„Kunstmest naar arme landen effectiever dan voedsel' Gedwongen door de omstandigheden wordt er in de Derde Wereld roofbouw gepleegd op de natuur. Hier zagen arbeiders bomen omver om het hout als brandstof of bouwmateriaal te gebruiken. „Wij leven dankzij de armen" PROF. DR. IR.C.T. DE WIT: WAGENINGEN Met het in vele ge vallen te overdadige decembermenu nog maar amper achter onze kiezen roept het begrip „voedsel" allesbe halve gedachtenassociaties op met het toch schrijnende, aanverwante begrip „honger". Banketletters, kerstkalkoenen en oliebollen zijn voor ons even gewone consumptie middelen geworden als het minuscu le en welhaast symbolische kopje rijst, waarmee 400 tot 800 miljoen mede-aardbewoners zich dagelijks in leven trachten te houden. Met an dere woorden: bij ons is het té veel aan voedsel al net zo aanvaard als het té weinig aan eten in de arme landen. Kennen de sterftecijfers in het rijke Westen door dat té veel aan eten op zich een verontrustende stij ging, die cijfers staan in geen enkele verhouding met het trieste gegeven dat er op deze aardkloot per jaar miljoenen mensen van honger omko men. „Toch zijn er de laatste dertig jaar geen aanwijzingen te vinden, dat de honger veel groter geworden is. In 1950 telde de aarde ongeveer twee miljard bewoners, nu zijn het er al vier miljard. Waarbij de nadruk kelijke aantekening, dat de bevolkingsaan was juist in de arme landen het grootst is. Vastgesteld kan worden, dat men er met veel pijn en moeite in geslaagd is het meerdere voedsel dat voor al die nieuwe mensen nodig is, bijna te verbouwen. Wil len we de honger echter geheel uitbannen, dan zullen onze inspanningen niet alleen veel intensiever moeten worden, maar ook veel gerichter dan tot nu toe het geval is". Prof. De Wit stelt het nuchter. Als weten schapper mag je je niet verliezen in emo ties en sentimenten, maar dien je op wel haast meetkundige wijze op zoek te gaan naar mogelijk bevredigende oplossingen voor het allergrootste wereldprobleem, de honger. Club vari Rome Stelde de in 1968 tot stand gekomen Club van Rome een verzameling van 50 ge leerden en industriëlen uit 30 landen in het destijds opzienbarende rapport „Gren zen aan de groei", dat het onmogelijk is voldoende voedsel te verbouwen voor de veelheid aan mensen, die in de toekomst verwacht kan worden, omdat er daartoe geen technische mogelijkheden zijn, prof. De Wit is het met die stelling volstrekt on eens. „Ik keer me zelfs tegen twee opvat tingen uit dat rapport. Technisch gezien zijn er wel degelijk mogelijkheden om vol doende voedsel te verbouwen. En wel in zulke hoeveelheden, dat honger niet lan ger hoeft te bestaan. Dat rapport veron derstelde voorts dat de arme landen zich vooral op basis van zelfvoorziening zouden moeten redden. Maar dat juist, kan weer niet. Daartoe zijn ze vaak te afhankelijk van produktiemiddelen die niet lokaal be schikbaar zijn. Deze moeten óf worden ge kocht óf beschikbaar komen door techni sche hulp uit het rijke Westen". „Waarom wij die niet bieden? Omdat wij dat niet willen! Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok. Toch zijn er wel degelijk bewijzen voorhanden, dat er veel kan. Neem India. In de jaren zestig importeerde dat land evenveel graan uit Amerika als de mensen uit de havensteden Bombay, Cal cutta, noem maar op, nodig hadden. Voor vele tientallen- miljoenen mensen dus. He den ten dage voorziet India ondanks de grote bevolkingsaanwas in de eigen graanvoorziening voor het hele land. Scholing voor de jeugd, universiteiten, in dustriële ontwikkeling, het zijn allemaal fa cetten in een totaal-complex dat uiteinde lijk tot oplossingen, resultaten kan leiden. Ik durf zelfs te stellen dat India in de toe komst een behoorlijke graan-exporteur zal gaan worden". „Natuurlijk, met techniek alleen kom je er niet. De strijd tegen de honger kan dan al leen effectief aangepakt worden als die techniek samengaat met de noodzakelijke sociale, economische en politieke ontwik kelingen. Hier schiet men in India op nog vaak jammerlijke wijze te kort. Aan veel arme landen en streken wordt steun ver leend in de consumptieve sfeer. Dat blijft Prof. dr. ir. C. T. de Wit een noodverband. Steun moet duidelijk in de produktieve sfeer geschieden. Maar, zoals gezegd, dat willen wij, het rijke Wes ten, niet". Medeplichtig Met andere woorden: er valt voor het rijke Westen in die arme landen niets te verdie nen? „Dat is juist, maar het gaat mij toch te ver om, zoals dat vrij algemeen gebeurt, de schuld daarvan op zondebokken als de multinationals af te schuiven. En zou dat zo zijn, dan zijn wij op z'n minst mede plichtig. Per slot van rekening hebben wij de multinationals groot gemaakt en profi teren wij er dagelijks van. De directeuren drinken heus niet alle koffie zelf op. Ze zorgen er voor dat wij die produkten rela tief goedkoop kunnen aanschaffen. En dat doen wij graag. Waarbij ik dan buiten be schouwing laat, hoeveel die directeuren er zelf aan verdienen. Een uitvloeisel van ons huidige politieke systeem. Maar ook dat hebben wij laten ontwikkelen. Wij leven dank zij de armen". „Neem het suikerriet in Brazilië. Dat wordt in grote hoeveelheden verbouwd om er al cohol uit te halen als benzine-vervangende autobrandstof. Vooral dank zij de armen lage lonen, slechte sociale omstandig heden leveren verbouw en verwerking meer energie op dan het kost. Wanneer vijf procent rijken in Brazilië in auto's op alcohol rijden kun je zeggen dat die auto's indirect worden geduwd door de arme boeren, die het suikerriet verbouwen. Auto's zijn op die manier veredelde fiets taxi's... Wil je de echt arme landen hel pen, dan zal het roer radicaal om moeten. Dan zullen er handelsrelaties bewerkstel ligd moeten worden waarbij we die arme landen niet voortdurend het vel over de oren halen". Reddingboot „Kortom, een fair-deal dus, dat die landen voldoende ruimte laat om op eigen kracht verder tot ontwikkeling te komen. Momen teel is de situatie zo dat organisaties als de Wereldbank, die op de een of andere manier toch een evenwichtig financieel be leid dienen te voeren, arme landen links laten liggen. En wat nog verontrustender is, de omvang van de ontwikkelingshulp aan deze landen is ook afgenomen. Alsof de wereld een reddingboot is waar de zwakken overboord gezet worden om de sterken te redden". „In het begin van de jaren zeventig be droeg de externe schuld van de armste landen al 130 procent van hun export. Dit percentage is inmiddels opgelopen tot on geveer 230 procent, waarbij rente en af lossing 20 procent van de export in beslag nemen. Van deze groei van de buitenland se schuld is niemand in de arme landen beter geworden omdat zij helemaal te wij ten is aan de stijgende energiekosten. En armé landen kunnen zich daar veel slech ter aan onttrekken dan rijkere landen". Arme landen Arme landen, wat zijn dat nu precies? „Het gaat hier om landen met vaak arme gronden en een wisselvallig klimaat, zon der andere natuurlijke hulpbronnen, zon der veel wegen en andere transportmoge lijkheden. En vaak ver van zee gelegen. Het gaat echter ook om tientallen miljoe nen mensen. Ongeveer de helft van hen is jonger dan 20 jaar zodat een snelle groei van de bevolking zeker is. Hun enige ma nier om aan buitenlandse valuta te komen is de export van landbouwprodukten. En dat gaat weer ten koste van de verbouw van voedsel voor eigen gebruik". „De transportkosten, in beide richtingen, in- en export dus, worden echter doorlo pend groter en het is een illusie te veron derstellen dat het op deze manier mogelijk is de produktiemiddelen te betalen die voor de verhoging van de opbrengsten van zowel handels- als voedselgewassen onmisbaar zijn. Stabilisatie en ondersteu ning van wereldmarktprijzen helpen hier maar weinig doordat de prijs-nadelen, die overbrugd moeten worden, veel te groot zijn. Neem bijvoorbeeld de Sahel, die een oppervlakte kent van zevenduizend kilo meter in de breedte en vijfhonderd in de hoogte. Nederland kan er bijna duizend maal in". „De grond is er ontzettend arm. Men kent Oud en jong in de Derde Wereld, keihard werken voor één kop rijst per dag. arme gronden met een goed opneembaar fosfaat heeft tot gevolg dat meer stikstof voor de plant beschikbaar komt en vooral ook dat de verbouw van vlinderbloemige gewassen vergemakkelijkt wordt. Dat is erg belangrijk, omdat dan de stikstofvoor- raad ondanks de wat hogere opbrengsten niet uitput. De opbrengstverhoging die zo bereikt wordt, is beperkt. Dit is een be langrijk voordeel omdat de toediening dan niet dwingt tot het wijzigen van de gebrui kelijke landbouwsystemen of het invoeren van nieuwe rassen en niet leidt tot versto ring van de sociale en economische ver houdingen. Het is alsof de boer opschuift naar een grond die juist een klasse beter is". Mislukken Het klinkt allemaal heel logisch, maar zal het bij deze aangegeven wijziging in het huidige ontwikkelingsbeleid niet net zo gaan als tot nu toe het geval is? Zullen er niet opnieuw veel, misschien té veel pro jecten mislukken? „Men schreeuwt moord en brand als mo menteel de helft van de ontwikkelingspro jecten mislukt. Maar wat mislukt er niet al lemaal in eigen land? Alle bedrijfjes waar mee hier wordt begonnen zijn ook geen blijvertjes. En van de miljarden, die de overheid aan steun uitgeeft, gaat ook veel verloren. Er mislukt in de ontwikkelings landen echt niet meer dan hier bij ons op de stoep. Als zo'n mislukking ver van je bed plaats vindt, dan oordeel en veroor deel je gemakkelijker. Pronk deed niet al leen als minister van ontwikkelingssamen werking goed werk, maar nu ook bij de UNCTAD. Zoals ook zijn inmiddels alweer verdwenen opvolger De Koning goed werk heeft gedaan. Soms vraag je je daarbij als wetenschapsman wel eens af waarom ze het in godsnaam zus of zo doen, maar ze doen tenminste iets. Al blijft het natuurlijk altijd nog te weinig". Fataal De huidige economische recessie in het rij ke Westen lijkt fataal voor de ontwikke lingslanden. „Wij hebben in het Westen heel lang ge werkt volgens de gedachtengang: „Waar vraag is, daar is produktie". Dus hebben we de vraag gestimuleerd. Hoe? Door in komen over te hevelen van rijk naar arm. Door haast iedereen voldoende geld te la ten verdienen of te laten ontvangen. Nu dit is uitgewerkt, zakt de produktie in elkaar. En de vraag loopt voornamelijk vast door een gebrek aan geld in de ontwikkelings landen. Want wat wij nogal erg nationalis tisch opgezet hebben, zou op grote schaal moeten gebeuren. Het alleen bestrijden van armoe in eigen omgeving werkt niet meer. De vraag moet nu vooral van verre, uit de ontwikkelingslanden, komen. Dus zal de herverdeling van inkomens, zoals die in het Westen heeft plaatsgevonden, ook grootschalig moeten worden aange pakt. Naar mijn mening is de huidige eco nomische depressie het beste op te lossen met behulp van de ontwikkelingslanden. Dat zal niet van de ene op de andere dag gaan Honderd jaar geleden waren de Veluwe en Drenthe grote economische en sociale probleemgebieden. Door bodeme er bovendien een kort regenseizoen. Het- regenwater wordt gelukkig wel door de grond vastgehouden. Om op die gronden iets te verbouwen is er dus in vele gevallen wel water aanwezig. Er is echter een schreeuwend tekort aan fosfaten, die nu eenmaal onmisbaar zijn voor de groei van gewassen. Kunstmest dus. Nou, dan zeg ik: Als je dan toch voedsel binnenvliegt, dén kun je net zo goed kunstmest binnen vliegen. Directe steun in de produktieve sfeer is nuttiger en werkt effectiever dan directe hulp in de consumptieve sfeer". „Voedsel geven komt weliswaar tegemoet aan directe noden, maar heeft ook beden kelijke kanten. Landen met produktie- overschotten zijn er vaak meer op uit deze kwijt te raken dan landen in nood te hel pen. Zoals bijvoorbeeld een aantal jaren geleden is gebleken. Veel voedsel kan bo vendien onderweg blijven hangen of in handen vallen van machthebbers die soms wel en soms niet het belang van de be- hoeftigen in het oog houden. Machtheb bers die in elk geval wel heel sterk in de verleiding komer) vooral aan het eigen be lang te denken. Ook kan de verstrekking van voedsel de economische verhoudin gen zo verstoren dat de verbouw van voedsel in de eigen streek onaantrekkelijk wordt. De oplossing vergroot in dit geval het probleem". Fosfaat Maar wat dan? „Ik heb het al gezegd, in beginsel is het geven van steun in de produktieve sfeer beter. En als we er niet voor terugschrik ken het wiel nog eens uit te vinden, zou de distributie van fosfaat in aanmerking moe ten komen. Een lichte bemesting van die Uit handen van de heer Mesjata van het Russische ministerie van landbouw ontving prof. dr. Ir. De Wit (links) de oorkonde van de Lenin Academie voor Landbouw wetenschappen in Moskou. Prof. dr. ir. Cornelis Teunis de Wit (ge boren 27-1-1924 te Brummen) is buitert- gewoon hoogleraar in de theoretische teeltkunde aan de Landbouwhogeschool in Wageningen, lid van de Wetenschap pelijke Raad voor het Regeringsbeleid, lid van de Koninklijke Nederlandse Aka- demie van Wetenschappen en lid van de Raad van Advies voor het Wetenschaps beleid. Na zijn studie (akker- en weidebouw) aan de Wageningse Landbouwhoge school te hebben afgerond, deed hij in 1950 doctoraal examen waarna in 1953 promotie met lof volgde op de disserta tie „Physical theory on placement of fer tilizers". Van 1953 tot 1956 trad hij op als advi seur bodemkunde en gewassen van de Birmaanse regering, van 1960 tot 1961 was hij in dienst van de Federale Rege ring van de Verenigde Staten in Was hington. Tot 1980 trad hij tevens op als wetenschappelijk medewerker van het Centrum voor Agrobiologisch Onder zoek in Wageningen. Zijn „collectie" onderscheidingen, prij zen en gastdocentschappen is indruk wekkend: 1960: Landbouwhogeschoolprijs voor de publikatie „On competition"; 1968: „Centennial Professor" aan de University of California; 1972: Ere-doctor aan de Universiteit van Gent; 1976: Officier in de Orde van Oranje- Nassau; 1977: „Professor at Large" aan de Cor nell University te Ithaca (V.S.); 1978 Ere-lid van de British Ecological Society; 1978: Buitenlands lid van de Lenin Aca demie voor Landbouwwetenschappen in Moskou; 1981: Ere-doctor aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Prof. dr. De Wit maakte bovendien als ste lid van de Partij van de Arbeid een aan- lar tal jaren deel uit van de Provinciale Sta- to< ten van Gelderland. (we „In de Derde B® Wereld wordt vo roofbouw luii gepleegd ari op natuur en cultuur" ™|J br< Technische hulp en Zijn kunstmest zijn">a belangrijker uch voor de arme Ms landen dan iolr voedsel- iaa transporten, lier tinn 3un roste, verarming dus, heerste daar een,ev| even grote armoede als nu in de Sahel. Men liet in die tijd om maar veel mest te-jj^c winnen voor de akker tè veel schapen gra-,;^ zen op té weinig heide. De kaalgevreten ^a£ hei kon zich niet voldoende herstellen enj00 dus ontstonden enorme zandverstuivin--jaa gen. Bodemerosie dus, met alle nadelige10Vi gevolgen van dien. Vooral armoe en ooks- honger. De stoot tot verbetering kwam^g' van de ontwikkeling in de ijzerindustrie, 5^ waardoor goedkoop fosfaathoudend afvaljen voor bemesting ter beschikking kwam", ^gj. s g ROOfbOUW 3e I „Dat verschijnsel van bodemerosie gaat'^ nu in de ontwikkelingslanden beangstigen-j:0 de vormen aannemen. Ook brengt de zelf-.jerj voorziening met hout en mest voor brand-,a_ stof steeds grotere problemen met zich,ej. mee omdat in veel gevallen roofbouw on-,an vermijdelijk is. Veel andere methoden totleb| gebruik van de zogenaamde gratis energieaen van de zon vragen investeringen die zon-^aa der subsidie al te hoog zijn voor rijke men-aro sen in rijke landen, en deze liggen daar-* mee dus buiten het gezichtsveld van arme<wj: mensen in arme landen. Voor zover het-eJ gaat om koken, bieden biogas-installaties,3rjk| waarbij mest en afval in gas worden om-,. gezet, wellicht mogelijkheden". „De kapitaalinvestering in warme landen isautc te overzien, de stikstof en mineralen in het..jec gebruikte organische materiaal blijven be-Laci houden en de energie-efficiëntie van grondstof tot gekookte maaltijd is aan zienlijk hoger dan bij directe verbranding.ür< De mogelijkheden van verbouw van brandhout worden nogal eens overschat.-0 Dat er snelgroeiende bomen voorkomenw'e9 op arme gronden is een sprookje. De aan-Jest wassnelheid is daarom laag en daardoor"100' duurt het te lang eer de vele arbeid in aan-1em leg, onderhoud en bescherming vruchten^60 afwerpt. Bovendien is er veel grond voort00 nodig. En die is lang niet overal in vol-en doende mate aanwezig. Ook al gezien de*ard grote oppervlakten, die nodig zijn voor de3eer verbouw van voedsel". {nee Complex probleem 1°'®' Het doen verdwijnen van honger in de we-öe b reld vormt een zo complex probleem, daten, veel mensen zich beginnen af te vragen ofneei het al die moeite wel waard is om je er zofling voor in te spannen. Voor het bereiken vandie v menselijke gelijkheid tussen rijkdom en ar-fliet moede, tussen voedsel en honger? len „Mijn antwoord daarop luidt: Er zijn nocpuro zo veel middelen en mogelijkheden nieineei geprobeerd, dat we stug moeten door-flodii gaan tot we de goede raken. De wereld ishiet. nog niet aan het einde van z'n Latijn en dëe rr geschiedenis heeft uitgewezen dat er werijn degelijk iets aan te doen is. Kijk maar irflat eigen land. De armoe en de honger op debeve Veluwe en in Drenthe bestaan niet meerïigei Dat is geen zaak van vandaag op morgerioevi geweest en al zullen we er grootschaligleild wereldomvattend dus, waarschijnlijk lanfit a. ger over doen, een oplossing is techniscffind< mogelijk en moet er dus ook komen", brie „Anders zullen de rijken altijd afhankelijke d blijven van het bestaan van armen. En dafioofi zal voor iedereen uiteindelijk fataal blijfoch ken!" bude KEES JAGERS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1982 | | pagina 12