oos en Herman zongen zich
Hoor een niet geheel
Onbekommerd bestaan heen
Sylvia draagt haar
kostuums met verve
Alain Delon begeeft
zich weer in de
onderwereld
Relatie tussen moeder en
ochter fraai verfilmd
A&D REGIO
LEIDSE COURANT
VRIJDAG 22 JANUARI 1982 PAGINA S
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
LkJo II: „Killwa van Pari)*" (10) m*l Alain D*len an Michal Auclair
Of hij nu zelf een huurmoordenaar speelt zoals in Melville's
„Le samourai", dan wel aan de „goedekant van de wet staat,
zoals nu in Jacques Deray's „Trois hommes a abattre", Alain
Delon is langzamerhand het prototype geworden van de geslo
ten, eenzame figuur die zijn zaken zelf en alleen wil opknap
pen.
Ditmaal speelt hij een beroepsgokker, die met pokeren in zijn
onderhoud voorziet. Als hij op een avond een gewonde bij een
verkeersongeluk naar bet ziekenhuis brengt, begint voor hem
ongewild de ellende. Het slachtoffer is een hoge functionaris
bij het Emmerich-concërn, dat zich voornamelijk bezig houdt
met leverancies van raketten aan de Franse regering. De man
overlijdt in het ziekenhuis, niet aan de gevolgen van het ver
keersongeval, maar aan de twee revolverschoten die hij daar
voor te verwerken had gekregen.
De moordenaars loeren nu ook op Delon, omdat zij bang zijn
dat de overledene voor zijn dood nog iets gezegd heeft. Er val
len nog enkele slachtoffers en Delon ontsnapt zelf enkele ma
len met meer geluk dan wijsheid aan een moordaanslag.
Als hij bemerkt dat er op hem wordt geloerd, neemt hij zelf het
initiatief over, stuurt zijn vriendin de laan uit en gaat meedo
genloos alleen achter de moordenaars aan.
Wij willen u niet te veel onthullen, het zou ten koste gaan van
de spanning die Deray in deze toch vrij gecompliceerde mis
daadthriller weet op te roepen.
„Killers van Parijs", zoals de Nederlandse titel luidt, is beslist
niet een van de beste films in dit genre van Delon, maar met
een paar knap gefilmde achtervolgingen per auto en een aantal
verrassende wendingen in het verhaal onderhoudend genoeg
om u anderhalf uur in spanning te laten zitten.
MILO
t be)
ma
;in.
Sylvia Kristel
als Lady
Chatterley in
Just Jaec-
kin's fraaie
prentenboek
„Lady Chat-
terley's lo
ver".
LUXOR Lady Chatterley'» lover (12) met
Sytvte Kriele! en Nicholas Clay.
Regie Just Jaeckin.
Een „Lady 4 Chatterley"
verfilmd door de regis
seur die internationaal
naam maakte met een
lege filmdop als „Emma-
nuelle" is bij voorbaat
verdacht. En helaas, de
kwade vermoedens ko
men uit al ligt het iets an
ders dan je zou denken.
Werd „Emmanuelle" voorna
melijk beroemd of liever be
rucht door de erotische in
houd, het boek van D.H.La
wrence was dat al lang maar
Jaeckins verfilming daarvan
zal dat zeker niet worden. In
derdaad gaan de vrijscènes
tussen Lady Chatterley en de
boswachter Mellors breeduit
over het doek, maar dat ge
beurt redeijk beschaafd, her
en der gelardeerd met bloe
metjes en in soft focus. Tegen
de verwachtingen in keurig,
fatsoensfanaten kunnen ge
rust zijn. Maar wat erger is:
Van Lawrence voor zijn tijd
unieke en subtiele vanuit de
vrouw beschreven relaas van
de verhouding tussen een
knecht en een Lady wier
echtgenoot verlamd en impo
tent is, bleef niets over dan
het uiterlijk.
Dat D.H.Lawrence moeilijk te
verfilmen is, is een ding dat
zeker is. Juist de nuances in
het lichamelijk ondergaan
van hun liefde door het duo
Chatterley-Mellors maken het
boek zo knap (en in 1928
vooral ook dapper), en die nu
ances liggen in observaties
tussen de dialogen en in de li
teraire weergave van gedach
ten en emoties. Je moet» daar
als filmer op zijn minst een
„eigen taal" voor vinden an
kunnen hanteren. Ken Rus
sell bewees met zijn verfil
ming van Lawrence's „Wo
men in Love" (in 1916 ook
een „schandaal-boek") dat je
als regisseur best ver kunt ko
men. Bovendien had Russell
o.a. Glenda Jackson en Oliver
Reed voor zijn hoofdrollen.
Jaeckin heeft die acteurs niet
en hij heeft die „taal" niet
Wat hij wel heeft is een ver
velende, gladde stijl, die
„Lady Chatterley's Lover"
degradeert tot driestuiver-ro-
mantiek van een zielige echt
genoot die door zijn verlam
ming in de Eerste Wereldoor
log zo'n optater heeft gekre
gen dat hij zijn eigen vrouw
niet kan beminnen; van een
plaatje van een echtgenote die
haar gevoelens niet kwijt kan
en via een liefde voor een
veredelde tuinman uit haar
keurslijf breekt. Van wat er
wérkelijk binnen die mensen
gebeurt, hoe simpel en gecom
pliceerd tegelijkertijd het
woord liefde ingevuld kan
worden, in het geheel niets.
Shane Briant als de echtge
noot suggereert dan nog het
meeste en wie weet zal hij el
ders een goed acteur blijken.
Nicholas Clay (bekend uit
„Excalibur") mag voorname
lijk een stevige bonk van een
Mellors zijn. En wat onze Syl
via Kristel betreft: Zij draagt
haar kostuums met verve.
BERT JANSMA
L VE EEUW KERKZANG: SOCIALE AANVULLING IN OUDE WETERING
verzoekschrift
ondertekenden,
geadresseerd aan „Rome":
laat het gregoriaans nooit
en te nimmer ondergaan in
een verarmde maalstroom,
waarin de (westerse)
kerkmuziek is geraakt.
Tot zover Britten, en
Ceciliadag in Oude
Wetering. Nog even een
onuitwisbare herinnering
van Koos: „We hebben wel
met Kerstmis drie missen
gekend (een Nachtmis en
een extra), dat het niet
loonde om nog effe gauw
naar huis te gaan. Dan
gingen we naar Herman,
kaarten, een klaverjassie
leggen, tussen de missen
door. Geen chagrijnen.
Koos en Herman, maar
oude garde met lol in het
nog jonge hart. Even lijkt
het, dat de neut het
onvervreemdbare zangzaad
van die garde is. Kom nou:
louter schijn. Wat zullen we
nou hebben! Zondag, de
24ste, komende, om half
tien begint de hoogmis.
Ditmaal ongetwijfeld tot
intentie van de twee
levendige loten van een
sterk plaatselijk
zanggenootschap in de.
Oude Wetering. Pastoor
Mussert heeft z'n preek al
klaar liggen. Dat is een man
die z'n pappenheimers kent
en hen in hun waarde laat.
Die twee weten van niets.
Laat maar. Ze worden
gevierd. Zonder meer. Daar
helpt geen facultatief
gregoriaans of Valerius'
Gedenckklanck aan. Maar
god-bewaar-me, wat zouden
ze in de grond van hun hart
weer graag die ouwe tijd
terug hebben. Ook al willen
ze dat niet onverbloemd
erkennen. Boven, op het
koor, daar was leut. Daar
werd hardop gesproken,'als
er niet werd gezongen.
Tiktiktik..., mannen, nu
even opgelet En dan zette
de pastoor, aan het altaar,
in: Credo in unum Deééum.
Nog even, en dan zitten we
alweer aan het Sanctus. En
vanmiddag naar Kees.
Kaartje leggen. En er een
paar achterover wippen.
i bi
beweegt mannen, te
zingen in een
Me kkoor zeg maar
ist parochieel herenkoor
)e~fÈn het daar een halve
V vol te houden?
Isvrucht, geënt op
ïikaliteit misschien? Of
:isch genoegen met een
edictijnse inslag, ad
nS Drem Dei gloriam? Ik
't niet weten, want
at rond mijn 15e de
sPrt d in m'n keel was
-oeid. heb ik het rijtje
koorknapen verlaten.
IS&indags en in loven, en
'jk feen toornende Deus irae.
Je God van Israel (die
igunstig neerkeek op
wisselen der ringen bij
niet-gemengd huwelijk)
►ij <4men we, na repetities,
ud#r\. Enfin, we waren
sy pen die zingend leunden
cu\ n de gebeeldhouwde
h( unnikenbank in de
jrlemse Jozefkerk, onder
zondagse oog van de
2,S( ;rherder van Haarlems
om, die binnenskamers
ite Jans" Roermond
in die jaren nog een
jte Vader Willem -
...td genoemd, maar in
aiJ°annes Petrus heette.
A Arna ben ik niet meer
nen een schola
"iggekomen, ofschoon de
en Tgische bewogenheid
5 !ig nog niet vervlakt
l. Maar waarom
vassen tenoren en
zondags en bij
ere gelegenheden hun
rdt operationeel ten hemel
a//|ieffen? We zullen het
mannen zelf moeten
driegen. Het antwoord
dtktdt me graagte gegeven
Is r twee formidabel stoere
en pen, die deze week 50
stichtende zang achter
rug hebben,
ndat het zo verdomd
illig was vroeger. De
ubs hier waren ook
Iraaid leuk hoor, met
werkverschaffing voor
ivegerij en strooien,
r kreeg je verdikkeme
li een gulden voor.
:htige tijd was het. Nou,
iet koor was een
^fcetje, ook in Oude
ering, waar niet zo veel
aan de hand was: geen
auto's, amper fietsen
want die kostten ook geld
en geen poen. Dan zoek
je gezelligheid hè. Ook op
het toneel. Daar zit ik nog
steeds op, volgend jaar ook
al weer een halve eeuw".
Die staat niet gauw met z'n
mond vol tanden: Jacobus
Hubertus (Ko of Koos) van
Benten, ook wel Heer Jacq.
geheten; 71 jaar, op z'n 15e
naar de Wetering
geëmigreerd vanuit de Rip.
Een jaar aspirant-zanger en
op 22 januari '32 volwaardig
lid geworden van het
parochieel koor van St.
Jacobus de Meerdere, Oude
Wetering. Netzogoed als
vriend Hermanus de Jeu,
70, bij wie ik gisteren thuis
op de koffie kwam, maar
die me tegen het middaguur
uitnodigde voor een neut,
welke versnapering ik
evenwel wegens het nog
niet ver gevorderde uur
moest afslaan.
Koos en Herman: gerijpte
rakkers in
kooraangelegenheden.
Vandaag in de Meerkreuk;
een jaar of tien. twaalf
geleden nog in het
voormalige, sinds
afgebroken, kerkje aan de
Weteringse Kerkstraat.
Waar het voor Koos en
Herman en nog zes anderen
van de lichting '32
begonnen is. „Eén is er
dood, de rest van het zoodje
(„Koos, hou op, doe niet zo
raar", zegt z'n vrouw, die
meegekomen is; „Koos
leeft nog, maar doet niet
meer mee".
Jacobus de Meerdere in de
Meerkreuk. Dat is het
heden. Het verleden is
versplinterd; is aan de
Kerkstraat een grote open
plek geworden, waar gras
en onkruid de fundamenten
van een dorpskerkje
hebben overwoekerd. Maar
daar is het toch begonnen,
voor de twee feestelingen
van zondag aanstaande. „Bij
pastoor Raken; God in den
hemel, waar is de tijd
gebleven?" Koos van
Benten afkomstig, zoals
gezegd, van Rijpwetering,
Koos van Benten.
waar hij nog misdienaar is
geweest, maar hij trok zich
terug nadat anderen eens de
miswijn hadden
opgedronken is de
gangmaker; collega Herman
de Jeu, niet onmiddellijk
een ingetogen tiep, maar
wel iets meer tot rust
geneigd. Herman beaamt en
onderstreept wat Koos
vanuit zijn herinneringen
de kamer ingooit, waar 't
even blijft liggen en meteen
wordt opgeraapt door de
dames Van Benten en De
Jeu; vrouwen die het,
volgens Koos, „toch
allemaal beter weten..."
Reken maar. Koos vertelt:
„We kwamen op het koor
want bij alle gezelligheid
waren we ook religieus
toen het onder leiding stond
van meneer Fangmann (vijf
minuten
spellingsmceilijkheden,
maar het had iets Duits,
T.P.)". „Nee", reageert
mevrouw Koos, laat ik
maar zeggen: „Piet van den
Bosch". „Ja, Piet Bosch was
de dirigent zogezegd", vindt
ook De Jeu. „Niks daarvan"
(Koos wordt enthousiast);
„Nee, het was Jan Vesseur,
en Van de Bosch was de
organist. Van de Bosch
speelde eigenlijk piano en
ging z'n best doen op 't
orgel. Hij zei, achter het
orgel, toen we er de eerste
'keer waren: jongens, zing
maar; ik zal proberen het te
volgen. Van den Bosch was
gemeente-ontvanger, in de
Veen. Verdomde gezellige
tijd, toen".
Gods lof zingen om mensen
te stichten, en er zelf nog
plezier aan over te houden
ook. Dat is een facet van
het koorleven van mensen
als Koos en Herman. Zulke
lui gaan nooit verloren.
Bijna volgens een
goddelijke belofte. Intussen
verschuiveh zich de dames
op hun praatstoelen; de
mannen worden onrustig,
zo tegen twaalven. High
noon. Praten over een
halve eeuw, zonder al te
zeer bokken te schieten.
Maar niemand is kort van
memorie, en de meneer van
de krant mag best iets
proeven, van die oude, nog
springlevende koorgeest.
Vijftig jaar kun je selectief
samenvatten. Doe ik ook.
Laten we het op een
gezellig koortje houden,
„altijd; een mannenkliek
onder elkaar".
Koos droomt luidruchtig
weg: „Gregoriaans, zondag
aan zondag, en af en toe een
muziekmis. Perosi, nou en
of. Maar 't liefst zongen we
gregoriaans. Na 5 jaar heb
ik daarin een cursus
gevolgd, onder Reinbeek
van Nieuw Vennep. Nu is
het gregoriaans alleen op
hoogtijdagen, of half om
half, of op verzoek van de
één of andere zonderling.
Tenminste: ik geloof dat
iemand die van gregoriaans
houdt, met alle
verdrukking mee, als een
soort zonderling wordt
beschouwd. En dat is groot
onrecht. Dat is je reinste
onzin. Gregoriaans valt
nooit te vervangen. Dat
lukt ook die vrouwen niet,
die sedert een jaar of 20 in
het koor meezingen. Die
dames zijn er tijdens pastoor
Lemmers bijgekomen, maar
gregoriaans, daar hoef je bij
ze niet mee aan te komen
Grote verontwaardiging bij
de eega's De Jeu en Van
Benten, die er voor gaan
verzitten en er een extra
kopje koffie op nemen. Toe
nou. Herman'en Koos: die
vrouwen zijn
binnengedrongen in jullie
wereldje, maar onze Moeder
de Heilige Kerk legt hen
geen duimbreed meer in de
weg. Zolang het bij zingen
en leuke commentaar blijft.
Voordien mochten de
dames komen opdraven bij
het vertier van de jaarlijkse
feestmiddag. Koos: „Je
moest toch watO ja, hij zal
't zelf niet vertellen, maar
Herman hier is ook nog 15
jaar lang dirigent van ons
koor geweest". Herman
knikt ja, maar hij had die
boot liever willen afhouden.
Buiten, op de Brasem,
Herman de Jeu.
glinstert het drijfijs onder
een schraal maar welkom
zonnetje. Mevrouw De Jeu
begrijpt eigenlijk nog steeds
niet, hoe er zo veel
gregoriaanse missen
feschreven konden worden,
iijna voor elke dag één.
Lijkt wel. „Die mensen
hadden zeker niets anders
te doen, heel vroeger". Ja,
het is waar; je zou nu niet
zeggen, dat daar
monnikenwerk van eeuwen
in zit. Maar volgens vriend
Koos ligt het gregoriaans
nog onverminderd
makkelijk in het gehoor:
„de hele kerk zingt het
mee, zo met dat Kyrie en
Gloria en zo. Die
,tussengezangen, dat is wat
anders; die verschillen
steeds. Daar heb ik ook die
cursus voor gevolgd,
destijds zeg maar".
Toch is het koor van de
Meerkreuk nog onverzwakt
een gezellig clubje gebleven.
Koos: „Zeker de laatste paar
jaar. Er is weer een band.
die een tijdje verflauwd
was". Herman de Jeu. die
het wat kalmer aan doet:
„Nou ja, je zingt mee hè.
met die halve roomse liedjes
van tegenwoordig". „Ja",
vult zijn vrouw aan: „je past
je maar aan, nietwaar. De
pastoor, pastoor Mussert.
wil het iedereen naar de zin
maken en met iedereen
goeie vriendjes blijven".
„Zeker", Koos gaat verder:
„onder deze pastoor vieren
we elk jaar Ceciliadag 's
avonds; dan laat j^ je glaasje
niet leegstaan. Dat gebeurde
bij de vorige pastoors nooit,
die St.Ceciliadag". Hymne
aan Sinte Cecilia,
patroonheilige der romeinse
zangers. Martelares.
Doorgedrongen tot de ziel
van Benjamin Britten, de
onvervalst Engelse
componist, die een loflied
op Cecilia schreef; zo groots,
meeslepend en ook
nostalgisch. En de anglicaan
Britten was één der vele
vakbroeders die een
blikken van haar dochter
Hanna. Moeder en dochter
hebben gemeen dat ze enigs
zins ontworteld zijn, afkom
stig uit of levend in de Elzas,
het grensgebied tussen Frank
rijk en Duitsland; later zijn
beiden woonachtig in Argen
tinië. De dochter, getrouwd
met een Duitse architect gaat
terug in haar moeders verle
den om zichzelf beter te leren
kennen. Hanna bezoekt de
plaatsen waar haar rond de
eeuwwisseling geboren moe
der leefde, zoals de voormali
ge nachtclub in Straatsburg
waar ze werkte als zangeres.
Daar leerde Malou haar Jood
se echtgenoot kennen, en ze
laat zich bekeren tot het
Joodse geloof om met hem te
kunnen trouwen. Door de op
komst van het nationaal-so-
cialisme moet ze met hem
vluchten, eerst naar Amster
dam, later naar Argentinië.
Daar gaat het bergafwaarts
met haar, ze raakt aan de
drank, wordt door haar man
verlaten, die haar dochter bij
haar weghaalt en haar na de
oorlog op een kostschool in
Duitsland plaatst. Moeder en
dochter ontmoeten elkaar nog
maar een paar keer, de laatste
keer sterft Malou in een Ar
gentijns ziekenhuis als gevolg
van overmatig alcoholge
bruik. Aan het eind van de
film lijkt het erop dat Hanna
zich met het verleden heeft
verzoend.
Middels soepel in elkaar over
lopende flash-backs wordt het
leven van zowel de moeder
als de dochter geschetst, vaak
met zeer fraai camerawerk.
Lo van Hensbergen en Liane
Saalborn zorgen als de
schoonouders van Malou nog
voor een klein Nederlands
aandeel in de door Jeanine
Meerapfel geregisseerde film.
'Malou' is niet voor niets op
het filmfestival van Cannes
door de filmkritiek tot beste
film uitgeroepen.
Duitse bioscoopfilm
u heeft weinig tot
uit te staan met het
,a^liaanse feuilleton
dat regelmatig op
eeldbuis te zien is.
zien van het feit dat
aam van de film één
meer bevat is
waarschijnlijk
testi wat aangenamer om
'ien51?e zien dan 'Malu', al
het alleen maar om
aaie filmbeelden en
ontbreken van de
eloze discussies van
diet levisieserie.
aats
ajl3 alou van de film is dood,
enstelling tot haar sprin-
nde naamgenote van de
sie. We leren haar al-
kennen via het terug-
Een scene
uit Malou.