Karei van de Graaf:
een rusteloze spin in het web
tussen vraag en aanbod
Een Kijkje in de
regiekamer. Op
de voorgrond
regisseur Leo
Ruiter.
ZATERDAG 6 FEBRUARI 1
AMSTERDAM Tijdens de twee
de nacht van de week een ui
terst ongeïnspireerde maandag
heeft zojuist de estafette-stok door
gegeven aan de dinsdag, die nu al
kringen onder de waterige ogen
vertoont heeft het er alle schijn
van, dat in het Koninkrijk der Ne
derlanden voorlopig geen proble
men meer voorhanden zijn, die om
een snelle oplossing schreeuwen.
De files bij Vianen en de Coentun-
nel zijn tot volle tevredenheid op
gelost en in de meeste huizen zijn
de lichten inmiddels gedoofd: na
een etmaal van nieuwe tobberijen
heeft Klaas Vaak eindelijk de ver
lossende lakens uitgedeeld, waar
onder de burgerij in knorrend wel
behagen op één oor ligt. Dit zijn
ook de uren, waarin de omroepver
enigingen met stómheid geslagen
zijn. Alleen de zender Hilversum 1
is nog in de lucht met zachtgevoois-
de muziek, evergreens voor nacht
zusters, nachtvlinders,nachtbrakers
en werkers in de continu-bedrij-
ven, die tijdens hun activiteiten
een effen geluidsdecor op prijs stel
len.
Van hen wordt echter niet ver
wacht, dat zij ingespannen luiste
ren en de dienstdoende omroepster
Tosca Hoogduin met vragen lastig
vallen. De radio fungeert nu als
een kraan, die drupt en Tosca's
stem van bruin verbrande kandij
vult de pauzes tussen de kabbelen
de muziekgolven als een vertrouw
de branding zónder specifieke
boodschap: het wiegelied voor een
slaapdronken natie. En niemand
zou verwonderd opkijken, als op
dit moment bij het NOS-complex
op de Hilversumse hei een schaap
liep. Een schaap met vier witte
voejjes, die bezig is zijn melk, zo
zoetjes, te drinken.
Het blijkt een stilte te zijn, vooraf
gaand aan een storm, die onmiddel
lijk opsteekt na de binnenkomst
van Karei van de Graaf. Deze 31-
iarige zoon van een Rotterdamse
lasser meldt zich eerst in het crisis
centrum achter de portiersloge, dat
deze keer bemand wordt door Arno
Guldemond, Frank van der Mast,
regisseur Leo Ruiter en diens
vrouw Marijke. Zij zijn in de ko-
mende vier piekuren de part-time
hulpverleners, die telefonisch con
tact houden met de achterban.
„Er zijn al een paar mooie binnen
gekomen", roept de regisseur ver
zaligd, „wat denk je bijvoorbeeld
van deze. Karei?". Hij pakt een
bloknootvel van de tafel en leest
hardop: „Hoe begraven Eskimo's
hun doden? Is dat wat?"
„Hoe komen ze er op", zegt Van de
Graaf bewonderend, .jongens, we
gaan er vannacht weer vol tegen
aan".
Terwijl hij met zijn broodtrommel
van vuurrode plastic en een koffer
vol platen naar zijn draaistoel ach
ter de microfoon loopt, blijven ach
ter hem de telefoontoestellen onaf
gebroken rinkelen. Hologige land
genoten, die de slaap niet kunnen
vatten, zoeken koortsachtig contact
met het Hilversufnse instant ora
kel. Tobberds, die in hun twijfe
laars de slaap niet kunnen vatten,
gooien een redlijn uit, rusteiozen en
redelozen klampen zich massaal
vast aan Kareis praatpaal. Een
spookdivisie, die van alle kanten
oprukt naar Hilversum, bestookt de
studio met lange afstandsraketten.
Vragen. Vragen. Wiedewiedewa
gen. Waarom is het gras groen? De
lucht blauw? Geef antwoord.
En waarachtig: tijdens de openings
uren van AVRÖ's populairste
nachtprogramma op de radio, „Ser
vice Station", worden talloos velen
op hun wenken bediend. Mensen
stellen vragen, anderen geven
prompt het antwoord. En Karei zit
ertussen als een gulzige spin in zijn
web. Aandachtig luisterend, alert
reagerend, gitzwarte shaggies van
de Weduwe dampend „Zo'n der
tig stuks misschien. Ik durf ze al
lang niet meer te tellen" grollen
verkopend en als het moet genade
loos afkappend.
„In mijn oren spreekt U nu duide
lijk wartaal, meneer. Bedankt voor
Uw telefoontje. En goeienacht". En
terwijl hij grijnzend de joelende
jammer van And ré Hazes laat aan
zwellen, plakt hij de vragensteller
vakkundig achter het akoestisch
behang.
als een
gulzige spin in
zijn web.
dreun, lichte jank, wat gestommel,
lichte pruttel'
„Nog nooit gezien", deelt Karei
mee, „misschien het geheugen
steuntje van een technicus, die zijn
eigen koffie-zetapparaat meeneemt
naar de studio. Bij een lichte ruis
weet hij, dat er water opgeschon
ken moet worden. En bij een lichte
dreun moet hij maken dat hij weg
komt. Een ogenblikje".
De rode lamp is gaan branden en
de herkenningstune van Service
Station golft door de omroepcel,
waar Van de Graaf enige seconden
eerder de aanwezige TL'-buizen tot
leven heeft gewekt „Ik heb ook
een gloeiende hekel aan dat gruwe
lijke neonlicht", zei hij er bij,
„maar het is nu eenmaal de bedoe
ling, dat ik de komende uren wak
ker blijf".
Het is nu drie minuten over twee.
„Dit is AVRO's Service Station",
deelt Van de Graaf via zijn soepel
ingevette huig mee, „het program
ma, waarin alles mag en alles kan.
U kunt alleen niet de harmtelijke
groeten doen. Met Uw raadsels,
problemen en mysteriën kunt U
wel bij ons terecht. Met opzet heb
ik deze keer het nummer, waaraan
onze begintune ontleend is, volle
dig gedraaid. Waarmee bewezen is,
dat ik die pesthond met zijn gejank
er niet achter heb geplakt. U mag
mij dus nooit meer ae schuld geven
van het jammerlijke feit, dat elke
maandagnacht op de hele uren tus
sen twee en zes in heel Nederland
de honden beginnen te blaffen".
V erjaarspartijtje
De eerste klant, aan wie hij zijn
gretig oor leent „Dat schijnt een
Rotterdams trekje te zijn. Die mate
loze nieuwsgierigheid, bedoel ik. Ik
ben een pluizer, die wil weten, hoe
het zit" is de heer Roeda.
„Goeienacht meneer Roeda. U wilt
weten, hoe Eskimo's hun doden be
graven. Hebt U soms familie in die
buurt?"
Dat blijkt niet het geval te zijn.
„Nee, dat niet Het zat eigenlijk zo.
Ik was op een veijaarspartijtje. En
daar kwam het gesprek op enge
ziektes, begrafenissen, crematoria
en euthanasie. Gewoon een gezelli
ge avond".
„Dat maakte ik al uit Uw woorden
op, meneer Roeda. Ik mis in Uw
rijtje alleen nog de belastingen. Dat
is toch ook een aardig onderwerp
voor een leuke verjaardag? Gaat U
door".
„Nou zat ik op een gegeven mo
ment een beetje te dromen. En toen
dacht ik: Hoe zouden die Eskimo's
dat nou aanpakken? Voeren ze hun
overledenen aan de ijsberen of
stoppen ze ze misschien in een
Iglo? Daar ben ik wel nieuwsgierig
naar".
„Kan ik begrijpen, meneer Roeda.
De vraag is dus: „Hoe begraven Es
kimo's hun doden?" Als U het ant
woord meent te weten, bel dan nul
vijf en dertig, twee, drie, één, twee,
vier, vijf. Met belangstelling wach
ten wij op Uw reacties".
Holland-België
In afwachting van de volgende
vraag, die aan het ongemeen wak
kere thuisfront zal worden voorge
legd, selecteert Van de Graaf vast
wat platen en legt hij, met één oog
strak gericht op de waarschuwings
lamp, omstandig uit, waarom hij
niet is ingegaan op de vererende
uitnodiging om het televisiespel
Holland-België te presenteren.
„Punt één", doceert hij, „is het ini
tiatief niet van mii uitgegaan. Toen
de AVRO me polste wist ik niet
eens, dat Jos Brink er mee ophield.
Ze zochten een presentator, die de
deelnemers aan Holland-België kon
inspireren. Uitgangspunt was, dat
de kandidaten de show moesten
spelen. Toen schijnt mijn naam ge
vallen te zijn".
Maar bij nader inzien blijft hij toch
liever bij de oude, vertrouwde
stoomradio?
Achter zijn dikke brilleglazen slaat
gelijk de bliksem in. „Om de don
der niet. Radio fascineert me inder
daad. Dat is het snelste medium op
aarde. Radio werkt honderd keer
sneller dan televisie. Goed, laten
we er achtennegentig keer van ma
ken. Maar die televisieklus had ik
er graag bij gedaan. We konden het
alleen niet eens worden over enke
le zakelijke punten. Die overigens
geen betrekking hadden op de ho
norering en de artistieke invulling.
Dat zal wel snor. Ogenblikje".
Engeland
„In Engeland zijn tientallen praat
programma's op de radio, waarin
op dezelfde manier gewerkt wordt.
In de T-show bijvoorbeeld: „Me
neer, ik kom net uit Rhodesië. Nou
is het me opgevallen, dat de negers
daar zo lui zijn". „Hartelijk dank
voor Uw racistische opmerking. En
reken er op, dat U nooit meer in
onze uitzending komt". Flats, gelijk
wordt hij de ether uitgeschopt.
Zonder pardon. Over en sluiten
maar".
„Natuurlijk maak je ook vergissin
gen. Het overkomt mij niet vaak,
maar wel regelmatig, dat ik iemand
verkeerd inschat en achteraf mijn
excuses moet maken. Dat doe ik
dan ook meteen. Vóór de micro
foon, in de uitzending. „Sorry, me
vrouw, sorry meneer. Ik heb U
zojuist niet laten uitpraten. Maar
inmiddels heb ik begrepen, dat ik
een beoordelingsfout gemaakt heb.
Kan de beste overkomen, niet
waar?". Nee, ook met ongelijk be
kennen moet je niet kinderachtig
zijn".
De wit-zwarte klok in de studio,
waarbij een bleke kerstster aan de
zoldering tevergeefs suggereert, dat
er nog steeds vrede op aarde is,
wijst inmiddels het uur U aan. Ter
wijl een doordringende pieptoon de
weg vrij maakt voor het korte
nieuwsbulletin, installeert de direc
teur van het Service Station zich
breeduit achter fijn elektronische
altaar, dat aan dé achterzijde de in
trigerende tekst vermeldt: „Enkele
spetters, lichte ruis, constante
„Jongens, we gaan er vannacht weer vol tegenaan'
AVRO's Service Station
zoekt opk voor het gekste potje
een passende deksel
De
dienstdoende
omroepster
Tosca
Hoogduin
verwent Karei
op gezette
tijden met een
beker
koffie
„Ik mik inderdaad van tijd tot tijd
iemand uit de ether", geeft hij toe,
„maar dat is de consequentie, die je
moet durven nemen in een live
programma. Als de rode lamp gaat
branden ben ik vogelvrij en wordt
er buiten de studio meegeluisterd.
En déér zitten mijn klanten, voor
wie dat Service Station bestemd is.
Die hebben er niks aan, als ik lief
ben voor iedereen. Want gegaran
deerd meldt zich vroeg of laat een
onverbeterlijke leuteraar, die niks
te melden heeft. Zo'n figuur moet
ik wel afkappen. De botte bijl er in.
Jazeker".
Terwijl hij
grijnzend de
joelende
jammer van
André Hazes
Jaat
aanzwellen,
plakt hij een
vragensteller
vakkundig
achter het
akoestisch
behang
Het telefoonteam in actie. Van links naar rechts: Fr ho
van der Mast, Arno Guldemond en de vrouw van de
gisseur, Marijke Ruiter.
De rode lamp gloeit weer aan. Aan
kondiging. fyluziek.
Vaardig pakt hij daarna het woord-
kluwen weer op: „Ik heb lang met
Theo Koomen gepraat en ik heb
beloofd, dat ik voor hem zou bid
den en duimen. Holland-België is
namelijk oorlog. Bloed aan de paal.
Je moet van zeer goede huize ko
men om je in dat geweld staande te
kunnen houden".
„Voor mijn gevoel heeft Koomen
het prima gedaan. Ik zat die avond
met hartkloppingen voor de buis.
En elke angst, die hij had, gierde
ook door mijn lijf. Het verschil was
alleen, dat hij er stond en ik niet.
Dat is spijtig. Maar over is over.
Weg is weg. Misschien komt er nog
eens een andere kans voor me.
Ogenblikje".
Het vertrouwde intermezzo: lamp,
aankondiging, muziek.
„Kijk", legt hij uit, „voor mij is het
volstrekt ondenkbaar, dat je voor
een sprong in het duister van de te
levisie je radiowerk in één klap aan
de kant zet. Dat gaat niet aan. Ik
weet onderhand waar bij de radio
mijn kwaliteiten liggen. Maar die
zekerheid heb ik niet met televisie.
Ik zou best een talkshow op de buis
willen hebben. Maar ik heb geen
flauw idee, hóe ik op het publiek
overkom. Pruimen ze me of spu
wen ze me uit?"
„Dat ziin vragen, waar je als free
lancer best over mag dubben. Als
dat avontuur met Holland-België
was doorgegaan, had ik vieren-
zes maal „Vol Gas", zes maal „Folk
Live", zes maal „Service Station"
en zes maal „Met het oog op mor
gen". De pest is namelijk, dat de re
petities en de opnamen van Hol
land-België plaats vinden in het be
gin van de week. En uitgerekend
zijn dét de dagen, waarop ik uitzen
ding heb. Ogenblikje".
De rode lamp slaat weer toe. Daar
bij zijn stem, die zo soepel weghapt
in de microfoon.
Ditmaal meldt zich een luisteraar,
die wil weten, wat nu precies de
betekenis is van de Blauwe Wim
pel, die al sinds mensenheugenis
wordt uitgereikt aan het schip, dat
de snelste overtocht heeft gemaakt
tussen Europa en Noord-Amerika.
„Het gaat dus over de Blauwe
Wimpel", herhaalt Van de Graaf
nog maar eens, „als U het antwoord
weet, bel dan nul vijf en dertig
Crisiscentrum
Zo gaat het door tot aan het nieuws
van zes uur. Vragen in alle prijs
klassen worden de ether ingewor
pen, dom en interessant, uitdagend
en vragen naar de bekende weg.
Zeshonderd per uitzending, die in
het crisiscentrum zorgvuldig ge
zeefd worden. Alleen de puntgave
exemplaren zonder dubbele bodem
worden door bode Ruiter zwijgend
op de tafel van Van de Graaf gede
poneerd.
„Als iemand last van spataderen
heeft", legt hij uit, „en de vraag is:
„Mag ik dan toch op pumps lo
pen?", verwijzen we haar naar de
huisdokter. Dat is namelijk geen
probleem voor ons programma. En
de jongen, die zo graag met een
Pools meisje wil trouwen, maar
niet weet, hoe hij dat moet aanpak
ken, moet zijn antwoord op de
Poolse ambassade halen. Daar zijn
we niet voor".
De onderwerpen, die wél aan bod
komen in Service Station bewijzen
overigens op aangrijpende wijze,
dat er 's nachts in Nederland heel
wat wordt afgetobd.
„Mijn broer heeft een huis in Gor-
cum gekocht. En nu kwam er een
man van de bank aan de deur, die
de Thijns-belasting van zesenzestig
cent kwam innen. Kan iemand mij
vertellen, wat Thijns-belasting is?"
Ongelooflijk: ook daar komt vroeg
of laat een antwoord op. Het kan
vier uur worden, desnoods al tegen
zessen lopen, maar eens kruipt hij
uit het wak van de nacht: die pa
relduiker met het verlossende ant
woord.
En ook dén zal Karei aandachtig
luisteren en hardop meedenken.
Tenzij de man uit zijn nek kletst,
want dan wordt hij onverbiddelijk
als een ondermaatse vis terugge
worpen in de zee van de duisternis.
Passende deksel
Inmiddels heeft Karei van de
Graaf „Ik voel me toch meer
journalist dan platendraaier" na
drie jaar ervaring met zijn Service
Station ontdekt, dat er zelfs vd» h
het meest ridicule potje ergens 't t
Nederland een passende deklfe
voorradig is. n
Je kunt het zo gek niet bedenk
of er komt een oplossing. 1 ]$u
vrouw belt en roept achterdoch m
„In de nieuwsberichten van va jk
vond is omgeroepen, dat er bepe
te dijkbewaking is. Nu woon ik I ij
vallig aan een dijk, maar ik |ern
geen pestteps
„Op zo'n moment", geeft Karei k
„denk ik: daar komt van zijn lagte
zal ze leven geen echo op. M^er
mooi mis hoor. Nauwelijks een fcteai
"uur later belt een ambtenaar aa
Rijkswaterstaat, die haarfijn tet
legt, hoe dat zit. Je vraagt je »u
wanneer zo'n ambtenaar sla^un
Waarschijnlijk tijdens de kantoo eel
ren". )ai
„De mooiste vraag, die ik tot i oe
toe geturfd heb, kwam van atu
man, die van zijn grootmoeder int
spiegel had geërfd. Bij volle m*n v
deed hij de gordijnen open en g elf
hij voor het raam in zijn leunstiet
zitten. En dan zag hij in zijn spie jng
duidelijk een soldaat verschijn inv
„Het lijkt wel een spookgeschiefeke
nis", zei hij er zelf aJ bij".
„Een half uur later belde een iak
dewerker van de universiteit 1t 1
Amsterdam: „Wat die meneer zfet,
ven vertelde heeft niks met spol n i
te maken. Die spiegel is wabch
schijnlijk gemaakt van een oijisc
glasplaat, die vroeger gebruikt ijd
voor het maken van een foto. In i d
geval dus kennelijk de foto van i ihc
soldaat. Als het licht nu onder i an
bepaalde hoek in de spiegel v tze
worden de achtergebleven inbr eni
dingsresten weer zichtbaar. En an
gebeurt inderdaad bij volle ma et
Als meneer dus even de moeite or
nemen om morgen met zijn spie lij
bij me langs te komen, kan ik h lijl
gelijk uitsluitsel geven. Ik zit in acl
mer 135". 'er
Ofschoon de directeur van AVB
Service Station in de Hilversui
dreven toch bekend staat als U
verbaal hoog getalenteerde sta L
werker terecht werd hij v<
jaar dan ook onderscheiden met te i
Reiss-microfoon stond hij op iet
gedenkwaardige moment voor en
eerst in zijn leven met de mond ?at
tanden. 'jn
LEO THURIN
Foto's: CEES VERKE Mi