Anti-discriminatiewetgeving het tegendeel oproepen van wat men beoogt Deen blinde heksenjach t op godsdienstig gefundeerd onderwijs MR. DE LOS SANTOS VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJSBUREAU: WnziTTERHUMANISTISCH VERBOND DRS. ROB TIELMAN: LEIDSECOURAN. VRIJDAG 29 JANUARI 1982 PAGINA 17 irontwerp van wet gelijke behandeling, waarbij ce behandeling van homofielen en heterofielen en van gehuwden en van ongehuwd samen- jen anderzijds wettelijk wordt vastgelegd, heeft kcties opgeroepen, met name in christelijke h onderstaande beschouwingen proberen wij de ïn hierover in katholieke en protestants-chris- (ring in kaart te brengen. Op grond van deze .heeft de voorzitter van het CDA, drs. P. Buk- I verklaard dat het voorontwerp op een aantal Tal moeten worden bijgesteld, t komt aan het woord drs. Rob Tielman van .anistisch Verbond, een verklaard voorstander -wetsvoorstel. Hij heeft zich bovendien verdiept fcrschijnsel van maatschappelijke discriminatie. G De abso- waarop dit :tel discriminatie uit te bannen, ivermijdelijk tot >n; het gevaar it men het tegen- ikt van wat men it zegt rar. drs. is Santos van het I Bureau voor het jk Onderwijs in lag in een eerste ige reactie op de ■iminatiewet die ngen en pennen iging heeft ge- ar getelling tot het protes- ls sinptelijk onderwijs lijkt 1" he&liek onderwijs nau- numie worden beroerd 0 Thfnti-discriminatiewet. elderfies zijn spaarzaam. ie onpolieke zijde buiten Louwijs heeft mgf. Si- aerinh Rotterdam kritiek el ou#et voorontwerp (,De ei tot een schizofrene 198mdat 'met woorden' 1 KinC scholen de vrijheid semdlch naar eigen over- 1« organiseren, maar elpej leerkrachten met elpön die doelstellingen Alajen ondergraven.'); de van kritische ?mat«n gemeenten heeft plaerzet tegen mogelijke Tngsbepalingen in de religieuze instellin gen, die zich daar- i maken, plegen ver- bijbelse normen") uólieke onderwijzers, óin het KOV (Katho- eejerwijzers Verbond) cjrerzetten zich net als eveneens te- platefe discriminatie ten homofielen en on- voudiamenwonenden, met uit het confes- nzanhderwijs soms zoveel odieijjken te hebben, rgeluverkennende studie ekstfientraal Bureau voor tekeioliek Onderwijs, die 'd. Itste plaats bedoeld is die handreiking voor het lok t onderwijs, maakt Los Santos tegen werp voornamelijk van juridische en i" van inhoudelijke plabens De Los Santos het wetsontwerp hte uitgegaan van lingssfeer van de die zich slechts af men de muren van Ljve|ebouw. Deze beper- ia sii5 ste^ Le Los Santos glpjn strijd met interna- rdragen waarbij die leer een veel grotere it toegekend, lie wordt nagetrok- de opvattingen ten in homofilie en on- samenwonen zich intwikkeld. Hoewel i tijcfjkt ^at °°k 'n katho- ng homofilie steeds It aanvaard, kan, zo pjjj Los Santos, de abso- waarop het wetsont- i onderscheid onge- it te maken, toch nog De positie van de onderwijskracht is in de discussie rond de anti-discriminatiewetgeving centraal komen te staan. indruisen tegen opvattingen die berusten op een godsdien stige overtuiging. Het is, aldus De Los Santos, niet gemakke lijk precies aan te geven waar de grens van de zeggenschap van de wetgever in deze zaken ligt, maar aangezien ons rechtsstelsel op diverse gebie den gewetensbezwaarden er kent en zelfs de erkenning daarvan verruimt, zou het niet meer dan logisch zijn dat ook met de nu gesignaleerde be zwaren rekening wordt gehou den. Opmerkelijk noemt De Los Santos het dat een uitzon dering van het verbod tot het maken van onderscheid in het wetsontwerp wordt toegestaan voor mensen die werken in het buitenland en onder een islamitische wetgeving vallen. Hij vindt het merkwaardig dat hier de bijbel wordt achterge steld bij de Koran. Dat staat overigens volgens hem los van de kwestie hoe het bijbels oor deel over de homofilie moet worden geïnterpreteerd. Algemeen gesteld concludeert de studie van het Centraal Bu reau van het Katholiek On derwijs dat maatschappelijke discriminatie op het gebied van de homofilie moet worden bestreden, maar dat neemt niettemin niet weg dat in be paalde situaties „enige voor waarden gesteld kunnen wor den", aldus De Los Santos. Orthodox-protestanten Net zomin als bij het katholiek onderwijs wordt er bij de pro testanten met één stem over het wetsontwerp gesproken. Christelijke lerarenorganisa ties en ook de Unie School en Evangelie wiens voorzitter, oud-staatssecretaris Klaas De Jong, met zijn uitspraken te gen de wet zoveel stof deed opwaaien, zijn uit naam van de „christelijke naastenliefde" voorstander van het wetsont werp. Maar uit deze kringen valt ook het meest principiële verzet tegen het wetsontwerp te vernemen. Hun voornaam ste woordvoerder is prof. dr. W. H. Velema, hoogleraar ethiek aan de Theologische Hogeschool in Apeldoorn van de christelijk-gereformeerde kerken, een van de meest or thodoxe bastions van de pro testantse kerk. Volgens de Apeldoornse hoog leraar staat door het wetsvoor stel niet minder dan de vrij heid van godsdienst op de tocht. In het wetsontwerp wordt, aldus Velema, gesteld dat de homoseksualiteit en de heteroseksualiteit gelijkwaar dige alternatieven zijn. Deze feiten zijn verbonden aan een bepaalde levenswijze, een be paalde moraal. Veel orthodoxe protestanten nu komen vanuit hun verstaan van de bijbel tot een ander ethisch standpunt ten aanzien van homoseksuali teit, heteroseksualiteit en de daaruit volgende levenswijzen. Het wetsontwerp gaat simpel weg uit van de term gelijkheid en legt deze dan aan alle bur gers op. Orthodoxe protestanten achten de homoseksuele levenswijze in strijd met de door God ge stelde normen. Zij die op grond van hun geloof in God een dergelijke opvatting zijn toegedaan en deze ook in de kerk uitdragen, wordt het recht ontnomen deze ethische visie in daden om te zetten. Hen wordt de mogelijkheid ontnomen dat kinderen wor den gevormd door mensen die naar hun ethische normen le ven. Velema acht dit een on aanvaardbare inbreuk op de godsdienstige overtuiging van de orthodox-protestantse groe pen. Een godsdienstige over tuiging is er volgens Velema immers niet alleen om met de lippen beleden te worden. Be lijden zonder beleven is, zo stelt hij, hypocriet. Voor Velema is het verder on begrijpelijk dat de overheid in een land dat een lange traditie van godsdienstvrijheid heeft gekend een bepaalde vorm van zedelijkheid die in gods dienstige overtuiging is opge sloten, uitsluit. De overheid gaat zich in de nieuwe wet op stellen als een zedenmeester die bepaalde zedelijke normen als niet aanvaardbaar voor het verkeer in de samenleving be stempelt Velema verzet zich fel tegen het verwijt van discriminatie. Wie dit woord in de mond neemt pleègt volgens hem een aggressieve aanval waaruit minachting spreekt voor een geloofsovertuiging. „Als het om zedelijkheid gaat hebben wij met bijbelse normen te doen, die niet discriminerend zijn". Verder stelt Velema dat verenigingen die zich ten doel stellen homoseksuelen te hel pen tot een andere levenswijze te komen hun recht van be staan verliezen. De term hulp verlening is op zichzelf krach tens dit wetsontwerp een vorm van discriminatie. Dit werk wordt impliciet door de wet verboden, zo meent Velema. Volgens Velema is het in de eerste plaats aan de belijder •van" een bepaalde godsdienst om uit te maken hoever de werkingssfeer van de gods dienst reikt. Toetsing daarvan heeft nu niet plaats gevonden. De overheid overschrijdt de grenzen van haar bevoegdheid door bij voorbaat vast te stel len: dit verband (van de door werking van de godsdienst in bepaalde maatschappelijke ac tiviteiten) bestaat er niet of nauwelijks. Dit zou voordat hiervan wordt uitgegaan, vol gens Velema eerst moeten worden onderzocht. itho 3 AAG UTRECHT ïn de vrouwen- en Iveging in ons je hen over het alge- J (genomen met het floryerp van de „wet behandeling", er van die kant hmentaren geko- prin gesteld wordt ontwerp nog lang tr genoeg gaat. n hoeft de kerk te houden aan de rbge anti-discrimi- 9bei'"' zo is in ernst j 1. „Als vrouwen Lirgermaatschappij >er achtergesteld worden, waarom dan bijvoorbeeld s katholieke kerk ecre *?e vrouwen priesterambt wor- in eerd? Kunnen we hij menlijke kerken ingen om ook de rzoeUelen als vo1" )pdr Mhensen te res- >issc ocurke vragen, die mis- en 1 erontschuldigd kun- doordat het zo is om helder voor eJJtrjjgen wat er onder 1 atie nu precies moet verstaan. Dat het Hl aat 0m ^et maken rscheid tussen men selijk. Onderscheid >en we echter de hele Voortdurend laten we ons in de omgang met an deren leiden door voorkeur en afkeer. Waarbij alle mogelijke kenmerken als toetssteen kun nen fungeren. Is de ander vriendelijk of arrogant, intelli gent of dom, man of vrouw, getrouwd of vrijgezel, ruikt hij of zij uit de mond? Enzovoprt. Om van „discriminatie" in de zin van de wet te spreken is tmeer nodig. Het onderscheid moet ongerechtvaardigd zijn. En de vraag of het ongerecht vaardigd is, hangt nauw sa men met de situatie waarin het gebeurt. Weigeren om met een zwarte collega een biertje te drinken is geen strafba re discriminatie. Weigeren om als barkeeper een biertje te tappen voor een zwarte klant is dat wel. De eucharistievie ring alleen toegankelijk stellen voor katholieken is toegestaan. Maar de kruidenier die alleen katholieke klanten wil helpen, overtreedt de wet. Ongerechtvaardigd Drs. Rob Tielman, voorzitter van het Humanistisch Ver bond en wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de uni versiteit te Utrecht, gespeciali seerd in discriminatie-vraag stukken: „Grofweg kan je stel len dat er van discriminatie in de zin van de wet pas sprake is als het gaat om het maken van ongerechtvaardigd onder scheid in het sociaal en econo misch verkeer. Het begrip dis criminatie heeft betrekking op de openbare sfeer van het le ven. Daarbij kan je denken aan het bedrijfsleven, de over heid, openbare gebouwen, maar bijvoorbeeld ook aan het afsluiten van huur- en koop contracten. Twee levensterrei nen behoren er uitdrukkelijk- niet toe. Op de eerste plaats de privésfeer en op de tweede plaats de sfeer van de levens beschouwing of godsdienst. De achtergrond daarvan is, dat we in de westerse wereld onze privacy en onze godsdienst-le vensbeschouwing als ver schrikkelijk essentieel erva ren. Iedereen -of bijna ieder een- wil dat hij in zijn privé- aangelegenheden en in het be lijden van zijn levensovertui ging zoveel mogelijk met rust wordt gelaten. Het recht op zo veel mogelijk zelfbeschikking in de privésfeer en het recht op vrijheid van godsdienst zijn dan ook beide grondrechten en liggen in de Grondwet ver ankerd". Gelijke gevallen „Nu komen de anti-discrimi- natiewetten ook voort uit een grondrecht. Sinds de jongste grondwetwijziging, waarmee de Tweede Kamer onlangs ak koord is gegaan, begint het desbetreffendeartikel met de zin: „Allen die zich in Nedèr- land bevinden worden in gelij ke gevallen gelijk behandeld Dat grondrecht moet je als ge lijkwaardig zien aan de twee van daarnet. Dat betekent dat je niet met een beroep op het principe van de gelijkheid af breuk kunt doen aan hetzij het privacybeginsel hetzij de vrij heid van godsdienst. Zou je het toch proberen, dan zou je de samenleving volkomen ont wrichten. Stel bijvoorbeeld dat je je op het standpunt stelt: het beginsel van de gelijkheid vind ik belangrijker dan de eerbiediging van de privés feer. Met de „wet gelijke be handeling" in de hand kan je dan logischerwijze afdwingen dat iemand verplicht is er een bepaald percentage homosexu- ele kennissen op na te houden. Dan creëer je het spookbeeld van de overheid als Big Bro ther die de onderdanen tot in de kleinste details tiranni seert". „Als je het beginsel van de ge lijkheid laat prevaleren boven de godsdienstvrijheid, houdt dat een directe bedreiging van de godsdienst in. Andersom wordt de staat bedreigd. In beide gevallen zal de scheiding van kerk en staat komen te vervallen, die we sinds de ne gentiende eeuw kennen. Dat resulteert in barre toestanden zoals we die in Iran zien, waar de godsdienst de staat beheerst of zoals in Rusland waar de staat de godsdienst opzij heeft geschoven. Om dergelijk on heil te voorkomen moeten we die grondrechten naast elkaar laten functioneren. Maar daar bij doet zich het probleem voor, dat ze soms onderling in botsing komen. Dat wil zeg gen, dat het niet duidelijk is waar het werkingsgebied van de een ophoudt en dat van de ander begint". Waarmee Rob Tielman zijn analyse heeft gegeven van de discussie tussen voor- en te genstanders van het vooront werp van de „wet gelijke be handeling". De, voornamelijk protestants christelijke, tegen standers vinden immers dat met deze anti-discriminatiewet de overheid zich bemoeit met een gebied dat tot het domein van de godsdienstvrijheid be hoort. Zoals het ontwerp nu luidt, zal het niet van toepas sing zijn op puur kerkelijke aangelegenheden als eredien sten, ambtsbediening, oplei ding van priesters en predi kanten enzovoorts. Maar wel op iets meer van het godsdien stige centrum gelegen voorzie ningen als confessionele scho len, welzijnsinstellingen, zie ken- en bejaardentehuizen. Welnu, zeggen de tegenstan ders, dat soort voorzieningen ligt krachtens zijn confessione le grondslag in het verlengde van onze godsdienst. Evenmin als we in de kerk worden las tig gevallen door bepalingen met betrekking tot discrimina tie, homofilie en huwelijkse staat willen we dat in onze aanpalende overige voorzie ningen. „De discussies gaan dus in wezen over de grens", aldus Tielman. „De wetgever zal een voor zoveel mogelijk betrokkenen aanvaardbare grens moeten trekken tussen het domein van de godsdienst, dat dus vrijblijft van anti-dis criminatiebepalingen, en het terrein dat tot het openbare le ven behoort". Waar de scholen in het geding zijn, worden argumenten te gen de „wet gelijke behande ling" ook wel ontleend aan de vrijheid van onderwijs, wat eveneens een grondrecht is. „Een beroep op de vrijheid van onderwijs is wel helemaal niet op zijn plaats, want die staat in dit geval volstrekt niet op het spel. Essentieel voor de vrijheid van onderwijs is dat men aan de, leerplicht kan vol doen zoals men cïat zelf wil. Als een schoolbestuur zegt: onze interpretatie van de bij bel is ons zo heilig dat we per sé niet willen werken met ho mofiele leerkrachten, dan be staat daarvoor geen enkel principieel beletsel. Er doet zich alleen een financiële com plicatie voor. Zo'n schoolbe stuur zal, als de wet gelijke be handeling eenmaal van kracht is, op den duur geen subsidie meer krijgen. Maar daarmee is in principe geen afbreuk ge daan aan de vrijheid van on derwijs". In principe misschien niet, maar in de praktijk wel. Ove rigens is het in dit verband zinvol om niet alleen aan ka tholieke en christelijke scho len te denken, maar er ook het voorbeeld van een Islam- school bij te halen. Heksenjacht „Kijk eens hier, het gaat mij niet om een blinde heksen jacht op godsdienstig gefun deerd onderwijs. Als een be paalde religieuze groepering, van welke signatuur dan ook uit volle overtuiging en ge voed vanuit een intense inspi ratiebron, onderwijs nastreeft dat niet in overeenstemming is te brengen met de wet gelijke behandeling, dan vind ik wel degelijk dat de overheid dat serieus moet nemen. Als een groep Islamieten die een school willen oprichten, op. grond van de Koran expliciet kan aantonen dat het weren van vrouwen en homosexue- len noodzakelijk is, moet je een soepele houding aanne men. Hetzelfde zou gelden voor pakweg orthodoxe chris tenen. Maar het is duidelijk dat we het dan over uitzonde ringen hebben. Verreweg de meeste professionele scholen laten zich in de praktijk hele maal niet zoveel aan hun iden titeit gelegen liggen. Als die identiteit hun niet van pas komt, omdat ze extra leerlin gen nodig hebben, laten ze ie dereen binnen. Nu het toeval lig goed uitkomt om de eigen autonomie te beschermen, wordt de identiteit weer van stal gehaald. Dat is schijnhei- lig". Nog even terug naar het grondwetsartikel over discri minatie. Daarin staat: „Discri minatie jegens godsdienst, le vensovertuiging, politieke ge zindheid, geslacht OP WELKE GROND DAN OOK is niet toegestaan". Een uitwerking van dit beginsel naar ras, gods dienst en levensovertuiging staat al jaren in het wetboek van strafrecht De meer con crete invulling naar geslacht, sexuele geaardheid en huwe lijkse staat zoals die in het nu besproken voorontwerp is voorgesteld, wordt opgenomen in het civielrecht. Zou het zin vol zijn om nog andere moge lijke discriminatie-gronden nader uit te werken in de ge wone wetgeving? Invaliditeit bijvoorbeeld. Doel van een nadere uitwer king van een discriminatie- grond in de gewone wetgeving is om die bepaalde soort van discriminatie te bestrijden. Dat betekent dat je discriminatie- vormen, die maar heel weinig voorkomen -roodharigheid of linkshandigheid bijvoorbeeld- geen extra aandacht hoeft te geven in de gewone wetge ving. Dat zou zinloos zijn. Aan de andere kant moet een dis- criminatievorm ook weer niet op al te grote schaal voorko men. In China, Rusland of Zuid Amerika, waar praktisch iedereen de homosexualiteit als verderfelijk kwaad ziet, heeft een wet geen zin omdat die een dode letter zou blijven. Daar waar discriminatie ener zijds duidelijk aanwijsbaar is, anderzijds door een meerder heid formeel van de hand wordt gewezen, kan je door een wet de overblijvende dis crimineerden een zetje in de goede richting geven. Tegen deze achtergrond moet ie de „wet gelijke behandeling ook zien. Ik kan me voorstellen, dat er aan de hand van weten schappelijk onderzoek wordt aangetoond dat bijvoorbeeld met betrekking tot gehandi capten de situatie soortgelijk is. In dat geval zou het ook erg goed ziin om discriminatie naar lichamelijke gesteldheid nader uit te werken in de ge wone wetgeving'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 17