„Ingeblikt
avontuur
beter
dan géén
avontuur"
Meer techniek voor meisjes
Tegen heug en meug in de klas
LEIDSE COURANT
VRIIDAG 15 JANUARI 1982 P,
Volgens de jongste gegevens be
staat het aantal afgestudeerden in
de technische wetenschappen
slechts voor 2,4 procent uit vrou
wen. Bij wis- en natuurkunde ligt
het percentage op 17,7 procent - ho
ger, maar nog veel te laag, vindt
prof. J. Raat, sinds kort hoogleraar
in de didactiek aan de Technische
Hogeschool te Eindhoven. Hij wil
daar verandering in gaan brengen,
cwant „de bewering dat meisjes
minder aanleg zouden hebben voor
exacte vakken, wordt door geen
enkel onderzoek gestaafd en berust
op een hardnekkige fabel; het heeft
louter te maken met ons verteken
de maatschappijbeeld van de
vrouw".
Naar het voorbeeld van Noorwe
gen, pionier op dit terrein, wil hij
ten strijde trekken met in zijn ba
nier de leus „een technische studie
vandaag betekent macht morgen".
Macht, ook voor de vrouw. „Ik
denk dat de werkgelegenheid op
iets langere termijn zal verschui
ven van de zachte naar de harde
sectordat hoogwaardige tech
nologie de toekomst heeft. Nu het
streven naar volledige gelijkheid
tussen vrouw en man in volle gang
is, mogen vrouwen uitgerekend
deze boot niet missen. Hier ligt een
kans".
De daad bij het woord voegend is
prof. Raat inmiddels van start ge
gaan met het door hem bedachte
Ment-project waarbij Ment staat
voor: meisjes, natuurkunde en
techniek. Alle scholen in zuidelijk
Nederland en elders, mocht het
initiatief aanslaan krijgen docu
mentatie over de exacte vakken
toegestuurd plus de uitnodiging om
eens een informatiedag mee te ma
ken aan de Eindhovense hoge
school. Er worden lesprogramma's
verstrekt die moeten aantonen hoe
leuk bijvoorbeeld natuurkunde-on-
derwijs kan zijn, ook voor meisjes.
Met docenten zal, tot bij de leraren
opleidingen toe, overleg plaats vin
den over de vraag hoe ze lessen
aantrekkelijker kunnen maken.
Vrouwvriendelijker vooral, want
daar zit hem de kneep. Prof. Raat,
citerend uit het rapport „Marie,
word wijzer van natuurkunde", dat
is uitgegeven door het ministerie
van onderwijs en waaraan hij heeft
meegewerkt; „Een bewust positieve
houding van docenten tegenover
meisjesleerlingen kan er misschien
toe leiden dat meisjes minder snel
een afkeer krijgen van exacte vak
ken. Daarnaast verdienen leerboe
ken en de wijze waarop leerstof
wordt aangeboden, de aandacht.
Zelfs al verandert er nog niets aan
de leerstof, dan nog kunnen meer
voorbeelden gehaald worden van
buiten een leefwereld die uitslui
tend door mannen .wordt gedomi
neerd en kunnen meisjes afgebeeld
worden in gelijkwaardige situaties
op het gebied van natuurkunde en
techniek".
Aan de hogescholen vond men in
1979-1980 op 3250 studenten in
elektrotechniek slechts 18 vrou
wen, op 2304 studenten in werk
tuigbouwkunde 15 vrouwen. De
schuld ligt volgens prof. Raat waar
schijnlijk mede bij het mannelijke
beroepsbeeld van deze vakken. En
de scholen voor voortgezet onder
wijs bieden weinig mogelijkheden
om dat imago te veranderen. In het
AVO wordt nog steeds geen tech
niek gegeven, ondanks uitspraken
van de Raad van Europa dat tech
nische vorming voor alle leerlin
gen, ook de vrouwelijke, een on
derdeel dient te zijn. Er bestaan
ook bijna geen scholen voor alge
meen vormend onderwijs waar iets
van algemene technieken gegeven
wordt. En zolang in het lager be
roepsonderwijs sprake is van een
vrijwel volledige scheiding tussen
de seksen, kan daar ook weinig ge
daan worden. De hoop moet komen
Zo blijft de rolbevestiging in het
onderwijs troef. Om docenten daar
van bewust te maken,, heeft prof.
Raat een video-band opgenomen
die het verschil laat zien tussen
jongens en meisjes als het gaat om
een eenvoudige natuurkundeproef.
Hij liet drie maal verschillende jon
gens en meisjes van 13 jaar een
slingerproef doen. Bijna altijd voer
den de jongens de boventoon. Zij
waren het die de stopwatch bedien
den, de centimeter hanteerden en
de resultaten noteerden. Met de
meisjes werd niet of nauwelijks
overlegd. Dat rolpatroon moet
doorbroken worden, vindt prqf.
Raat. Meisjes en vrouwen dienen
de kans te krijgen om volop deel te
hebben aan de nieuwe ontwikke
lingen op het terrein van de exacte
wetenschappen. Anders belanden
ze straks onherroepelijk in het ver
domhoekje.
P. SNOEREN
Nederland staat nog maar aan het begin van de com
puterrevolutie, die grote consequenties zal hebben
voor alle geledingen van onze maatschappij. Ons in
dustrieland wordt de komende decennia onvermij
delijk herschapen in een computerland. En om te
voorkomen dat de burgers in die elektronische
maatschappij niets meer zullen begrijpen van de we
reld om zich heen, moet het onderwijs nu al aange
past worden. „Op alle scholen computerles", zo be
pleit prof. dr. J. Verhoeff, hoogleraar informatica
aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. Ons
schoolsysteem is volgens hem dramatisch achter
haald door de laatste ontwikkelingen op elektro
nisch gebied. „Het duurt niet lang meer of er past
een hele Winkler Prins-encyclopedie op één chip.
Wat zul je dan nog voor feitjes leren?".
PROFESSOR VERHOEFF WIL
OP ALLE SCHOLEN COMPUTERLES
ROTTERDAM „Iemand die in
de nabije toekomst niets weet van
computers, hun taal niet spreekt en
niet weet hoe hij of zij ze moet be
dienen, is net zo gehandicapt als
een analfabeet nu. Ik denk dat zo'n
mens zich knap ongelukkig voelt.
Je zult over een aantal jaren name
lijk geen boterham meer kunnen
roosteren zonder eerst een compu
ter in werking te stellen".
Professor Verhoeff filosofeert over
de toekomst van ons landje. Een
toekomst, waarin de computer een
prominente plaats inneemt. Ter il
lustratie overhandigt hij een velle
tje smetteloze kopij. „Thuis ge
maakt op mijn elektronische tekst
verwerker. Onbeperkte correctie-
mogelijkheden heeft zo'n ding, een
printertje zet het uiteindelijk alle
maal op papier. Foutloos!", roept hij
triomfantelijk. Maar er is meer.
Volgens Verhoeff zal de computer
de mens ook bij veel andere zaken
een helpende hand bieden. Zo kan
hij de klant bedienen bij bankza
ken en desgewenst zelfs met hem
„meedenken". Hij kan de was
doen, zorgen dat het eten niet aan
brandt maar ook zieken verzorgen
en spelpartner zijn voor de vrije'
uurtjes. Wie weet staat de computer
te zijner tijd voor de klas
Uit de ontwikkelingen tot nu toe,
na lezing van stapels vakliteratuur
en bezoeken aan een groot aantal
ontwikkelcentra en laboratoria in
binnen- en buitenland concludeert
de hoogleraar: „De westerse wereld
komt stijf te staan van computers,
niet alleen in de fabrieken maar
ook in het dagelijks leven. Het on
derwijs kan er niet meer onderuit
daarop in te spelen".
Klokkijken
Verhoeff vergelijkt de onvermijde
lijke opmars van de chip en compu
schappen naarmate de ba>
waardiger worden en de
toeneemt. De computer kj
behoefte prima voorzien'
Volgens Verhoeff kan i^
wat instructie met eenjgkl
omgaan. Er zijn zeer leemat
puterspelletjes voor kletf
ressante computervraf1^®
voor leerlingen van een ij*
en hersenbrekende cornjls l
blemen voor het middelbjt B
ger onderwijs. De bedien^ ja
apparatuur is bovendien u
eenvoudigd. Kortom: de j
Mystiek «s-
„Collega's scheppen nogjjer]
een sfeer van mystiekj,u0
computer. Alsof het een fr
lijk apparaat is waar nië"e
den nooit mee uit de voUS 1
nen. Dat is natuurlijk oikr
Verhoeff met overtuigi^
grammeren kan iederee
paar dagen studie. MaaLar
natuurlijk verschil tusse^ a
schrijvers en grote literafcKee
Als het aan Verhoeff lig
der kind over een aantak^
alleen een computerhorla 0g
computer-rekenmachine i
een computerleraar en Lm
zelfs een computervriendtm
leraar geeft zelf het vooj
zijn spaarzame vrije uur'
regelmatig achter zijn „pt
computer" te vinden.
lezen en met mijn compuj
dat doe ik graag", geeft r
„Wordt de computerm^
geen onpersoonlijke en
ge maatschappij?vragei00^
zeiend.
w
„Ach", relativeert Verhif11^
soonlijk heb ik er geen bfr
gen als het baliepersoner0
voorbeeld banken wordtH®
tomatiseerd. Als zo'n r:
slechte dag heeft dan Irf
chagrijnig aan. Een com?
niet chagrijnig kijken. Drf
dan liever mee van doen in
Badinerend: „De technie^
goed geweest in het opl™
problemen die ze zelf
heeft. De werkloosheid iL-,
deel het gevolg van de aJSi
ring. De computer zal ei
gen dat deze mensen hur
op een prettige manier 4
nen brengen. Met een
hifi-installatie en kleurt
kun je als je de elektrc
bedienen de mooiste
beleven".
Dan meer serieus: „De o;
den, de authentieke avonh—
alle risico's vandien raki
dereen heeft te eten, lAA
steeds eenvoudiger infogt
vergaren, inkomen is me
deerd: Toch heeft de menjn
aan het hebben van onzi x
en het overwinnen of opjlpri
van. Dat geeft bevredigen
wilt zelfvertrouwen. Eeiaar
avontuur is dan beter l
avontuur". wi
PAUL Ktij,
'he
ter voor de duidelijkheid met de in
voering van de mechanische klok.
„Vroeger ging iedereen een straatje
om, om op de kerkklok te kijken
hoe laat het was. Later was de klok
ook te vinden op stations en in de
fabrieken. Nu heeft een kind van
tien soms meer dan drie horloges.
Met de tekstverwerkers, compu
ters, viditel en noem maar op, gaat
dat net zo. Nu wordt de computer
ingevoegd in allerlei bedrijven.
Straks staat hij bij u thuis".
Het onderwijs zal, evenals bij de in
voering van het horloge, een actie
ve rol moeten spelen in dit proces.
Het „kloktijdperk" werd mogelijk
dank zij de klok-kijklessen op de
lagere school, het „computertijd
perk" moet vergezeld gaan van Te-
leac-cursussen over micro-elektro-
nica (al het geval) en computerles
op school. Deftig gezegd: informati
ca.
Verhoeff: „Het onderwijs zal nog
veel aan de weg moeten timmeren.
De basisscholen gebruiken feitelijk
nog steeds dezelfde leermiddelen
als het leesplankje en de lei van be
gin deze eeuw. Calculators zijn op
veel lagere scholen nog taboe, om
maar niet te spreken over de mo
derne apparatuur van dit moment.
Veel onderwijzers hebben daar niet
eens van gehóórd".
Dom
Het argument dat het intensief ge
bruik van moderne apparatuur
kinderen „dom" zou maken cal
culators bijvoorbeeld maken het
hoofdrekenen en vlot cijferen op
papier minder noodzakelijk
wuift de hoofleraar weg. „Als je op
die toer gaat, dan moet je ook de
lucifers en aanstekers afschaffen.
Vrijwel niemand beheerst door
deze uitvindingen immers meer de
kunst om met vuurstenen en wat
kaphout vuur te maken. Voor cal
culators geldt hetzelfde. Ze zijn be
trouwbaarder dan dat hoofdgere-
ken en cijferwerk op papier, ieder
een heeft ze tegenwoordig en bo
vendien zijn ze goedkoper dan een
logaritmetafel. Je zou de tijd die
aan het eindeloos maken van
staartdelingen wordt besteed mis
schien beter kunnen gebruiken
voor computerles. Voor biologie
geldt hetzelfde. Wie wil nu nog we
ten ho? een krokodil in centraal
Afrika er uitziet?"
De ruimte die in het onderwijs
moet worden gevonden voor de
computerles zal nog heel wat voe
ten in de aarde hebben. Welk vak
is belangrijker dan het andere? Een
zeer persoonsgebonden en omstre
den vraagstuk.
Spelen
Computerles zal in elk geval het
onderwijs interessanter en prettiger
maken, daar is V«rhoeff van over
tuigd. De professor: „Op de univer
siteit laat ik studenten de eerste
twee maanden compupterspelletjes
doen. Je weet wel, computer-
schaak, computertafeltennis enzo.
Collega's hebben hun bedenkingen,
maar het werkt uitstekend. Binnen
de korste keren zijn ze gèk van die
apparaten. Een volgende stap is
dan: verzin zelf eens nieuwe spel-
programma's. Tenslotte leer je de
studenten hoe ze er geld mee kun
nen verdienen. Bij dit alles staat
het spelen centraal. Het is tegen
woordig overigens minder noodza
kelijk kinderen op school te wen
nen aan saai en routineus werk. In
de maatschappij is aan zulk werk
minder behoefte. Het spel en crea
tiviteit worden belangrijker eigen-
Prof. Verhoeff: „Je zult over een aantal jaren geen boterham
meer kunnen roosteren zonder eerst een computer in wer
king te stellen".
langer leren misschien een noodverband, maar geen remedie.
De belabberde situatie op de ar
beidsmarkt heeft als bijverschijnsel
dat nogal wat jongeren langer on
derwijs blijven volgen dan hun ei
genlijk lief zou zijn. Arbeidsbu
reaus geven jeugdige werkzoekers
zelf het advies: leer nog maar een
tijdje door, want een baan heb ik
toch niet voor je. Tegen heug en
meug in de klas. „Het juiste aantal
is versluierd", zegt de heer J. Pe
ters uit Bemmel, secretaris van de
Nederlandse Vereniging van
Schooldecanen. „Maar de groep
moet enorm groot zijn. Als ik kijk
naar mijn eigen praktijk, gaat op
het ogenblik tachtig procent van de
mavo-4 leerlingen door naar ver
volgonderwijs. Normaal zou dat
vijftig tot zestig procent zijn ge
weest. Nou maak je mij niet wijs
dat de jeugd opeens leergieriger is
geworden dan vroeger. Het bete
kent dus dat misschien wel een
derde deel van je leerlingen tegen
wil en dank in de schoolbanken
blijft hangen, terwijl ze veel liever
aan de slag zouden gaan. En binnen
het lager beroepsonderwijs speelt
ook zoiets. Nogal wat jongelui plak
ken er noodgedwongen een vijfde
leeijaar aan vast".
Deze jongeren hunkeren naar
werk, weet de heer Peters uit erva
ring. „Ik geloof dat het samenhangt
met het arbeidsethos dat ze toch
wel hebben. Wat ze willen is een
baan, gekoppeld aan een inkomen.
Maar de baan is het belangrijkst,
niet het geld; dat zie je aan het feit
dat ze een uitkering afwijzen. En
werk is ook belangrijk voor jonge
ren. Vanuit arbeid kunnen ze een
stuk levensoriëntatie en zelfont
plooiing opdoen. Dat moeten ze nu
missen. Bovendien krijgen ze geen
kans om ervaring op te doen. Heel
ernstig, want er komt onherroepe
lijk een tijd dat ze toch de plaats
van ouderen in zullen moeten ne
men en daar staan ze dan, zonder
de nodige vaardigheid en know
how. Het geldt voor witte boorden-
beroepen evenzeer als voor arbeid
met de handen. Ook vakmanschap
vereist vaardigheid en ervaring".
Maar banen zijn er nauwelijks en
dus blijven ze op school. De heer
Peters, bezorgd: „Een samenleving
die zo zorgeloos omspringt met zijn'
toekomstmakers, zal eerder vroeg
dan laat de rekening gepresenteerd
krijgen. Je kunt niet straffeloos een
generatie tot overbodig verklaren".
Krasse taal, enigszins bedoeld als
knuppel in het hoenderhok. Hij
geeft het toe. „Maar toch. Als deze
situatie doorgaat, 500.000 werklo
zen van wie 220.000 tussen de 16 en
23 jaar en het laat zich aanzien dat
de getallen nog op zullen lopen,
dan ga je heel sterk de kant uit dat
de jeugd zich af gaat Vragen: zijn
wij soms overbodig? En die frustra
tie zal natuurlijk een uitweg zoe
ken".
De rekening. Wie krijgt hem? „In
zekere zin het onderwijs al", vreest
de heer Peters. „We hebben te ma
ken met een afnemende motivatie
onder de leerlingen; Naar school
gaan is toch al niet leuk en waar
doe ik het eigenlijk voor? Dit ver
oorzaakt in het onderwijs een legi-
timatie-crisisje. Het klinkt geleerd,
maar wil gewoon zeggen dat wij
van het onderwijs bekropen wor
den door de vraag: hebben we ons
wel goed gekweten van onze taak?
Hadden we onze leerlingen niet be
ter de. vaardigheden, de ontwikke
ling mee kunnen geven, waardoor
ze ook wat meer voorbereid zouden
zijn geweest op een periode van
baanloosheid? Hadden we de oplei
ding niet gerichter moeten afstem
men op het feit, dat een aansluiten
de baan nauwelijks tot de mogelijk
heden behoort en dat de tussentijd
zinvol gevuld dient te worden"?
Hoe ga ik met mijn vrije tijd om?
Hoe kan ik sociaal bezig en vaardig
zijn? In die sfeer moet het onder
wijs de antwoorden zoeken, denkt
de heer Peters. „Wat de jongere an
ders geleerd zou hebben: in de ar
beidssituatie en wat hem nu ont
houden wordt, dat moet het onder
wijs gaan aanbieden. Arbeid vormt
een enorm ontplooiende factor, om
dat het de jongere leert: ir
niet uitgegroeid, al heb ilky
verlaten; ik dien van lieM
eigenheid te gaan bepale
heb ik alle mogelijke maf
lijke ervaringen voor nof
ontplooiende factor van'
grotendeels is weggeval
het onderwijs de taak t
daarvan in het lesprogra,
te nemen. We moeten in
die we aanbieden, steedsj'
sluiting proberen te vine
belevingswereld van dei
veel mogelijk aansluitiij
dien bij de mogelijkhedCt
dere individuele leerling^
waarschuw: je kunt hetj^
niet alles laten doen. Ijd
ook politieke oplossinge^
ne
Je ziet al aan het groeielzc
afhakers op scholen dat 0i
ren misschien een noodYoe
maar geen remedie. Plan
voor jongeren op de arb
dat is de remedie". iai
PIET k,
op