„Beatrix doet het beter dan Frau Antje" „Gezwets inde ruimte" Vandaag de derde afle vering in de serie „De Groene Geldmakers". Onze boeren melken steeds meer liters uit hun beesten. Vorig jaar zo'n twaalf miljard kilo (20 jaar terug 6 miljard). Twee derde daarvan ver dwijnt over de grens, doorgaans in de vorm van boter en kaas. Nederland, die vlek op de aardbol, is 's werelds grootste zuivelexporteur. Sinds vorig jaar ook 's werelds grootste zuivel- importeur. Ra, ra, hoe zit dat DEN HAAG Niet helemaal toe vallig, dat koningin Beatrix op staatsbezoek een zilveren tulp weg gaf aan de Duitse bondspresident. Evenmin toevallig, dat onze PR- queen, zoals Beatrix al liefkozend door Hollandse exporteurs ge noemd wordt, in Bonn een gala avond bijwoonde in een bloemen zee. Die rijke flora in het Stadt- theater was een geschenk van het Bloemenbureau Holland, evenals de Hillegomse tulpenbollen voor de Bonner parken en plantsoenen weggevertjes waren. „Beatrix doet het nog beter dan Frau Antje", geeft Hans Willemse ronduit toe. Hij kan het weten, want hij is niet alleen hoofd van GRONINGEN Science fic tion vrij vertaald „de ver zonnen wetenschap", bijge naamd de keukenmeidenro man van de ruimte, de inter planetaire Bouquetreeks, de pulp van de melkweg kan maar niet over de streep ge trokken worden waarachter hooggeleerde belangstelling ontluikt. „Na de laatste atoomaanval was de aarde dood. Niets groeide meer. Niets leefde. De laatste man zat alleen in zijn kamer. Toen werd er op de deur ge klopt Zulke verbeeldsels zijn door de Amerikanen al sinds 1953 tot leerstof aan hun middelbare scholen verheven. In 1962 werden ze zelfs een academisch vak. Per jaar kun nen de studenten in de Vere nigde Staten zo'n 2000 colleges over het onderwerp volgen, aan elke universiteit minstens één. En Nederland maar onderontwik keld, blijven op dit terrein. Een blinde vlek..In Groningen is zojuist een poging ondernomen daarin verbetering te brengen. Groten deels mislukt. Het Studium Gene rale van de universiteit aldaar (een organisatie die beoogt inzicht te verschaffen in de samenhang der verschillende wetenschappen, een brugfunctie te vervullen tussen academisch onderwijs en samenle ving, licht te werpen op de maat schappelijke gevolgen van weten schappelijke bedrijvigheden) tilde een gedegen serie lezingen over science fiction van de grond, ge volgd door een forumdiscussie met alle kanonnen die het niemands land bestrijken. „Gezwets in de ruimte", luidde de noemer waaron der dit alles gebeurde. Uitdagend genoeg, de titel. Hij was ontleend aan de woorden waarmee directeur H. Spencer Jones van de Britse Koninklijke Sterrenwacht nog in 1956 de toekomst van reizen naar verre planeten kenschetste. Gezwets. De brave man slikte zijn uitspraak ijlings in toen koud een jaar later (oktober 1957) de eerste Spoetnik werd gelanceerd. „Dat is het evenement van de eeuw", ju belde de wereldpers met man en macht. „Het grootste verhaal dat ooit geschreven is". Maar de wereld der hooggeleerdheid weigerde storm te lopen voor het lokkertje van het Groningse Studium Gene rale. „De ideale opzet waarin studenten van allerlei faculteiten zich geza menlijk met science fiction bezig .zouden gaan houden, kon niet ge haald worden", stelt Nyckle Swier- stra, een van de organisatoren spij tig vast. Met uitzondering van de vakgroep Algemene Literatuurwe- i tenschap lieten alle studierichtin gen de uitdaging liggen. De science fiction kwam niet uit zijn verdom hoekje waarin het geringschattend heet: „Negentig procent rommel, net zo min voor wetenschapsmen sen geschreven als spookverhalen voor spoken". Dus blijft Nederland opgewekt ach teraan hobbelen. „Zelfs geen enke- LEIDSE COURANT/ ZATERDAG 15 Me 1982 PAGD „In de eerste plaats kwaliteit en verder onze handelsgeest. En na tuurlijk onze goeie produktie- en afzetorganisatie". Over die veelgeroemde kwaliteit zegt Schelhaas: „Neem nou onze kaas. Die is goed houdbaar en dat kun je lang niet altijd van buiten landse kaassoorten zeggen. Kwali teit ligt ons van oudsher na aan het hart. We zijn immer bezig om die op te voeren. Ons land is ook het eerste geweest met een kwaliteits regeling voor de export. Het be drijfsleven zelf oefent de controle uit. De boetes zijn veel hoger dan de rechter zou opleggen. Knoeiers zijn er nagenoeg niet". „Kaas is van oudsher ons belang rijkste zuivelprodukt. Een derde van de Nederlandse melk ver dwijnt in de kaasbak. Geen concur rent kan eraan tippen hoe ze in het buitenland ook hun best doen om onze kaas na te maken". Met name de Fransen proberen het driftig. Maar met hun kleine, dure fabriek jes kunnen ze bij lange na niet op tegen de Hollandse zuivelgiganten, die op tijd de bakens verzet hebben en grote, moderne verwerkings eenheden hebben neergepoot. Wat ook maar weinig Engelsen zullen weten is, dat hun eigenste Ched- darcheese in een groeiend aantal miljoenen kilo's in Friesland bereid wordt. Spanje en Griekenland, de nieuwe EG-partners, zijn gewaar schuwd, want een grootscheeps Hollands kaasoffensief zal niet lang meer op zich la-ten wachten. Schelhaas: „Ik noemde net die han delsgeest als verklaring voor ons exportsucces. Slagvaardigheid, vak bekwaamheid en inventiviteit zijn duidelijke kenmerken van onze ex porteurs. Weet u, dat wij vorig jaar ook de grootste zuivelimporteur ter wereld geworden zijn? Onze invoer steeg van 2,1 naar 2,7 miljard. Onze ZUIVELPROMOTOR HANS WILLEMSE: le van onze bibliotheken is tot dus ver geabonneerd op de internatio naal erkende vakbladen als Science Fiction Studies, Extrapolation of Foundation", schokschoudert Swierstra. Raar. De verzonnen we tenschap zou zijn gevestigde even knie toch minstens belang moeten inboezemen vanwege de voorspel lende waarde die sommige toe komstromans hebben. Vond Jules Verne mekt zijn Nautilus de duik boot niet uit, lang voordat de eerste onderzeeër zich door de golven durfde laten verslinden? „Nou nee", vindt Luc de Vos, we tenschappelijk medewerker van de Universitaire Instelling Antwerpen en een van de deskundige gastspre kers die het Groningse Studium Generale had uitgenodigd. „Die zo genaamde voorspellingen zijn ach teraf geconstrueerd. Bij nadere be studering blijken ze alleen maar een lijn door te trekken die je in eerdere teksten aantreft. De duik boot waarvan Jules Verne de uit vinder zou zijn, wordt al aantoon baar beschreven in gedichten uit 1756 en 1757. Hetzelfde geldt voor toekomstromans als „1984" van Or well of „Brave New World" van Huxley. Ze hebben louter bepaalde lijnen doorgetrokken die ze hadden afgezonderd uit reeds bestaande structuren. Ze hebben beschreven wat ze al kenden op dat moment, en waarvan ze vermoedden: het zal zich zus en zo uitbreiden wanneer het in bepaalde handen komt. Ze gebruikten de mogelijkheden van het reeds bekende om nieuwe com binaties te vormen. In wezen lan ceert science fiction niet erg veel ideeën die wetenschappelijk ge noemd kunnen worden. De voor spellende waarde is gering". Hij wordt bijgevallen door ir. Henk Bosma, verbonden aan het Natuur kundig Laboratorium van Philips, ook een kenner van de verzonnen wetenschap,1 die in Groningen sprak. „De toekomst is anders dan we denken, minder dan we vrezen en meer dan we verwachten, maar niet te voorspellen. Dat doet scien ce fiction dan ook niet. „1984" we zijn er heel dicht bij en het boek van Orwell bevat aspecten die we nu al herkennen. Toch zal dè wereld van 1984 een totaal ander aanzien bieden dan de verzonnen maatschappij van Orwell. In het al gemeen kun je zeggen dat dit soort verkenningen, fantasieën, of stuk ken ervan uitkomen, mits ze in aanleg reeds nu gegeven zijn, want daarop reageren we en onze reac ties zijn bepalend voor de toekomst. Maar wetenschappers kunnen er niets van leren, zo min als recher cheurs iets kunnen leren van de tectiveromans. Science fiction heeft geen uitgesproken boodschap voor hun vakgebied". Orakeltaal Als goed voorbeeld van wat beide heren bedoelen, zou de zestiende eeuwse alchemist Paracelsus opge voerd kunnen worden. Hij is van wege de orakeltaal in zijn geschrif ten achteraf gedoodverfd als de profeet en wegbereider van de mo derne leer der geneesmiddelen. In feite echter deed hij niets anders dan de kennis benutten die hij had ontleend aan beulen en barbieren, aan zigeuners, bordeelhouders en kermisklanten. Ze maakten hem wijzer dan de bestaande folianten. „Een pauw in een land vol middel eeuwse kraaien", wordt hij wel ge noemd. Men ziet: zelfs zo'n pauw moet aan veren zien te komen voordat er iets te pronken-valt. Als wetenschappers op hun vakge bied dus nul komma nul hebben aan de voorspellende waarde van science fiction, waarom zou de aca demische, wereld er dan een plaats voor moeten inruimen op zijn roos ter? „Omdat we sinds de industriële revolutie een stadium hebben be reikt waarin de mens rekening dient te gaan houden met de moge lijkheden en beperkingen van Ruimteschip Aarde", betoogt een man als prof. Swan Liat Kwee, die hoogleraar algemene wijsbegeerte is aan de Technische Hogeschool te Eindhoven. „Misschien bieden we tenschap en technologie, economie en politiek daarbij te weinig speel ruimte voor ons uitdijende bewust zijn. Science fiction verschaft niet alleen mogelijke variaties op de ge bruikelijke spelregels, maar kan de speelruimte aanzienlijk vergroten dank zij aanvullende spel- en speel- regels". Goed en kwaad In die zin mogen we bij de verzon nen wetenschap nog veel ontwik kelingen verwachten, denkt prof. Swan Liat Kwee. „Het kan niet anders of science fiction zal van aard en functie gaan verande ren in plaats van beperkt te blijven tot een subcultuur. Een groot aantal mensen heeft het gevoel te leven in een overgangstijd vol tegenstellin gen en paradoxen. Science fiction helpt ons niet die allemaal op te lossen en op te heffen, maar wel ermee te leren leven. Het thema van de natuur contra de techniek is in wezen niets anders dan een mo derne versie van het eeuwenoude probleem, waarin goed tegenover kwaad staat. De gedaanten waarin natuur en techniek, goed en kwaad zich aan ons voordoen, kunnen wisselen. Welnu: science fiction biedt ons een boeiende weergave van de schijngestalten die de tech niek kan aannemen. Techniek in de gedaante van machine, robot, computer, wordt gelijktijdig afge schilderd als betrouwbare diener en tirannieke overheerser, die ons van arbeid bevrijdt en werkloos maakt, informatie verschaft en het denken uitschakelt, precisie paart aan starheid". Luc de Vos zegt het zo: „Voor mij beschrijft science fiction in de eer ste plaats de mogelijke strategieën en ontwikkelingen binnen het machtsspel die met maatschappij, met godsdienst en dergelijke te ma ken hebben". Ir. Bosma vult aan: „Science fiction kan meer zijn dan louter verstrooiing wanneer erin aangegeven wordt hoe mensen zul len reageren op hun toekomstige omgeving die vaak technisch be paald zal zijn, hoe hun samenleving eruit zal zien, sociaal, sociologisch". De Vos: „Science fiction kan alter natieve modellen ontwerpen voor de manier waarop de samenleving in elkaar moet steken of waarop de wetenschap gebruikt dient te wor den; alternatieven die al bestaan, DE DREIGING VAN DE VERZONNEN WETENSCHAP maar die nog worden weggemof feld onder één overheersend denk patroon. Science fiction kan clichés in ons denken doorbreken, uit hun samenhang halen, zodat ze opeens een andere dimensie krijgen". Bos ma tenslotte: „Sciehce fiction vormt een zeer gewenste aanvul ling op de gevestigde wetenschap die behoudend en dogmatisch is, die geijkte patronen volgt en vast gebakken zit aan zijn tijd. Science fiction prikkelt de fantasie om, niet gebonden aan heersende methodie ken, na te denken over de dingen en daardoor andere mogelijkheden te gaan bestuderen". Science fiction gaat, kortom, nau welijks over ruimteschepen en ro bots, maar helemaal over het han en heersende afweer tegen sciDc tion. Ze stuiten op angst. 1dt tenschappers zouden bangtfe na te denken over de gevqf het gebruik van de door he gaande wetenschap kan 'ae Wanneer de verzonnen wej^j verheven zou worden tot y van serieus onderzoek, zo'v zich daadwerkelijk bezigD gaan houden met de war lijkheid van de in die verrcJ schreven toekomst. Een enf^ schijnlijkheid. r Ook Annemarie Kindt, ve871 van science-fictionwerkP hoofdredactrice van het bj v land-SF, vindt angst op* hae/i maar dan over een bredèe „Wanneer alle argumenMg noemd en bestreden zijn, fer nog steeds een restpost vaifa tegen science fiction overU alleen maar kunnen du%r emotioneel. Zoekend naarjn zaak voor dat consequente ge nee-zeggen, moeten ernstig kijken naar de be^j die van science fiction uitgi van het luchtigste avontr haal in het genre, zonder1' derde wereldoorlog uitbrrr Russen komen of de P. valt". p De bedreiging schuilt volg^ nemarie Kfndt in het feif verzonnen wetenschap pWr zekerheden op losse schro<Z£ die in de praktijk voor ee worden aangenomen. Zelfi heden als „in elk geval gal een ooit dood" of: „in et blijft een man een man ei nooit een kind krijgen" ku hun kop komen te staan, fiction zaait bij de lezer schouwer (denk aan film, j stripboek) voortdurend twij een consequent alternatie van de wereld of het heeli niet gegeven. Wat in het haal opgeld doet, gaat in gende vrolijk onderuit. „N| eens geen dreiging", aldui marie Kindt. door homme krol het Nederlands Zuivelbureau in Akèn en geestelijk vader van het meest appetijtelijke kaasmeisje dat het vaderland ooit geëxporteerd heeft, maar bovendien nog Prési dent van de Holland Promotion Club. Kortom, Willemse staat al twintig jaar vooraan in de slag om de Duitse zuivelconsument. Bij wie Frau Antje het nog altijd prima doet. Ons kaasmeisje is bij 85 pro cent van de Duitse huisvrouwen een begrip. Niet in het minst dank zij Willemse, die Antje en haar vriendinnen (stuk voor stuk uitge dost in modieus gesneden Volen- dammer dracht) waar mogelijk laat opdraven. Laatst nog lukte het hem weer. Op de Grüne Woche liet hij de Duitse landbouwminister Ertl met de kussen van twee kaasmeis jes en een nieuwe snijkaas overstel pen. En de fotografen maar klik ken en de Hollandse kaasexport maar groeien. Een trotse Willemse: „Ik haal hier in Duitsland twintig miljoen persknipsels". De Nederlandse zuivelexport blijft het uitstekend doën. Vorig jaar maakte ze zelfs een opvallende sprong voorwaarts: van 5,2 miljard naar ruim 7 miljard gulden. „Met die centen kun je onze hele Nederlandse jaarimport aan voer tuigen betalen", illustreert drs. Harm Schelhaas (51), al meer dan een kwart eeuw topman van het Produktschap voor Zuivel in Den Haag. Wapperend met steil op klimmende prijsgrafieken: „Er zit in die zeven miljard een heel fikse waardestijging, vooral in de uitvoer naar derde landen. Maar ook in ki lo's hebben we vorig jaar weer heel wat meer uitgevoerd". Hij toont me een staatje waaruit ik opmaak, dat onze zuivelexport de laatste tien delen dat van de mensheid ver wacht kan worden wanneer derge lijke technologieën eenmaal ruim schoots voorhanden zullen zijn. Over wat we mogen hopen of moe ten vrezen. Ondermaats Voorwaar een onderwerp van stu die dat geen universiteit zou mis staan. En toch die ondermaatse waardering. Hij valt te wijten, zo luidde een van de stellingen tijdens de discussie in Groningen, aan de kwaliteit van de verzonnen weten schap zelf. „Goede uitzonderingen daargelaten faalt de meeste science fiction door haar morele primitivi teit". Bedoeld werd dat de betrok ken schrijvers in hun verre toe komst de dienst laten uitmaken door „dezelfde ordinaire, konke lende en vechtende klieken als de koningen en politici uit heden en verleden". Dit soort auteurs „gaat voorbij aan het uit de geschiedenis zichtbare feit dat technisch-weten- schappelijke en economische voor uitgang de verstandelijke en ge voelsmatige bewustwording van de mens bevordert en daarmee ook de zedelijke vooruitgang, vooral het proces van humanisering". Anderen gaan verder bij het zoe ken van een verklaring voor de Ons kaasmeisje is bij 85 procent van de Duitse huisvrouwen eer z.e \de exporteurs voerden zuive'Wo ten uit andere EG-landen beri vervolgens weer uit te vcsn£ zien blijkbaar mogelijkheqys buitenlandse exporteurs L"^ zien. Maar ze streken daaijje een kleine miljard guldeif l exportrestituties, die u nr als een overbrugging van° naar de wereldmarktprijs"; Hoe kijkt Schelhaas tegerl1711 komst aan? F77' ta „Zeker niet somber. Er zijipoi om onze export te vergrot^e op langere termijn. Met najeli Derde Wereld en Oóst-E(ng een grote potentiële vraj- voedsel. Maar we moeten jf thuismarkt in de EG niet lozen. Want ook daar zijn 0p op kansen. Samengevat: dt0, landse zuivel lijkt tot-200Lj te kunnen groeien". lil Sgjeng^ o'n gezichtshoek a<L egenover science fir begrijpelijk. „Liei Vanuit zo'r afweer tegenover s leszins begrijpelijk, •van het genre blijken vooral mensen te zijn die <1 bedreiging, althans op pap* ten te hanteren. Die een onj de nieuwsgierigheid aan leggen naar het functionel de wereld. Een beetje zin chimpansee dat doet, mp Met een ruime mogelijkhe het stoten van neuzen en II pen van tenen. Science^' ademt een sfeer van zich v kelen, met een losse scheQ noia erdoor laten we f ken hoe het allemaal and kunnen, maar houd me e£ niet aan". Rechtvaardigt toch voor alle academici, <j ningen links hebben laten Uit de mond nog wel van I kundige die er ook een i; hield, en die goede rede' hebben om de uitspraak vt Kousbroek in „Avondrood giërs" te onderschrijven: schap staat tot science fid vakwerk staat tot knutseler PIET SN; jaar in kilo's is verdubbeld en in prijs vervijfvoudigd. „We zijn de grootste in de wereld", zegt Schelhaas eenvoudig. „We I hebben een kwart van de totale wereldzuivelhandel in de vingers. Onze vier grote succesnummers zijn kaas, boter, gecondenseerde melk en melkpoeder in kleinver- pakking". Tachtig procent van onze zuivelex port verdwijnt naar de EG-landen, vooral in Duitse magen. Een markt die „verzadigd" raakt en steeds sterker onderhevig is aan concur rentie van binnenuit. Het aandeel van derde landen groeit dan ook sterk. Vijftien procent van onze kaasproduktie wordt nu al buiten Europa afgezet. En de condens in de vorm van koffiemelk gaat voor 70 procent naar landen buiten de EG. Ook de rijke olielanden kopen steeds meer Hollandse zuivel. „Ik durf rustig te zeggen: er is geen land ter wereld waar onze zuivel niet naartoe gaat'^, aldus Schelhaas. Wat zijn onze sterke punten? „Negentig procent rommel, net zo min voor wetenschapsmensen ge schreven als spookverhalen voor spoken".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 18