male Iet rentmeesterschap van de heilsoldaat ■V obbejaan Schoepen roeit zich als >en zwemmer tussen alais en Dover Jongens droom werd realiteit H ZATERDAG 10 APRIL 1982 P oriel i .76: «STERDAM In 1974 :rd Cornelis Verwaal voor eerste keer territoriaal nmandant van het Leger Heils in Nederland. Nu zit na twee jaar het interna- aal hoofdkwartier te Lon- n als Europees secretaris ge ïnd te hebben, andermaal die stoel. De nieuwe com- indant mag men hem dus !t noemen; hoogstens de mmandant die terug is van iggeweest. :1 een commandant met nieuwe iblemen. Toen hij in 1974 het be- I aanvaardde, kreeg hij 11.000 ilsoldaten en 450 actieve officie- onder zich. Dat waren 4000 sol en minder dan tijdens de hoog- 'igen van het Leger, gaf hij toe, ir: „We zien bij de jonge genera- een kentering ten goede: ze !mt afstand van de zogenaamde eningen van de maatschappij en terug naar een meer ideële tiling. Daarom ben ik niet pes- itisch". id in d Goui ntratüe' n he. hij echter anno 1982 opnieuw ïl houdt en de koppen telt, ;t hij in zijn hoofdkwartier aan Amsterdamse Damstraat consta- dat de afkalving van het Le- zich heeft voortgezet. Nog weer s 1000 soldaten minder dan toen voor het eerst commandant d. En 100 actieve officieren der. Waar is die veelbelovende itering onder de jongeren geble- rschillende factoren blijken een te spelen. Commandant Ver- tl stipt het vraagstuk van de grijzing aan, een fenomeen dat iral in de maatschappij toeslaat, i ziet gewoon dat de vergrijzing Her gaat dan de verjonging. maar naar het achterblijvende bortecijfer. Allerlei kerken en ikelijke organisaties kampen t hetzelfde probleem. Over de öotiveerdheid van de jongeren we hebbén, maak ik me geen jen. Ik ben er integendeel nog ds van onder de indruk. Mijn enige zorg geldt de verliezen die we lijden door de mensen die ons ontvallen. De recrutering van jon geren houdt daar geen gelijke tred Meer aan de hand Enige zorg? Naarmate het gesprek vordert, blijkt er meer aan de hand te zijn. Commandant Verwaal ci teert uit het hoofd een prognose die hij zojuist ergens gelezen heeft. De komende jaren zal 50 procent van de jongeren de gereformeerde ker ken de rug toekeren. Voegt eraan toe: „De rug toekeren in die zin dat ze zich aan de rand van het kerke- stromingen als bepaalde Pinkster- groepen of charismatische bewe gingen. Want die zie je winst boe ken. Die trekken de belangstelling van een naar verhouding groot aantal jongeren". Toch een kentering dus. Alleen vallen de vruchten niet het Leger des Heils in de schoot. Comman dant Verwaal, tastend naar de juis te woorden: „Ik moet zeggen ik persoonlijk geloof dat het Leger alles heeft om aan de behoefte van de jeugd tegemoet te komen. Zoals ik het zie, leeft er bij een zekere ca tegorie jongeren de behoefte om daadwerkelijk met het geloof bezig te zijn. Bezig te zijn met de bijbel, maar op een andere manier dan doorgaans in de kerken gebeurt. Er leeft een behoefte om samen te ko men, samen de bijbel te bespreken, om van daaruit het christelijk ge loof in de eigen situatie gestalte te geven. Nou: dat doet het Leger heel sterk". Drempels Wat het Leger naar aardse, kleinmenselijke maatstaf gemeten tegen heeft, dat zijn een aantal drempels. „De Pinkstergroepen en charismatische bewegingen kennen nauwelijks drempels", stelt com mandant Verwaal zakelijk vast. „De mensen kunnen er min of daatschap van het Leger des Heils is veel minder vrijblijvend. Bij ons moeten wel drempels genomen worden; daar zijn we ons van be wust Het dragen van een uniform. De aanvaarding van bepaalde voor waarden zoals niet roken en niet drinken. Het accepteren ook van zedelijke opvattingen, over abortus, over homofilie". Dun ijs opeens waarover geschaatst moet worden. Het voorontwerp van de Wet Geliike Behandeling immers, in de volksmond de anti discriminatiewet geheten. Menin gen die als schotsen krakend over elkaar heen schuiven. Comman dant Verwaal wil na ampel beraad het volgende kwijt „Wij komen volgens mij door onze ethische op vatting inzake homofilie niet in botsing met zo'n wet Wij hebben geen afwijzend standpunt tegeno ver homofielen. Onze organisatie heeft homofielen die leven naar hun geaardheid, in dienst, niet al leen administratieve krachten, maar bijvoorbeeld ook maatschap pelijk werkers. Wanneer we men sen zoeken voor dergelijke vacatu res, kijken we niet naar de sexuele geaardheid van de kandidaten; dan kiezen we de beste". Het Leger trekt volgens comman dant Verwaal de grenzen zeer ruim, veel ruimer dan sommige an dere christelijke instellingen dat bij hun personeelsbeleid doen. Alleen hij of zij die als soldaat wil toetre den een kwestie van vrijwillig heid kriigt een grens opgelegd. Of liever: legt zichzelf een grens op. „Wij zeggen: u bent welkom als soldaat, ook al hebt u een homofie le geaardheid. Maar wij zeggen er bij: als heilsoldaat is het niet aan vaardbaar dat u homofiele contac ten hebt zoals man en vrouw con tact met elkaar hebben". Een vergelijking met roken klinkt in dit verband banaal, maar ver duidelijkt misschien toch iets. Com mandant Verwaal, meer nog dan zojuist zoekend naar het meest pas sende woord: „Wij zijn niet tegen rokers. Maar van onze soldaten verlangen we dat ze het roken ach terwege laten. We vragen zelfver loochening van onze soldaten zeker, zo mag u het stellen. Zelf verloochening op allerlei terreinen. Het Leger kost een soldaat tijd, geld, privacy. We hebben nu een maal met een kleine groep een enorm takenpakket op ons geno men. Wie zich bij het Leger wil aansluiten, dient bereid te zijn tot het zetten van extra stappen, tot het betalen van een prijs. In dat licht moet ook de onderwerping aan bepaalde ethische normen ge zien worden. Maar nogmaals: er is geen dwang, want niemand hoeft soldaat te worden en wie het toch wil, weet waaraan hij begint". Deze hobbel genomen zijnde, wijst commandant Verwaal erop dat het Leger numeriek, in cijfers uitge drukt, de neergaande trend van an dere christelijke kerken en groepe ringen volgt, maar dat het beeld in de afdelingen minder somber is dan de terugval in het aantal leden zou doen vermoeden. „We hebben te maken met een naar verhouding grote groep die gemotiveerd is. Het probleem ligt op het methodische vlak. Hoe pakken we het in 1982 aan?" Allesbeslissend simpele, maar voor elke kerk allesbeslissende vraag, vindt commandant Verwaal. „En zeker voor het Leger. Ik denk dat het antwoord ligt bij een zeer gerichte aandacht voor het bijbelse rentmeesterschap. Het betekent, in een paar woorden: je hele leven be zien vanuit de gedachte dat het niet aan jezelf toebehoort, maar aan Goden nu bedoel ik alles, alles wat de mens is, wat hij heeft, wat hij te geven heeft. Ik wil er op kor te termijn de eerste aanzet toe ge ven dat binnen het Leger het be grip rentmeesterschap heel serieus genomen gaat worden, niet alleen door de korpsafdelingen, maar zelfs door het maatschappelijk werk. Ik hoop en geloof dat het besef van' het rentmeesterschap onze mensen aan het denken zal zetten over de vraag: ben ik goed bezig met mijn tijd of gebruik ik te veel tijd voor mezelf? Moet ik de zaterdag voor mezelf houden of moet ik juist ook op zaterdag bezig zijn met de ver kondiging van Gods Koninkrijk?" Wanneer daar, vanuit de bijbel, een zuiver inzicht in komt, zullen heil soldaten en andere medewerkers hun tijd inderdaad beter gaan ge bruiken, denkt commandant Ver- waaL „Ik noem het jeugdwerk waar we grote verliezen hebben ge leden. Ik noem de openluchtver kondiging. Het gebeurt wel, maar niet genoeg. Overigens is dat rent meesterschap geen organisatorisch beginsel, maar een geestelijk. Het gaat om een proces van geestelijke heroriëntatie. De tijd die ik heb, is niet van mij, maar van God en als zodanig moet ik hem meer gericht gebruiken. Dat principe. Wat het in de praktijk betekent, kun je ver volgens per korps invullen., Het verschilt van plaats tot plaats". Over verkondiging gesproken: de landelijke evangelisatiecampagne „Project 82" gaat zijn derde fase in en claarmee naar zijn hoogtepunt. Gods woord, volgens critici met agressieve Amerikaanse verkoop- middelen aan de man gebracht. De evangelische boodschap in kant-en klaar pakketten bij de mensen op de deurmat gezet, met het touwtje er nog om. Geen Nederlander die er dit vooijaar niet mee geconfron teerd gaat worden, al hebben de hervormde kerk en de gerefor meerde kerken zich van deze vorm van evangelisatie gedistantieerd. Hoe is de opstelling van het Leger des Heils? Het motto van de cam pagne „er is hoop" blijkt com mandant Verwaal uit het hart ge grepen. „Ja. Wij als Leger hebben letterlijk op hoop van zegen voor deze zaak gebeden. Maar we heb ben het aan de plaatselijke afdelin gen overgelaten of ze daadwerke lijk deel willen nemen. Een kleine organisatie als de onze kan niet aan alle initiatieven meedoen. We zijn beperkt in onze mogelijkheden. Die kritiek op de gekozen methode? Ach, het Leger is vroeger ook ver ketterd om zijn methoden, maar we zijn doorgegaan omdat we met onze methoden kennelijk de boodschap toch bij de mensen konden krijgen. De boodschap, daar gaat het om. Er is hoop, want we hebben het evan gelie. Ik vind dat iets om ons over te verheugen. En de kritiek, die vind ik van secundair belang. Het Leger staat allereerst heel positief tegenover elk initiatief dat de hoop verkondigt". PIET SNOEREN feiwi* Commandant C. Verwaal, vcor de tweede maal bevelhebber van het Leger des Heil3. door tot ik niet meer kan. Frank Sinatra is 66 en Maurice Chevalier was in de tachtig toen hij nog op trad. Als de tijd van gaan gekomen is, dan ga ik. Zover is het nog niet. Ik train soms een paar uur per dag. Dan damp ik van het zweet Vijf kilo is er zo af". Schweinefleisch Zweten. Bobbejaan weet wat hard werken is. Als broekie trad hij op in de oorlogsjaren in Antwerpen. „Ik zong toen Zuidafrikaanse lied jes. „Mama, ik wil een man hè". Toen kwam het couplet over de Duitse man. Een Duitse man die wil ik nie, want Schweinefleisch dat lust ik nie. Een geweldig ap plaus van tien minuten. Na afloop kwamen de Duitsers. Ze sloegen me verrot en ik moest het gevang in. Drie weken heb ik niets gege ten. Mijn zuster kon aantonen dat ik me aan de tekst die nota bene door de Duiters zelf was goedge keurd, had gehouden. Na de oorlog optreden voor de Amerikanen. Een paar jaar later naar Nederlands-In- dië. Geen idee dat het daar hom meles was. In mijn hotel in Solo vlogen me de kogels over het hoofd. Ik geloof dat ik 127 maal voor de Nederlandse troepen ben opgetreden, vaak in afgelegen ge bieden". Het gesprek gaat verder. Over de „Bonte Dinsdagavondtrein" en de successen in Amerika waar hij de show van Ed Sullivan haalde. Zijn samenwerking met manager Ja- ques Kluger, „een geweldige man". Na Amerika ging hij naar Dene marken waar hij met een Deens liedje het publiek tot grote geest drift bracht „In Denemarken kreeg ik de kans naar IJsland te gaan. Ik verwachtte een goede organisatie, maar niets daarvan. De organisatoren waren bestuursleden van een plaatselijke voetbalclub. Het ontbrak er aan al les. Ik vroeg om een conferencier. Die kwam. Een kerel van twee me ter twintig. De man werd ziek en de secretaris van de club moest het maar overnemen. Een piepklein ventje. Hij kon van de zenuwen geen woord uitbrengen. Ik ook niet, want ik lag slap van het la chen". De Kongo komt ter sprake en de shows in Duitsland waar hij naast Catharina Valente optrad, en zijn circus niet te vergeten. Vlaanderen liep leeg om zich van een plaatsje in de tent te verzekeren. Aan het eind van de jaren vijftig kwam de grote klap. „Café zonder bier" werd over heel Europa geëx porteerd. Pub with no beer. Café sans export en Ich stehe an der Bar overspoelden bomvolle zalen. Jode lend en zingend zette hij de Deutschlandhalle in Berlijn 23.000 Duitsers op zijn kop. Een paar jaar later deed hij het in de Wienerhalle nog eens dunnetjes over. De ster van Bobbejaan deed die van Valente en Dalida verbleken. Moeras We schrijven het jaar 1961. Mis schien wel het belangrijkste in het leven van Schoepen. Op 36-jarige leefhd trad hij in het huwelijk met de Nederlandse Josée Jongen en in hetzelfde jaar begon hij met de bouw van een grote showzaal in Lichtaart. Bobbejaan: „Een paar Natuurlijk ontbreekt ook in Bobbejaan- land de souvenir winkel niet Bobbejaan en vrouw Josée bij hun reusachtige Amerikaanse slee, hun handelsmerk. jaar daarvoor had ik de grond ge kocht. Een stukje bos in de Kem pen. Het bleek echter een moeras te zijn. Je zakte weg in de blubber. De Nederlandse Heidemaatschappij kwam om al het slijk weg te halen. Onder de modder zat namelijk wit zand en dat was geschikt voor de aanleg van een strand. Van Bobbe- jaanland was nog geen sprake. Dat kwam veel later. Maar het begon met die showzaal. Altijd op reis is ook niks. Door de bouw van zo'n zaal konden de mensen naar mij toekomen. En je moet niet vergeten dat Vlaanderen op dat gebied niet zoveel te bieden had. Pas in 1964 ontstond het idee van een pretpark. Maar het heeft meer dan tien jaar geduurd voordat er van een echt recreactiepark sprake was". Zijn inspiratiebron is het Wilde Westen. Niet zo verwonderlijk, want als zoon van een hoefsmid kwam hij al vroeg in de ban van het paard. Het werd een ware pas sie. Zo kocht hij in Amerika het paard van de filmheld Zorro. Tot op de dag van vandaag is de sfeer van het Wilde Westen in Bobbe- jaanland te proeven. Een compleet cowboy-dorp in de Belgische Kem pen. Schoepen laat zich er graag fo tograferen. De jongensdroom is uit gekomen. Het verklaart de volwas sen man in het western-kostuum. Trots als een pauw loopt hij door zijn museum. Centraal staat zijn praalauto, een buitensporig gevaar te, het handelsmerk van de firma Bobbejaan. Een brok kitsch temid den van indrukwekkende Indiaan se kunst. Ook in zijn werk is Schoepen een man van uitersten. „De jodelende fluiter", Johanna en een student uit Heidelberg gaan hand in hand met het meest sucesvolle levenslied van Nederlandstalige bodem. Niet Gert Timmermans maar Bobbejaan Schoepen schreef en componeerde „Ik heb eerbied voor jouw grijze haren". „Ik had nog nooit van die Timmermans gehoord. Hij vroeg of hij het nummer mocht opnemen. Toen ik het hoorde kreeg ik er groene haren van. Wat een slij merd. Maar ja, het verkocht wel. Maar nooit, nooit heb ik ergensjje- lezen dat Timmermans dat num mer aan mij te danken had. Ik hfcb trouwens voor veel artiesten ge schreven. Catharine Valente, W511 Tura, Therèse Steinmetz, Cöttfiy Vink en Heino om er maar een paar te noemen. Hoe schrijf je eèn hit? Ik weet het niet. Maar her is wel belangrijk voor een artiest Pas geleden heb ik twee nieuwe num mers opgenomen. „Mijn schimmel" en „Wat een leuke meid". Zou lèük zijn voor het park als ze het göëd zouden doen". Nederlanders Het park. Jaarlijks goed voor 600.000 bezoekers, onder wie veel Nederlanders. „Geweldig publiek hoor. Zuinig? Helemaal niet. Neem die actie van Mies Bouwman op de tv. Dat zou in België nog geen kwart van het toen bijeengebrachte bedrag opbrengen. Het gesprek komt op geld en de re cessie. „Wat recessie? De mensen hebben toch van alles. Ik heb in heel mijn leven nog nooit wat an ders gehoord dan dat het slechte tijden zijn. Ik ga gewoon door "te rugkeren kan niet meer. Ik voel me als een zwemmer halverwege Calais en Dover. Probeer het béste er van te maken. De investeringen zijn enorm. Miljoenen. Maar wat is nu een paar miljoen. Niet meer dan een klein stukje autoweg. Of je nu 50 franc of zoveel miljoen schuld hebt, als het zover is staat de deur waarder toch voor je deur. Nee, ik wil dat de gewone man zich hier voor een heel redelijk bedrag kan vermaken. Blinden hebben gratis toegang en met invalide mensen heb ik alle rekening gehouden. U zult bij mij in het park geen trap pen zien. Dat kost veel geld ja. Zonder de bank kom je er niet. Maar ook de bank heeft de mensen nodig. Als iedereen plotseling zijn geld van de bank zou halen was het ook niet goed. Da's nog veel erger dan een café zonder bier, zunne". DAVID LEVIE >b en Josée trouwden in 1961. In hetzelfde jaar werd begonnen met de bouw van een grot iwzaal in Lichtaart CHTAART Hij komt pas als hij de feestzaal binnen- pt. Net als zijn geliefde H* ard moet hij eerst de stal iken. Met een achteloos ge- P' ar schuift hij zijn enorme wboy-hoed achter op zijn ofd. Bobbejaan Schoepen ilt zich in zijn element. De* aamse troubadour haa'it >p adem. Zijn ogen flikke en kijken rond alsof ,ze ar het eerst kennis mafeen t de omgeving. „Hier t reed n keer Per daS °P iiii het Rijs, Igseizoen. Nooit plajyback, nt dat is voor een, Artiest i bewijs van onkunde. Men- M bedriegen is hiej5r niet bij. -'"is heb ik geen^fbeen meer jp te staan, n&fear als ik al ^&9.usi?5uie mensen zie, •geet ik mijn moeheid. Ik dan eigenaar zijn van Belgisch grootste pretmachine, Bob is in de eerste plaats artiest. Hij is verant woordelijk voor het artistieke be leid in zijn bedrijf. „Jong talent krijgt van mij een kans. Als mijn tijd voorbij is moeten er toch weer nieuwe komen. Ik ben nu 56 en ga mag dan wel eens onder de toon zingen, maar het is echt. Daar houd ik van, daar leef ik voj^'L Ee»n volwassen man in een glitte rend pak en een enorm hoofddek sel. Zijn beroemde auto staat veilig opgeborgen in zijn eigen museum. Het gigantische voertuig is zijn symbool, zijn handelsmerk gewor den. Alles is groot aan Bobbejaan. zijn carrière, zijn pretpark van 30 hectare, zijn huis, zijn succes. De enige uitzondering vormt het feno meen zelf. Hii komt bescheiden, ja zelfs wat verlegen over. Over zijn bezit zegt hij, „Geld is gemaakt om uit te geven. Er zijn geen arme en geen rijke mensen. Wel gezonde en ongezonde. Ongezond is het in de Derde Wereld. Laten we die stak kers in godsnaam helpen, met ma chines, met water". Het lijkt barokke praat maar wie de moeite neemt om Bobbejaan te doorgronden weet beter. Hij mag

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 21