Ik ben geen demonstrant, trek het boetekleed
niet aan en loop niet met stickers op mijn jas"
j
■JA 18
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1982
,N MULDER KRIJGT VAN EEN STADION NOG STEEDS KIPPEVEL
»«av
Mi
Ichrijf liever dan ik praat,
toil van schrappen. Zo
jact, zo zuiver mogelijk
In mijn woorden
k niet schrappen
'ulder, ex-voetballer van
i, Anderlecht en Ajax,
i zichzelf „vrij saai",
paal ben ik slecht, zoals
je Groninger. Ik denk
bij wat ik zeg. Een Gro-
er praat lijzig, heeft geen
k Als een Groninger Hol-
s praat, gaat dat ineens
li snel. De woorden ko
er verwrongen uit. Daar
jk ook last van. Ik denk
ook, dat ik niet de aller-
ste snuiter ben om aan te
Ijk gezegd valt dat wel
In het begin turen de
i nogal eens naar de stille
pr, maar eenmaal aan de
flel op de heide in zijn
aplaats Bussum raakt de
wat losser. Over het mys-
van een stadion; over de
t voor demonstraties; over
Jwee naar vroeger jaren
Iver de onzin van geld
ieven voor een goed doel.
>UM Zo af en toe krijgt Jan
fer die brok in de keel weer.
It overmand door (zeg maar)
[es naar een periode, die er
meer is. Naar vrienden, die
Izijn. Hij snapt er niks van,
tochIk word altijd een
I week van binnen, als ik in
iel ben of naar Anderlecht
Voor de zoveelste keer blikt
de verte, zwijgt voor mense
begrippen heel lang. Prevelt
veer een paar zinnen: „Onbe-
lijk allemaal. Een voetballer
iet begrip van tijd. Ineens ben
eend, dan ben je weer verge-
)e overgang is te abrupt. Je
in het verleden leven". Te-
ituurlijk eigenlijk, dat rare
brige gevoel in de maag. Hij is
Haal niet zo teergevoelig, hoe-
hij krijgt de laatste tijd een
jlijke behoefte weer oude ar-
ïlms uit zijn voetbalcarrière
te zien. Voor zijn zoons, zegt-
aar ook een beetje voor zich-
Kijken naar zijn (overleden)
hem even horen praten. Per
ran rekening heeft die veel
hem betekend. Heimwee naar
er? Nee, een beetje misschien,
jallen was (en is het nog wel
ttf meer) alles voor hem. Uit
at en uitgeschreven raakt-ie
wijze van spreken nooit over.
jn zesde stond Jan Mulder al
de lijnen. Op straat, tegen de
Puur natuur zoals het ook
Hij stond met voetbal op,
er mee naar bed en als hij die
ilessure niet had gehad, speel-
j nu nog. Op z'n zesendertig-
et als Cruijff. Minder fanatiek
|waar, minder verbeten. „Ik
ten dromer. Ook op het veld.
esultaat zei me weinig, hoewel
el wilde winnen". Dat sta-
Daar bekropen hem toch
wel even de kriebels. „Bij het
nkomen al. Even naar het pü-
kijken. En dan die trilling
je heen voelen gaan. Die
Hij geniet er nog van. „Ik
»ek op stadions. Ik droomde
van één ding: zoveel mogelijk
;k. Dan speelde ik ook beter,
eluid, heerlijk, daar kreeg ik
vel van. Ja, die roes heb ik nu
Ms ik nu met dat Franse ar-
lielftal ergens in een stadion
voel ik die trilling weer. Ik
een zwak voor. Dat je in een
in puur kunt genieten, dat is
mooi".
and, die prachtig voetbalt is
eel moois. Als Cruijff een ver-
ilijke beweging maakt en een
adion ligt daar even van ach-
er, dat is schitterend. Dat heb-
nensen nodig: genieten van
lat ze zelf niet kunnen. Een
ihow, ja".
e zelf graag iemand iets doen,
ij heel goed beheerst. Bewon-
g is toch niet vies? Als iemand
voetbalt, ja, dat heeft iets
Tja, kunst is ook mooi hoor,
dat hangt stil. Hoe een li-
i kan bewegen, daar kan ik
h over worden. Die warmte,
mand uitstraalt, dat werkt op
instekelijk".
schaatsers bijvoorbeeld gaat
en rechtop zitten. Dan borrelt
lationalistische Hollandse ge-
van „Ard-en-Keessie" bij hem
i. „Ik ben helemaal geen na-
ist, maar toen Hilbert van der
wereldkampioen werd, ja
wel. Toen voelde ik me echt
nder. Misschien heeft het ook
ken met het feit dat schaatsen
olland hoort. IJs en winter
van ons. Geen enkel ander
snapt daar iets van".
pure individualisten neemt
pet diep af. Zelf stond hij in-
I in het voetbalwereldje be-
als een lastpost. Lang niet zo
gereid en politiek bewust als
irbeeld Oeki Hoekema. Maar
op z'n tijd impulsief en be-
jk recalcitrant voor trainers,
voor een autoritair type als
er. In trainingspakken alle-
naar de bioscoop. Bij het min
ste geringste, dat pakkie aan. Uni-
formen-gedoe. hij moe(s)t er niks
van hebben, maar accepteerde het
toen wel. Ging niet op zijn strepen
staan. Ook niet als er weer zo nodig
naar een idioot trainingskamp af
gereisd werd. „Daar kreeg je dan
de stomste films te zien. Misdaad-
en cowboyfilms vlak voor de wed
strijd, dat was goed voor je motiva
tie, zeiden ze dan. Dan werd je op-
gejuind".
En nu, pakweg vijftien jaar later, is
er nog niks veranderd. Ivic, trainer
van Anderlecht, laat het elftal met
Oud en Nieuw ergens in een hotel
logeren. Jan Mulder wijst naar zijn
voorhoofd. Maar oké, ook dit soort
onmenselijke discipline had hij
geaccepteerd. „Je bent prof of je
bent het niet".
Strafexcercities zou hij geweigerd
hebben, zegt hij. Zoals toen bij Bro-
kamp, die van Michels een week
lang om acht uur alleen moest gaan
trainen. Nee, dan had hijHoe
wel, hij kijkt niet met spijt terug.
Dat wereldje had z'n beperkingen.
Maar dat alles valt in het niet bij
wat hij er voor terugkreeg. Het
geld bijvoorbeeld, want door het
voetballen leeft hij nu prima, 't
Kon minder, maar 't kon bijna niet
meer.
„Als ik die voetballerij niet had ge
had, had ik me niet zo'n geluksvo
gel gevoeld, denk ik". Grinnikt wat
verlegen en zwijgt weer.
Wat hem in al die voetbaljaren
echt een kick heeft gegeven, is het
omgaan met mensen. De kleedka
mer, het clublokaal en vooral het
reizen naar verre landen. „Ik ben
op mensen gesteld. Ik houd van
hun gezelligheid. Van warmte, van
sfeer. Toen ik stopte, miste ik dat
wel, het groepsverband. Een café
vind ik ook fijn om te komen.
Beetje dom babbelen".
Natuur
Nee, een natuurmens voelt hij zich
niet. „Tegen eenzaamheid kan ik
niet. Alleen op de hei? Oh, nee
hoor. Ik kan niet zeggen, dat ik me
erg gelukkig voel in een bos. Ik
vecht wel voor elke boom, die ze
willen kappen. Van de natuur moet
je redden wat er nog te redden
valt Maar als er alleen natuur zou
zijn, zou ik denken: waarvoor ei
genlijk?"
Vertelt dan over de componist Gus-
tav Mahler, die componeerhuisjes
bouwde in Gods vrije natuur, waar
hij muziek schreef. Met musicus
Bruno Walter wandelde hij eens
naar zo'n huisje toe, waarop Walter
in verrukking uitriep: „Wat een
fantastisch landschap is het hier".
Zei Mahler: „Kijk daar maar niet
naar. Dat staat allemaal op papier".
Een brede grijns. „Begrijp je? Men
sen maken het toch leuker. Zo'n
bergHaalt de schouders op en
blaast even de wangen vol lucht.
„Wat moet je er mee? Ik vind de
mens toch een stuk mooier dan de
natuur. Je moet niet denken, dat ik
allemaal wonderen van de mensen
verwacht. Oh nee, zeker als je nu
om je heen kijkt. Maar toch word
ik soms door iemand anders geïn
spireerd".
Literatuur
Hij heeft dat sterk bij de literatuur.
Dat komt ook een beetje omdat hij
zelf schrijft (columns in De Tijd, De
Volkskrant,* Le Monde en een Bel
gisch blad), maar het heeft ook te
maken met de belezenheid, de er
varing van zo'n schrijver, zo'n
dichter. „Ik geloof, dat als je het
één en ander hebt gelezen, ie daar
baat bij hebt als je het lastiger
krijgt in het leven. Literatuur kan
je troost geven als je iets ergs over
komt. De ervaring van anderen
helpt mij wel. Je kracht wordt uit
gemaakt door je kennis. Ik bedoel
niet: de man, die meer weet, maar
de man, die meer levenservaring
heeft. Van Tsjechow of Gogol bij
voorbeeld profiteer ik. Ik zou toch
wel gek wezen als ik al dat mooie
niet las. Ellende wordt minder
erg", zegt hij, „als je weet dat die
ander het net zo heeft beleefd en
het zo prachtig heeft verwoord.
Dan heb je een soort verdeling van
ellende".
Protest
Jeugdherinneringen borrelen bo
ven. Winschoten, zijn geboorte
plaats Het gaat hem door merg
en been. Niet zozeer de werkloos
heid, de teloorgang van Oost-Gro-
ningen, ligt hem na aan het hart,
.nee, het is de „schandelijke puin
hoop" in Winschoten, die hem
steekt. „Volkomen verwoest door
hordes idioten. Als ik toen nog in
Winschoten had gewoond, was ik
in opstand gekomen. Nee, ik ben
helemaal geen demonstrant. Oh
nee! Niet met kettingen aan de bo
men of blokkades voor de trein".
Of hij zich ergens voor wil inzet
ten? Beslist: „Nee, voor niets en
niemand. Ja, voor mezelf misschien
en mijn gezin. Om te overleven.
Misschien uit een soort fatalisme.
Ik zit niet de hele dag treurig te
zijn, maar het wordt te bar om je
heen. Ik ga me echt niet de hele
dag schuldig voelen over de hon
ger, de ellende in de wereld. Je
moet soms een beetje proleterig
jjoen".
Jan Mulder: „Ik
zou de eerste
zijn, die het wel
deed als een
wet of regering
zou opleggen
alle bezit in te
leveren. Maar
uit mezelf doe
ik het niet".
„Je kunt je hele leven een sticker
met „Stop de neutronenbom" op je
jas dragen, maar ik niet. Ik heb
geen zin in dat boetekleed. Je kunt
één ding doen: op een partij stem
men, die tegen dat onrecht is. Ik
benadeel niemand, ik buit niemand
uit. Ik laat het geld rollen, dat ik
verdien, maar voor de rest kan ik
niks voor de wereld doen om die te
veranderen. Ik probeer redelijk en
aangenaam voor anderen te leven
en van niemand te profiteren. Ik
ben gewoon saai".
Bij demonstraties zul je hem niet
gauw aantreffen. Zelfs op de mas
sale vredesdemonstratie van 21 no
vember in Amsterdam ontbrak hij.
Waarom? „WW bestond toen vijf
entachtig jaar en dat vond ik net
iets belangrijker
Angstig mijdt hij demonstraties met
een mogelijk gewelddadig karak
ter. „Ja, ik ben bang voor mijn
hachje. Ik wil niet een toevallige
klap tegen mijn slaap krijgen. Ik
wil niet sterven voor de revolutie.
Helemaal niet, ik zal nooit de held
van de revolutie worden. Leuk
hoor, als één of andere huichelaar
bij je graf zegt: „Het was toch zo'n
dappere krijger, we spelden hem
postuum het erekruis op". Poeh,
dank-je-wel".
„Voor welke roeping of goed doel
dan ook, ga ik mijn leven niet ge
ven. De goede zaak vind ik mezelf.
Ik ben geen held, ik ben niet dap
per, ik ben zo laf mogelijk. Ik zou
alleen mijn leven voor iets over
hebben, als ik radicaal kon veran
deren, als al die miljoenen in Afri
ka en Azië daardoor niet meer zou
den sterven".
Voor iemand als Franciscus van
Assisi heeft hij weinig respect. Uit
een soort roeping gaf die al zijn be
zit weg. Zoiets zal hij nooit doen,
hoe geëngageerd hij zich ook voelt
met het lot van de armen, de hon-
gerigen.
Geld
„Ik vind geld niet vies. Niet omdat
ik geld heb, is er honger, maar om
dat wij al dat geld zo dom verdelen.
Miljoenen sterven de hongerdood
omdat wij die verdeling met wa
pens in stand willen houden".
Als voetballer al, maar ook nu nog,
krijgt hij soms het verwijt: „Je
praat lekker links, maar je vreet
rechts". Inderdaad, als voetballer
heeft hij goed verdiend. Bij Ajax de
laatste jaren een paar ton per jaar.
En als hij momenteel zou voetbal
len, zou hij acht ton verdienen, zegt'
„ik vind het niet hypocriet als ik
zeg: ik geef niet al mijn geld weg
aan een goed doel. Mijn carrière
heeft tien jaar geduurd. Ik heb
daar alle risico's voor genomen. Ik
heb geen pensioen zoals een chi
rurg. Tien jaar topvoetbal spelen:
mag je het dan tien, vijftien jaar
even uitzingen, voordat je definitief
iets anders zoekt? Als ik nu al mijn
geld weggeef, gooi ik het in een bo
demloze put. Dat weggeven lost
niks op. Er komt alleen één pro
bleempje bij: dat van jezelf".
Aandelen
Met de sloten geld, die voetballers
verdienen (Rep zeven ton, Becken-
bauer anderhalf miljoen, Neeskens
één miljoen dollar om maar wat
namen te noemen) weten ze zich
soms geen raad. „Geld", zegt Mul
der nadrukkelijk, „is een probleem
voor voetballers. Als aasgieren lig
gen louche projectontwikkelaars op
de loer om ie te adviseren. Koop
die grond, koop die panden of
schrijf je in op die aandelen!
Cruijff, die voor de groenvoorzie
ning bij één of ander bouwproject
in Saoedi-Arabië moest zorgen, is
mooi op de kouwe koffie geko
men". Ja, ook hij heeft zijn geld
ooit eens belegd in aandelen bij
KLM en Shell. Na de oliecrisis
kwam daar fiks de klad in. „Ik heb
toen niet alles verloren, maar ook
niet weinig". Hij kon de klap nog
enigszins te boven komen door een
stuk grond in Bussum voor ander
half keer zo duur te verkopen.
Slim gespeeld, want potentiële
kopers wees hij op de gunstige lig
ging: bijna tegenover het huis van
Mies Bouwman
Nu heeft-ie zijn geld belegd in hui
zen en wat grond. Niet in aandelen:
nee, niet uit principe. Moreel heeft
hij tegen zo'n wijze van geld beleg
gen geen bezwaar. Ook niet als het
Shell betreft of handelsbanken. „Je
zou je geld kunnen beleggen in
minder omstreden maatschappijen.
De Algemene Spaarbank Neder
land bijvoorbeeld, die niet in Chili
of Zuid-Afrika investeert".
„Geld beleggen schijnt niet in de
haak te zijn, maar ik buit geen
mens uit Ik weet ook wel dat er
veel mensen kreperen, maar ik
stort mezelf alleen maar in privé-
moeilijkheden als ik al mijn bezit
zou weggeven. Dat is het stomste
en meest zinloze dat je kunt doen.(
Ik zou de eerste zijn, die het wél'
deed als een wet of regering zou
opleggen alle bezit in te leveren.
Maar uit mezelf doe ik het niet".
Nu minder luid, een beetje voor
zich uit mompelend: „Ik voel me in
deze wereld volstrekt machteloos
om iets te veranderen. Misschien
word je dan een beetje cynisch en
egoïstisch
CEES STOLK
„Bij carnaval
is er nooit
dopingcontrole'
Rik Versnel, Paul Doorstra en Sjef
Gruissels zijn profvoetballers. Ve
detten zijn ze niet, zij behoren tot
de categorie werkers, nuttige
krachten voor de trainer én het elf
tal; kortom hun grootste inbreng
ligt in hun arbeid, het dichten van
gaten op het middenveld, het lam-
1 eggen van de gevaarlijke spits van
de tegenstander. Roem oogsten ze
zelden, hoewel Rik Versnel drie
weken geleden nog de winnende
treffer produceerde in de streek-
derby. Kortstondig kon hij zich
toen in de grote achting verheugen
van meer aanhangers dan de zeven
familieleden en de kleine suppor-
tersschare die hem altijd bij thuis
wedstrijden vanuit zijn geboorte
dorpje komen aanmoedigen. Daar
na was Rik Versnel weer terugge
vallen in de betrekkelijke anonimi
teit van het collectief, waar de trai
ner zo op had gehamerd en dat tot
dusver in de competitie had gere
sulteerd in een redelijke positie, net
onder de middenmoot.
Rik Versnel heeft er vrede mee; e-
venals Paul Doors tra, die overigens
vorig seizoen van een Friese eerste-
divisieclub voor een luttel bedrag
was aangetrokken om brekerswerk
in de middenlinie te verrichten, en
Sjef Gruissels. De laatste is van het
trio de routinier, hij speelt al ruim
twaalf jaar in het eerste, gedegen,
nuttig en onopvallend. Die be
schrijving past geheel bij het ka
rakter van Sjef Gruissels, die nog
even als zeventienjarige in de mijn
heeft gewerkt. Die periode, zo mij
mert hij nog vaak als hij in het ge
hucht waar hij woont aan de enige
lokale tap een bron watertje drinkt,
is gelukkig lang achter de rug. En
hij moet er niet aan denken dat nog
eens te beleven. Nee, dan bevalt
zijn huidige leven met een semi-
profcontract van 18 mille en een
paar uur 's ochtends werken in het
magazijn van een ijzerhandel, hem
veel beter.
Afgelopen maandagavond troffen
Rik Versnel, Paul Doorstra en Sjef
Gruissels elkaar in het aardige
huisje van de oud-Fries. Hoewel de
drie niet bij dezelfde club spelen is
er een band gegroeid tussen het
trio. Rik Versnel en Sjef Gruissels
hadden dan ook niet lang geaarzeld
toen Paul Doorstra hen uitnodigde
de voorlaatste carnavalsavond bij
hem door te brengen en weer eens
ouderwets te bomen over voetbal.
De leut van het carnaval had Paul
Doorstra nooit aangesproken en
ook zijn nu al weer enige tijd du
rende verblijf in het zuiden had
daar geen verandering in gebracht
Rik Versnel en Sjef Gruissels wa
ren wel autochtoon, maar het gehos
en gesjor trok hen evenmin aan.
Bovendien, beiden voelden zich
verplicht ook in deze feestperiode
te denken aan hun gezondheid,
vanwege het voetballen. Weliswaar
dachten niet al hun collega's er zo
over, dat wisten ze wel, maar bij
hun trainer - ook geen zuiderling
tenslotte - kon het wel eens in het
verkeerde keelgat schieten als zij
zich enige dagen zouden onder
dompelen in het gedruis; met alle
'evolgen van dien.
lik Versnel, Paul Doorstra en Sjef
Gruissels zaten dus maandagavond
aan de ronde tafel in de achterka
mer van Doorstra's huis. Zij had
den het rijk alleen, want Ietske
Doorstra was wel gaan carnavallen,
onder het motto: een voetballers-
vrouw zit al vaak genoeg alleen en
elke avond om elf uur naar bed
gaan, zoals haar plichtsgetrouwe
man, was dan wel regelmatig, maar
bepaald niet altijd gezellig. Paul
Doorstra zat er niet mee. Hij vond
het met zijn twee voetballende col
lega's ook gemoedelijk en met zijn
vrouw over voetballen praten had
hij al lang geleden opgegeven. Nor
maal gesproken praatten Rik Ver
snel, Paul Doorstra en Sjef Gruis
sels over weinig andere zaken dan
persoonlijke ervaringen op het
veld: de gemiste kans in die be
langrijke wedstrijd, die volledig ten
onrechte ontvangen gele kaart en
die lichte hersenschudding.
Dit keer hadden ze een héél ander
gespreksthema: dopinggebruik. In
hun regionale krant hadden ze met
genoegen gelezen dat er geen con
trole zal worden ingesteld, omdat
het bij steekproeven vastgestelde
gebruik van verboden stimuleren
de middelen nauwelijks wat zou
voorstellen. Rik Versnel, Paul
Doorstra en Sjef Gruissels weten
wel beter. „Ik moet hebben be
hoord bij dat ene procent", zegt Sjef
Gruissels met zijn wat melancholie
ke stem. „Op de dag dat ze bij ons
controleerden had ik inderdaad
een pilletje geslikt Maar ja, dat was
ook wel nodig, want we hadden
toen een zware wedstrijd".
Paul Doorstra merkt op: „Onze ver
zorger vraagt altijd langs z'n neus
weg wie wat wil hebben. Ik denk
dat hij die pillen van de clubarts
krijgt, maar die wil er natuurlijk
niet officieel bij betrokken worden.
Toen ik nog in het noorden voet
balde gebruikte ik nooit wat. Maar
nu ik een stapje hoger speel, en er
veel meer van me wordt gevraagd
door de trainer moet ie wel. Anders
houd je het niet vol. Ik vertrouw
gewoon op de dokter; die zal wel
weten wat kwaad kan en wat niet
Maar het is maar goed dat die con
trole er niet komt Anders zou het
voetbal misschien helemaal niets
meer voorstellen. Iedereen weet
dat je als de ploeg niet draait moet
werken, werken en nog eens wer
ken. Maar niemand realiseert zich
wat je daar allemaal voor moet
doen
Rik Versnel knikt opnieuw begrij
pend. Spraakzaam is hij nooit ge
weest, maar hij is het altijd eens
met zijn metgezellen. Nu echter
zegt hij: „En dan te bedenken dat
al die mensen die nu aan het car
navallen zijn het drie, vier dagen
moeten volhouden. Die zullen ook
wel peppillen gebruiken. Maar
daar is nooit controle op".
TINUS L. BUYS