Kanokamp in NOORWEGEN halsbrekend tijdverdrijf it is in de reiswereld een alweer vertrouwd begrip: avonturenvakantie. Wie zich aan de balie van een llekeurig reisbureau meldt met het verzoek „Ik wil is wat anders", wordt terstond bedolven onder de ders. Op de rug van een amechtig paard de Alpen or, troebele wateren exploreren met snorkel en emvlies of levensgevaarlijke capriolen maken onder hangglider; het ligt thans allemaal binnen het be lt van de jonge vakantieganger. Het land Noorwegen ndt naast deze arrangementen sinds kort een nieuw Isbrekend tijdverdrijf: het kanokamp. Wat dat in de iktijk betekent verhaalt onze verslaggever Paul topman in onderstaand reisverslag. „In een open Ca- flese kano en in de regen op ijskoud water rondped- |en... Is dat echt zo prettig?". jet weer in Oslo: vier graden jsius, krachtige noorden- fjd en het regent" kraakt de dspreker als het vliegtuig 31.000 voet hoogte het orse luchtruim binnen- egt. De gezagvoerder ■eekt zijn onheilstijding mo- toon en routineus uit. „Wij nsen u een prettige reis", n kalende vijftiger bromt rs: „Zelfs in Scheveningen het warmer". Hij sluit met t loom gebaar het plastic jisterraampje en onttrekt irmee een bewolkt panora- i aan het oog. reisfolder repte van avon- ir. Zonnige foto's met goud- jruinde en tot op de vezel [spannen badpakmensen, npelloze wateren en kano's daar dan moeiteloos door- pn glijden. Fijne blije jonge [nsen. Knetterende kamp pen op hagelwitte stranden, Hvindersliedjes en jongens Vn de gestampte pot, kortom: vervalste sfeer en roman- K. e hoeft geen crack te zijn om H dit kano-avontuur mee te en", kon je in de folder le- j. „Onze kano's zijn ruim, ilig en stabiel". Geen enge •standen op kolkende rivie- n dus, die onder het bruisen- schuim gevaarlijke gladge- lijste rotsen verbergen. Maar een open Canadese kano bij temperatuur van vier gra- en in de regen op ijskoud 'Ster rondpeddelen... Is dat zo prettig? De natuur in >orwegen is prachtig, maar s je ledematen langzaam be iezen en een kille wind de izwollen slijmvliezen prik- fit, dan ontgaat je veel. e Noorse buschauffeur voegt it zijne aan de vakantie- .Jeugde toe, als hij zijn passa- 'lers ontvangt met de opge- 'ekte mededeling, dat het in die ochtend sneeuw- e. „Maar", spreekt hij op ge- uststellende toon „dat is voor -iwrwegen zeer ongebruike- k. Morgen kan het wel weer t>oi weer zijn", t klinkt allemaal zeer onge- fwaardig De kabouterhoge Hen, voor in de bus vastge- iroefd, hebben rode neuzen. rijdag: houten kont lim zes uur en driehonderd ometer rijden verder, trak- :rt een ranke Zweedse de aalf kleumende Nederlan- rs op soep en brood. Het >nde stugge haar hangt in n streng tussen haar schou- rbladen. Twee staalblauwe en nemen de situatie zorg- ldig op. Ze zegt Annette te ten en breekt terstond het met de toezegging, dat het zeischap de nacht in bunga- ws van het kanokamp te fevsjo mag doorbrengen, uiten vriest het immers. De nten blijven daarom voorlo- g in de zakken. Niemand is euwsgierig naar de inhoud. Avonds geeft Annette de frste instructies. Ze rilt over iel haar dunne lijf. Draait op lar stoel en maakt een weids ibaar richting Onze Vader. Us jullie hier over tien dagen higkeren" orakelt ze, „dan il je de hemel danken dat je op een stoel zit. Je hebt houten kont, je bent koud, en vies. Je moet niet den dat je je behoorlijk kunt n". perst haar lippen samen tot dunne streep en vervolgt stig: „Je zult spierpijn heb- hier (grijpt naar haar ouders) hier (knijpt in de uiten) en hier (priemt haar Igels in de rug). Je kunt laar beter niet ziek worden, ant de dokter woont zeven llometer hiervandaan, in El- irum. Een ziekenhuis ligt underdvijftig kilometer uit i buurt". ater op de avond fluistert ze i verslaggever in het oor: •iet water van het meer is Ier graden Celsius. Twee we- fn geleden lag het ijs er nog j>. Zwemmen is daarom bijna nmogelijk. Ik denk, dat je het ten twintig minuten uit- „Net het Gardameer". houdt". Ze neemt hem onder zoekend op. Vult dan aan: „Als je een goede conditie hebt na tuurlijk. „Een normaal mens is na tien minuten al doodgevro ren." Zaterdag: ruziën in het riet De afgelopen nacht bleek, dat het in juni tot elf uur licht is in Noorwegen. Na een korte schemering breekt de dage raad alweer aan. Opstaan vóór negen uur 's ochtends is dan ook allesbehalve praktisch en zou alleen maar getuigen van een overdreven levenslust. Zelfs een padvinder blijft in dit land langer op zijn strozak liggen. Het ontbijt wordt daar om pas om half tien geser veerd. Brood met een riante voorraad vleeswaren en mar melade. Een bijna Hollands maal. Als de zon alweer hoog aan de hemel staat distribueert An nette de zwemvesten en ped dels. Kundig deelt ze en pas sant de groep in. „Ik let een beetje op hoe jullie gebouwd zijn", verklaart ze. „Het gaat mij er om, teams samen te stel len die ongeveer even sterk zijn. Wij gebruiken tweeper soons-kano's en het is handig als iedereen ongeveer even snel kan varen. Het is niet de bedoeling, dat er wedstrijden worden gehouden. Dit is een vakantiekamp. Geen trai ningskamp". In zwemvest gestoken mogen twee vrijwilligers een polyes- 9 een winderige landtong. Black Point, wordt het noodkamp geslagen. Vanaf de noordpunt van het meer wordt een •hier ononderbroken reeks depressies aangeleverd. teren boot optillen. Geen sine cure, want zo'n kano weegt ruim veertig kilo. Afhankelijk van de route zal er veel of weinig gesjouwd moeten wor den. Canadese kano's zijn im mers niet geschikt voor snel- stromend water. Dergelijke hindernissen, er zijn er veel in het Femund-gebied, moeten te voet worden genomen. Een klein riviertje, dat zich traag door het terrein van het kanokamp slingert, is uitste kend geschikt voor de eerste oefeningen te water. Het nog geen halve meter diepe water tje vloeit kalm langs brede rietkragen. Niettemin maken de onkundige peddelaars meermalen met die natuurlij ke beschoeiing kennis. Als de zoveelste kano zijn neus in het sprietig struweel boort, ont staan zeer vermakelijke woor denwisselingen. De beste stuurman, Annette, staat aan wal. Glunderend. Zondag: kreupel kamp De vrieskou van zaterdag ten spijt, schijnt toch de zon als de dag aanbreekt waarop een eer ste tocht op het Femund-meer wordt gewaagd. Wind is vrij wel afwezig en dat is maar goed ook, want twee Hollan ders in een Canadese kano kunnen maar moeilijk weer stand bieden aan een stevige Noorse bries. De bootjes ver- lijeren bij onkundig gebruik snel. De lage wal is dan al snel opgezocht of erger: je krijgt een plens koud water aan boord. Het reisdoel ligt aan de zuid kant van het meer. Zo op het oog een heel eind, maar als het weer meezit kan zelfs een on ervaren koppel drie a vier ki lometer per uur afleggen. Zon der moeite wordt op de mai- den-trip dan ook één uur on onderbroken gepeddeld. De voorspelde spierpijn laat voor alsnog op zich wachten. Inte gendeel. Het rustige tempo van het peddelen en het lang zaam voorbijglijdende land schap hebben eerder een kal merende dan een inspannende werking. Gepraat wordt er nauwelijks. Kennelijk is ieder een onder de indruk van de leegte en rust in dit gebied. In de „peisestue" van het ka nokamp, wat zoveel betekent als „open haard-kamer", wordt 's avonds de kaart be studeerd. Annette beveelt een avontuurlijke route aan, die nog door geen Nederlandse „Langtjornbua" noemen de Noren zo'n blokhut, waar reizigers gratis kunnen overnachten. Van de vloer kan desgewenst gegeten worden. groep is gevolgd. Zo'n vijftig kilometer in noordelijke rich ting het meer op en dan nog eens eenzelfde afstand pedde len in een volstrekt verlaten gebied daarboven. De terug reis naar het kamp wordt ge maakt met de enige ferry-boot die op het langgerekte meer rondkruist. Kosten zijn voor eigen rekening. De annalen van het kamp melden schok kende zaken over een team, dat voor een soortgelijke route koos. Deze groep telde liefst vier zieken, onder wie een jongen met een ontwrichte en kel. „Cripple camp" noemden ze zichzelf gevat. Annette spreekt vergoelijkend, terwijl ze laat weten dat zij ook nog door een storm wer den overvallen: „Maar het was het meest enthousiaste team, dat ik ooit heb meegemaakt". Haar ogen glinsteren. Tegen slagen worden in de Noorse vlakten kennelijk anders geïn terpreteerd. Maandag: blikvoer Hoe twaalf mensen zich acht dagen lang zonder een winkel of café of restaurant te fre quenteren kunnen laven en voeden was in Nederland een punt van lange overdenking geweest. Hoe lossen de Noren dit probleem op? Het antwoord is simpel en ligt voor de hand. Drinken, dat doe je uit het meer. Het water is koel, les send en helder. Een beschei den toevoeging ranja, rum of thee maakt het zoete nat ook nog smakelijk. Eten, dat doe je uit blik. In Noorwegen bestaat een grote variëteit aan geconserveerd voedsel, omdat veel Noren in de winter niet in de gelegenheid zijn een an dere levende ziel op te zoeken. In hamsterhutjes, op palen en zonder ramen, wordt daarom de mondvoorraad voor de winter opgeslagen. Het kanokamp overleeft de barre trektochten dank zij plastic boxen die handig volge pakt zijn met allerlei zaken: conserven, marmelade, visbal- len, pakken soep, boter, maca roni en zelfs kaviaar uit een tube. De verdere uitrustings stukken getuigen van sober heid en doeltreffendheid. Naast stormzeilen, karretjes voor het transport van de ka no's, bijlen en een kolossale koffiepot overhandigt Annette triomfantelijk de „play-boy"; geen chemisch toilet, maar een inklapbare schop. „Poepen, dat doe je achter een steen, met de muggen achterop", stond er in het gastenboek. Geen aanlok kelijk perspectief. Bij het vertrek laat Annette weten: „We moeten vandaag tien kilometer kunnen halen". Die voorspelling komt niet uit. Nog geen uur later zweren donkere wolken boven het meer samen. Een storm jaagt de golven spoedig hoog op. Er moet een noodkamp worden opgeslagen op Black Point, een winderige landtong die, gezien vanaf Femund-kamp, altijd zwart lijkt. „Het kan nooit lang waaien", meent Annette. Als het drie uur later eventjes droog is, worden de tenten toch maar opgezet. Vanaf de noordpunt van het meer wordt een schier ononderbroken stroom depressies aangeleverd. Dinsdag: gevangen op een landtong De tweede regenachtige dag begint met een onvermijdelij ke bezigheid: pannen schuren. Het spiritusbrandertje laat na gebruik namelijk een hard nekkige laag zwart achter op het aluminium van de pannen. De zindelijkheid gebiedt, dat de roetaanslag met modder en zand weggeschuurd wordt. Een onsmakelijke en inspan nende bezigheid. Toch wordt er gezongen tijdens die schuurpartijen. Gelachen om de viezigheid. De luxe, in Hol land achtergelaten, begint in tussen te lonken als Annette vertelt, dat de groep nog een dag op Black Point moet blij ven en we met vier man in een driepersoons tent grinni ken om stoffige grapjes. Woensdag: klam zweet Een storm heeft de tent be laagd. Hij hield zich goed, maar een droom over een schip in nood heeft klam zweet toegevoegd aan de door condens al vochtig geworden slaapzak. Later op de dag wan delen we terug naar het kamp, voor een douche en een uurtje in de sauna. Men is daar ui terst verbaasd ons weer te zien. Geen wonder, want we hadden dertig kilometer ver der moeten zijn. Besloten wordt de volgende dag nog af te wachten. Dan moeten er knopen worden doorgehakt. Donderdag: net het Gardameer De vierde dag op Black Point en de verveling begint lang zaam toe te slaan. De omge ving is inmiddels uitputtend verkend. Buiten een paar mie renheuvels en twee snippen met vreemd accent valt er weinig interessants waar te nemen. De vissen willen bo vendien niet bijten. De leiding van het kanokamp besluit een einde aan de im passe te maken en biedt aan ons naar ElgS te brengen, waar de Femund-ferry een aanlegsteiger heeft. De boot reis naar het noorden van het meer zal worden vergoed. In de luwte van de bergketen „Vigelpiken", zo genoemd, omdat onder de sneeuwtoppen steenarenden nestelen, is het prettiger kanoën. Annette be looft beter weer in dit van God en iedereen verlaten ge bied waar de forel door de ijzi ge bergkreken trekt en een ar geloos rendier nog je tent kan passeren. Terwijl we voor het eerst in lange tijd de peddels weer ter hand nemen, klaart het weer inderdaad op. Als de tenten 's avonds op een klein zand- strandje zijn opgezet, waagt een buiten de kassen opge groeide jongen zich zelfs in het water. „Net het Gardameer", roept hij, terwijl hij rillend en kele slagen zwemt, 's Avonds staat het ijs op de tenten. Vrijdag: kleumende knieën De conditie en het zitvlees worden vandaag danig op de proef gesteld aangezien een traject van circa tien kilometer ovef water moet worden afge legd. De houding die een ped delaar in een Canadese kano bij dergelijke tochten aan neemt is zeer ongewoon. Hij hurkt op zijn knieën en heeft als steun slechts een smalle plank onder het zitvlak. Het voordeel van deze pose: de rug is recht, hetgeen een maximale benutting van arm- en schou derspieren mogelijk maakt. Het nadeel: door de bodem van de kano trekt een ongena dige kou in de kniegewrichlen en het in de kano gemonteer de plankje lijkt niet in eerste instantie ontworpen om een comfortabele zit mogelijk te maken. Een isolatiematje op de bodem biedt uitkomst. Het peddelen vlot snel; zelfs een plotseling opstekende felle tegenwind geeft geen problemen. Als het tijd wordt de tenten op te slaan, komt Annette met goed nieuws. Er is een „Langtjorn bua" in de buurt. Een groot uitgevallen blokhut, waarin reizigers gratis kunnen over nachten. De staat heeft her en der in het land verschillende van dergelijke onderkomens opgericht. De anonieme gastheer blijkt een uiterst proper onderko men gereed te hebben. Zelfs de ruiten zijn gezeemd en van de vloer kan desgewenst gege Annette geeft instructies: „Over tien dagen heb je een houten kont, je bent koud, nat en vies. Je dankt de hemel dat je weer«jp een stoel kunt zitten". ten worden. De verslaggever leert voor het eerst houthak ken, bijna een therapeutische bezigheid. Een ferme slag mist zijn rechtervoet op een milli meter. Zaterdag: pannekoeken en bacteriën De kano's en bagage (ongeveer veertig kilo per kano) moeten over een fotsig pad naar een ander meer worden gebracht, alvorens weer gepeddeld kan worden- De trailertjes kunnen, omdat een vlakke weg ont breekt, niet gebruikt worden. Positief element in deze situa tie: iedereen helpt iedereen. Er heerst een sfeer van geani meerde verbroedering. Het meer, dat na deze beproe ving bezocht wordt, heeft meer vegetatie dan de andere plassen. Er zijn zowaar water vogels: vreemd genoeg een schaars fenomeen in dit ruim bemeten en vochtige land. 's Avonds bakken we panne koeken. Enkele fout geworpen exemplaren zijn toch voor consumptie geschikt Bij deze kou kunnen geen bacteriën overleven, zo wordt laconiek geredeneerd. Wie natuurge weld trotseert, volstrekt verla ten gebieden verkent en als een walvisvaarder zijn peddels hanteert moet niet gaan zeur pieten over hygiëne. Zondag: na gedane arbeid Een vermoeiende vierde dag peddelen levert, als ware het een premie voor gedane ar beid, een maal heerlijke vis. Aan de boorden van een deso laat meer treffen wij twee le vende zielen, die bij nadere in spectie Noorse vissers blijken te zijn. Na een korte conversa tie („Norski? Ah! Jag Hollan der! Fisk? Ah, mmmm!) wordt plechtig een welgevulde zak visbanket overhandigd. Of het meeleven is met de algehele ontreddering die van onze ge zichten is te lezen, of gewone vrijgevigheid zullen we nooit weten. De spartelaars worden hoe dan ook terstond gegrild en verorberd. De Harr (familie van de zalm) komt boterzacht van het vuur, een snoek van vijf pond krijgt een aparte be handeling. Bij het kampvuur klinken liedjes op gedempte toon. „Ne me quitte pas". Mor gen gaat er weer een boot Dit maal terug naar het kano kamp. Het avontuur zit er op, reali seert iedereen zich pijnlijk. Het is opmerkelijk stil. Na acht kilometer wandelen wor den de tenten opgeslagen in Sondervika, waar de Femund- II, een boot uit 1905 met een ten minste gelijk gedateerde kapitein, al onder stoom ligt De volgende dag stappen we in alle vroegte aan boord. In de sauna van het kanokatnp worden de laatste sporen van een reis vol ontberingen met borstel en zeep weggewist Op de blanke rug van een Lim burgse lotgenoot hebben Noor se muggen vijfenvijftig souve nirs achtergelaten. Vijfenvijf tig gloeiende bultjes, opgelo pen in de uren dat de zon zich liet zien. Hij is er trots op. Als de twaalf Nederlanders tenslotte in een bus naar Oslo hobbelen, fluisteren de ge kloofde lippen van één van de groepsleden „We hebben het hem toch maar gefikst". De blik in zijn ogen voegt daar ongevraagd aan toe: „en wat heb ik ervan genoten" Alle louteringen van de afgelopen dagen: de regen, kou, muskie ten, wind, modder in de pan, het blikvoer en gesjouw met kano's en tenten ze zijn al weer vervaagd. Herinneringen aan deze barre zelfkastijding roepen alleen nog warme ge voelens op. PAUL KOOPMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 25