„Meeste trainers weten
niets van krachttraining
Jeroen Goudt ontwijkt verslaving aan dammen
SPORT
LEIDSE COURANT
ZATERDAG 2 JANUARI 1982 PAGINA 8
INSPANNINGSFYSIOLOOG JAN VOS EN ZIJN KRUISTOCHT TEGEN ONKUNDE EN ONWIL
NIJMEGEN Ruim vijf
tien jaar voert sportfysio-
loog Jan Vos een kruis
tocht tegen alle misstan
den binnen de sportwe
reld over krachttraining,
al is het vaak vechten te
gen de bierkaai. Naar de
mening van doctor Vos,
verbonden aan de Katho
lieke Universiteit van Nij
megen, weten de meeste
trainers in de diverse tak
ken van sport weinig tot
niets van krachttraining.
Niettemin wordt de
krachttraining door veel
trendgevoelige trainers als
een onmisbaar deel van
de oefenstof gezien. Met
alle gevolgen vandien,
want door de ondeskun
digheid komen er veel
blessures voor. Jan Vos
(42) windt zich daar regel
matig over op. Zonder on
genuanceerd om zich heen
te trappen constateert hij
nog steeds veel onwil bij
diverse sportbonden en
dan trekt hij zijn mond
open. In het testhonk in
Nijmegen, waar Jan Vos
door de jaren heen tien
duizenden sporters testte,
geeft hij zijn bevindingen
van al die jaren research
en de nog steeds bestaan
de onwetendheid en on
wil ten beste.
Jan Vos, die in 1976 de prijs
voor sportgeneeskunde ont
ving vanwege een studie over
krachtmetingen bij sportmen
sen, is een razend druk baasje.
Voordat de afspraak tot stand
kwam moest hij anderhalve
week in zijn agenda vooruit
blikken om een uurtje „vrij" te
ontdekken. Tijdens het ge
sprek wordt Vos meermalen
weggeroepen. Zijn bereidwil
ligheid om mee te werken lijdt
er evenwel niet onder.
Vos: „Zo'n achttien jaar gele
den ben ik met inspanningsfy-
siologie begonnen. Ik heb er in
België zes jaar lang een oplei
ding voor moeten volgen.
Zoiets bestond in Nederland
niet. Nu pas is er zo'n oplei
ding gestart. Inspanningsfysio-
logie wil in het kort zeggen:
het meten van hart, longen en
kracht. Kijken wat de ver
schillen zijn tussen hart en
longen bij rust en inspanning.
Via het inzetten van die gege-
„Bij de bonden stuit ik vaak op misstanden"
Jan Vos met zijn assistent bij het apparaat dat de spierkracht test.
vens op statistieken zijn veel
gegevens te verkrijgen, die
van belang kunnen zijn voor
de training van het individu.
Er zijn nog veel meer soorten
metingen, maar dat zou te ver
voeren".
In het testhonk van Vos illu
streert een lange rij van sche
ma's, elk aangepast aan een
tak van sport, gewicht, leeftijd,
topper of trimmer, de vele mo
gelijkheden. Her en der staan
allerlei apparaten, waarvan
een drooggroeier en een aantal
hometrainers voor de leek
herkenbaar zijn. Vos: „In de
beginjaren werd het gebruik
van apparatuur als iets engs
gezien. Langzaam maar zeker
groeide het besef, dat het me
ten van je lichamelijke moge
lijkheden en know how, om
dat uit te buiten, alleen voor
delig kan werken".
Triest
„Het is triest, maar het over
grote deel van de trainers in
Nederland, en dan spreek ik
in het algemeen, weet absoluut
niets van krachttraining. Even
zo vrolijk laat men de sporters
veel stoeien met allerlei appa
raten of zware dingen. Die
sporters weten het ook niet en
denken dat de trainer het wel
weet. Ze weten er echter geen
donder van af en het resultaat
is de vreemdste blessures. Ik
geef toe, de materie is moei
lijk, maar in vredesnaam, wie
doet nu oefeningen waarvan
het effect bekend is? Bij de
bonden stuit ik vaak op mis
standen. In dit testhonk is bij
voorbeeld veel apparatuur
aanwezig. Dan zou je denken,
dat vooral invaliden hier veel
komen. Iedereen is hier name
lijk welkom. Het maakt me
niets uit of het een wereldtop
per of een jongetje van elf jaar
is. Nou, vooral die invaliden
zouden wij een veel betere be
geleiding kunnen geven. Er is
hier ruimte om uit te breiden.
Met name voor invaliden zou
den hier nog veel meer facili
teiten gecreëerd kunnen wor
den. De NIS (Nederlandse In
validen Sportbond) weet er
van, maar laat niets van zich
horen. Ze zitten wel met hun
kont op die miljoenen van Te-
lebingo. Dat weet ik pertinent
zeker. Ze spelen het niet zin
vol en dat is jammer, erg jam
mer".
„Tekenend is ook, dat ik nog
nooit met iemand van welke
bond dan ook gesproken heb
en dat terwijl ik toch sporters
van zo'n twintig verschillende
bonden bij me heb gehad in de
loop der jaren. Pure onkunde
en desinteresse noem ik dat.
Bestuurders vind ik meestal
toch franje. Wij zien hier wel
de keur van de sporter en als
die aangeeft, dat er veel ver
betering mogelijk is, dan vraag
je je af waar die bestuurders in
vredesnaam mee bezig zijn.
Met voetballers werk ik ook,
maar niet meer zoveel met
profs. Sparta, NEC en Wage-
ningen, om er maar een paar
te noemen, kwamen hier in
het verleden wel. Het hangt er
maar net van af hoe de trainer
zich opstelt. Er zijn er maar
weinig die durven toegeven,
dat zij van krachtmeting geen
kaas gegeten hebben. Dat is
mijn vakgebied, al zit ik beslist
niet op die profvoetballers te
wachten".
Geen regelmaat
„Het verloop bij voetbalclubs
is zo groot, dat er geen regel
maat in zit. Daarom is goed
meten niet mogelijk en het in
teresseert ze eigenlijk ook
niets. Die voetballers denken
alleen maar aan poen en hoe
ze er steeds meer van kunnen
rkijgen. Een tijdje geleden
stond ik, samen met een
vriend, een chirurg, naar een
training van NEC te kijken.
Zegt die vriend: als ik dit zo
eens bekijk, dan werkt die
trainer met een miljoen. Een
vent, die er geen enkel ver
stand van heeft, krijgt in het
ziekenhuis de kans niet om
met apparatuur van een mil
joen om te gaan. Laat staan
met mensen. In Nederland
kan dat. Als je toch bedenkt,
dat het Nederlandse profvoet
bal aan de rand van een fail
lissement staat en ze doen er
geen bal aan, dan is er iets
goed mis. Waarom oude spe
lers kopen en de jeugd maar
laten aanmodderen? Zo breng
je er nooit een lijn in".
„Ik werk het liefst met jeugd.
Al is het alleen om de mentali
teit. Bij de jeugd moet de basis
gelegd worden en wat inspan-
ningsfysiologie betreft, is het
het gunstigste om al vrij vroeg
met metingen te beginnen. Als
je dat doorzet krijg je een com
pleet beeld van de mogelijkhe
den. Zelf heb ik meer dan tien
jaar met Jos Hermens ge
werkt. Toch een topper in de
atletiekwereld, al sukkelt hij
de laatste jaren met veel bles
sures. Jos is hier altijd trouw
geweest en heeft daar veel
voordeel van gehad. Zo zijn er
meer, maar je kijkt om je heen
en dan zie je dat er onnoeme
lijk veel talent en geld ver
speeld wordt. Doodzonde".
Eruit schoppen
„Regelmatig langskomen is bij
mijn werk, zoals ik zei, erg be
langrijk. Dan pas kan je aan
de hand van cijfers conclusies
trekken. Toch was het vaak
dat ik ze er eruit moest schop
pen omdat ze zich niet aan de
afspraken houden. Gerard
Rond, de motorcrosser, is zo'n
voorbeeld. Die kwam een paar
keer en liet opeens niets meer
van zich horen. Het is vrijheid,
blijheid, maar als je toch nog
niet eens het fatsoen op kan
brengen om eens te bellen".
„Echt boos word ik pas als ik
aan het gehannes bij de NSF
(Nederlandse Sport Federatie)
denk. Al tien jaar lang zijn ze
bij de NSF bezig om de kader
vorming gestalte te geven. Al
die tijd zeuren ze al. Dan is er
geen geld, dan is het zus en
dan weer zo. Ze beginnen er
niet eens aan. En als je dan
vraagt naar het waarom, dan
hoor je nog alleen maar ge
zwam".
Een wat narrige ondertoon
van dit betoog zou kunnen su-
gereren, dat Jan Vos als een
gefrustreerde betweter door
het leven gaat. Het tegendeel
is waar. Hij merkt zijn kritiek
als een realiteit aan en die
mag, volgens Vos, verkondigd
worden. In zijn werk heeft hij
overigens veel plezier. Vos:
„Mijn werk is mijn hobby. Zo
moet je het zien. Ik geef bij
voorbeeld ook veel lezingen in
het land, zo'r. vijftig per jaar.
Clubs van diverse pluimage
vragen me. Het is leuk om aan
geïnteresseerde sportlieden uit
te leggen waarom iets moet of
niet moet. Er is inderdaad veel
belangstelling voor. Nee, ik
vraag er geen geld voor".
RUUD DE JAGER
VUF WEDSTRUDLOZE JAREN HEBBEN HUN SPOREN NAGELATEN
ENSCHEDE Nog een beetje onwennig legt Jeroen
Goudt opnieuw fraaie patronen op het dambord. Vijf
wedstrijdloze jaren hebben hun sporen nagelaten. Bin
nen het voortdurend uitdijende gebied der theoretische
openingen zijn, sinds hij het dammen de rug toekeerde,
allerhande verfijningen aangebracht. Zaak dus, in ie
der geval aanvankelijk, de scherpste varianten te ver
mijden. Nauwelijks een verschil met vroeger eigenlijk,
toen hij de theorie het liefst zo snel mogelijk verruilde
voor het avontuur.
Sedert een handvol maanden
is Jeroen Goudt met regelmaat
te vinden in het clubgebouw
van de Westerhaase Damvere
niging Denk en Zet. Ontspan
nen wandelend, dan weer ge
concentreerd achter het bord.
De slagvaardigheid blijkt nau
welijks aan kracht te hebben
ingeboet, zoals tal van tegen
standers al hebben moeten er
kennen. Toch heeft het leven
van Jeroen Goudt, sedert hij
in 1976 als regelmatig deelne
mer aan Nederlandse kam
pioenschappen de topsport
vaarwel zei, opmerkelijke ver
anderingen ondergaan. Voor
het studentenleventje in het
Amsterdamse is de taak van
leraar in de plaats gekomen.
Goudt geeft aan het protes
tants christelijk Ichthuscollege
in Enschede les in maatschap
pijleer en geschiedenis. Gelijk
tijdig verruilde hij zijn leger
stee in het aan de rand van
Amstelveen gelegen complex
Uilenstede, voor een prijzig
onderkomen in een Enschede-
se flat.
Alles ontstijgend aan de beslis
singen die Jeroen Goudt tot
dusverre maakte in zijn 28-ja-
rig leven, is evenwel de keus
die hij in april 1974 maakte.
Jeroen Goudt werd christen.
Hij was de banken van de la
gere school nog niet ontgroeid
op het moment dat het dam
men vat op hem kreeg. Als
vijfdeklassertje bond hij in een
simultaan de strijd aan met
Eddy Poelman, tegenwoordig
journalist en nog steeds een
verdienstelijk dammer. Het re
sultaat? Remise, misschien wel
•vinst. Zover reikt het geheu
gen van Goudt niet meer te-
-ug. Het resultaat werd in ie-
Jer geval gevolgd door de uit-
lodiging eens te komen kiiken
bij de Katholieke Damvereni
ging Amsterdam.
Chips
„Drie dingen vond ik, die mc
daar hielden", kijkt Goudt te
rug. „Chips, cola en mensen
die op hun tijd van me wilden
verliezen. Ik weet niet of mijn
eerste overwinningen moeten
worden toegeschreven aan een
lid van de clubleiding om me
te paaien. Misschien waren de
tegenstanders ook gewoonweg
nog slechtere dammers dan ik.
In ieder geval zag ik mezeli
niet als een soort supertalent".
Aan de zegereeks van Jeroen
Goudt kwam voorlopig geen
einde. Nog voordat hij de mid
delbare school afrondde was
de naam Goudt twee keer bij
geschreven op het lijstje natio
nale jeugdkampioenen. De
sprong naar de top van de se
niorenwedstrijden werd ver
volgens met opvallend gemak
genomen. Inmiddels was hij
steeds sterker in de ban van
het spel op de honderd velden
gekomen. „Eigenlijk interes
seerde ik me nergens voor. Ze
ker niet voor de school. Buiten
schooltijd gaf ik me over aan
voetballen, biljarten en poker.
Als tijdverdrijf voor de mo
menten dat ik niet damde".
Onder de knie
Na jaren dammen op hoog ni
veau, kreeg Jeroen Goudt in
het begin van de jaren zeven
tig plotseling het gevoel het
damspel onder de knie te heb
ben. „Eindelijk had ik het ge
voel het dammen te snappen.
Terugkijkend op de vroegere
successen leek het wel of ik
over zijden draadjes had ge
wandeld. Toevallig de goede
kant "op". Jeroen Goudt raakte
Jeroen Goudt: „Het dammen Is voorlopig nog een experiment voor mij".
verslingerd aan het dammen.
Terugblikkend neemt hij het
begrip verslaving in de mond.
Een leven gebonden aan het
spel.
„Als negentienjarige had ik
een leven vol dammen voor
ogen. Ik wilde een damru-
briekje in de krant, een ru
briekje op het gebied van mijn
studie, dus ik wilde dammer
zijn. Meer niet. De vulling van
het jaar lag in het dammen. Ik
leefde van toernooi naar toer
nooi. Na een toernooi was ik
in een diepe depressie. Je
moest zo lang wachten op de
volgende wedstrijd. Destijds
benijdde ik de topschakers. Ik
had het gevoel dat zij van het
ene toernooi naar het andere
konden reizen. Voor dammers
zijn er minder gelegenheden".
Goudt geeft aan dat het vlieg
wiel de sfeer was, de successen
de drijfveer. Maar later ook de
rijkdom van het spel als drij
vende kracht. „Ton Sijbrands
en Harm Wiersma vond ik
van een niveau waarvan ik
niet kon vermoeden hen ach
ter mij te laten. Maar na die
twee wou ik toch wel erg
graag nummer drie worden.
Die plaats had ik voor ogen".
Strijd
Jeroen Goudt realiseerde zich
dat hij als christen de leiding
in zijn leven uit handen moest
geven. Niet meer zelf de baas
zijn. Een periode van strijd
brak aan. Goudt kwam psy
chisch aan de rand van zijn
bestaan. „Ik ben op mijn
knieën gegaan, voor mijn be
dje. Op mijn knieën, ik, de
atheïst. Maar veel mensen
hebben me duidelijk gemaakt
dat ik bezig was met een goede
zaak, en toen heb ik in mijn
eentje ten slotte de beslissing
genomen. De gevolgen waren
voor mij ingrijpend. Ik schreef
een brief waarin ik meldde
voortaan af te zien van de top-
training. Daarnaast ging ik,
het kandidaats was inmiddels
binnen, echt studeren. Ge
schiedenisleraar worden was
plotseling een doel dat me hel
der voor ogen stond. In de
persoonlijke sfeer heb ik de
relaties hersteld. Mensen om
vergeving gevraagd".
Het dammen kwam voor
Goudt plots in een heel ander
licht te staan. Bij het Neder
lands kampioenschap 1975
verscheen hij onverwacht met
een bijbel naast zijn dambord.
Goudt: „Via anderen had ik
gehoord dat mensen dachten
dat ik tot de een of andere
sekte behoorde. Tot op heden
heb ik me nooit bij een kerk
aangesloten. Tijdens dat kam
pioenschap wilde ik laten zien
dat de bijbel mijn communica
tiemiddel is. Bij interviews
hoopte ik dat journalisten niet
alleen over mijn buitenkant
zouden schrijven, het dam
men. Ik wilde laten zien dat er
iemand achter het bord zat
voor wie dammen niet het be
langrijkste in het leven is".
In april 1976 besloot Jeroen
Goudt dat als hij niet bij de
eerste vier in het Nederlandse
kampioenschap zou eindigen,
dammen - in ieder geval voor
lopig - taboe zou zijn. Hij miste
de halve finales, waardoor de
denksport resoluut uit het le
ven van de dammer ver
dween. „Zeker het eerste jaar,
las ik geen enkel artikel over
het dammen. Ik kon er niet te
gen te lezen over de prestaties
van spelers als Rob Clerc en
Hans Jansen.
Dit najaar is hij weer begon
nen met dammen. Voorzichtig.
Hij heeft het gevoel dat de
sport zich op dit moment aan
de rand van zijn bestaan be
weegt. Dat moet zo 'blijven.
Wellicht meldt Jeroen Goudt
zich in het nieuwe jaar als
deelnemer aan het Overijssels
kampioenschap. Maar dat be
tekent dan wel dat de wed
strijden voor zijn club Denk en
Zet uit Westerhaar op een laag
pitje worden gezet. Twee par
tijen in eenzelfde week is voor
Jeroen Goud te veel van het
goede. „Het dammen is voorlo
pig nog een experiment voor
mij. Als verslaafde aan drank,
moet je niet een beetje terug.
Dat kan niet. Elke alcoholist
die een punt gezet heeft achter
het drinken, weet dat hij zich
niet kan veroorloven af en toe
een borreltje te nemen. Ik
moet nog ervaren of het dam
men een soortgelijke versla
ving teweeg kan brengen".
THEO LEON.E
Alles op een L
rijtje (3)
li
Opmerkelijke sportfeiten*3'
uit het verleden op een rijtje®1
zetten is één ding, een soort-F
gelijke krachtsinspanning*
over de tóekomst levererr1'
een ander. Dan wordt bedui-01
dend meer inzicht vereist inf
de materie en moet bovenF
dien op de gave van het der|a
de oog een zwaar beroep0
worden gedaan. Irving WaNe
lace c.s., wiens „Book of
lists" (Alle feiten op eer/1
rijtje) de afgelopen twee wef1
ken in deze kolom ter spraW"
kwam, maakte in zijn verJl1
volgwerk „Book of predic'n
tions", dankbaar gebruik*
van de voorspellingen var*-
Amerika's beroemdste sporty
auteurs. Blikkend in de toefl
komst kwamen Martin
Abramson, W.C. Heinz, Larfl
wence Bitter en Dr. Harrjfl
Edwards tot verrassende uitp
spraken. Een rustige start
met het decennium 1982-1991
zal de lezer reeds genoeg aai
het denken zetten om de vol
gende week de sprong naa
het jaar 2030 te kunnen ma
ken, daarmee een halv^
eeuw toekomstsport over
bruggend.
Martin Abramson kan geen
voorzichtigheid worden ver)I
weten, aangezien hij ziclg^
geenszins inlaat met „vooiv.
spelbare" voorspellingen.
Nee, hij opent een enormr
aanval op de verbazingsmPO
miek van veler gexichteiSti
door zijn prognose dat heM
eeuwenoude Engelse crickej»
in de Verenigde Staten eer
populaire sport zal worden^'
Uiteraard zal iets meef1'
vaart in het spel worden in
gebracht, maar nog in hejic
jaar 1982 zal - volgerij^
Abramson - een Amerikaan!;:
se competitie voor professie^
nele cricketteams wordeiP
georganiseerd. Wat basket?
bal betreft, in 1986 zal vooi
het eerst een dame een seêe
zoen lang in een herenteanin
mogen meespelen, terwijh.
drie jaar later basketbalfanj
zich van hun sport zullen ar^1
keren omdat ze geen ziFr
meer hebben naar louteir
zwarte reuzen te kijken di(b
de bal gewoon in de man()n
kunnen stoppen. Daaron^
ook zal de basket zestig een
timeter hoger worden opgJ0
hangen. In datzelfde jaar za-
een atlete op de mijl de vier
minuten-grens doorbreken b
Het record bij de heren staaWj
dan al een seizoen lang o|n.
3.22. Bij het honkbal zal h«h
seizoenrecord-aantal homèlr
runs van Maris met twejer
worden verbeterd. e
W.C. Heinz, die vijfmaaj^,
werd bekroond voor he,s
beste sportartikel van hejgg
jaar, gelooft dat bij baske^
bal de basket maar vijftieuj,
centimeter omhoog zal moa^.
ten gaan. Heinz, die auteuL
is van het beste boek day,
ooit over boksen werd ge,,,
schreven, „The Professie]^
nal", meent dat de boskspor e
ook in de toekomst een toqOJ.
vluchtsoord zal blijven vool^
de minder bevoorrechten^
Naarmate het leefklimaat^
voor kleurlingen in Noortje
Amerika beter wordt, zulleius
de boksers van wereldklassL
in de toekomst afkomstif p
zijn uit sociaal minder on|gj
wikkelde landen. Het Am|t
rikaanse football zal door di
stijgende kosten en het to^e
nemend aantal blessure^
minder in trek raken. H^fc
Europese voetbal zal op C
Amerikaanse scholen c
voornaamste sport worde:
terwijl het Engelse rugbj
opnieuw wortel zal schietej
in Amerika.
Lawrence Bitter, auteur v;
„The Image of their Gre:
ness" en professor in de
nanciën en economie, rekei
erop dat bij honkbal alle b|
staande records zullen snei
velen met uitzondering v;
het gemiddeld aantal slag<
van Ty Cobb. Diens 367 slj
gen zullen zelfs nooit in
vaar komen.
Voorspeller en sportsoci^cc
loog Dr. Harry Edwardkei
richt zijn deskundig en hejlei
derziend oog op de techniejin
in de sport, die een steedljri
belangrijkere rol gaat sptier
len. Door chemische kenniich
computertechnologie en aiFn
dere trainingsmethodes zuDe
len in vele sporten spectacin
laire verbeteringen optredeUa,
wat betreft tijd, afstand, gtVe
wicht of hoogte. De ontwilMii
kelde Westerse landen zukrC
len verder achterop rakefle
bij de Oostbloklanden efna
ook steeds minder tegefit
stand kunnen bieden
Derde-Wereldlanden.
Edwards voorziet dat de djlat
messporters de kloof die hejila,
scheidt van de heren, aal
zienlijk zullen dichten. I
Amerika zal in sociaal-pol
tiek opzicht sprake zijn v;
de „crisis van de zwarte s
leet". In deze overgangspei
ode zullen Amerikaai
sportinstellingen probei
het aantal goede, zwaï
sportmensen terug te dr
gen bij professionele wi
strijden. De toegankelijhi
van zwarten tot sporten
tennis, golf, autoracen
paardesport zal klein w<
den gehouden, om het hooj
te kunnen bieden aan de o
vermijdelijke toename v(
culturele, politieke en ecoi
mische verplichtingen w:
mee de toenemende zw<
overheersing van de spon
stellingen gepaard gaat
het nog altijd blankingesl
de Amerika.
(wordt vervol)