Miljoen blessures tonen noodzaak van betere medische begeleiding George Knobeleen doorlopend kruiswoord raadsel ZATERDAG 10 APRIL 1982 George Knobel. De naam alleen al roept meer vragen op dan er antwoorden zijn te geven. Beroemd werd zijn uitspraak da. Ajax kapot ging aan drank en vrouwen. Waar Knobel zelf aan kapot is gegaan is (nog) niet bekend, maar dat er met de Limburgse oud-mijnwerker iets mis is lijkt niet zo'n gewaagde veronderstelling. Ooit bezat George Knobel de reputatie een niet van succes gespeende voetbaltrainer te zijn. In het bronsgroen eikehout sprokkelde hij niet onaardige resultaatjes bij elkaar, maar hij had zijn hielen in het zuid- Limburgse nog niet gelicht of zijn naam begon al wat af te schilferen. Hier en daar zelfs letterlijk, want de voornaam van Knobel verscheen in de media zo nu en dan zelfs zonder e, dus als Georg. En zoals u weet is er slechts één trainer die daar recht op heeft en die zich bovendien door een vindingrijke scribent nog het 'sir' zag aangemeten: Georg Kessler. Op zich is de botsing tussen het Engelse 'sir' en het Duitse 'Georg' al wat storend, de zo naar het grote geld in den vreemde lonkende trainer heeft zich in het Alkmaarse bovendien weinig nobel gedragen. En daar ligt onmiddellijk de link met zijn collega Knobel. Deze van een coiffure uit de jaren twintig, toen het om hygiënische redenen nog zeer aan te bevelen was zo min mogelijk haar op het hoofd te dragen, voorziene Limburger is er in ieder geval weer aardig in geslaagd de publiciteit te halen. Doordat bij MVV de fungerende trainer Leo Steegman om écht medische redenen verstek moest laten gaan dacht het bestuur van de Maastrichtenaren aan Knobel als tussenoplossing. Voor Knobel afdreef naar oorden, waar autochtonen door hun uiterlijke kenmerken de indruk zouden kunnen wekken een beperkte kijk op het leven te hebben, had de man voor wie sluipwegen even weinig geheimen hebben als mijngangen tenslotte al enige tijd bij MVV gewerkt. Maar nu veronderstellen dat Knobel vlaaiend van enthousiasme terugkeerde naar de Geusselt is zeer bezijden de waarheid. Nog koud op de bank verklaarde Knobel al dat hij er op geen enkele manier trek in had. Sterker, dat men bij het horlogemerk waar hij enige maanden had gewerkt in het Verre Oosten beter bij de tijd was dan in Maastricht. En dat nu kan niet anders dan als verraad aan de goede zaak worden uitgelegd. Het is bekend dat je als voetbaltrainer niet alleen moet beschikken over een erg dikke huid en een dienovereenkomstig gevoel voor humor, maar tevens over een zeer specialistische aanpak voor wat betreft het stimuleren van spelers. Opnaaien, zieken, voeren, wegzetten, het zijn allemaal manieren die in de voetballerij opgang maken als het er om gaat voetballers op te jutten tot betere prestaties. Maar George Knobel heeft een nieuwe dimensie toegevoegd aan de toch al zo rijke verscheidenheid aan manieren om te laten presteren; althans dat dit zijn bedoeling was, mocht worden verondersteld, het werd door Knobel niet bevestigd. Knobel verklaarde namelijk niet eenmaal, maar bij herhaling dat hij het bij MVV helemaal niet zag zitten. En zijn optreden als vervanger van Steegman moest toch echt voor slechts één keer worden gezien. Uitspraken van voetballers, dat is bekend, moeten nog wel eens met een korrel zout worden genomen; trainers dient men, zo blijkt, met nog veel méér reserve tegemoet te treden. En Knobel zeker. Want na zijn eerste heroptreden keerde Knobel terug, verklaarde wéér dat het zijn laatste activiteit was, kwam wéér opdraven en riep opnieuw dat het toen genoeg was en verscheen wederom. Kortom, George Knobel maakte er een ongekende egotrip van. Hetgeen in ieder geval de herinnering aan Heintje Davids weer levendig maakte. Een feit is dat enige dagen nadat hij op last van het bestuur van MVV werd verwijderd toen hij zich toch weer meldde voor de training afgelopen maandag hij zich alsnog bereid verklaarde de Geusselt-equipe tot het eind van dit seizoen te leiden. Waarmee een einde kwam aan een stukje Limburgse voetbalfolklore - hoewel, met Knobel weet je het nooit Voetbal moet weer een raadsel worden, verklaarde Johan Cruijff vorige week in deze krant. George Knobel heeft die theorie van een geheel eigen interpretatie voorzien. Waarmee hij de personificatie is geworden van een doorlopend kruiswoordraadsel. Maar is ten minste iets. TINUS L. BUYS Mosterd wil het financieringspro bleem niet wegwuiven, maar hij is er vast van overtuigd, dat de geld gevers het NISGZ vanwege zijn groot maatschappelijk belang niet zullen laten vallen. Mocht de situa tie toch benard worden, dan zal het bestuur zijn rug strekken. „Als het moet gaan we de barricade op", verklaart de voorzitter. Veel werk Wim Mosterd is één van de men sen, die zeer veel werk in de voor bereiding van het NISGZ heeft ge stoken. De start van het instituut kan worden beschouwd als een be kroning van twintig jaar opereren in de sportgezondheidszorg. Het be gon in 1961 met een functie in de medische commissie van de KNVB. Hij was daarna sportarts van het oranjeteam en vervolgens voorzit ter van de Vereniging Sportgenees kunde. welke functie hij eind april neerlegt. Waarom? „In de sportge zondheidszorg zijn inmiddels zoveel vakbekwame mensen, dat een man niet in verschillende functies hoeft te zitten. Daar ben ik erg gelukkig mee, want ik heb ook nog wat an ders te doen", aldus Mosterd. Wim Mosterd heeft zich inmiddels twintig jaar bemoeid met sport en gezondheid. Is er veel gebeurd in die tijd? „Enorm. Wij weten gigan tisch veel over de relatie sport-ge- zondheid en we zouden nog veel meer willen weten. Het grote pro bleem was en is de communicatie met de sporters om wie het uitein delijk gaat. Zij moeten met de ver worven kennis hun voordeel kun nen doen, maar het blijkt ontzet tend moeilijk om de schat aan in formatie op een goede manier aan te bieden. Vandaar ook de oprich ting van het nationale instituut voor sportgezondheidszorg. Dat moet doorgaan met het verzamelen van kennis en tegelijk er voor zor gen, dat de verkregen inzichten [TONAAL TITUUTWIL TONDHEIDS- X TO IN SPORT HBETEREN - k.k. RSFOORT Hoe krij- ve de sporters zo ver, dat hobby bedrijven zon- ehade aan hun gezond- toe te brengen? Met die fekiri 6aat nationaal insti- Kf voor de sportgezond- Om«iorg (NISGZ) zich bezig- en. Het instituut is medio ari dit jaar opgericht. De ■rgini sfoortse cardioloog Wim rd, voorzitter van het Z, heeft er grote ver- tingen van. aat er om, dat de kwaliteit nabil sportgezondheidszorg in ons rtufn, 'orch opgevoerd. Dat gebeurt /nd.'t e sporters, van hoog tot laag, nkef'e i eenvoudige manier aan goe- r'met [eleiding kunnen komen. Het rd-- aal instituut pakt de zaken aan. Het wil een visie ont- kJL len, adviseren, coördineren, :hten en nog duizend dingen De organisatie van het l is zo ingericht, dat landelijk ionaal via een goede samen- ig tussen medicijnland en ereld alle activiteiten kun- imeriirden gebundeld. Er zijn tal ;n,™ orbeelden te noemen waar- iiei oprichting van een nationaal to ut voor de sportgezondheids- ionki(L.,fQ en goede zaak is. We hoeven maar te wijzen op de on- elbare hoeveelheid blessures, x jaar worden geregistreerd: de 400.000 en de een miljoen, groot deel wordt veroorzaakt ire klunzigheid", zegt Mos- Men heeft niet of onjuist ge- en probeert toch meteen te ren of men heeft de verkeer- irt gekozen. Het kan ook zijn, 19 en leen maar de keuze van het sndu sel verkeerd is geweest. Er Veei veel dingen, die fout kunnen len nadele van de gezondheid, IQ en gerichte aanpak van de fr smen landelijk, regionaal en ifzon I zonder meer noodzakelijk jande straal heiden omvang is vai iks zijn ambitieuze taakstel- s het personeelsbestand van IISGZ van bescheiden om- Het instituut, gevestigd aan Weedestraat in Soest, wordt .6 door zes man gerund. Het nnoei w hand, dat niet alle ver ingen door dit groepje kun- forden ingevuld. Dat is ook n'a'el e bedoeling. Het NISGZ re- erop, dat het in zijn werk gesteund door het „equip- van belangrijke sportorgani- als de NSF en de KNVB. Het Z overkoepelt veertig sport- i en richt zich vooral op de nedische adviescentra 's) en de sportmedische (keu bureaus (SMB's), waarvan er aal respectievelijk dertig en snderd zijn. el het NISGZ een groot gat in zondheidszorg wil opvullen is inisterie van volksgezondheid icheutig met subsidies. Inte- el, het neemt een afwachten- uding aan. Dat is een beetje lig, omdat daardoor de finan- l van het nationaal instituut ondergraven. CRM heeft wel pen waarom het gaat en i met een subsidie van vier en alve ton over de brug. Uit de oto vloeit zeven ton toe en et geld van telebingo kan het mt zijn behuizing in Soest be- eschonden bestuur van het NISGZ zal min zijn best moeten doen om thonden door de forse bezui- te komen. Het heeft niet gescheeld of CRM had een streep door deze post getrok- naar de subsidie heeft de eer- sparingsronde overleefd. Als tcessie blijft aanhouden en wordt gedwongen de bijl in onderdelen van het beleid te wordt het opnieuw span- voor het NISGZ. Voor de Én degelijke uitbouw van zijn ileiten heeft het nationale in- tijd en geld nodig. Wanneer btinuïteit van het NISGZ niet verzekerd door financiële ties dan is deze fase van de ikkeling weinig meer dan een ïrend avontuur met alle on- eid, die daaraan vast zit. Op basis van twintig jaar ervaring in de sportwereld pleit Wim Mosterd als voorzitter van het nationale instituut voor sportge neeskunde voor een betere sportmedische begeleiding. goed doorkomen. Het instituut heeft veel taken, maar ik zou er twee als bijzonder belangrijk uit willen pikken: de voorlichting en de begeleiding van de werkers in de eerstelijnszorg, zoals de huisarts en de fysiotherapeut, zodat zij bij het adviseren en behandelen van de sporters zich verantwoord kun nen opstellen". Juiste weg Weet de sportbeoefenaar door het bos van instellingen nog wel de juiste weg te vinden? „Er zijn in de loop der jaren inderdaad veel bu reaus en instanties gekomen, die wel goed werk doen, maar ofwel langs elkaar heen werken of onvol doende contact hebben met de mensen voor wie ze bedoeld zijn. Daarom is het coördineren zo'n be langrijke taak van het NISGZ. Dat zal zeker lukken, omdat het natio nale instituut als centraal orgaan is geaccepteerd. De instanties, die deel uitmaken van het NISGZ, hebben zelfs aanvaard, dat het na tionaal instituut als kwaliteitsbewa ker van het sportmedische werk optreedt. Dat is werkelijk een unie ke situatie". Maar hoe moet een lid van een voetbalclub contact maken met het NISGZ? Mosterd: „Die hoeft wat mij betreft niet te weten, dat het NISGZ bestaat. Als hij maar profiteert van de vruchten van ons werk. Dat kan gebeuren bijvoorbeeld door de adviezen van zijn sportbegeleider, zijn huisarts of fysiotherapeut. Elke regio moet, ge steund door het NISGZ, zoeken naar een zodanige organisatie, dat de sporters op de meest doeltref fende manier worden bereikt". Jaren zestig Vergeleken met de jaren zestig is op het vlak van de begeleiding enorm veel gebeurd. Zijn de presta ties evenredig gegroeid? Wim Mos terd: „Het is wel aardig om te pra ten over vroeger, pak-weg 25 jaar geleden, maar het is haast onmoge lijk om een vergelijking te maken met de sport van toen. Neem nou even het trainen van de waterpolo- ploeg voor de Olympische Spelen van Melbourne in 1956. Ik heb toen zelf meegedraaid, zodat ik het van heel nabij weet. Misschien hebben we toen acht uur per week geoe fend, meer was het zeker niet. Dat is nu wel even anders. Téchnisch- tactisch is in de afgelopen 20 jaar niet zo gek veel veranderd, maar zo veel te meer op de punten snel heid, kracht en uithoudingsvermo gen. Het waterpoloteam van 1956 zou nu volledig worden wegge speeld". Is het opvijzelen van de mentaliteit nu de sportprestaties zijn gestegen ook een taak voor het NISGZ? Wim Mosterd. „Hier heb ik een boekje over dopinggebruik. Het is geschreven in 1961. Na twintig jaar is de doping nog volop in discussie. Mijn bezwaar is, dat het altijd weer in de medische hoek wordt ge drukt. Alle narigheid wordt op de schouders van de controlerend arts gelegd. Alsof die alleen in staat zou zijn doping in te dammen of zelfs maar te constateren zonder enig spoor van twijfel. Wij zeggen dat doping niet alleen een medische zaak is. Het NISGZ wil best onder zoeken of in ons land werkelijk sprake is van een dopingprobleem, maar als we het doen wordt de zaak wel grondig bekeken. Want aan het vraagstuk zit ook een fi nanciële en juridische kant. Binnen het NISGZ is een commissie ge vormd, die ons binnenkort zal ver tellen of onderzoek moet worden gepleegd en zo ja langs welke lijnen dat dient te verlopen. Stel je nu even voor dat voor het veronder stelde dopinggebruik op de voetbal velden een goed doortimmerd con trole-apparaat wordt opgebouwd ten dienste van de KNVB. Dat kost denk ik, een half miljoen per jaar. Ik vraag me werkelijk af of het NISGZ zoveel geld voor de oplos sing van een deelprobleem zou mo gen uittrekken. We hebben dan praktisch niets over voor de finan ciering van maatregelen, die de ge zondheid van een grote groep sportbeoefenaren kan bevorderen". Bodybuilders In het wereldje van de bodybuil ders worden veel middelen ge bruikt. Iedereen weet het, omdat er dikwijls over wordt geschreven in de diverse fitness-bladen. Vooral over de diverse steroïden (spierver- sterkende piiddelen). Toonaange vende figuren in deze tak van sport vinden dat een goede zaak. Naar hun mening vervullen bodybuil ders in dit opzicht een voortrek kersrol. Zij stellen vast hoever een sportman met doping kan gaan. „Een onbegrijpelijke stellingname. Er is geen enkele reden aan te voe ren, die toediening van anabole ste roïden kan rechtvaardigen. Na tuurlijk mag je niemand de kans ontnemen de top te bereiken. Dat is een unieke ervaring, die diepe spo ren nalaat in je persoonlijkheid. Maar altijd zal de topsporter zich deze vraag moeten stellen: hoeveel kost het me? En hij niet alleen, ook de spelbegeleider moet zijn mond opendoen. Zijn advies legt veel ge wicht in de schaal. Dan zal het best eens voor kunnen komen dat de begeleider een krachtig nee moet laten horen". Blauwe hemel Terug naar het NISGZ. Het insti tuut is bepaald niet uit de blauwe hemel komen vallen. Al in 1968 werd bij de vereniging voor sport geneeskunde (VSG) gepraat over de noodzaak van een nationaal sportmedisch centrum. Er is hard gewerkt om dat centrum van de grond te tillen, maar het wilde niet lukken. In het midden van de jaren zeventig stond het VSG op het punt het bijltje er bij neer te gooien. Met maar drieduizend gul den in kas en als perspectief de ene praatronde na de andere zonder een duidelijk zicht op effectieve maatregelen had het bestuur geen zin nog lang door te gaan. Het wil de afscheid nemen met de presen tatie van een opzienbarend beleids plan met als titel „De toekomst van de sportgeneeskunde". De reactie op het plan was overweldigend. Niet alleen de overheid, maar ook grote sportorganisaties en medische instanties waren er zeer over te spreken. Door de lotto-toto kwam in dezelf de periode geld vrij voor nieuwe initiatieven, zodat vanaf dat mo ment de wens van een deugdelijke sportgezondheidszorg in Nederland weer op de verlanglijst kon worden gezet. Er werd intensief overleg ge voerd tussen de FMS (Federatie van bureaus voor medische sport keuring), de NSF (Nederlandse sportfederatie), de KNVB en de VSG om te komen tot het oprich ten van het nationale instituut voor de sportgezondheidszorg. In 1980 besloten de FMS en VSG tot een hechte samenwerking, die mede tot doel had de sportmedische advies centra en de sportmedische keu ringsbureaus bij het NISGZ onder te brengen. De FMS zou zich als landelijke organisatie opheffen en de VSG zou een groot aantal van haar landelijke taken aan het NISGZ overdragen. Deze besluiten pasten precies in het advies van on derzoeksbureau Berenschot onder het motto „Structuren in de sport gezondheidszorg". Volgens plan De operatie van FMS-VSG is vol gens plan uitgevoerd. Het nationale instituut voor de sportgezondheids zorg is er gekomen. Met een duide lijke organisatiestructuur en met een bestuur, waarin gebruikers en leveranciers ruimschoots zijn verte genwoordigd. De consumenten (sporters) worden vertegenwoor digd door leden van de NSF en KNVB. Verder zitten in het be stuur afgevaardigden van medische instanties, de veertig regio's waarin het NISGZ Nederland heeft opge deeld en van de universiteiten. Voorzitter Wim Mosterd ziet een grote toekomst voor het instituut weggelegd. „Er zal veel werk moe ten worden verzet om ons veelom vattend doel te kunnen realiseren, maar het moet kunnen met de steun, die ons van alle kanten wordt gegeven". ROB VAN DER WERVE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 25