Academicus op ondernemersvoeten Hefschip de Ostrea vaart ZATERDAG 1 MEI 1982 WERKEN AAN OOSTERSCHELDE VORDEREN SNEL WAGENINGEN „Tenslotte dit", zegt ir. J. J. Borgesius, zijn aantekeningen samenvou wend. Het moment is geko men waarop hij zijn uitsmijter gaat serveren en die kent hij uit het blote hoofd. „Laat ie dereen die voor zichzelf be gint, eerst Kaas van Elsschot lezen. Dan weet hij in één klap alles wat hij niet moet doen. Hoe heet de hoofdper soon ook weer? Doet er niet toe. Die man zit achter de ta fel met de telefoon en denkt: nou ben ik ondernemer, dus moet ik iets ondernemen. Voordat hij het weet, komt hij om in de muizenissen die hij met zijn ondernemingsdrift over zich afroept". Aardig, maar het kan preciezer. De hoofdpersoon in kwestie heet Laar mans. Fransje Laarmans, zoals hij zichzelf met gaaf gevoel voor pers pectief aanduidt. En zijn beslom meringen verwoordt hij aldus: „Er moet gezorgd worden voor briefpa pier, voor een bureau-ministre, voor een schrijfmachine, voor een telegramadres, voor brievenknip pen en voor een hoop andere din gen, zodat ik het vreselijk druk heb. Ik ben een ogenblik van plan geweest met een paar kazen in mijn valies al de winkels van de stad te bezoeken waar kaas ver kocht wordt. Maar met dat systeem zou mijn kantoor alleen staan en overbodig worden. En ikzelf ben hier toch onmisbaar voor corres pondentie en boekhouding, dunkt mij. Neen, mijn kaas moet door een stel wakkere agenten aan de man worden gebracht. Ik zal een land kaart van België kopen en een vlaggetje spelden op iedere stad waar ik een agent heb aangesteld. Dat geeft een prachtig overzicht". Zo moet het in elk geval niet, wil ir. Borgesius met zijn uitsmijter kaas duidelijk maken. We praten in zijn Wageningse woning naar aanleiding van een recent persbe richt dat nogal opviel door zijn toonzetting aanzienlijk hoger ge stemd dan het plichtmatige mineur van onze in doem gedompelde da gen. „Afgestudeerden Landbouw hogeschool schiepen duizend ar beidsplaatsen door voor zichzelf te beginnen", orgelde de aanhef in kapitale letters. Het bericht bevatte de uitslag van een enquête die het Nederlands Instituut van Land bouwkundige Ingenieurs heeft ge houden onder Wageningse inge nieurs die zelfstandig ondernemer zijn geworden. „Dat kan nog best", bleek de overgrote meerderheid van de ondervraagden te vinden. Reden voor de enquêteurs om de slotsom te wagen: „Een gat in de markt dus voor Wageningse en an dere afgestudeerden die een beetje durf hebben, er niet tegenop zien iets van de grond af op te bouwen en die er weinig voor voelen maan denlang als werkzoekenden inge schreven te staan". Hoofd boven water Ir. Borgesius is zo'n afdgestudeerde. Hij zag het gat, sprong, ging bijna kopje onder omdat hij zich de les van Laarmans te laat herinnerde, en bleef uiteindelijk drijven niet op het luie luchtbed weliswaar dat een academische opleiding tot voor kort in het vooruitzicht leek te stellen, maar in elk geval met het hoofd boven water. Hij doet er wijsgerig over. „Ik ben van mening dat het recht op studie tegenwoor dig zeker niet synoniem is met het recht op een goed betaalde functie in het vak dat je gestudeerd hebt. Je zult met minder genoegen moe ten nemen. Kijk alleen al naar Wa- geningen. In zijn hele bestaan heeft de Landbouwhogeschool 5000 afge studeerden opgeleverd. En nu stu deren er ineens 5000 tegelijk. Grie zelig. Waar ben je mee bezig? Wat verwacht je?" Zelf verwachtte ir. Borgesius een loopbaan in de bosbouw toen hij ging studeren. Dat was het milieu waaruit hij stamde. Op zich al een keuze met beperkingen. Wat heeft Nederland nou helemaal te bieden aan bos? „Ik herinner me dan ook dat die studierichting niet al te zeer werd aangeprezen. Er werd vrij voorzichtig over gedaan, vanwege de schaarse mogelijkheden. Maar ik dacht: waarom zou ik mijn keuze laten afhangen van de arbeids markt? Ik heb iets in mijn mars. Ik kan wat. Ik wil afstuderen in de bosbouw en dan zien we wel weer. Gedurende heel mijn studie heb ik me trouwens verbaasd over die voortdurende kopzorg van anderen - oei, als ik straks maar een baan krijg. Mijn opvatting was: ik hoef helemaal geen baan; ik kan toch ei gen baas worden? Waarom afwach ten tot je iets krijgt? Daar heb ik me altijd tegen verzet". Eigen bedrijf Eigenzinnig. Wageningen immers leidde net als zoveel andere on derwijsinstituten typisch op voor een baan. Het gespreide bedje. Nu de donsdeken opeens niet meer tot de kin blijkt te reiken, komt de weerslag. Uit de reeds eerder ge noemde enquête: „75 procent van de ondervraagden geeft te kennen dat er tijdens de studie onvoldoen de aandacht is gevestigd op de mo gelijkheid een eigen bedrijf te be ginnen. Wil men de zelfstandige vestiging van afgestudeerden be vorderen, dan zou daar in colleges en cursussen meer aandacht aan gegeven moeten worden. Er dient een betere en positievere voorlich ting te komen over de plaats van het bedrijfsleven in de Nederlandse maatschappij". Te veel is bij de studie de aandacht gericht op functies in het weten schappelijk onderzoek, vinden de ondervraagden. Ze pleiten ervoor met name de colleges bedrijfskun de, bedrijfseconomie en marktkun- de in praktische richting uit de bouwen en stafmedewerkers uit de ondernemingspraktijk aan te trek ken. De aanbeveling doet ir. Borge sius huiveren van onbehagen. Ligt hier Laarmans niet op de loer? „Ik denk er in elk geval anders over. Alleen al: het feit dat je bij de aan vang van je studie de mogelijkheid van een eigen bedrijf overweegt, geeft je in de loop van je studie vol doende gelegenheid om je over al die aspecten te oriënteren. Je moet je studiepakket niet te star met het oog op de toekomstmogelijkheden inrichten. Je moet vooral studeren wat je leuk vindt, want de toe komst is toch niet te voorspellen, maar dat je beter zult zijn in iets naarmate je het leuker vindt, dat is voorspelbaar. Doorslaggevend moet dus zijn: wat vind ik leuk? Mits je er maar niet meteen achteraan denkt: het geeft me het morele recht op een baan met schaal 112 of nog hoger". Minder binnenverine Dat niveau te denken valt aan een functie bij Staatsbosbeheer haalt ir. Borgesius op geen stukken na. Door zich in het zelfstandig on dernemerschap te storten, is hij be land op een matras met aanzienlijk minder binnenvering. „Maar een vrij beroep biedt hoop en met een baan zit je meteen vast. Het is het tegengestelde van het vervreem dingseffect. Een vrij beroep geeft je de illusie dat je een boel invloed kunt uitoefenen op de gang van za ken in je eigen leven. Bij een baan is dat verband heel vaag". Ir. Borgesius spreidt zijn eigen bed en hij doet het als bosbouwkundig adviseur. Geen professie die de nei ging veroorzaakt er even de Gou den Gids op na te lopen. Het zou moeten staan tussen borstels en bo ten, maar het staat er niet, want wie heeft behoefte aan advies over bos? Toch bleek op dit onvermoede terrein een gaatje in de markt te kunnen vallen. En ir. Borgesius zag het. „In 1977 was dat. Er kwam toen een nieuwe subsidieregeling voor eigenaren van bos. Om in aanmerking te komen voor finan ciële steun, moesten ze voortaan een beheersplan over kunnen leg gen voor hun bezit. En ze moesten dat plan uitvoeren ook. Vergis u niet: er zijn nog steeds zo'n 1700 particulieren in Nederland die meer dan 5 hectare bos hebben. Die 1700 moesten opeens, wilden ze nog subsidie krijgen, maar het meren deel kon eenvoudig niet. Die mis ten de vakkennis voor het opstel len van een beheersplan". Nu of nooit, dacht ir. Borgesius. De academische spoeling wordt dun, maar hier komt iets mijn kant uit. „En ik dacht: je hebt natuurlijk de grote jongens, de cultuurmaat schappijen, maar de kruimels die zij laten liggen, zijn voor mij nog hele brokken. Er zit stroomversnel ling in het gesloten, gevestigde wereldje van bosbezitters. Ze moe ten op korte termijn iets doen. Daar ligt mijn kans. Beheersplannen". Het was in -dit stadium dat ir. Bor gesius dezelfde fout beging als Laarmans met zijn kaas. Groot schalige aanpak door zich te asso ciëren met een reeds bestaand bu reau voor landschapsarchitectuur. Hij oogstte de voordelen van licht drukmachines die voor hem klaar stonden, van tekentafels inclusief bemanning, van een ratelende ty pekamer maar hij moest de kosten daarvan ook helpen opbren gen. „Ik moest meetillen aan dat kantoor en ik ontdekte al gauw dat de winst niet kwam van al die faci liteiten. Nee, het geld zat in mijn academische werk, mijn nadenken. Ik diende het te zoeken op mijn ei gen niveau". Ir. Borgesius verbrak na een half jaar het Laarmansiaans verbond, ontruimde de zolder van zijn Wa geningse woning en begon op nieuw. „Niet eens een schrijfmachi ne stond er. Maar opdrachten in portefeuille had ik wel, want die vraag naar beheersplannen voor bossen bleef. Zo heb ik het gered. De aanloopperiode is voorbij en van het een blijkt het ander te ko men. Er liggen in de sector van het zelfstandig ondernemerschap voor een academicus als ik mogelijkhe den. Mits je maar serieus je markt verkent, het nodige zelfvertrouwen hebt en vooral niet boven je macht probeert te grijpen". PIET SNOEREN Stalen schuiven Zo kwam men dan tot het bouwen van een stormvloedkering, be staande uit pijlers uit één stuk, waartussen de bodem door een drempel van steenachtig materiaal en dorpelbalken wordt opgehoogd. De pijlers, de drempel en de balken vormen als het ware de kozijnen, waarin stalen schuiven op en neer kunnen worden bewogen. Bij nor male weersomstandigheden zijn de schuiven geheven, zodat het water in het belang van het behoud van het zoute getijdemilieu door de ke ring kan stromen in de Ooster schelde. Bij stormweer worden de schuiven neergelaten. De stormvloedkering krijgt een to tale lengte van ruim 2800 meter en 63 afsluitbare openingen. Daarvoor moeten in de drie sluitgaten geza menlijk 66 pijlers van voorgespan nen beton worden geplaatst: in de Hammen 16, in de Schaar van Rog- genplaat 17 en in de Roompot 33 stuks. De pijlers hebben een voet plaat van 25 x 50 meter en hoogten die variëren van tussen de 35 en 45 meter, naar gelang van de diepte van de stroom. De afstand tussen de pijlers zal 45 meter bedragen. Inmiddels staan die pijlers nage noeg gereed in de immense bouw put op het werkeiland Neeltje Jans. De dijken moeten nog worden doorgestoken en dan kan het schip, de Ostrea, dat ze moet plaatsen en dat nu klaar ligt om ze te bestem der plaatse te brengen, binnenva ren. Een wonder van scheepsbouw en watertechniek. Het schip vaart met de twee poten van de U om een pijler heen en tilt die vervol gens met takels en zware hijsklau- wen drie meter omhoog. Geen sim pel werkje: de pijlers wegen 18.000 ton, de Ostrea kan 10.000 ton tillen, maar door de opwaartse waterdruk wegen de pijlers nog „slechts" 9.000 ton. De eerste pijlers worden begin volgend jaar op hun plaats gezet in de Hammen. Daarvoor zullen en kele proefplaatsingen worden uit gevoerd. Het grootste werk onder water is dan gedaan. Het zandbed is ver dicht en de matten gelegd, die moe ten voorkomen dat het zand onder de dijk weggeduwd wordt door het water. Onherroepelijk De voorjaarsstorm jaagt over de zandvlakte waarop de kerktoren hoge pijlers worden gebouwd op voetstukken van 25 x 50 meter. Een vroege zwaluw verkent de ko lossen naar een mogelijke nestel plaats. De Ostrea ligt onwrikbaar aan de steiger en in de verte, op de Oosterschelde, vaart een visser het zeegat uit. Het dringt dan ineens tot je door, dat hier iets onherroe pelijk aan het veranderen is. Straks, over een paar jaar, zal die Oosterschelde een heel ander water zijn geworden, reguleerbaar en dus veiliger. Milieu en visserij blijven gewaarborgd, maar die eeuwige angst voor een herhaling van de ramp van 1953 zal zijn verdwenen. Dank zij zeven miljard gulden en dank zij onder andere die buitenis sige schepen, zoals de Ostrea. orgesius zag het gat, sprong, ging bijna kopje onder en bleef uitein- jk drijven De pijlers, hoog als flatgebouwen, waartussen straks de schuiven komen te hangen die de storm vloedkering van de Oosterschelde vormen. )e Ostrea aan de stijger bij het werkeiland Neeltje Jans. Tussen de Iwee staande U's worden de gigantische pijlers opgetild. Mausolea in en woestijn voor gestorven /gyptische koningen. Die in ruk maken de 66 betonnen Jijlers, die tot 40 meter hoog in prijzen op de zandvlakte van ig iet werkeiland Neeltje Jans de Oosterschelde. Over en- ele jaren zullen ze allemaal ijn geplaatst en de onwrikba- e kern vormen van een stormvloedkering met be weegbare stalen schuiven. Ze uilen dan op hun plaats zijn ebracht in die grote water- lakte door de nieuwste aan winst van Rijkswaterstaat, het aniefschip Ostrea, één van de noireemdste schepen dat ooit eeft gevaren, 87 meter lang, 7 meter breed en 50 meter jioog, gebouwd in de vorm an een grote letter U, waar- loven nog eens twee U's over- h ind staan. Het schip kan 0.000 ton tillen en de bouw rvan heeft 72,5 miljoen gul- JJen gekost. Het is het derde ivipeciale schip dat in opdracht opran Rijkswaterstaat is Êfebouwd. De twee andere wa- en de Mytilus (40 miljoen ulden), dat tot taak heeft het and onder de aan te leggen tot op een iepte van 15 meter te ver lichten, en de Cardium, een onton dat grote matten onder e pijlers legt. Voor de fabri- age van die matten moest op het werkeiland Neeltje Jans een speciale fabriek worden gebouwd. Kosten: schip en fa briek 150 miljoen gulden. De Ostrea is aan haar proefvaarten en proefarbeid begonnen en is voor alle toeristen die zin hebben om de Deltawerken te gaan bezoeken en dat zijn er al meer dan 200.000 per jaar te bekijken. Het werkei land Neeltje Jans is via een hulp brug met de vaste wal van Schou wen verbonden. De automobilisten moeten hun auto's even voor de brug achterlaten en kunnen met een bus het werkeiland gaan be zichtigen. De moeite waard, al was het alleen maar omdat je je geen idee kunt vormen van de ontzag wekkende grootte van dit project als je het niet zelf hebt gezien. En, zeker niet in het minst, omdat er zo'n soort gevoel bij je gaat ont staan van: „Dat doen wij Hollan ders toch maar mooi even!" Een voorlichtingscentrum op het werk eiland geeft alle reden om dat ge voel nog eens extra te verdiepen. Even een stukje geschiedenis. Met de werken om de monding van de Oosterschelde af te sluiten, is men al in 1967 begonnen- Eerst werden twee havens met loswallen en werkterreinen gemaakt: de werk- haven Schelphoek tegen de Schouwse kust (1967) en de werk- haven Sophia tegen de Noordbeve- landse oever (1968). In deze werk- havens worden de bouwmaterialen die voor de Oosterscheldedam no dig zijn op- en overgeslagen, mate rialen zoals mijnsteen, stortsteen, betonblokken en hout, die met ?1 JL; ÈV scheldebodem werden achtereen volgens de drie werkeilanden Rog- genplaat (1969), Neeltje Jans (1970) en Noordland (1971), het damvak Geul (1972) en de damaanzetten Noord-Beveland (1972) en Schou wen (1972) gebouwd. Aan het eind van 1973 was zo in totaal vijf kilo meter dam klaar, waarvan circa twee kilometer op zijn definitieve hoogte van NAP 11,5 meter. Vol gens de plannen zouden tussen 1974 en 1980 de overgebleven drie diepe sluitgaten, Hafnmen, Schaar van Roggenplaat en Roompot, met steenachtige materialen, zoals stort steen en fosforslakken en vervol gens met betonblokken, grind en zand worden „geplombeerd". Inmiddels kwam er steeds meer druk vanuit bepaalde groeperingen om de Oosterschelde niet definitief af te sluiten. Beter was het om de bestaande dijken te verhogen, op dat in de open Oosterschelde het bestaande zoute getijdemilieu en de schelpdierencultures zouden wor den behouden. Voorstanders van de afsluiting wezen op de beloofde Deltaveiligheid voor de gebieden rond de Oosterschelde. Een in 1973 ingestelde commissie kwam tot de conclusie dat de belangen van vei ligheid en milieu in de Oosterschel de het best zouden worden gediend als de Oosterschelde met een stormvloedkering afsluitbaar zou worden gemaakt. auto's en met schepen van dichtbij of van ver worden aangevoerd. Tij dens stormweer vinden werksche pen zoals zandzuigers, baggermo lens, kranen, bakken en boten in die werkhavens een veilige lig plaats. Ook worden er de matten gemaakt die de beweeglijke bodem van de Oosterschelde tegen de uit- schurende werking van het water moeten beveiligen. Bovendien wor den de werkterreinen van de Schelphoek gebruikt om nieuwe werkmethoden en bouwmaterialen te ontwikkelen en te beproeven. In 1968 werd met de eigenlijke bouw van de negen kilometer lan ge Oosterscheldedam begonnen. Op de hogere delen van de Ooster-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 23