knappe prestatie
is van Joop Zoetemelk om als 36-
jarige opnieuw tweede te worden.
Maar juist voor een man als Zoete
melk is dat helemaal niet zo'n ge
weldige verrichting. Want Zoete
melk leeft voor het wielrennen; het
hele jaar door is hij alleen maar
daarmee bezig. Voor iemand die
zich goed verzorgt is het dan eigen
lijk niet zo'n opvallende daad. Het
is eerder typerend voor het gebrek
aan klasse in de rest van het pelo
ton, inclusief Winnen en Van der
Velde. Van wie de eerste roept dat
hij over drie jaar de Tour wel eens
zou kunnen winnen, omdat Hinault
elk jaar minder gaat rijden en hij
steeds beter.
Maar datzelfde verhaal kan ik me
herinneren van Zoetemelk, die er
op hoopte dat na het tijdperk-
Merckx zijn tijd zou komen. Het
geen een misvatting was, want wel
iswaar won Joop eenmaal de Tour,
maar niet eerder dan nadat Hinault
met èep knieblessure was uitgeval
len. Het is verdienstelijk voor een
36-jarige om tweede te worden,
maar ooit werd Raymond Poulidor
nóg vier jaar ouder derde. Poupou
won de Tour nooit, omdat in zijn
dagen Merckx en Anquetil nooit
uitvielen.
Ooit was de Tour de France een
groots internationaal wielerspekta
kel, waarin tal van nationaliteiten
hun partijtje meebliezen. De Tour
is echter ernstig gedevalueerd. In
België leeft 's werelds bekendste
etappekoers nauwelijks meer nu
onze zuiderburen niets presteren,
in Italië is er ook vrijwel geen be
langstelling, in Spanje is het wiele-
roptreden een voortzetting van de
teleurstellênde gang van zaken
rond het Spaanse elftal in het WK
voetbal en in West-Duitsland is de
animo bijna nihil nu Didi Thurau
een grauwe schim is van de renner
van een aantal jaren geleden. Wel
licht dat Zwitserland dank zij Beat
Breu een beetje enthousiast is ge
worden.
Ziedaar de omlijsting van de zege
van Hinault en de tweede tot en
met vierde plaats van Nederlandse
renners. Een aardige vraag voor de
Tourprijsvraag van deze krant in
1985: wie werd in 1982 vierde in de
Ronde van Frankrijk? Onder de
goede inzenders verloot ik een
zwarte trui.
TINUS L. BUYS