nellerje
jbewijs halen
I .stoomcursus'
Paddestoelen
plukken kan
zinvol zijn
i heeft nog
^eds veel wee
igifsloot
nenland
WAGENINGEN Herfst. Onmiskenbaar.
De bossen tooien zich in een nauwelijks
met het oog te vangen kleurenpracht. De
berken in helder geel. Tenminste, de wit-
stammen, waarvan de bladeren nog niet
zijn begonnen aan hun droeve reis naar de
vochtige bodem. Roestbruin pronken de
beuken. De eiken steken zich wat langer in
het groen. Behalve dan de Amerikaanse
tak van hun familie. Die zet, samen met
het krentenboompje, in felrode gloed hele
bosranden in vuur en vlam.
Herfst, romantisch jaargetijde van vallend
blad, stormwind en paddestoel. Tot hal
verwege de jaren zestig togen hele horden
schoolkinderen de bossen in om naar pad
destoelen te zoeken. De stadse jeugd
moest in contact komen met het schone
van de natuur. Wat was dus beter dan de
jongeren een zetje te geven zodat ze in
groten getale op pad gingen voor het ma
ken van een herfstbakje?
Intussen is de jaarlijkse aanval van de
schooljeugd op de paddestoelen redelijki
ingedamd. Het inzicht heeft veld gewon-'
nen dat zinloos grijpen in de rijke provisie
kamer van de natuur, uit den boze is.
Denk aan de mensen die na je komen. En
bovenal, waarom zou je in zo'n haarfijn op
elkaar afgestemde 'leefgemeenschap als
het bos Is, optreden als een brute ver
stoorder van alle regelmaat?
Annelles Jansen, die dit najaar aan de
Landbouwhogeschool te Wageningen pro
moveerde, ziet niet zo bar veel bezwaren
tegen het plukken van paddestoelen. In
haar proefschrift „De vegetatie en padde
stoelen van zure eikenbossen in Noord
oost Nederland" heeft ze die zienswijze
als stelling opgenomen. In de letterlijke
tekst: „Aangezien biotoopverstoring, bij
voorbeeld door bemesting of ontwatering,
en het verdwijnen van groeiplaatsen, bij
voorbeeld door bebouwing, meer bijdra
gen aan de achteruitgang van de padde
stoelenflora dan plukken (waarvan de
schade uitsluitend visueel is) zijn plukver-
boden niet zinvol en zeker niet afdoende
om een verdere achteruitgang van de pad
destoelenflora te voorkomen". Een hele
mondvol.
Al een kleine twintig jaar lang wordt her
haaldelijk geschreven over de achteruit
gang van de paddestoelenflora. In de lite
ratuur wordt plukken dikwijls als een be
langrijke oorzaak beschouwd. Het onder
zoek van Annelies Jansen heeft die opvat
ting niet bevestigd. Ze vergelijkt het pluk
ken van paddestoelen met het verzamelen
van bramen. De vrucht wordt geplukt
maar de plant (in elk geval van de padde
stoel het ondergrondse schimmeldraden-
stelsel) blijft intact.
Zo is de hanekam (in goed Latijns Canta-
rellus cibarius) in heel Nederland tussen
1950 en 1970 intensief verzameld. Deson
danks is de achteruitgang van deze pad
destoel niet aan het plukken te wijten
maar veeleer aan de veranderde omstan-.
digheden op de groeiplaats.
Het instellen van plukverboden vindt de
prille doctor weinig zinnig. Beter is de pad
destoel de helpende hand toe te steken
door het beschermen van groeiplaatsen.
Volgens Annelies belemmert een plukver-
bod slechts natuurstudie en daarmee na
tuurbescherming. Met bijvoorbeeld het
vaststellen van een maximum gewichts-
hoeveelheid van een kilo per persoon of
per groep, geniet de paddestoel een rede
lijke bescherming. Leerlingen van een
schoolklas mogen wel ieder een padde
stoel plukken maar de verzamelzucht
moet, in haar ogen, niet leiden tot de pro-
duktie van complete herfststukken.
Het grootste gevaar dat de paddestoelen
flora bedreigt, is het verloren gaan van de
groeiplaatsen. Door ruilverkavelingen,
stadsuitbreidingen en ook door luchtver
vuiling. Daarnaast betekenen grondwater
verlaging, bemesting, bespuiting met pes
ticiden en overmatige recreatie evenzovele
aanvallen op omvang en kwaliteit van het
paddestoelenbestand.
De stelling van Annelies Jansen om niet
over te gaan tot het instellen van plukver
boden, komt niet als een echte verrassing.
Haar promotor professor J. Barkman, ver
bonden aan het Biologisch Station van
Wijster, is diezelfde overtuiging al jaren
toegedaan. De enige rechtvaardiging van
het instellen van plukverboden vindt hij
dat daarmee een al te grote publieke
belangstelling voor deze bloemen van de
schimmels kan worden tegengegaan. Te
veel bezoek bij een paddestoel, veroor
zaakt verdichting van de bodem en dat
kan leiden tot het verdwijnen van de soort.
Het onderzoek van Annelies Jansen maakt
deel uit van een veelomvattend padde-
stoelenonderzoek van het Biologisch Sta
tion te Wijster. In het kader van dat onder
zoek wordt geïnventariseerd welke padde
stoelen in de verschillende plantenge
meenschappen voorkomen en welke
plaats ze daar innemen. Annelies Jansen
onderzocht vier typen vegetaties. Het ei-
ken-berkenbos, het eikenbos met een
soortenrijke kruidenlaag, het eikenbos met
een boom- of struiklaag en het eiken-mos-
bos. Het team van het Biologisch Station
heeft onder leiding van professor Barkman
ook de paddestoelen in graslanden en in
jeneverbesstruwelen in onderzoek. Tevens
worden de naaldbossen, de vochtige
broekbossen en het hoogveen onder de
loep genomen.
Het onderzoek dat Annelies Jansen op
haar schouders nam, was erg arbeidsin
tensief. Ze zette 29 met paaltjes gemar
keerde proefvakken van elk 1000 vierkan
te meter uit. In de zomer en herfst van de
jaren 1976 tot en met 1979 werden deze
proefvakken afgezocht op paddestoelen.
Het onderzoek laten uitstrekken over
slechts één seizoen zou een sterk verte
kend beeld hebben opgeleverd. Het tot
bloei komen van paddestoelen is immers
sterk van de weersgesteldheid afhankelijk.
Natte jaren leveren meer paddestoelen
dan jaren waarin droogte regeert.
Annelies Jansen vond in totaal 314 soor
ten paddestoelen, 72 groene planten en
67 mossen en korstmossen. Omdat pad
destoelen niet elk jaar verschijnen, neemt
ze aan dat ongeveer tachtig procent van
de aanwezige soorten in kaart kon worden
gebracht.
Onder de zeldzame soorten die werden
gevonden, meldde zich een nog niet eer
der beschreven variëteit van een franje-
hoedsoort, de Psathyrella fulvescens. Veel
voorkomende soorten bleken te zijn de
Aardappelbovist, de Kastanjeboleet en de
Parelamaniet. Ook de geel-witte Russula,
de Honingzwammen en de Helmmycena
lieten zich veelvuldig zien in het eikenbos.
in korte tijd uw voertuig volledig leren beheersen?
(daarbij niet afgeleid worden door zaken die in dit stadium
'je opleiding nog geen rol beheren te spelen?
j daarbij na enkele uren reeds geheel zelfstandig rijden?
it opleiding op prijs die gericht is op geleide zelfoefening?
(ar enkele wervingsteksten var het Nationaal
feersoefencentrum, dat geleger is op het industrieterrein
^aart" bij Almere. Een uniek poject om mensen sneller en
koper hun rijbewijs te laten hilen door middel van een
Imcursus" of een project dat mensen geld uit de zak
Onze verslaggever Cor van Dalen ging op onderzoek uit.
|E Ongeveer 93 procent van alle
•songelukken wordt veroorzaakt
.enselijke fouten. Dit percentage wil
j het Nationale Verkeersoefencen-
Almere met een nieuwe opleiding
ft tot een minimum te beperken. Na
td, Zwitserland en Frankrijk is
e in ons land de vierde verkeers-
jntrum 4n Europa geopend. Dat
de onlangs door mr. Pieter van Vol-
ïn. De Amsterdamse rijschoolhou-
rt Hazeleger investeerde zo'n slor-
ee miljoen gulden in het oefencen-
fet resultaat: een rüim 4,5 hectare
errein waar mensen een goede be-
van het voertuig wordt bijge-
s Veilig Verkeer Nederland is de
i van Lierde betrokken bij het
ns land unieke project. Vanaf
robeert zijn vereniging de verkeers-
lid te verbeteren. Een eerder op po
ter gezet project mislukte door een slech
te samenwerking tussen rijschoolhouders.
Da is natuurlijk niet verwonderlijk. „Ze
ziji bang dat ze een stuk brood mislopen.
Vel collega's stonden eerst te lachen
torn ik alleen doorging met het project.
D;t lachen is ze nu wel vergaan", zo meldt
d( heer Hazeleger. „Toch krijg ik ook po-
siieve reacties van collega's, met het ge-
vdg dat er nu al dertig zijn die leerlingen
erst naar mij sturen voor de cursus", vult
hi aan.
bgische weg
Ir twee dagen wil men leerlingen met een
soomcursus voorbereiden op het grote
verk, het drukke verkeer in de steden. Bij
ht t Nationaal Verkeersoefencentrum
vordt een logische weg gevolgd. Eerst
teorielessen bij de rijschoolhouder, dan
vertuigbeheersing in Almere om daarna
oer te gaan; tot praktische lessen bij de
<gen rijschool.
Kijk het is vaak zó, dat de leerling bij
een rijschool komt en dan gelijk achter het
stuur geplaatst wordt. De leerling moet al
les ineens zelf kunnen doen, weet het niet
precies en met een rood hoofd probeert
hij of zij er dan maar het beste van te ma
ken", zo zegt de heer Van Lierde van Vei
lig Verkeer Nederland.
Tijdens de eerste dag van de cursus voor
het rijbewijs BE (voor personenauto's)
staat er eerst een „kennismaking" met de
auto op het programma. Onder toezicht
van een van de instructeurs wordt daarna
het op het terrein aangelegde „wegennet"
bekeken. Het volgens de instructiekaarten
van de ANWB/VVN geleerde zoals starten,
wegrijden, stoppen en schakelen, wordt
daarna in praktijk gebracht.
Volgens de betrokkenen komt dan de gro
te kracht van de cursus: de leerlingen
(maximaal twaalf per dag) gaan alleen in
de auto. „Dat is juist het afwijkende bij
ons. Hoe vaak tref je geen mensen aan.
die net hun rijbewijs hebben gehaald en
niet alleen in een auto durven rijden. Nu
krijgen ze geen kans om die angst te heb
ben. Ze moeten zich direct alleen zien te
redden", aldus de heer Hazeleger.
Op het terrein worden de meest elemen
taire dingen uitgevoerd met begeleiding
van de instructeur in de controleruimte.
Bochtje achteruit, hellingproef, dubbel
parkeren, het zijn allemaal elementaire
dingen, waar je in het drukke verkeer tij
dens het uurtje rijles soms maar moeilijk
aan toe komt. In twee dagen valt er zo in
derdaad veel te leren en bij te schaven.
Voordat het zo ver is, wordt er eerst een
stukje autokennis bijgebracht. Hoe werkt
het systeem koppeling-versnelling, waar
zijn alle knopjes en hendeltjes voor. Alle
maal dingen, die een aspirant automobilist
wel moet weten, voordat hij de weg op
gaat. Het blijkt in de praktijk moeilijker te
leren dan rustig op de „privé rijbanen"
van het Nationaal Verkeersoefencentrum
in Almere.
Waarde
Hoeveel waarde heeft zo'n cursus? De di
recteur en ook enig aandeelhouder van
het Nationaal Verkeersoefencentrum kan
die vraag nog niet beantwoorden. „We
doen een onderzoek onder onze cursisten.
Verder hebben we gesproken met rij
schoolhouders en die waren oyer het alge
meen vrij positief. De leerlingen die we tot
nu toe gehad hebben gaven als waarde
ring voor de vraag „krijg je waar voor je
geld?" gemiddeld een 7,9. De BE-autocur-
sus kost 450.- en de motorcursus
300.-. De heer Hazeleger: „Dat is echt
niet overdreven veel. Omgerekend zijn ze
bij een rijschoolhouder duurder uit".
„Het komt jammer genoeg nog te vaak
voor, dat mensen hier stiekem komen. Ze
zijn al bij een rijschool en het gaat niet
zoals ze gedacht hadden. Dan komen ze
bij ons zonder dat aan hun rijschoolhou
der te vertellen. Als ze dan terugkeren op
de basis hebben ze het voertuig veel beter
onder controle en dat heeft hij onmiddel
lijk door. Als ze dan vertellen waar ze ge
weest zijn, tja dan zegt de heer Ha
zeleger.
Toch wil de ANWB in de toekomst vijf van
dergelijke centra in ons land uit de grond
stampen. De financiering daarvan is echter
nog niet rond. De heer Hazeleger heeft in
middels nog een plan uitgewerkt en de
LOVOC (Landelijke Organisatie Verkeers
Oefen Centra Nederland) opgericht. De
LOVOC heeft in de reglementen laten op
nemen dat de centra minimaal 51 kilome
ter van elkaar verwijderd moeten zijn. De
voorloper van een nieuwe rij-opleiding be
gint langzamerhand vaste voet aan de
grond te krijgen en de „paniek" onder de
rijschoolhouders zal dus wel grotere vor
men gaan aannemen.
COR VAN DALEN
bezoek bij een paddestoel verootaakt verdichting van de bodem en dat kan
Q yien tot het verdwijnen van de sort.
LEIDSE COURANT DONDERDAG 31 DECEMBER 1981 PAGINA 9
V
AG Hoewel het heel duidelijk 3
i goede oude Rijn meer overee-
heeft met een baggersloot dn
kraakheldere gletsjerbeek, wc-
rervuilers van deze Westeuropee
Ier met zijden handschoenen aa-
De diverse overheden wijzen mt
beschuldigend de vinger naar
liefst over de landsgrenzen heo.
■«^ig aanpakken van de vervuiles
et eigen territorium heeft gewoa-
in scherpe kanten. Het streven
op het water een milieuvriendelk
te geven, jaagt de plaatselijke i-
link op kosten. Tenminste als ht
„de vervuiler betaalt" in acht g-
'ordt. De vraag is maar of het b-
n dat extra financiële offer kanjf
ingen. Wat de werkgelegenheid
toch van de lokale welvaart
e poorten van de milieuproblem-
gt. De overheden knijpen maaral
een oogje toe. Het geweten su-
I de constatering dat de vervuiles
er een soortement gewoontereat
n hebben. Waarom zou je als b-
de Industrie tot last zijn, morgn
aar weer nodig.
'>t van het meetschip Reinwassr
schien een periode in waarin vr-
teruggeloodst binnen de grenzen van het
acceptabele. Het schip is door Duitse en
Nederlandse milieu-organisaties gezamen
lijk in de vaart gebracht. Het laboratorium
aan boord van de Reinwasser maakt het
mogelijk efficiënt slib- en watermonsters
te analyseren. Dat monsteren vindt plaats
op een wijze dat lozingsgegevens en ver
antwoordelijke vervuiler kunnen worden
achterhaald. Dit soort gegevens wordt tot
nu toe veelal met de mantel der liefde be
dekt.
De Reinwasser heeft de afgelopen drie we
ken een tocht gemaakt binnen het stoom-
gebied van de Rijn in Nederland. Minstens
zo belangrijk als de gegevens die de be
manning van het twaalf ton metende schip
boven water bracht, is de erkenning die de
stichting Reinwasser tijdens die vaart ten
deel viel. In de gemeenten waar het schip
aanmeerde, bleek de belangstelling van
overheidsvertegenwoordigers groot. Diver
se gemeenten, waterschappen en zuive
ringschappen, drukten hun waardering
voor het genomen initiatief geldelijk uit.
Tijdens de tocht over Nederlands water
nam de bemanning op dertig plaatsen
monsters. Aan boord van het schip wer
den de monsters onderzocht op tempera
tuur, zuurgraad, chloride, fluoride en che
misch zuurstofgebruik. Het analyseren op
vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen
geschiedt door de Technische Hogeschool
in Delft. De niet-vluchtige gechloreerde
koolwaterstoffen en de zware metalen zijn
de para-meters waarop diverse Amster
damse universitaire instituten onderzoe
ken.
De eerste resultaten van het onderzoek
geven weinig aanleiding tot optimisme. De
fenyl-chloridefabriek van AKZO, gelegen
aan de Rotterdamse Chemiehaven, loost
hoge concentraties van een viertal kanker
verwekkende chloorverbindingen. Om man
en paard te noemen: chloroform, tetra-
chloorkoolstof, tri-chlorotheen en tetra-
chlorotheen. En dat in concentraties van
respectievelijk 2590, 130, 11.8 en 170 mi
crogram per liter water.
Soortgelijke stoffen worden ook elders in
de Rijn en zijn zijrivieren geloosd. Onder
meer bij BASF te Ludwigshaven, Dynamit
Nobel bij Lülsdorf, Hoechst in Knappsack,
Solvay in ftheinberg en Chemische Werke
Hüls AG aan de Lippe. Ongetwijfeld zal de
Reinwasser ook de aard en omvang van
de giflozingen van Shell in kaart brengen.
De oliegigant loost in Rijmond volgens ei
gen opgave Dieldrin en Aldrin. Beide stof
fen hebben bij proefdieren leverkanker
veroorzaakt.
Het bedrijf UKF is eveneens een vervuiler
van betekenis. De Reinwasser vond een
monster waarin een fluoridegehalte van
negentien milligram per liter werd aange
troffen. De gemiddelde concentratie van
deze stof in het Rijnwater ligt op een kwart
milligram per liter. In de Schie bij Delft
Per jaar komt ruim tien miljoen ton aan gif en ander afval bij Tolkamer ons
land binnen. Vorig jaar nam het Rijnwater onder meer de volgende hoeveel
heden verontreiniging mee ons land in: kwik 16 ton, arseen 322 ton, cadmi
um 80 ton, lood 1200 ton, koper 890 ton, olie 8900 ton, fenolen 400 ton,
cholinesteraseremmers 48 ton, hexachloorbenzeen 3 ton, 3/4-benzpyreen 4
i kwaliteit van het Rijnwater wedt ton, polychoorbinfenylen (PCB) 20 ton.
werd een verontrustend hoog gehalte aan
koolwaterstof gevonden. Waar de bron
van deze vervuiling ligt is nog niet duide
lijk, voor lozingen in dit water zijn geen
vergunningen afgegeven. „De aanschaf
van het schip Reinwasser is een vervolg
op de internationale Rijnactie die in 1980
werd gehouden", zegt Frans Eppink van
de stichting Reinwater. „De gegevens die
vorig jaar na de boottocht Basel - Rotter
dam bekend werden, veroorzaakten toch
wel een schrikreactie. Als stichting Rein
water stellen we twee eisen aan de over
heid. In onze ogen moet de bescherming
van het oecosysteem voorop staan. De
problemen mogen niet verschoven worden
naar de Noordzee of het IJsselmeer.
Tweede punt is dat we om maatregelen te
kunnen nemen precies moeten weten wat
er aan de hand is".
Omtrent de giflozingen in de Rijn is tot
dusverre nog niet zo bar veel bekend. Ge
schat wordt dat op de Rijn in totaal zo'n
tienduizend verbindingen geloosd worden.
Van ongeveer tweeduizend van deze ver
bindingen kent men alleen de naam en
niet de effecten voor milieu en mens.
Tot de tienduizend stoffen die in de Rijn
terecht komen, behoren verbindingen die
kankerverwekkend zijn, die geboorte-af
wijkingen kunnen veroorzaken en het erfe
lijkheidsmateriaal kunnen aantasten. Veel
van deze verbindingen worden door de
zuiveringsinstallaties niet uit het water ge
haald. „Gelukkig is het zuurstofgehalte
van het Rijnwater de afgelopen jaren sterk
verbeterd", zegt Frans Eppink. „Een heel
goede zaak. Maar we mogen daardoor
niet uit het oog verliezen dat de algehele
kwaliteit van het Rijnwater nauwelijks ver
beterd is".
THEO LEONÉ
De algehele kwaliteit van het Rijnwater is de afgelopen jaren nauwelijks verbeterd.